Historisch Archief 1877-1940
Na 1837
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
pen moet begrepen worden: Men
voelt zich gelakkig tem opzichte van
iets, wanneer men daarmee
vereenigd wil sqn en dat blijft, zoolang
tot men de neiging ui hebben dat
zelfde af te itooten," etc... Men
«ra de Ethica willen opalaan otn
een overeenkomatige stelling na te
zoeken. Zoo doceert Bremmer voort,
in een effenen trant en met een
zelfbewustheid, geluk een schoolmeester
die met een atok voor het school
bord staat. Hjj heeft een
verbazingwekkend, (haast angstwekkend)
talent om voor ieder willekeurig
werk lich met on verflauwden ijver
in analytische beschouwing der hoe
danigheden te begeven; h|j copieert
als 't ware een schilder^ met woor
den. HU tracht alles te k wall aceeren,
relief te geven aan de minste
onderdeelen om er de zinrijkheid van te
betoogen, maar... ook wel eena alles
In het mooie of voordeelige uit te
leggen. Want hu ontkomt niet altijd
aan het gevaar van zijn minitleas
détailleeren dat gelegen ia in het
aich blind staren. Quitrop embraaae,
mal treint" ia ook hier van t
ospassing en sooala we met den wil
om volledig een ding te kennen
uit het betnren van de geringste
bijzonderheden aan zijn lichtbaar
weien, eena ervaren, dat het oog
zich toch sluiten moet voor de on
eindigheid van den microcoamoa,
zoo ia ook een kunstwerk niet te
verklaren door het alt te pluizen tot
in i]jn nerven en veulen.
Want ieder kunstwerk ia een
onpeilbaarheid op zichzelf, een mate
loos ontdekkingaveld voor den
gretigen apennin, een complex van
problemen, waarbij de eindoplosaiz g
nooit benaderd wordt. Het ia als
een schepping, een in sich zelf be
sloten eeuwige bewegel^kheid, waar
in zich alle mogelijkheden van het
leven afspiegelen kannen, maar in
gedurige wiateling. In eenvoudige
woorden: op een waar kunstwerk
raakt de achoonheidalievende nooit
uitgekeken en de erkenning der fijnste dui
dingen van den zie i in lijnen en kleuren
realiaeerenden geest, hangt af van den graad
der ontwikkeling en den natuurlijk scherpen
kijk bij den kunstliefhebber. Zoo is het breed
voerig uitweiden over de beteekenis va a
détails, die wel fatiteiten lijken, als de
ontblootte steenvoegen in een gekalkte maar
en een deurpost, of de karakteristiek yan
frommelige vetera endeknoopagaatjeaineen
paar oude schoenen, zeker geen bizarre
redekavelarü, daar ieder, die zich in de
kunstwaardigheid van zoo'n werk verdiept, dat
eveneens opmerkt, most opmerken; maar
de appreciatie van zulke (schijnbare) nietig
heden vordert toch al een aanzienlijke mate
van keur vermogen en ervaring,een appreciatie,
die door woorden niet bij te brengen is
wellicht wel p te dringen, en dit ia het
gevaar. Want er zijn toch altijd weer de
finesses, die niet te zeggen zijn, maar
van uit het kunstwerk alleen toegefluis
terd worden; voor de ontoereikendheid
van Bremmer's rationalistische leermethode
om een knnatwerk te doen begrepen, sou
ik willen verwijzen naar een uitspraak van
Dnbois Reymond, door hem zelf geciteerd,
«dat wij langs den weg van de
experimenteele ervaring toch nooit tot de ont
sluiering van het wereldraadsel zullen komen."
Daarbij echter ook, ala gevolg van het
zich blind staren op de détails, neemt de
beoordeeling wel eena een al te onverzettelijk
standpant in en de goed- of afkearing
ge(iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiliiiiiiiiiiiiiiiiiiii
Slippers TÜlet 32e faal en Lettertnitig
VOOBLOOPIGB OPBKISQSZITTINa.
De afgevaardigde der Nederlandache
Regeeiing ia kon het wel andera ? de rechte
man op de rechte plaats. Hij begint met
te verklaren, dat hij reeda voor twee jaren,
toen hu de eerste maal werd afgevaardigd,
iets voor de Vlamingen ia gaan voelen....
Hij ia inderdaad de rechtache (maar toch
eigenlijk ietwat linkache) man op de plaats
rechts van den vooriitter.
*?*
Da voorzitter verklaart, dat hy het beste
voor de groote zitting van morgen wil be
waren en das maar weer gauw de kurk op
de champagncfleach doet."
De zelfkennis ia eene schoone zaak.
OP DB TENTOONSTELLING VIN HET SCHOOLBOEK.
Dr. Cijfer houdt een hoogst interessante
lesing over de aandacht van het schoolkind;
hij heeft die gedurende lange jaren bestu
deerd en ia tot de zekerheid gekomen
met een lange, zwarte stok wijst hij op een
door hem geteekende, statistische
curvenkaart büdat de aandacht van het school
kind in den morgen frisscher la dan 'a mid
dags, doch tegen twaalven minder friech dan
in den aanvang. Gén hilariteit. Men sliep.
Het was tegen twaalven. Dr. Cijfer kon eens
te meer zijne experimenteel-deductieve
pedologle" verrijken.
*.*
Dr. Cyfer had ook déze verrassende ont
dekking gedaan, dat in Maart de aandacht
van '4 schoolkind verslapt en de spierkracht
toeneamt feit, zuchtte hij transpireerend,
tot heden door de wetenschap niet ver
klaard 't It 'n wonder!" "zei Stijn
Strenve'.a, da'a 't jonge sap dat opspuit."
OPENINQSZITTING.
De champagne wordt ontkarkt. Pol de
Mont, met zijn fattlg snorretje en zijn lieve
oogen, maar overigens vierkant, vierkante
baard, vierkante schouders, houdt een lieve
en donderende rede met vierkante gesticu
latie.
OP DB RAOUT TEN BTADHUIZB.
Twee portretten la Pol de Mont:
en ik zie... op een verlaten bankje in
den corridor... een dik ventje, 'n b i il dik
en rond ventje in een zwart fluweelen wam
buis, 'n boeketje viooltjes in z'n knoopsgat,
de mollige ha oden op de knieën, maar met
een geniale kop; een kleine kop, een dikke
kop, maar een geniale kop; roode wangen,
een kleine mond, die beurtelings preutech
is saamgenepen of in een gulle lach open
gaat, helle oogen, een hoog voorhoofd met
een hooge kalf l... ik noem n... (energiek
gebaar)... Israël Querido!
en ik zie... naaat hem... in 't
broederVincent van Gogb. Bedroefde vrouw.
schiedt dan op volstrekte wij ie, dat is: met
gemis van den noodigen critischen zin.
Intaaachen, met al deza bedenkingen, valt
een aanzien'g ke waarde aan dit boek in 't
bijzonder, en aan Brommers paedagogische
leerwyze in 't algemeen niet te ontkennen,
en het ia wel zaer lichtvaardig oordeelen
zijne methode als woordkrameiij of gerouti
neerde welbespraaktheid te brandmerken.
Een doorloopeni boelende lectuur geeft
zoo'n boek van Bremmer niet, althans niet
voor hem, die het oppervlakkig leest; maar
wie er zich toe zet aandachtig naar hem te
luisteren en zich inspant zijn uitleg
gende beschouwingen te volgen, moet toch
wel Inzien dat van dezen voorlichter, die in
omgekeerden vorm het Je n'instrais pas,
j'éveille," tot lijfspreuk schijnt gekozen te
hebben de nog al eens langdradige berede
neeringen toch verre van zinledig en de posi
tieve uitspraken verre van onbezonken zijn.
E a dan valt er wel vooral uit een boek
ala dit over Vincent van Gogh (zijn geliefkoosd
onderwerp) voor de leergierlgen ontegen
zeggelijk heel wat op te steken... zoo zij la
genoegzame mate van eigene oordeelkundig
heid voorzien zyn. Hier in 't bijzonder voelt
men achter de koele, verstandige woordvoering,
dat werkelijk een moni spreekt datgene, waar
van het hart vol la. De doceerende woorden
hebben er dan dikwijls een wekkenden klank.
De groote ernst, die duidelijk ia in de behande
ling van dit onderwerp, zon op zich zelf nog
geen aanmerkelijke hoedanigheid zijn, ala niet
lijkat gesprek... 'n lange gestalte, h f si lang
en 'ïdl smal, en daarboven... 'n voorhoofd,
't haar .1 naar achteren; onder 't voorhoofd
't gebllkker van 'n knijp-brilletje, een knevel,
een baard... en dan niets meer tot onderaan
de lange, zwarte boenen: peerszijden konsea
in spitse, verlakte schoenen.... Ik noem
u ... (energiek gebaar) ... Carel Scharten!
(Hiêtoriich inttantané)
HET CONGRES.
Pol de Mont is waarlijk een uitstekende
redenaar... en een zeldzame voorzitter.
Zelf spreekt hij den halven tijd en na iedere
rede houdt hij een rede, waarin bij de moraal
trekt voor Vlaanderen, ala er een
NoordNederlander, en voor Noord-Nederland, als
er een Vlaming gesproken heeft.
Zoo is precies de helft der sprekers niet
aan 't woord gekomen.
* *
*
En dit was dan hoogstwaarschijnlijk de
noodlottige cirkelgang", waarover de heer
L. Simons het .. niet gehad heeft: dat hu
met zijn cirkelgang nooilottiglijk weer huis
waarts is moeten cirkelen.
« *
*
Het was goed, dat prof. dr. Jan te Winkel
te Antwerpen was en buiten het bereik
onzer zedenpolitie. Wat geef ik em die
japon?" riep hij alt, hang die japon voor
mijn part aan de kapstok !" (Z. H. Gel. sprak
van het schoon gewaad van een vers) geef
mij de vrouw, die erin zit..."
Maar, geachte professor, ga nu wat verder
en verzoek Ifsn jonge vrouwen van ongeveer
denielfden leeftijd en gestalte met per
missie en voor een oogenblik?de japon
nen alt te trekken... dan houdt g$ tien
maal ... ongeveer hetzelfde over. Die
tros japonnen, die gij daar aan de kapstok
hangt, dat is... hun karakter.
* *
*
Mevrouw Boldlng-Goemans hield een rede
tegen de verspreiding van moderne poene
onder ons publiek. Spreekster zette haar
betoog kracht bümet een roode roos in
haar groene ceintuur, haar vernietlgenden
glimlach en eenige hemelzieke veerzen.
? *
*
Mfj. Baelde (Rotterdam) hield een rede
tegen de verspreiding van het Nederlandsche
Volkslied. Zij was gelukkiger .nog in haar
bewijsvoering. Twee Mephistophelea veeren
knikten aldoor van nee" op haar hoed, en
een helsche grammophoon kwam enkele
liederen ridicuul vergillen. Mej. Baelde boog
zich over bet instrument, als wilde zij het
volblazen met haar alles vèrneinenden
Gelat."
SLUITINGS BANKET VAN HET 32E TAAL EN
LETTEEKUNDIQ CONGBES.
Hoofdpersonen: Pol de Mont (met ener
gieke gebaren), de vertegenwoordiger der
"bij herhaling en herhaling bleek
langs welk een warmen kanatzin en
doorgrondende studie er hier tot
een schier dweepende vereering,
maar tevena diep inzicht van
Vincents werk geraakt ia. Ondanks zijn
gekozen standpant van een zakelijke
bewijsvoering der waarneembare
kwaliteiten, ala een mathema
tisch onderrichtssysteem drijft
zijn geestdrift hem toch meermalen
tot zijdelingache beschouwingen,
zelfs tot abstracte deflnitie'a; dicht
hij aan een schilderij hoedanigheden
toe, die niet feitelijk te
demonatreeren zijn.
In de opatellen over de
Zoutsmokkelaarsters", Zonnebloemen",
Fontein", de Stoel", en meer
andere, zijn van die afgetrokken be
spiegelingen of onderstellingen te
vinden. De geest componeert dan
uit de zintaigelijke waarnemingen
van het kunstwerk, en de wat dor
loopende zinnen wenden zich zelfa
tot een literaire stijging. Het onder
richt werkt daar wellicht het meeat
bezielend, al wordt er wel eens dan
juist, als in de Scheepjes" een
wat halfwassen niting van Vincent
ook al te willekeurig gedecreteerd,
Het betoogen wordt in plaats van
objectief zeer subjectief. Ook de
definitie van het onderscheidend
karakter der werken uit den
Hollandschen tegen den Franachen tijd
(?van aandoeningskunst, het aange
daan worden door iets, dat buiten
hem ligt, wordt het nu
ontroeringskuost, waarvan de eerste kracht
van binnenuit moet komen, en alle
buitenwereld slechte middel tot
openbaring ia. Van substantieel
wordt zijn kunst nu spiritueel"
Br.) lijkt me niet in rnim door
denken vastgesteld. Dit a priori van
de kenschetsing wordt opgedrongen.
In 't algemeen, soa men meenen,
is een gelijksoortig proces bij de
ontwikkeling van alle waarachtige
kunstenaars waar te nemen; het ia
de natuurlijke overgang van naïviteit
of kinderlijkheid, tot wijsheid en levensin
zicht. Maar alt een rnim begrijpen en een
wijsgeerig doorechonwen van de psyche
bij Van Gogh, is dan weer zijn bewering, dat
de frauBche landschappen zijn een visie van
geluk en blijheid." (Denken we hier even,
op de verleden velling van Fred. Maller,
aan het landschapje met ophaalbrug met
het In dit verband ook zeer typische détail
van het karretje dat over de brug rijdt, een
schilderij dat in ijn licht en
kleur-klatering van vrengdigheid overvol was).
In 't algemeen na samenvattend, kan men
zeggen, dat dit boek over Vincent van Gogh
ala een kenschetsend staal ia te nemen der
methode-Bremmer, maar in gunatigaten vorm.
Die zich dan over de wat omslachtige, zelfs
zifterige analyseeringen van schilderijen,
en den leeraars-toon wat wrevelig maken,
moeten niet voorbijzien, dat wat niet aan
genaam leesbaar is, toch wel deugdelijk kan
zijn, en dat deze beschouwingen in ieder
geval veel leerrijke inhouden misschien
nog het meest voor de meer gevorderden in
kunstkennls. . Overeenkomstig den
zakelijken trant der beschouwingen, zijn de
illnstratie'a op zeer practiache wijze in het boek
aangebracht, tó, dat men ze alt kan slaan
om er bühet lezen van den tekst voort
durend het oog over te laten gaan.
W. STEENHOEF.
miuMmimimmiiiiimiHiimmMimiiim
Nederlandache Regeering (lie de Vlamingen
liefheeft; met geen enkelen Hollandschen
letterkundige trachtte hij kennis te maken)
en een Monsieur Louis Franck (met zijn
eeuwigen salon-glimlach).
Als kinderen in een hoek opzij gezet: de
letterkundigen.
Ternauwernood toegelaten: Is. Querido.
Afwezig: Karel van de VVoestyne.
CONQRKSSIST.
DP
?O
(Journalist, tooneelapeelster en geestelijke.)
Uit Burlea Alive",
door ABNOLD BUBNCTT.
Tnsschen kwart over elf en half twaalf
zat hij 1) alleen, aan een tafeltje-apart, in
het restaurant van het Grand Babyion Hotel.
Van mrs. Challlce had hij geen verder bericht
meer ontvangen; z$ had niet, zooals hu
vagelijk gehoopt had, dadelijk naar Salwood
Terrace getelegrafeerd. Maar in de koffers
van Henry Leek, In ongeschonden staat aan
het bagagebnrean van South Censington
Station door den boodschappenjongen inge
lost, had hij een van diens oude, niet te
oude gekleede jassen gevonden, en zich
dadelijk daarin gestoken. Het verlangen zich
te bewegen, onbekend, inde wel-aangekleede
wereld, de wereld van de menachen, die in
dure hot sla logeeren, de wereld, waartoe hij
zelf behoorde, was hem te machtig geworden.
Bovendien had hfl honger gekregen. Dus
was hij naar de verdieping van het vermaarde
restaurant afgedaald, dat door zgn
wjjd-geopende deur-ramen uitzicht gaf op de in
licht ontstoken majesteit der T barnes-oevers.
De rose- kleurige zaal was nagenoeg vol met
veel-kostende vrouwen, en die-bekostigende
mannen, en zilvergetreste kellners wier be
hendige, gernischlooze, niet-menschelijke
voorkomendheden werden beloond met een
badrag van ongeveer vier stuivers per minuut.
Muziek, middernachtelijke liefdedrank,vloeide
nauw hoorbaar in de gekleurde atmospheer.
Het was de best-geslaagde imitatie van
Romeineche weelde, die Londen bieden kon,
en na Selwood Terrace en het roezemoezige
paleis met zyn geen fooien" vond Priem
1) Priam Farll n.l, groot schilder, maar
verlegen mensob. Hu was in heel de wereld
beroemd ala schilde)-, maar als mensen on
bekend. En toen zijn knecht, Henry Leek,
die voor hem in alle dageiyksche dingen
onontbeerlijk geworden was, op een nacht
stierf, besloot hij, dienzelfden nacht, dat niet
Henry Leek, maar Priam Farll gestorven
zou ejjn. Engeland rouwt nn over den dood
van zijn grooten zoon, maar ala Henry Leek,
en in diens gekleede jaa, hoort de levende
Priam Farll het straks volgende gesprek aan.
Farll hier een genot ala de vermoeide reiziger,
die van vreemde en verre landen ia weer
gekeerd.
Vlak naast zijn tafeltje was een ander
tafeltje, waar gedekt waa voor twee, en waar
heen dan jaist, onder verschuldigd en diep
eerbetoon, werden heen geleid een jonge
man, en een majeataenze vrouw, wier jeugd
van haar apiegelende schouders afgleed ala
een schouwburg-mantel. Priam Farll hoorde
daarop het volgende gesprek aan:
Man. Wat neem jeT
Fr&uw. Maar, little Charlie, ik kan toch
niet van je vergen dat je na nog zalt beta
len ook.
Man. Neen, en ik zeg ook niet dat ik dat
lief van je zon vinden. Miar, wees gerust.
De krant betaalt, zeg dus maar op.
Vrouw. Is Lord Naslag zoo schrander?
Man, Daar heeft Lord Naaing niets mee
te maken. Dat regelt onze gloednieuwe hoofd
redacteur, opzettelijk van alt Chicago hier
heen geïmporteerd.
Vrouw, Hoelang zou hij het volhouden?
Ifan. Na, ik reken honderd avonden. Of
laat ons zeggen.zoolang als by jullie het nieuwe
stuk gaat. Dam krijgt hij zijn fooi van zea
maanden en de bons.
Vrouw. Hoeveel is zijn zes maanden fooi.
Man. Drie duizend pond.
Vrouw. Dat verdien ik zelf niet.
Man. Ik ook niet. Maar wij zQn ook niet
in Chicago geboren.
Vrouw. Ik heb een aanbod van duizend
dollars per week, ala ik zon willen.
Man. Waarom heb je me dat niet vór
het Interview gezegd? Ik heb me twee
entreactes lang alle mogelijke moeite ge
geven om je ieta belangrijke van je zelf
te laten vertellen. Hoe kon je dan zoo iets
in je schminkdoos honden. Dat ia niet mooi
tegenover een oud en trouw bewonderaar.
Maar ik zal het er nog tnsachen in zien te
stopper. Poulet chasseur?
Vrouw. O, neen. Ik denk er niet aan.
Weet je niet dat ik dieet houd. Nleta
prikkelends. Gaensnlker. Geen brood. Geen thee.
Daaraan dank ik, dat ik in zes maanden zes
pond afgenomen ben. Ik begon tamelijk dik
te worden.
Man. Mag ik dat in de krant zetten?
Vrouw. Probeer het eens. En wacht dan
af, wat er met je gebeurt.
Man. Na, dan lettuce aalad en een perier
en soda? Ik hond ook dieet.
Kellner. Lettnca aalad en een perier en
soda. Als-t-u blieft, mijnheer.
Vrouw. Erg vroolijk ben je niet.
Man. Vroolijk. Ken ju de hunkerende ver
langens van mijn ziel. Denk je, omdat ik
speciaal verslaggever van de Record"
ben, dat Ik daarom geen ziel heb.
Vrouw. Je hebt zeker dat boek Omar
Khayyam" gelezen, waar iedereen over
spreekt? Heat het niet zoo?
Man. Is Omar Khayyam" werkelijk door
gedrongen tot de tooneelspelerswereld ? Ja,
de aarde gaat ongetwijfeld vooruit.
Vrouw. Een beetje meer soda, en wat
minder onbeschaamdheid, alsjeblieft. Welk
boek zou Ik dan volgens jon moeten lezen?
Man. Socialisme ia op het oogenblik in
trek. Lees Wells over Socialisme. Binnen
een paar jaar heeft de tooneelspelerswereld
het er ook druk over.
Vrouw. Neen, dank je. Wells kan Ik niet
gouteeren. HU spettert altijd in het slijk.
Schuim, enfin, maar voor slijk bedank ik.
Wat speelt het orkest? Wat heb j e vandaag
gedaan ? Is dit wel lettuce ? Neen, neen, geen
brood. Heb je me niet verstaan?
Ifan. Ik heb vandaag de Priam Farll-zaak
afgedaan.
Vrouw. Priam Farll?
Man. Ja. De schilder. Ken je dien niet.
r rouw. Ja, natuurlijk wel. Ik heb het ook
op de kranten-biljetten gezien. HQ is dood,
niet? Is er niets geheimzinnigs?
Man. Ik vind van wel. Vreemdl Fabu
leus rijk. Toch gestorven in een armoedig
krot van een huis in de baart van Fulbam
Road. En zijn knecht is ook nergens te
vinden. Wij kregen het eerste bericht van
zijn dood door onze bijzondere overeenkomst
met al de klerken van den burgerlijken stand
In Londen. Maar tosschen twee haakjes,
zwijg daarover dat ia een bevoorrechte
positie van ons. Nasing zond er mij dadelijk
heen om het verhaaltje te maken.
Vrouw. Verhaaltje?
Man. De bijzonderheden. Wij noemen dat
altijd verhaaltje in Fleet Street.
Vrouw. Wat een goeie naam! En, heb je
iets interessants ontdekt?
Man. Niet veel bijzonders. Ik sprak zijn
neef, Duncan Farll, advocaat en geldschieter
in Clement's Lane die er alleen van had
gehoord, door dat wühem telefoneerden.
Maar er was geen woord alt hem te krijgen.
Vrouw. Wezenlijk niet? O ik hoop dat
er iets ergs gebeurd is.
Man. Maar waarom?
Vrouw. Wel, omdat ik dan naar de
terechtzitting ga. Daarom ben ik altijd vrien
delijk tegen advocaten. Het Is zoo'n
huiverachtig heerlijke sensatie.
Ifan. Er komt geen proces. Toch zijn er
vreemde dingen. Bijvoorbeeld Is Priam Farll
nooit in Engeland geweest. Altijd op reis;
altijd in hotels, van het eene in het andere.
Vrouw. (Na een pauze) Dat weet ik.
Man. Wat weet je?
Vrouw. Beloof je me dat je er je mond
over zult houden?
Man. 3e.
Vrouw. Ik heb hem eenmaal ontmoet in
een hotel te Galende. Hij wel hu wou
toen met alle geweld mijn portret maken.
Maar ik had er geen lust in.
Man. Waarom niet?
Vrouw. Dat zou je niet vragen als je wist
wat voor een soort man hu was.
Man. Ah, zoo. Maar dat moet je me voor
mijn verhaaltje laten gebruiken. Vertel me
daar wat meer van.
Vrouw. Voor geen geld.
Man. Was hij... opdringerig.
Vrouw. Nog-al!
Priam Farll. Wat een lompe lengen. Ik
ben van mijn leven niet in Ostende geweest.
Man. Maar mag ik het niet gebruiken
als ik geen namen noem. Bijv. als ik zeg:
eene van onze bekende tooneelspeelsteis.
Vrouw. Wel, waarom niet. Zag maar wat mij
betreft: operazangeres.
Ifan. Goed. Uitstekend. Jawel ik maak er
wel wat van. Dank je.
Op dit gewichtige oogenblik schreed een
jonge, ascetisch-magere geestelijke door de
zaal.
Vrouw. Oh. Eerwaarde vader Luke, bent
a het ? Als a lief is, komt n hier büons
zitten. Dit is zijn eerwaarde, vader Luke
Widgery mr. Dockaey van de Record".
Man. Aangenaam.
Geestelijke. Aangenaam.
Vr»uw. Na, aw eerwaarde, ik had julat
bij mezelf vastgesteld dat ik morgen naar
nw predikatie zon gaan komen luliteren.
Welke tekst hebt a gekozen.
Geestelijke. De nieuwe zonden.
Vrouw. Hoe boeiend l uw laatste
predicatie las ik hoe harmonieus.
Geeitetijke. Ala n gén kaart hebt morgen,
zalt a geen plaats krijgen.
Vrouw. Maar ik moet een plaatshebben.
Dan kom ik aan de sacriaty-denr, ala er
tenminste In 8t. Bede'a een sacristy-deur ia.
(feestelijke. Onmogelijk. U kunt a den
fameuzen toeloop eenvoudig niet voorstellen.
En bevoorrechten heb ik niet.
Vrouw. O zeker wel, mg tocb.
Geestelijke. In mijn kerk zijn vrouwen van
den hoogsten rang in dit opzicht volkomen
geluk met al de anderen.
Vrouw. Ah, wat ia a onhandelbaar.
Geestelijke. Mogelijk. Misschien mag ik a
ook zeggen, miss Colenson, dat ik twee
hertoginnen achteraan in de zijbeuk van de
8t. Bede's heb zien staan, blij toe dat ze
er «tonden.
Vrouw. Die eer zal ik a niet bewijzen,
achter in uw kerk te gaan staan, maakt a
zich daar geen illusies over. Heb ik a geen
loges gezonden?
Geestelijke. Die logee nam ik aan uit
loutere plichtsbetrachting. Het behoort tot
de plichten van mijn beroep overal heen te
gaan.
Jfon. Wilt n met mij gaan, miss Colenson.
Wij hebben twee kaarten voor de Record".
Vrouw. Zoo, u zendt das wel kaarten aan
de peia.
Geestelijke. De pers is iets anders. Kellner,
geef mij een halve flesch Heidaieek.
Kellner. Een halve flesch Heidsieck. Ja,
mijnheer.
Vrouw. Heidsieck? Ach. Aardig. Wij
honden diëat.
Geestelijke. Ik houd niet van Heidsieck.
Maar ik moet zelf ook dieet honden. Dat ia
voorschrift van mijn dokter. Eiken avond
voor'ik te bed ga. Het schijnt dat mijn
geatel dat elecht. Maria Lady Rowndell dwingt
mij daarvoor van haar een honderd pond
aan te nemen per jaar. Dat ia haar kieache,
bewonderenswaardige wijze de goede zaak te
steunen. IJs kellner, ja, ijs. Ik bracht haar
juist nog van avond een bezoek, zij ia hier
zoolang de eeason duurt. Ach, dat spaart
haar een massa drukten en zorgen. Zij ia zoo
ontdaan door Priam Farll'a dood, mijn arme
lieve vriendin l zoo gevoelig, ach, artistiek,
ja. Wijlen lord Rowndell had naar het oor
deel van bevoegden de mooiste collectie Farlle
van heel Engeland.
Man. Kende n Priam Farll persoonlijk,
nw eerwaarde?
Geestelijke. Neen. Ik hoor dat hij zeer
excentriek moet geweeat zijn. Ik hond niet
van excentriciteit. Ik heb hem alleen eena
geschreven, om hem te vragen of hij een
een Heilige Familie wilde schilderen voor
St. Bede's.
Man. En wat antwoordde hij daarop?
Geestelijke. Hij antwoordde in het geheel
niet. En daar ik met vrij groote zekerheid
weet, dat hij niet eena een R. A. waa, kan
ik niet zeggen, dat zijn gedrag mij juist voor
kwam. Maar Maria Lady Rowndell heef t mij
nadrukkelijk verklaard, dat het haar wen'ach ia,
dat hij in Westminster Abby zal worden
begraven. Zjj vroeg mg of Ik daartoe mijn
invloed wilde aanwenden.
Vrouw. In Westminster Abbey begraven?
Ik had geen Idee dat hij zoo'n hoog
peraonnage was. Mijn Hemel l
Geestelijke. Ik heb het grootst mogelijk
vertrouwen in het oordeel van Maria Lady
Rowndell en wrok, o neen, wrok gevoel ik
niet. Misschien zou ik iets kannen doen in
die richting. Mijn oom de Deken...
Man. Vergeef mij. Ik meende, dat er sedert
nw uittreden uit de kerk...
Geestelijke. Sadert mijn toetreden, meent
a. Er Is maar n kerk.
Man. De kerk van Engeland, bedoel ik.
Geestelijke. Ah!
Jfan. Sedert nw alttreden alt de kerk van
Engeland een break was ontstaan toaachen
den deken en a.
Geestelijke. Enkel op godadenatlge
panten. Bovendien mijn zuster ie het gelief
koosd nichtje van den dekenen ik ben haar
geliefkoosde broeder. M$n zoeter voelt een
groote belangstelling voor schilderkunst. Zij
heeft juist een bewonderenswaardige teacoay
voor my geschilderd. En daar na natuurlijk
de deken de eindbeslissing in zake de bij
zetting in Westminster-ibbey heeft...
Hier begon het onzichtbaar orcheat God
save the Klng" te spelen.
Vrouw. Hoe hinderlijk I
Daarna werden bgna alle lichten gedoofd.
Kellner. Sluiten, heeren. Aleta blieft,
heeren, sluiten l
Geestelijke. U begrijpt tocb, mijnheer
Docksey, dat Ik slechts deze familiebyzon
derheden heb aangeroerd, om kracht van
waarschijnlijkheid toe te voegen aan mijn
bewering, dat ik in staat zou zyn eenigen
invloed te doen gelden. Entre nous, indien
door u waarde gehecht mocht worden aan
het bezit van een typoscript van mijn
predicatia van morgen voor de Record", op
aanvrage zullen eenige exemplaren verkrijg
baar zijn aan de pastorie.
Kellner. Slu'.ten, heeren.
Man. Heel vriendelijk van a. Wat betreft
de bijzetting in West-Minster Abbey, ver
moed ik dat de Record" dit vaderlands
lievend plan zal steunen. Ik zeg ik ver
moed het.
Geestelijke. Maria lady Rowndell zal zich
tot groote dankbaarheid gestemd gevoelen.
Vijf-zesden yan de overgebleven lichten
gingen nu uit en alle aanwezigen heen.
In de foyer was er een wonderbaarlijk
door-,en op-,en teget-alkaar van operamantels,
hooge hoeden en cigaren. Van het Strand
kwam nu het bericht dat de wazige
nevel tot regendruppels was gecondenseerd
en al het intellect in het Grand Babyion Hotel
aanwezig, concentreerde zich toen een oogen
blik pp het vraagstuk van hetEngelache klimaat
precies als was het Britsche klimaat een we
tenschappelijke ontdekking van den
allerlaatsten tijd. Terwijl de dubbele deuren open
en dicht klapten, vermengde het snerpend
luiten van den portier, het stompen van de
motor-cars, en de schorre schreeuwen van de
koetsiers-op-de-bok zich op vreemde wijs met
het welopgevoed, gedempt stemmen-gezoem
van binnen in het gebouw. En zie, ala door
too verslag was nu de foyer ontruimd behalve
door de tijdelijke inwoners van het hotel
die de geldige bewijzen van hun peor$enchap
toonen konden. En opnieuw, voor dézesde