De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 15 september pagina 10

15 september 1912 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1838 daorihet ook verklaarbaar ie, dat Dnitschland b.v. met slechts 24 millioen lei wordt vermeld, dat daarentegen b|j den invoer met .138'/3 millioen lei ia 1910 de eerste plaats inneemt, gevolgd door Oostenrijk-Hongarije met 99 millioen, Engeland met 56% en F/ankrük met 25% millioen lei. . Onderstaande ongeveere bedragen (in le!) geven de ir- en uitvoer van Bumenië weer gedurende laatste jaren: invoer: nltvow: 1901 292435.750 S33.830850 1902 283 344 550 374 819 200 1903 269 923 700 355 630 800 1904 311.371.600 liöl 872 300 1905 337.537.950 457.101.403 1906 422 114 100 491 360.200 .1907 430 509.100 554.018 600 1908 414 058 450 379 430.800 1909 368.300100 465.056 600 1910 410912.000 603.650.800 In overeenstemming met desen gunstigen toestand is ook de ontwikkeling van het binnenlandsche handelsverkeer, hetgeen o. a. blfjkt nit het meer krachtig beroep op credieten in de laatste jaren. Alleen in 1911 werden 41 bank-instellingen met ruim 20 millioen lei gestort kapitaal opgericht. De 107 banken (behalve de Nationale Bank, de Cassa de Depuneri' en de volksbanken), die hun bedrijfsresultaten einde 1911 hebben gepubliceerd, beschikken over 127 millioen lei eigen kapitaal, een even groot bedrag aan deposito's, terwijl de crediet-rekeningen een bedrag van ruim 300 millioen lei ver tegenwoordigen. Nog duideljjker blijkt de toename van zaken en particulier bedt nit de ontwikkeling van de Nationale Bank. De metaal-reserve bedroeg in 1899 37.450.000 lei, bnitenlandeche wissels 14.580.000 lei, welke cijfers in 1905 reeds tot 78.950.0CO resp. 51.400.000 lei en in 1911 tot 158.330.000 en 61.310.000 lei waren gestegen. In o vereen stemming met deze cijfers a|jn de behoeften v«or het handelsverkeer steeds toegenomen en wel van 177K millioen in 1899 tot 274 millioen in 1905 en meer dan % milliard lei in 1911. De disconto-portefeuille der Natiou ale Bank, die van 1899 tot 1902 gemiddeld jaarlijks tot 33 millioen liep, bereikte in de jaren 1903 tot 1909 gemiddeld 60 millioen, in 1910 reeds 106.69 millioen en in 1911 zelfs 161.41 millioen lei. De staatE-deposito-kaa beheert 63.687.0S5 millicen deposito's en bewaart in haar safe 301 millioen lelt fljcten van particulieren, waarvan 200 millioen staats rente. De in den laatsten t|jd opgerichte bank instellingen z|jn meerendeels met Rnmeensch kapitaal tot stand gekomen en benoodigde gelden worden gemakkelijk in het land zelf en op aannemelijke voorwaarden verkregen. Een en ander bewijst genoegzaam, dat het particulier bezit, de ondernemingsgeest en de daarvoor benoodigde gelden belangrijk zijn toegenomen. Ook de financiën van den staat getuigen voor deze algemeen verbeterden toestand. Sedert 1901/2 is het budget jaarlijks met een voordeelig saldo afgesloten, dat in 10 jaren tijds van 21' 3 millioen lei tot 58;>/, millioan (506 5/s millioen ontvangsten en 448 millioen uitgaven) is toegenomen. Het totaal van deze overschotten bedroeg in 10 jaren ongeveer 400 millioen en is voor verschillende buitengewone uitgaven aange wend geworden, met name voor leger behoef ten en uitbreiding van het spoorwegnet. Onder deze omstandigheden is de dienst der staatsschuld, groot circa 11A milliard lei, die een jaarlyksche rente-last van ruim 98% millioen lei vertegenwoordigt, ruimschoots verzekerd en de verhouding tot de jaarlijks toenemende inkomsten van den staat een zeer gunstige. Deze gunstige financieele toestand en de bevestiging van Bnmenie's staatscrediet is natuurlijk een gevolg van de economische ontwikkeling, waarin het land zich mag ver heugen en die nog steeds toeneemt. De industrie des lands is krachtig gesteund geworden door de wet van 1887, bij welke haar bijzondere voorrechten zijn verleend, als vrijstelling van inkomende rechten en belasting, gebiuik van grond en billijke tarieven voor het transport per spoor. Het resultaat was, dat van 1887 tot thans 498 fabrieken werden opgericht, waarin mim 277 millioen lei kapitaal is belegd en waar voor 289% millioen lei als bedrijf-kapitaal wordt'geornikt. In deze fabrieken vinden 46 280 arbeiders werk, wier jaarlykgche loon 37.666.000 lei bedraagt, terwijl voor een bedrag van 215% millioen lei aan grondstoffen wordt verwerkt, van welke echter slechts voor 49 millioen lei uit het buitenland behoeft te worden ingevoerd. De waarde van het in 1910 gefabriceerde bedroeg 355.670.000 lei, waarvoor behalve de reeds genoemde arbeiders 72310 p.k. mechanische kracht werd gebezigd. Het goederenvervoer der spoorwegen leverde in 1908/J 43 millioen lei, in 1S09/10 48.22 millioen en in 1910 11 65.6 millioen lel op. Vermindert men dit laatste cijfer met 17 26 millioen van het graan ver voer en 6 millioen voor dat van levensmiddelen, dan blijft, na aftrek van het transito-transport, een ont vangst van 20 millioen lei voor den staat nit het vervoer van voortbrengselen der eigen industrie over. uit dit alles blijkt genoegzaam, dat de economische ontwikkeling van Ramenië in de laatste 10 jaren krachtige vorderingen heeft gemaakt, terwijl de toestand van dien aard is, dat verdere vooruitgang van han del, landbouw en nijverheid op goede gron den mag worden verwacht. 13/2 '12. v. D. S DOQTB Tweede Kanerleiêi. Dat dr. Kuyper thans zijn ontslag beeft genomen als lid der Tweede Kamer geschiedt niet voor de eerste maal. Ook in 1886 was h|j tot zoodanigen stap overgegaan, niet echter om gezondheidsrede nen, maar omdat hij wrevelig waa geworden wegens gebrek aan voldoende medewerking in de Kamer. H|j had er daarom genoeg van en vond in zijn isolement zijn kracht niet. In zjjn Het conflict il gekomen toch schreef hij: «Persoonlijk ben ik voor goed (J) van het politieke tooneel afgetreden en o, ik ver heng er müzoo van heeler harte om, dat ik aan het Kamerleven ontkom." Wie had na het lezen van deze woorden kunnen denken, dat er niet zooveel jaren zouden verloopen, of dr. Kuyper zon ontrouw aan zijn woord worden en tóch weder het politieke tooneel betreden, ja zelfs vier jaren lang hoofd van het Ministerie worden? Zou men niet mogen denken aan het woord van Talleyiand: La parole est donnés & l'homme ponr cacher sa pensee?" Vele jaren geleden was er ook eens een oud-Minister, mr. Godefroi, die, na opnieuw lid der Tweede Kamer te zy'n geworden, langzamerhand meer en meer doof was ge worden. Hu vond er wat op. Met Ijieren wil had hu, toea het hoorntje aan het oor niet meer hielp, zich de stenografia weten eigen te maken, h|j had het zelfs zóver gebracht, dat hij in de aanteekeningen van de stenografen den weg wist te vinden. Als er nu in de Tweede Kamer een zaak werd behandeld, die hem maar eenigszins belang inboezemde, ging h|j naast de stenografen plaats nemen en hun aanteekeningen volgen. Hu werd er dan genoeg van gewaar, om zich in de beraadslagingen te mengen en menig spreker terecht te wijzen. Er werd door een der Kamerleden de vol gende aardigheid op mr. Godefroi gedebi teerd: Hij hoort niet meer in da Tweede Kamer." Wie er het meest om lachte was mr. Godefroi «elf. LEO. m interne oiMLm. Qeoffroy, uitvinder «on ds dakiyloskopie. Het is een bekend feit, dat ontdekkingen maar zelden bet uitvloeisel van n geniale inval zijn: in de regel heeft zich de geest van zoekende technici of fantasievolle let terkundigen al eerder met een probleem bezig gehouden, voordat een bepaalde uit vinder genoemd kan worden. In dit weekblad is indertijd met betrekking tot de vliegmachine aan da Vinci en Grimmelsbansen herinnerd. Toevallig vind ik een verhaal, dat op een voorloper van Bertillon, met betrekking tot diens daktyloakopie wijst. Het maakt deel nit van de middelfranse ridderroman van Barinus en zijn zoon Aigres en ia verwant aan het oude sprookje van Rhamp-init. Keizer Philips te Roaae had zich een schat kamer laten bouwen: de bouwmeester had echter een steen in de muur beweegbaar gelaten. Da ridder Berinua verneemt dit van 'a bouwmeesters zoon en hij basteelt de koninklike schat meerdere malen. Dit wordt bemerkt en door het stoken van een strovuurtje in de schatkamer wordt aan de wegtrekkende rook de opening ontdekt. Een vat met pak wordt juist onder de opaning geplaatst en bij het eerstvolgend bezoek aan de bewaarplaats valt de rid der daarin. Zijn zoon Aigres, die toeval lig in de buurt komt, ontdekt Berinua in zijn hachelike positie, slaat hem het hoofd af en begraaft dat; redding toch is uitgesloten door de nauwte van de opening en voor de schande der ontdekking heeft hij zijn vader zo gevrijwaard. De romp wordt ge ronden en op bevel van de keizer aan de galg gehangen en bewaakt, in de hoop dat de medeplichtige trachten ssal deze rest van het lijk in handen te krijgen. Aigres verkleedt zich en valt bij het aanbreken van de dag alleen op de vele bewakers aan, overwint ze en rooft het lijk van de galg. Niemand van de bewakers, die het leven er af brengen, heeft hem herkend, maar een van hun heeft gehoord, dat de ridder bij zijn aanval de naam der prinses Nnllie (als strijdkreet) uitgeroepen heeft. Op raad van een van zijn wijzen nodigt de keizer al zijn edelee, waaronder ook Aigres, tot een feestmaal nit en laat in de grote zaal hun slaapplaatsen inrichten. In dezelfde zaal is ook de legerstede van de prinses; op doodstrafie is het verboden haar te naderen. Maar de wijze raadgever heeft en met recht verwacht, dat de stoutmoedige rover van het l|jk zich daardoor niet zal laten afschrikken en Nullie zal hem met zwarte verf beste kwaliteit, onafwasbaar op het voorhoofd kenmerken. Nu hadden Nnllie en Aigrea elkaar reeds lang in 't geheim lief, maar in de duisternis herkent zy hem aanvankelik niet. Eerst als zij haar zwarte duim reeds op het voorhoofd van haar geliefde heeft afgedrukt, bemerkt z|j, wie zy daardoor aan de galg overlevert. Aigres is echter vernuftig en alle overige edellieden, die zich rustig slapend in de zaal bevinden, drukt hij het Ka asteken op het voorhoofd. De volgende morgen is de keizer radeloog. Daar verschijnt de kleine, gebochelde slimme pottebakker Geoffrcy, die de afdrukken nauwkeurig be ziet en dan Aigres als de schuldige aanwijst: deze alleen heeft de afdruk van een vrouwednim, alle anderen die van een manneduim op het voorhoofd. Morelf, uitvinder van de duikboot. In de hele middeleeuwse litteratuur is Morolf, ook Markolf, Marculphns genoemd, een geliefde figuur. Hu is of in dialogen met Salomo degeen, die de uitspraken van die wy'ze parodieert (20 bijv. in het middel-ned( rlandae volksboek Salomon ende Marcolphns), f de broer van Salomo, die met veel list ontdekt, waarheen de ontrouwe vrouw van Salomo zich heeft laten ontvoeren (zo by'v. in het middelhoogduitse apeelmansgadicht Salmon und Morolf.) Op zy'n toch ten ontsnapt Morolf met levensgevaar vaak aan de soldaten van de ontrouwe koningin, vooinameük doordat hij sulk een meester in bet grimeren is. Voor 't geval, dat hy in biezondere nood waa, had hij echter nog zijn speciaal gekonstrueerd scheepje, waarvan het bovengenoemde middelhoogduitse gedicht vertelt. Het was van leer: voor de waterdichtheid was het nog goed met pek ingesmeerd; twee venstertjes gaven licht; en, zeer merkwaar dig, het was opvouwbaar, zodat Morolf het dragen kon, alsof het een valies was. (Sirofe 174 en 175.) Het kon zee bouwen, want Morolf steekt er mee over naar het land, waarheen Salmêontvoerd is; din verbergt hy het aan de oever. Hy dringt in het slot van Salomo's vyand Fore (Pharao) binnen, wordt ontdekt en zal gehangen worden. Maar door verschillende listen, o. a. door 't geven van wijn met slaapdrank, bevrijdt hij zich van zy'n bewakers, vindt zijn scheepje terug en vaart weg. Maar door vier-en-1 win tig ga leien wordt hy omsingeld. Dan laat Morolf voor aller ogen zy'n bootje zinken. an aller ir angesicht senkt er sich nider uf den grunt. (Strofe 342.) Tot chemiese zuivering van de lucht in zijn scheepje is Morolf echter nog niet in staat hij moet zich in verbinding houden met de buitenlucht. Ein rore in das schifialin ging (een buis.) da mit Morolf den atem ving. das het er gewirket dar an mit eine starke ledere Morolf der listige man. Ein snnre die lag oben dar an daz der dugenthafte man daz rore nit liez brechen abe. er barg sich zu de m grande volleclichen vierzehen tage (Strofe 242 en 343.) Daarna weet Morolf weer aan de opper vlakte te komen en is, na een reis van zesendertig dagen bij Salomo in Jeruzalem tem?. Op welke wijze dat bovenkomen in zy'n werk ging is helaas niet beschreven. Men ziet intussen, dat de eerste uitvinder langer dan de modernste duikboot onder water kon blijven. Een aanvalswapen was de toenmalige boot niet maar by ver kenningen bewees hy zyn diensten. By de boven beschreven ademhalingsbuis denkt een modern mens natnnrlik aan de buis van de pariskoap. Zin niet ook Morolf al met een spiegel zich van de afwezigheid der galeien overtuigd hebben? Uit veel latere ty'd, maar toch ook nog voordat volgens de gangbare mening de duik boten prakties bruikbaar waren, vind ik in een fransesprookjee/erzameling (Paul Sébillot, Gontes des Landes et des Grdves) het verhaal: Le vaisseau merveilleux (bh. 25?39). Het is de precieze weergave van een bretons volksverhaal: het werd de optekenaar ver teld door FraryMs Marquer van St. Cast, een scheepsjongen, in het jaar 1883. Ean oude visser en zijn zoon zagen in een storm een groot schip, dat op het punt was te vergaan. Nog juist konden zy de oprarenden redden: het waren feeëa en wel zovele, dat zij alle gevangen vis overboord moesten gooien, om hun visserschnit met de geredden drijvende te honden. Tot beloning bieden drie feeën na enige tijd aan de oude visser een nooit leeg wordende beurs aan; zyn zoon krijgt een toverring en een duikboot met speciale eigenschappen : hy kan nl. naar verkiezing groter of kleiner worden en loopt zo hard als de eigenaar maar ver langt. Eenmaal in het gelukkig bazit van deze boot wil de jonge visser eerst wat van de wereld zien, komt in Parijs en hoort, dat bekend gemaakt wordt, dat de duivel een frans.e prinses ontvoerd heeft naar een eiland* ver in zee. Wie haar bevrijdt, krijgt h', ar hand. Dadelik wei f t hy nu t wee matrozen aan en vaart nit, om de prinses te zoeken. Ean prins, eea van de vroegere aanbidders van de prinses hoort er van, dat een visser op het avontuur uitgetrokken is: dadelikbewa pent hy een groot schip, werft de beste matrozen aan en vaart de visser achterna. Zodra hy deze in het oog kry'gt, laat de prins zyn kanonnen op hem afvuren. De visser begrijpt daar niets van, maar de tover ring licht hem in over het gevaar, waarin hij verkeert. Dan beveelt de visser zyn boot om even snel te lopen als het schip van de prins en om zich te beschermen tegen het vuur van zyn vijand duikt hij telkens onder (a. chaqae coup qu'ils iiraient, Ie petit bateau disparaissait sous las flots etreparaissait dèa qu'il n'y avait plus de darger (blz. 31.) Het eiland, waar de prinses gevangen zit, wordt bereikt. De duivel, die de boot van de visser komt bezoeken, raakt door een paar druppels water uit een bepaalde, vermoedelik gewijde fontein, voor twee dagen buiten westen en de prinses wordt bevrijd. De duivel, Lucifer, begeeft zich nu aan boord van het schip van de konkurrerenda bevrijder, de prins, en hy weet dit zulk een vaart te laten lopen, dat de visser ingehaald wordt. Daar zegt deze: Je désire que mon bateau aille sous la mer, plus vite que lorEqn'il naviguait dessus en de boot verdwijnt onder de golren, zonder dat de inzittenden nat worden en terwijl zrj even dnidelik kunnen zien als boven water, varen ze zo een eind verder en ontsnappen; twee weken later komt de visser te Parijs aan, trouwt de prinses* en wordt later koning van Frankrijk. Zjjn beide matrozen worden tot ministers benoemd. Naast deze zeer moderne boot maakt de toverring een ouderwetse indruk. By de on zichtbare middelen van voortbeweging en gemakkelik te versnellen vaart is de tegen woordige elektromotor alleen uit de verte te vergelijken. Maar wie denkt by de uit muntende verlichting niet aan elektries licht ? Da snelheid van duiken büde kanonnade is zo groot, dat de uitvinders nog heel wat te veranderen zullen hebben aan de tegen woordige systemen, voordat aan de eisen van dit iautasieverhaal voldaan zal >y'n. H. W. J. KROES, green mis door DE J. Amsterdam in middernacht-stilte : te vroeg voor stamgasten, die trouw tot het sluitings uur bomen, te laat voor fatsoenlike" men sen. Snorrend giert de trem, met voor en achter rood licht: het is de laatste rit. Binnen een enkele passagier, dommelend ; achterop de kondnktenr en n klant, druk pratend en gestikulerend. Ik breid dit gezel schap uit door, aanvankelik onverschillig, in het ronde hoekje, het veiligste balkonplaats} e, te gaan leunen. Of het waar is weet ik niet zie-je, maar mijn hebba ze verteld, dat je der liet zitte met twee warme." Aldus de kondukteur. Non dat benne ze," en het ietwat kleine paasagiertje, schijnbaar ekt-huisvader maakt de welbekende vingerbeweging tegen z'n voorhoofd. Dat benne ze," en zich op de hielen een kwartdraai kerend : Wat ik je smoes, meneer, dat benne ze." Herhaling der zo even gema nifesteerde beweging. Ze had kindere, twee, maar niet van mijn. Zeker in twee weken!" En ben ja op het Stadhuis met er ge trouwd " Natuurlik. Viye liefde dacht je hé? Nee hoor, alles knap en faaoenlik. In de kerk ook. Dat wou me ouwe vrouw zo hebbe, zie Je." Maar dan draai jij voor der kinderen op, as ze wil.'' Kan je net denke. Zyn het mijn kindere." As je met er getrouwd bent, natuurlik." Me goeie man. Hier laat meneer getuige." Ik eigenwijs: As je voor de wet getrouwd bent, draai je der natnurlik voor op l" Laat Jantje maar schuife hoor. Jantje is klein, maar glad." En toch op 't oog was 't een knap wijf hoor. Maar achteraf een kreng. Wat j e noemt, ik ben der mee ingevlogen. Nooit getrouwd geweest, 31 jaar en altijd b|j me on we vrouw over de vloer. Zo zie ik er en ik denk: Knap w|jf voor jon, Jantje, maar... je grijpt mis. Maar nee, hoor, ie vond het goed en een t|jdje later zat je in het bootje. En verdomd, de eerste ty'd ging het goed, hoor, van de bakker. De eerste tijd; maar na 14 dagen zal ik naar da vergadering van me vakvereniging gaan en nou overdag ben je schooier, maar 's avonds wil je ook meneer weze niet? Ik zal me zwart tronwpak antrekke; 'nfynpak van 35 gu'.de, maar Jantje grijpt mi8! Ik zal me gouwe ring kry'ge en me horlogie, maar laat Jantje weer misgrype! Toen het ze der van langs gehad, hoor, reken maar. En ja de lommerdbriefjes had ze nog; laat er verdomd non nog een van de nieuwe naaimachine tusae zitte. Alles had ze der door ges'.age l Nou toen was het meteen uit hè. Ik naar me ouwe vronw: Maak me wollelje maar weer op, moeder; dat is-weer afgelopel" Ik nader myn huis, gelegen bij de eerst volgende halte. Stoppen, meneer?" vraagt de kond uktenr, wetend dat ik aan de gebruikelike halte ben. Nee dank ja". De trem r|jdt door. Non denk ik, strak zet ze me helemaal in de schuld en ik, da's toch knap, waar meneer ?, ik plaats advertentie-i in 4 blade. Stuur me ouwe vrouw erop af. Dat grappie kost me nog vier twintig. Maor andera motja dokke hè? Trem stopt en Jantje mot eruit: de trem is aan de eindhalte. Kondukteur, leutert hem nog achterna: Let op mijn wcorde. Je gaat er an man". Jantja slaat een zijstraat j e in, ik volg belangstellend-vertrouwelik. Hat is een maziel, dat je der zo gauw kwijt bent, anders was j a helemaal gepinkt". O, zo. Maar laat ik nou tójh een deurwaorder an me h ais kryge voor 43 gulden 17% cent". Ik zeg: Me goeie man je grijpt mis, hoor. Dar ia niet. Jantje is b!y as-ie bikke kan. Maar ik mo3t ze wel afdokke. Raken maar hoor. Non schandaal an je deur, wat koop je der voor, hè? Ik denk laat ik me fasoen houwe". En na een oogenblik zwygens, afgebroken door een diepe zucht: ,.Ja, meneer, bestolen hét ze me. Voor geen tweehonderd gulda ben ik er af. Ik won, dat ik za hier in me vestzakkie had". Ja zou ze zeker gauw in ja portemonnee steken ?" Raken maar, hoor". Kom ik ga myn bed es opzoeken". O moet u k zo? Ik woon in de Singelstraai": Vooran?" No. 30". Ik 32". Nou dan gaan we samen buurman". Maar Jantje is er over heen hoor. Ja ze kletse achter me rug, maar da's mijn een zorg. Ik ben weer bij moeder de vronw. Ik heb een vuil vak zie, au de Reiniging" maor 's avonds ziet Jantje der knap uit boor. Dan drinkt-ie faaoenlyk zijn biertje. Van Jantje hebbe-ze toch niet terug. Welterusten meneer". 9e Jaargang. 15 September 1912. Redacteur: J. DE HAAS, Graaf Florisstraat 15', Amsterdam. Verzoeke alle mededeelingen, deze rubriek betreffende, aan bovenstaand adres te richten. DE INTERNATIONALE WEDSTRIJD. II. Orer dr. Alfred Molimard, die met slechts 2 punten verschil met den Isten prijswinnaar ala 3de en 4 ie aankwam met Weiss, is in deze rubriek reeds een en auder medegedeeld. Aan den vooravond van den wedstrijd meenden wij te moeten betwijfelen of het fijne, sub tiele p Dsitiespel van Molimard wel voldoende op een rondtornooi zon domineeren. Inderdaad bleek onze twijfel niet ongegrond. Zyn spel, dat onoverwinlijk bleek ineen match, is dit niet in een rondtornooi. Het geeft te veel kansen op remise. Hot volger d 9 toont dit duidelijk aan. Battefeld, Van Wagen ingen en v. d. Broek werden door Weiss vernietigd, terwijl dezelfde spelers tegen Molimard een remise boekten. Wanneer men nu in aanmerking neemt, dat Molimard beslist de meerdere is van Weiss, dan heeft men een j nisten indruk van Molimard's sty'l van spelen. Hij speelt in grooten sty'l, fijn positiespel. Nooit doet hij in dit spel iets dat onlogisch of onzuier is. Hij neemt niet aan dat zyn tegenstander grove fouten maken zal. Zgn spel trant is voornaam. Hij bezet de beete strategische punten en gaat winnen zoodra zy'n tegenstander zondigt tegen de positie. Bij Molimard is alles diep doordacht en het is een genot zyn partijen te ontleden. Wint hy, dan is in 't algemeen de winst geforceerd en is er gean ontkomen voor zijn partner mogelijk. Het volgende, aan den wedstrijd ontleend, geeft Molimard's stijl en inzicht goed weer. ZWAKT GAHOUTE. Wir MOLIMARD, Wit aan den zet speelde 39-33 en won later deza party in kenrigen stijl. Toen men vroeg waarom niet 37-32 ge speeld werd antwoordde Molimard, dat de 4 om 4 voor zwart daarna mogelijk hem remise in heteindspel gevenzou. Wit toonde toen de vry zekere remise aan als volgt: Wit. 37-3235:2427:1616:7 7:18. Zwart. 25-30 16 2L 6-11 8-12 13:35. Men meende nu dat wit door 32-27 be langrijk voordeel had. Molimard gaf toen de volgende voortzetting aan: Wit. 32-27 27:18 Zwart. Ï7-22! 3-8 en nu kan wit niet verhinderen dat zwart de sch|jf terug wint met gelijk spel. Bijvoorbeeld: speelt wit een andere schijf dan volgt 8-13 en wint de schy'f met gel|jk spel terug. Geen oogenblik dacht Molimard er over, dat zijn tegenstander de remise variant ont gaan kon. Hij veronderstelt al tij d, dat z|jn tegenstander den j ais ten zet doen zal, al ligt die heel diep verborgen. Dit maakt Molimard's winst zoo mooi, doch geeft ook groote remisekans op een rondtornooi, terwijl zyn concurrent Weiss immer aanneemt dat zyn tegenstander wel een font maken zal. Inderdaad de zwakken maken fouten. Op een rondtornooi is dit fijne spel, dat hem in een match by'na onoverwinlijk maakt, een nadeel voor 'Molimard. Dat hij ook als slagspeler geducht is be wust het onderstaande, voorgekomen in een partij, door hem te Lyon gespeeld. ZWAKT. WIT. Zwsat'a laatste zet was 2328; Wit, Moli mard, won nu als volgt de partij of een schy'f: Wit. 27-21 26 21 37 32 '44 39(fc) 25-20 ^ 6^27~ 17;26~(ö) 27:2~9 26:37 Ï4l25 VT 39 33 43:5. 29:38. " (a). Op 27:16 dan wit 31-27 wint een schijf. (b}, 25-20 en 47-41 kan ook. Wel een fraaie slag l (Wordt voortgezet.) ONZE CURSUS." Jongelui, eerst eens iets omtrent onze vraagstukjes. Het blijkt, dat de laatste twee eenigazlns ingewikkeld zijn geweest, te oordeelen althans naar het klein aantal goede oplossingen en verschillende foutieve inzen dingen. Het vraagstukje dat hieronder volgt is evenmin gemakkelijk, doch berust op een slagwending in deze cursus reeds behandeld. Binnenkort plaatsen wy het probleempje; waarfoor prijfjes beschikbaar worden gesteld. Gij moet dus nu maar uw best doen, anders hebt ge weinig kans van slagen. Thans zullen wij nog een stand behandelen van 3 dammen tegen l, dan volgt a.s. week een der moeilijkste vraagstukken in dit genre waarmede de reeks van 3 dammen tegen l wordt besloten. Stand. Wit 3 dammen op 10, 15 en 37, Zwait l dam op 25 (zie diagram). Zooals ge ziet, een remise stand. Zwart, die aan zet is heeft slechts op ruit 3 te spelen om remise te w" maken. Deze is echter onbekend met den winst gang, die in dezen stand verborgen ligt en speelt heel onvoorzichtig 25 48, wit 15 42 (a) en zwart is verloren. Bij verplaatsing van den zwarten dam op een der ruiten van de lyn 48 tot 25, plaatst wit dam 42 in de slaglyn van dan zwarten dam en deze moet dan 2 dammen slaan. Slaat hy tot 5, dan wit 37-46 met winst, slaat hy tot 46, dan wit 10-5 eveneens met winst. Herplaatsen wy' nu den stand by (a). Wan neer wit nu aan den zet is, speelt hij 37-41 eveneens met winst. Goed begrepen? Wit mag niet 37-46?, wegens verlies door het slaan van zwart 48:5 en wit staat vast. Een aardige winstgangl Thans het ingewikkelde vraagstukje waarop gy uw best doen moet. *,.., Stand. Zivart 10 schy'ven op 4, 8, 9, 10, 12, 13, 18, 22, 23, 26. Wit 10 schijven op 24, 29, 32, 33, 34, 30, 37, 40, 41, 43. Wit speelt en doet een fraaien slag. loji sa; Q Oplossing van het Isle vraaystukje. Stand. Zwart 8 schijven op 3, 7, 8, 13, 14, 15, 16, 26. Wit 8 schijven op 24, 27, 31, 32, 35, 30, 37, 43. Wit ..... 43-3827 2132:2138:3337.3231:2. Zwart 14 '2Ö~2Ö-2ÖÏ6:ï2 Goede oplossingen ingezonden door : Lncas Smid, Magaretha Smid, te Amsterdam ; J. H. D?te Maastricht; F. Spoon, te Rotter dam; V., te Schagen. Oplosting van het 2de vraagstukje. Stand. Zwart 11 schijven op 2, 6, 7, 8, 9, ]2, 13, 15, 16, 21, 26. Wit 11 schyven op 17, 23, 27, 29, 32, 33, 34, 36, 37, 41, 46. 32-2836-3! 41-36 S6:4747 4229-2423:1. ZwarT21:32 12:21 32~Tl 26:37~37:48 48-ï^ Goede oplossingen ingezonden door Lucas Smid, te Amsterdam; Th. A. Struik, te Rotterdam. CORRESPONDENTIE. Allen bedankt voor de vriendelijke wenachen. Br. B., te Raskwert. Uw opmerking is juist. Wel bedankt voor uw wenschen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl