De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 15 september pagina 7

15 september 1912 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1838 I>E AMSÏERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. . «ndere, en, minder imposante. Deoverladeniieid ran gothisehe versleringsinotieven lost sich dan niet op in een zware orcheatratie van Bchadnwtinten en doet vruchteloos speujen naar de vaste maten, die ket organisme .aanduiden van die groote verbondingen. Het ganse hègebonw lijkt dan nit een «vervloed van architectonische sierstnkken .krullen en kreukels als bg~ de gewaadsplooien ?op oude Doitache schilderyen die naar alle sjjden ni tap ruiten, opgetrokken; de strenge, toch elastisch en sierlijk nitstrevende Ijjn«angen van den trechtichen Dom worden Lier gemist. Het mooist zag ik de kerk, aan de koorzüde, in het reeds schemerend dag licht, van uit de straat, die, ter zgde van den brur, afgaat naar den Kyn. t is dan maar n der torens zichtbaar, maar met dezen heft zich het kerkgebouw in een geordende stijging van lynen en de ornamentiek krnlt iwierig mee topwaarts in een juichend hosannah... De brng over den KÜn de Rjn die hier is als een perpetuüm-mobile van ijlings vlietende wateren se leek me met het koele rationalisme van de sierlooze ijzeren spanningen (drie riomfbogen van moderne matheraathische archi tectuur) on t zag wekkender dan het pompeuze «othische bouwwerk, De tentoonstelling van den Sonderbund" .heeft een in alle opzichten nadrukkelijk modern karakter, zoowel ten opzichte van de aanwezige kunstwerken, (met enkele uit zonderingen) als van de inrichting der localiteit. Alle wanden zün bekleed met een ? mige spierwitte stof, als waren het versch gekalkte muren. Het is een nienwerwetsche vinding .?e renais de witte omlijsting van schilderyen uit een wat al te vast ge «telde meening, dat voor het modern schilderij, waar de tinten meer uniform sjjn en da blankheid o rerheerschend, een witte achter grond het voordeeligat werkt, geluk een aquarel veelal het gunstigst doet op een wit ? passe-parton*. De proef ran die witte wanden leek me niet gelukkig. De werken van Vincent ?van Gogh, van Ce arane ook, deden wat grauw 'tegenover dien kil-hellen achtergrond. Het is ook hier weer de ervaring, die het : juiste insicht zal brengen, als... de tijd het i «ens zal leeren wat er nit da velerlei proef1 nemingen en tastingen, die het tegenwoordige «tadium van de kunstontwikkeling kenmerken, dnursaam en levensvatbaar is. Deze tentoonstelling is buitengewoon be langwekkend, wfll lij velerlei verschijnselen van dien embryonnairc n toestand te aan schouwen geeft, en d ie nu wat z waartillend is en de massabeweging niet begrijpt uit die verspreide manifestatie'»van een volstrekt individualisme, zal licht de tegenwoordige kunst in een hopeloozen staat van verwil dering wanen. Want Gaugnin, Van Ooghen dunne, de rnmoerverwekkers van voor korten tijd, ze sijn hier de bestendigen; za zijn in deze omgeving als de strakke bogen van den brng over den rnmoerigen Rgn. Maar gelijk de ordeloos vlietende en grillig kolkende wateren van d»rivier uit een on zichtbare stnwmacht samenspeel en en voor tj achten in n baan, zoo ook worden deze modernen gedreven door machten buiten hen, gealinperd in hun koers met wissel? miiiiiiMiiHiiiiiiniiiiiMiniiiiiiMHintiiHim IIIIIIMH1IMIIIIII ETE.NSCHAPPEUJKE LXVI. Grootte-taaie ui zon en taan DIJ (en norizoi, Hoewel jaren geleien de stadsmenschen den roep hadden nooit de maan te sien en nooit een zonsondergang waar te nemen, is, naar ik geloof, in deze ratnnrbeechouwende tqden de hemel door de meeste mencchen wel eens een kort oogenblik de aandacht waardig gekeurd. Velen kennen, zelfs al zijn «ij stadsbewoners, het eigenaardig verschijnsel dat de vaan by haar opkomst of ondergang, dua dicht bij den horizon geweldige afmetingen schijnt gekregen te hebben; als een roode ballon van enorme grootte hangt zij boven boomen en hulzen, maar naarmate zy hooger klimt aan den hemel neemt de overweldigende grootte af, totdat hoog In de lucht gekomen het maantje den gewonen kleinen indruk maakt. Het verrchil is niet gering want de maangróotte by den horizon wordt drie maal grooter gezien dan hoog aan den hemel. Een dergelijk verschijnsel, maar niet zóopvallend, ver toont ook de zon; naarmate zij lager daalt neemt haar grootte toe totdat zy, als roode bol, dichtbij den horizon ongeveer twee en een half maal grooter lukt dan hoog aan de lucht. Ik noemde dit verschijnsel minder op vallend, omdat de meeste mensehen nooit de zon zelf zien als zy hoog aan den hemel staat; misschien is by da laatste zon s ver duistering van het voorjaar het aantal menschen toegenomen, dat zich verbaasd heeft over de geringe grootte der zon hoog aan den hemel, toen züer met een zwartgemaakt glas naar konden zien. Bg zonsopgang is een dergelyk grootte-verschil te zien, maar om begrijpelijke redenen hebben de meeste mensehen dat stellig niet gezien. Er zyn reeds zeer verschillende en sterk niteenloopende verklaringen gegeven voor de be schreven feiten, maar in de meeste gevallen heeft men het toch voor een gezichtsbedrog verklaard. In den laatsten tijd is de geheele geschiedenis meer op deu voorgrond gekomen door een zachtmoedigen strijd tasschen Camille Jfiammari-jn, steeds nog even vol gloed a's zijn naam genoot F/.amma Orionii (de beroemde ne vel vlek uit Orion) en Camille Saint Saens die als musicus ver moedelijk via de mu ziek der ephaeren tot de sterrekunde gekomen is. Saint Saens beweert, schijn baar niet geheel ten onrechte, dat er geen sprake behoef c te zyn van een optisch be drog, berustend op het vergelijken van zon en maan met hnivallige bewegingen, onder invloed van da geestesberoeringen dezer tQden. Het rationalisme gaat in de kunstbeoefening de leiding namen; het kunstwerk volledig en wüa samengesteld, alleen mit de werking van een innerlqken drang, schünt nn niet butaanbaar. De kunst van heden is een kunst van overleg, uitkomst vaneenrustelooze en ongedurige verkenning van de scheme rende weteen, die naar da ichconheid voeren. Za wil zich zelve bewust zijn, volkomen,?zich naspeuren in de innsrlykate strevingen en deze strevingen kunstmatig kweeken. Meer dan ooit is de k«ng uiting een kunstbeoefeninr. Het juiste evenwicht tnsschen be wustheid en onbewustheid die da volkomeue knnstdaad mogelijk maakt, is de tegen woordige cultuur kwijt geraakt. Vincent van Gogh. het meest stormachtige verschijnsel in de zwaar bewogen sfeer der tegenwoordige kunst, wiens geheele schilderbedruf n vaart van duden was, vertoont tevens de stevigst Bevestigde houding. Zalft is van hem met zekerheid, te zeggen, dat hQ by uitzondering houling heeft en zijn kunst dus als een lichtbaken is temidden der duis tere woelingen van dezen ty'd. Bij het samenvin d-m van zoo talrijke zijner werken, juist in deze omgeving, was ik meer dan ooit over tuigd niet alleen van zyn n ëale waarde, maar ook van zijn volle beteekenis als modern kunstenaar. Hij schilderde niet met voorbe dachten rade in modernen trant, hu vond geen nieuwe stelsels uit; wat er aan z\jn werk en aan zijn interpretatie der werkelijkheid nieuw schjjnt, het waa rechtstreeks nit hem zelf. Hu leefde van den eenen dag in den ande ren gedurende «enige jaren in een zielsvaart van verrukkingen, in een religiense vervoerdbeid om de schoonheid van het leven; hij was de geëztazieerde ziener büuitnemend heid, niet van vage schijnsels, gerij k die rjjzen en vernevelen voor een kranken of o^arprtkkelden geest, maar die de kracht had zyn eitaies immer door tot beelden van waarfchynlrjkheid te verwerkelijken. Hij had het hevige gezicht op de wereld om hen heen geluk geen ander ; een aten«chenge'aat, de boomen, de welvende land schappen met wyd uitslingerende akkers, zelfa het begrensde pi pk j e van een grasveld, het waa hem alles, mér dan picturale ver lokking, wonder volle verschijning. E o. nit de felheid van zijn ontroeringen en de wijdte van zyn ontvankelijkheid was hem eigen dat Latunrlyke feillooze begrip, wat ik een kin derlijke wijsheid zon kunnen noemen. Met den eersten aanblik drong hij tot op den kern van het wezen der dingen in, vond by op sla?, ala instinctmatig, het strakste ver band tnsschen de karakteristiek van de uiterlijke verschijning en den innerlijken zin. Het Jykt me steeds vreemder, dat er nog zoovelen ly'n, die met onbewogen oog dit werk aanzien, die het bedillen, wyl züer de gebruike'üke spelregels van de kunstbeoefe ning niet gevolgd acaten. Het zyn de dooven die hier niet hooren den stem eens roepen den in de woestijn, verblinden en verdor ren den van gemoed, die slechts letten op penseelzetjes en klenrformaties naar behooren voor het schilderij, die niet gewaar worden dat deze werken eerder nog dan geschilderd, gesmeed zyn. zen en boomen aan den horizon, daar het ver schijnsel, voUens hem, volstrekt niet altijd, en ook volstrekt niet in deselfde mate, voor valt. HU vermoedt dat er een büzondere toestand van den dampkring voor noodig is, waarbij door nevelachtigheid of door ongelijk verwarmde luchtlagen een soort luehtlens gevormd wordt die de zon of maan vergroot alsof wüdoor een kyker keken. Flammarion daarentegen wil hier niets van weten. Bübeweert het verschijnsel altijd waar te nemen en ste:ids in dezelfde mate; de verklaring die bügeeft berust op den eigenaardigen vorm die 4e hemel echy'nt te hebben door toedoen der wolken. Wanneer wün.l. den vorm van het hemelgewelf b bewolkten hemel be den, dan maakt het ge welf niet den indruk van een halven bol, maar van een platgedrnkten bol, het best te vergelijken met een vliegengaas, dat gebruikt wordt om over schotels e. d. heen te zetter, m. a. w. de horizon lukt veel verder van ons verwijderd te> «ijn dan de hemel recht boven ons. Met de wolken zelf is dit ook werkelijk het geval, want de groote atapalwolkec drij ven 1000?1500 Mater boven ona hoofd, terwyi de horison tientallen kilometers ran ons verwijderd is en de verre wolken achy'nbaur op desen horizon rusten. Maar ook b onbewolkte hemel, beweert Flammarion, lukt de hemeltop dichterbij dan de horizon. Een hémelboog van een graad is een negentigste gedeelte van den afstand horizon tot hemeltop; ia de hemel nn schijnbaar niet bolvormig maar platgedrukt,dan lykt een graad dicht büden horizon veel grooter dan hoog aan den hemel; zon en maan ondergaan dat zelfde lot en ly'ken, dichtby den horizon grooter omdat het stuk van den hemel dat züin beslag nemen grooter lukt. In fig. 5 is deze verklaring verduidelijkt. Da groote halve cirkelboog stelt het hemelgewelf voor; de platter gebogen lyn geeft den se a y n bar en vorm van het hemelgewelf aan zooals wy meeneu te zien. Op den werkelijk»!] heoielbol zün op gelüke afstanden, by 0°, 15°, 30°, 45 enz. gelijke stukken afgezet, met een overal even groot cirkeltje, dat zon of maan voor stelt. Door de stippellijntjes worden duidelijk ongelijke stukken gesneden uit het schijnbare gewelf en de cirkeltjes, die tusscheu de stippellijntjes paaaen worden hoe langer hoe kleiner, boe meer zij het hoogste punt van het schijnbare gewelf naderen, d. w. z. zou de maan ly'ken boa langer hoe kleiner des te hooger züaan den hemel staan. Het is a o" Fig. 1. SCHEMA OOBZAAKT DOOB DER GBOOTTE- TOENAME VAN ZON ov MAAN, VERDEN AFGBPLATTEN VOBM VAN HET HEMELGEWE1F. Verklaring : zie bijgaand artikel. De kunst van Vincent van Gogh ia een richtsnoer voor de vele zoekenden van thans, voor zoovelen die tich «ftobben op aller lei leeringen en stelsels waaruit een kunatwerk moet rijzen. Zjj is een levend ge tuigenis voor da noodzakelükheid van dat eene element, buiten welk een kunstuiting niet mogelijk is evenmin als de wereld zou kunnen bevolkt worden zonder sexaeele liefde : de onstrembare aandrift. Geen leer stellingen kunnen de onvoldoende aanwezig heid van dezen hoofdfactor goed maken. Hoeveel kunstenaars zonden er zün, als de knnatverrichting in de wereld voor een boosdoenersbedrijf, dat geen voordeel of eer aan bracht, werd aangezien? Paul Cézanne. Het kan verwonderen, dat dexe in 't bijzonder, door de meest vooruitstrevenden onder de jongeren, hun voorganger wordt geacht, de schilder die de eerste steanen legde tot de grondvesting der komende kunst. Wellicht dat zün theorieën over de vormherleiding tot den bol en den kubus, daartoe aanleiding gaven meer dan zün praktyk. Wat ik vermoedde en verleden te kennen gaf, vond ik hier bevestigd. Tegenover Vincent van Gogh is Cézanne de kunstenaar met begrensde, zq het dan uitgelezene, schiiderskoedanigheden. Ean verzameling van zün werk geeft niet een voortdurende herhaling van verrassingen als og Vincent; het onder scheid tusschen het eene werk en het volgende büCézanue is gelegen in de min of meerdere mate van volwassenheid der kwaliteiten, die zÜalle gemeen hebben. Want, bet een land'chap, een portret of een stilleven, het is alles nit de zelfde geesteshouding. Zün schilderijen zün geen werelden op zichzelf; het zgn alle proeven van een uiterst gevoelig, van ean welberaden en in n lijn zelfs diepzinnend kunstenaar, wien het schilderbed i-üf *Ün levensstaat was. Mat. de eigenaardige wisselwerking van een verfy'nd klenrgevoel en een neiging tot klassieke vormopvattiog, werd zyn uiting een zuiverend en veredelend element in de tegen woordige schilderkunst. In zün objectieve waarneming vond hu nieuwe, zeer melodieuze klenrgamma's, stijlvolle vormbepalinger. Daarin is hfj werkelijk modern, en kan zün werk waardevol materiaal aandragen voor den opbouw der komende knnat. Paul Oauguin een kunstenaar van rui mer slag dan Cézanne, een vervaardiger van schilderijen, die meer tot het volvoeren van monumentale kunst scheen aangelegd. Hg werkte eenigen tüd met Vincsat van Gogh aamen, en op deze tentoonstelling ia zün invloed merkbaar in de alléa des Alicampa van Vincent. Hu is vooral de compoaiteur, de geestvclJe ontwerper van het tafereel b een willekeurige voorstelling, een tafereel dat bübegrüpt in evenwichtigheid van kleur vlakken en strenge omslniting van lijnen. Zjn portret van Vincent van Gogh, schilderend zyn zonnebloemen, is in zyn grootsche lynwending en in zyn symetrifch aangelegde compositie, een monumentaal portretstnk. Daarbjj in de bonding; der fuuar, van een dramatische werkinu. Koelbloediger dan Vin cent en blijkbaar een geest van meer eru ditie, is zün werk vooral de vrucht van be zinning en edele smaak. Toch broeit daar achter een hartstochtelüke natuur, die verzat van kleuren en vormen, de n jaren plaatst ia een decoratieve omgeving van zwoele excotische praal. Op de eerstdaags te openen tentoonstelling van de moderne Knnetkring, zullen we nader gelegenheid hebben de kunst van Gangin te bespreken. W. STKENHOFF. De familie Tonssaiit, Door da redactie nitgenopdigd voor een kleine bijdrage, indien mogelijk geïllustreerd, gaf ik daaraan gaarne gehoor met het voor nemen om in dit Weekblad den oudst bekenden brief van Geertrnida Tonssaint uit de dagen harer jeugd ik vermoed op 13-jarigen leeftijd openbaar te maken. Hij was in gebrekkig Fransch (geschreven aan hare boezem mendin Johanna Blok, te Harlingen, met wie zy tijdens het logies bij haar grootmoeder Toussaint?Talma had kennis gemaakt. Het bovenstaand portret van Johanna later mevrouw des Tombe, te Nijmegen op 55jarigen leeftijd ge nomen, werd mij door haar beide dochters geschonken. Ma tièchère amiel Qii vons avez bien raison en dieant que ce n'est que la correspondance qni nous rend Ie bonhenr de noas entretenir ensemble et c'est poUTqnoi que je ne venx non plus la négliger. Il me fache beauconp que je dois me aervir de la plnme pour vous faire part dea sonhaits sincères queje formeponr votre bonheur, comme anaal pour celui de vos pareus. J'espère que Dien te conservera encore longtemps dans la vie et qi'Il VOUB fera jonir de la santé, nu tréjor ineatimable snrtout ponr notre a|e. Qie Ie ciel nous Naar Joh. Braakensiek. Mej. Touieaint-R-quette, de mère" van Anna Lonise Gaertruida Touasaint. Johan Daniël Sybrand Toussaint, broeder van de schrijfster, zoon van Hendrik Toussaint, apotheker te Alkmaar. comble de sas bienfaits vons et vos chèrs pareus. Ja vous remercle bien dn plalsir que VOUB m'avez procnrédnrant mon Eéjonr & Harlingne, et rien ne sera en tat de me faire oublier les henres agréables qae neus avons passéensemble. Ma a ere a la flè«e et comme mon f ere eat sorti je snisseuleanlogisarec mon petit fiere qni ecrit a sa gnise une lettre a une de aes petites camarades et il y vent fermer nne dnte (grand présent ponr Ini). Je l'ai a présent portéau lit et en attendant qae je Tal desaabilléil s'asseyoit sur mes genoux et je dus lui racconter. A present j'apprends ansai a faire des flanrs et j'ai déj i! fait nn petit feonquet de rose& Docter W c al vient me voir tons laa matins et je ne pnis me t en ir de rire qu'il me flatte tonjonrs. Je voua dirai a present nne fois comment je vie. Le matin a hult heures je me léve et je descend ponr déjenner, apièa avoir ezercémon talent de man ge j'aide ma mère au ménage et alors je monte ft ma cbambre ponr m'nabiller et me coiffsr, ayant fait cela je couee jusqu'ê, l'heure du diner et alors je vais sortir, me promèaer on lire jn=qu'aa eoir quand je reconamence ;1 coudre jatqa'a dix henres (et je m'amuse a vee mon petit fiere en cenaant), alors j« serre mon onvrage et je lise ou crit jnsqu'4 que je vais au lit, ordtnairement a midi. Qae qaefais jo sors senle on a*ee mon j.ère on mère et nons avons aussi bien nne compagnie ainsi qae vons croiriez aisément quejen'engendrai pas la mélancolie. Ayez la bontéde m'écrire uu pan vite et taut que vons pouvez et de faire mes complimens a vos pareus et il mes amiee." llllinillllHlIIIIMIUIMinilllMIMIIIIIIIUMMHItlllllltllMIIUIIIIIIIHUIIllllHMIIII Fig. 2. DE ZOSNESCHIJF, GEPHOTOGBAFEEBD BIJ zrj»r OHDEHGANG. Vijf opeenvolgende opnamen zijn met telkens twee minuten tijds verloop ertunchen, cpyenomm op dezelfde plaat, en ve'tconen alle dezelfde horizontale middellijn; alleen de verticale middellijn neemt af, maar er is dus etellig geen sprake van toename der zonnetchijf bij de daling. Fijr. 3. MAAN, OEDUBENDB TWEE UBEN PEERD, OMHOOQSTIJGEND LANGS HET HEMELGEWELF. De streep, veroorzaakt door demaan- beweging, is overal even breed, dus de maan was stetdt even groot. en bluft echter een gezichtsbedrog, wat na tuurlijk onmiddellijk uit te maken ia door. nan wkenrige metingen. Noch de maankraters noch de zonne dekken veranderen van grootte wanneer zij op verschillende tijden van den dag gemeten worden. Door een heel een voudige waarnenicgmethode is te bewijzen dat zon en maan steeds gelijk van grootte blijven. In fig. 2 is n.l. da zon eacige malen afgebeeld, achtereenvolgens opgenomen om da twee minuten op dezelfde pbotographiscïie plaat, bij zonsondergang. Da photographische plaat is absoluut betrouwbaar en heeft bier vijf zonnen naast elkaar afgebeeld, die alle precies even groot zyn, al leken zij voor 'c oog toenemend in grootte naarmate de zon daalde. Dezelfde soort opnamen, bij grooter zonshoogte boven den horizon, gaven abso luut hetzelfie resultaat. Het eenige wat op de photo opvalt is dat de zonmiddellijii van boven naar beneden gemeten, kleiner wordt, E aar mat e de zon daalt, wat voor het bloote oog ook zichtbaar is als gevolg der straalbreking door den dampkring. Maar van grooter worden is geen sprake. Doordat de lager gezonken zon rood gekleurd is, wordt de photographie ervan onduidelijker, doordat rood de plaat niet zoo sterk aantast, en daardoor lijken in fig. 2 de hoozere zonnen zelfs grooter dan de lagere photo's, ook weer door gezichtsbedrog. In f. 3 is ieta dergelijks bewezen voor do maan door middel van photographie. Het toestel is hierbij twee uur lang onafgebroken opengebleven zoodat de maan zichzelf op de plaat heeft opg-teekead als een ononder broken breede witte streep. De se streep behoudt over zijn geheele lengte steeds de zelfde breedte, dus blijkbaar is de maan steeds even groot. Zt\h lijkt het of de streep naar boven toe eerder breeder wordt maar dat is weer een optisch bedrog veroorzaakt door de helderheidstoename; met een maatje kan men dadelijk Barneten dat de breedte overal galijk is. Door deze methode is vol doende bewezen dat men gewoonlijk met een gesichtsbedrog te maken heeft ala maan of zon grooter lijkt aan den horizon, daar een lens-werking van de dampkring, die zon of maan voor ons oog vergroot, dat ook moet doen voor het photographieche toestel. De aard van het optisch bedrog ia nu nog uit te maken. Men heeft gedacht aan de vervorming van den oogbol door de zwaarte kracht, naar gelang de oogas horizontaal of vertikaal staat, dus naar gelang wij vooruit of omhoog kijken. Aan een ongelijke uit zetting der oogpupil is eveneens gedacht. Door Bmoist is eon aannemelijke oplossing gegeven: hat gezichtsbedrog berust op een or juist oordeel, zooals blijkt nit twee feiten. Wy hebben onwillekeurig de gewoonte gekragen om den afstand van voorwerpen te baoordeelen naar buu schijnbare grootte, en omgekeerd de schijnbare grootte af te leiden uit de bekende of geschatte afatand ; d.w.z. als wjj meanen dat een voorwerp verderseg is dan in werkelijkheid het geval is, lijkt het voorwerp ons grooter dan het ia, en omge keerd.?Da twee bedoelde feiten zijn de vol gende. Ten esrste: zien wij by avond in een kamer zittend, het beeld van de lamp, weer spiegeld in da ramen, en vallend op tegenovergelegen huizen of boomen, dan lijkt de lamp geweldig vergroot, en des te sterker des te verder de huizen of hoornen verwij derd zyn. Het tweede feit is zeer aardig g avonden: honden wij ean stuk spiegelglas bij ons oog, dan kunnen wy het spiegelbeeld van de maan laten draaien totdat wühet geprojecteerd zien op een of ander willekeurig voorwerp uit onze omgeving. Op deze manier kan men kunstmatig, ala de maan aan den hemel staat, naar willekeur de maan zeer groot doen lijken, door haar te projecteeren op een voorwerp aan onzen horizon, of de normale grootte doen behouden, door haar te projecteeren op den hoogen hemel, f, en dat is zeker merkwaardig, virkltinen door haar te projec teeren op dichtby'zijnde voorwerpen, waarbij de maan kleiner lijkt des te dichter het voor werp bij ons ligt. Daar by deze proef ons oog ateeds denzelfden stand kan behouden is metean de verklaring door oog-vervorming uitgesloten. Het verschijnsel van maan- of zon-vergrooting is dus zuiver subjectief en berust op het vergelijken van zon of maan met andere voorwerpen. Wel verre vau de verklaring van Flammarion aan te nemen, zegt Benoist zeer terecht dat de eigenaardige af geplatte vorm van den hemel ook een gevolg is van dezelfde vergelijking met andere voor werpen aan onsen horizon, die hoog aan den hemel ontbreken. Hij merkt dan ook op dat de afgeplatte hemelvorm alleen zich aan ons voordoet als wüde horizon erbij zien. Slui ten wij dezen uit dan zien wy het hemelgewelf werkelijk ala een zuivere halve bol. Door de volgende proef is Banoist's opvatting ook nog te bewijzen. Kijken wy naar de maan of ton als ze dichtbij den horiion ataan, door een stuk zwart karton waarin een opening gesneden ia, dan zien wüda zon of maan vergroot ala wüdoor de opening ook den horizon zien, maar zoodra wüden horizon door een zwart papier maskeeren, zien wij zon of maan dadelijk verkleinen tot de normale grootte. Het zyn allemaal proeven, die ge makkelijk door ons te herhalen zyn. P. VAN OLST.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl