Historisch Archief 1877-1940
10
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1839
NB Noord-Amerlka mat 888.173 k.m. is
de volgorde aldus:
DaitscbUnd 61.148 k.m.
Earop. Baaiand 59.559
Britsoh-Indië 5 L 647
Frankrijk 49.385
Oostenrük-Hongarjjo 44.371
Canada 39.792
Engeland (incl. Ierland) 37.579
Argentinië 28.636
Mexico 24.559
Brazilië 21.370
Italië 16 960
Spanje 14.994
Zweden 13.982
De orerige landen hebben elk minder dan
10.000 k.m. spoorweg.
Neemt men de verhouding van de lengte
der spoorwegen tot de oppervlakte des land»,
dan staat België aan de spits met 28.8 k.m.
spoor ly n op iedere 100 [J k.m. oppervlakte,
waarbij echter de chemina de fer vicinanx
EJjn meegerekend) Daarop volgen Saksen
met 21 k.TD., Luxemburg met 19.7, Baden
met 148, Elzas- Lotharingen met 14.6, Enge
land met 12, Zwitserland met 11.4,
Dnitschland met 11 3, Wnrtemberg met 10.9, Pruieen
en Beieren met 107, Nederland met 9.7,
Frankrijk en Denemarken met 9.2 k.m. In
de overige landen is de verhouding b slang
rij k ongunstiger, in O jstenrjj k-Hongarije, met
Bosnië en Harzegowina, bijv. slechts6.6 k.m.,
in de Ver. Staten van N oord-Amerika, met
inbegrip van het uitgestrekt Alaska, slechts
4.2 k.m. spoorweg per 100 G k.m. opper
vlakte. *
In verhouding tot het aantal inwoners heeft
de Engelsche kolonie West-Australië het
grootste spoorwegnet, nl. 82.6 k.m. op 10.000
inwoners, hetgeen eveneens het geval is in
de meeste Britsche koloniën, die in ver
houding tot hare uitgestrektheid zeer dun
bevolkt zjjn.
In Canada heeft men 61 2 k.m. spoorweg,
in de Ver. Staten van Noord- Amerika 43.6 k.m.
op 10.000 inwoners, terwijl in dit opzicnt in
Europa Zweden met 25.6 k.m. de eeiste plaats
inneemt. Zelfs België heeft, E aar deze ver
houding, slechts 11,4 k.>n., Frankrijk 12.6,
Duitschland en Praisen 9.3 en
OosteurykHongarye 8.3 k.m. spoor per 10.000 inwoners.
Da kosten van aanleg zijn in Europa
belangryk hooger dan in de andere werelddeelen,
zoowel wegens de over 'C algemeen meer
deugdelijke uitvoering, als wegens den
hoogeren prijs van den grond.
De gemiddelde kostprijs is aangegeven voor
Europa op f 190.200 per k.m. en op ? 104.400
per k.m. in de andere werelddeelen.
Op dezen grondslag zou das voor de
333.818 k.m. spoor van Europa een kapitaal
van ?63.497,889.600.?en voor de 696.166 k m.
der andere werelddeelen f 72.679.730.400.
noodig zijn geweest, dat is tezamen ongereer
1361/'-. milliard gulden.
20/9 '12. v. D. S.
Een adres van de Yereeniging
van schoolartsen.
Eenigen tijd geleden lazen wüin een der
dagbladen, dat het B astuur van de
Vereeniging voor schoolartsen een adres aan de
gemeenteraden gericht heelt, waarin verzocht
wordt om de vaatstelliog van een verorde
ning, regelende de volgende punten:
1. Aangifte van alle gevallen van mazelen
en kinkhoest (sljjmhoea1) ia verplichtend;
2. Evenals aan de lijders aan de in de
thans yigeerende wetgeving genoemde be
smettelijke ziekten, kan aan lijders aan maze
len, kinkhoest, (alymhoest), waterpokken,
rnbeolae, *.?. vierde ziekte, parotitis
epidemica, erysipelas, impetigo contagiosa, favna,
trichophytie, scabies, eczema paatalosum,
mollnscum contagiosu n, pedicnloais, tracho
ma, ozaena, loopende ooren, luetieche en
tubercnleuae aandoeningen met afscheiding,
oogziekten met afscheiding in
dencoojnnctivaalzak, het verblijf in of bezoek van de scbool
tijdelijk worden ontzegd, ten tg in de daar
voor vatbare gevallen eene bescherming
door doelmatige verbanden plaats vindt;
3. Kinderen van wie tmiagenooten lijdende
zijn aan een der onder 2 genoemde ziekten,
kunnen van de school worden geweerd ;
4. Voor zoover het onderwijzend perso
neel tot het verbreiden der onder 2 ge
noemde ziekten zoude kunnen medewerken,
worden daartegen maatregelen vastgesteld;
5. Kinderen, die f zalf aan een der onder
2 genoemde ziekten hebben geleden of aan
wie wegens het lijden van huisgenooten aan
een dier ziekten het schoolbezoek is ontzegd,
worden niet meer tot de school toegelaten
dan op vertoon van een daartoe door een
geneeskundige uitgereikte kaart, vermeldende,
dat gevaar voor besmetting naar vermoeden
ia geweken;
7. De schoolartsen of gemeente-artsen
regelen in de noodzakelijk gebleken gevallen
de ontsmetting van lokalen, schoolbanken
e.a. meubelen en ntensiliën, voor zoover de
bestaande ontsmettingsdienst daar niet in
voorziet.
Met leedwezen namen wij kennis van dit
adres. Mochten de gemeenteraden daaraan
gevolg geven, dan zal voor vele kinderen en
vooral voor de kinderen der armen een
droevige tijd aanbreken.
Het adres toch, zooala het daar voor ons
ligt, zal alleen bevorderen een bescherming
van het gezonde kind, er worden gean wegen
aangegeven om het kind, lijdende aan be
paalde ziekten, waarvoor het niet in bed be
hoeft te blijven, en die by behandeling geen
gevaar voor besmetting opleveren, die be
handeling ook te verzekeren.
Misschien ia met de woorden aan het slot
van punt 2: tenzij in de daarvoor vatbare
gevallen eene bescherming door doelmatige
verbanden plaats vindi" bedoeld een moreelan
dwang op de oulers om hunne kinderen te
laten behandelen, uit te osf jnen, maar dan
vreezen wüdat men bedrogen zal uitkomen.
Men zal slechts een negatief resultaat door
den voorgestelden maatregel bereiken, want
in de meeste gevallen zal het kini niet be
handeld worden. Het verzoek om de kinde
ren, die met een doelmatig verband uel
geregeld op school kannen komen, nit te
sluiten, omdat de oudera verzuimen dit ver
band aan te leggen, is zeer zeker niet in het
belang van het kind, van de maatschappij.
Degenen, die door dezen maatregel getroffen
zullen worden, zijn de kinderen der armen,
wier leertijd al zoo kort ia omdat zij al neel
jong moeten helpen den kost te verdienen.
Zy, minder dan eanig ander kind, kunnen
een enkelen schoolty cl misaen, voor hen ia
de strijd om het bestaan zoo zwaar, dat zij
eenmaal van school zycde, zelden gelegen
heid, tijd en energie genoeg hebben om zich
verder te ontwikkelen. En toch is voor hen
kennis een even onontbeerlijk bezit als voor
ieder ander menach, willen zij het in het
leven wat verder brengen, betere levens
voorwaarden bedingen dan waaronder zy
geboren worden.
Ean groot deel van de ouders dier kinderen
karman in drie groepen verdeeld worden:
1. De zorgeloozen, die een vuil hoofd, een
ziek oog, een loopend oortje niet van
beteekenis achten; zij vinden het een bijkomstig
heid, die wel beter zal worden zouder dat
zij zich daarover warm maken;
2. De onwetenden, bygeloovigeo; die b. v.
gelooven dat een vuil hoofd bescherm! tegen
andere ziekten;
3. De stakkerte, die dag en nacht hard
moeten werken om hun brood te verdienen,
die geen tijd hebben om op zulke, in hun
oog onbeduidende ziekten, te letten, die mis
schien biy zijn het kind thuis te kunnen
houden en het mee te laten werken, dan worden
er nog eenige centen meer verdiend, dan zijn
honger en koude iets minder nijpend. Deze
allen zallen niets doen om de kwaal,
waarvoor het kind van de school verwijderd
wordt, te doen behandelen, omdat zij den
ernst van den toestand niet inzien, niet be
grijpen dat deze ziekten de gezondheid van
het kind op den duur ondermijnen, het zoo
bleek en lusteloos maken. Daar zij zalf wei
nig of niets leerden en van huu vroegste
jeugd af geleefd hebben onder den druk van
materieele ellende, van zorg voor het
dagely'ksch brood, beseffen zij den zegen van
onderwijs niet, en stellen niet alles im het
werk om hunne kinderen daarvan te doen
genieten. Zij hebben eenvoudig goen tjjd om
daarover na te denken, daarvoor moeite
te doen.
Het kind nu wordt de dupe van de ie toe
standen. Zij, aan wie het bezoeken der school
tijdelijk zal worden verboden terzij in de
daarvoor vatbare gevallen eene bescherming
door doelmatige ver Danden plaats vindt"
zullen dan misschien weken en maanden lang
de school verzuimen, want in de meeste ge
vallen zullen de ouders niet naar een dokter
gaan om welke reien dan ook (sorgeloosheid,
domheid, gebrek aan tyd), en doen zij dat
wel dan zulle a zij de voorgeschreven behan
deling niet nauwkeurig uitvoeren. Verwijsen
naar de wykverpleegater door den dokter is
e renmin voldoende, want meestal heeft deze
het te druk om al die gezinnen, waarvan de
kinderen niet op school mogen komen te
bezoeken voor de behandeling van betrekke
lijk lichte gevallen, de ernstige rieken gaan
altijd voor. Zy zou de kinderen aan het
wyklokaal kunnen laten komen, maar nit
eigen ervaring waten wü, dat de kinderen
drie dagen van de vier niet komen of uit
vreaa voor pijn, of wel omdat zjj liever
blijven apelen.
De kinderen zullen dien ten gevolge den
beachavenden invloed der school miasan,
terwijl de gelegenheid voor het opdoen van
de zoo noodige kennia hen misschien voor
lange tijd ontnomen wordt, zy zullen den
geheslen dag op straat doorbrengen,
kattekwaad uitvoeren of verwilderen, of, wat met
het oog op de gezondheid nog erger ia, uren
en uren lang moeten werken boven hunne
krachten.
En toch zouden vele van deze kinderen
op school kunnen blijven, indien het adrea
hfct verzoek had bevat
achoolverpleegs t e r s aan te stellen, d. w. z. verpleegsters,
die dagelijks de scholen beioeken en daar
op voorscarift van de schoolartsen de kin
deren behandelen.
De UDgkilled laborers zjjn nog veel te talrijk
in onze maatschappij; elk kind dat men
verhindert zoo lang en zoo geregeld mogelijk
onderwijs te genieten, doet de groote schare
van mannen en vrouwen, die niet in staat
zijn zich een menschwaardig bestaan te ver
schaffen, -omdat z\j in hun jeugd geen of
onvoldoend onderwijs genoten, nog aan
groeien, en dat moet tot eiken prijs vermeden
worden. De Vereeniging van Schoolartsen
had hiertoe kannen meewerken door in
haar adrea te wijzen op de noodzake'ijkheid
van be 'andeling in de school; aan te dringen
op de benoeming van schoolverpleegsters.
Zulk een voorstel in het belang van het
zieke kind zouden wümet vreugde begroet
hebben.
Wühopen, dat de Schoolopzieners en
Schoolcommissies, de Bond van Onder wij sers
en het Onderwy'zersgenootschap al hun in
vloed zullen aanwenden om den maatregel,
voorgesteld door de Vereeniging van School
artsen, in zoover te doen wijzigen, dat voor
bepaalde Kiekte-behandeling in de school
mogelyk worde.
J. C. VAN LAN.SCHOT HUISRECHT.
Gij zult den naam des Heerenuwen
God niet jjdellijk gebruiken.
Zóstaat geschreden in de Tien Geboden1',
evenzeer voor geloovige Christenen, als voor
geloovige Joden, nog steeds de godsdienstige
grondwet.
Hoe wordt echter deze grondwet, over het
algemeen, ook in Nederland nageleefd?
Om te beginnen met de Nederlandsche
grondwet.
B|j haar artikel 72 i», in navolging van
de grondwetten van 1813 af, het formulier
van afkondiging der wetten vastgesteld, ala
volgt:
Wüenz., bij de Gratie Gods, Koning der
Nederlanden, enz."
Bij de Gratie Oods.
Man kan en moet vrede hebben met ieder,
die in alles wat op de aarde gebeurt ziet wat
men noemt de vinger Gods", dia dua meie
gelooft, dat de Koning zjjn macht slechts ont
leent aan d« Gratie Gods". BÜgevolg k,
dat de opdracht van het opperi^ezag in de
Neierlanaen aan Willem I en diers
rakomelingen «l een geschiedde bij (liever: door) de
Gratie Godo".
Men zy echter consequent.
Wat voor Nederland geldt moet dan ook
gelden voor andere landen. EU dan mag men
ook niet de machten hard vallen, die daar in
den loop der eenwen koningen en koninginnen
van hun gezag beroofden, zelfs het schavot
lieten beklimmen, maar moet men ook daarin
Gods wil erkennen.
Evenmin Farao beschuldigen, de kinderen
Itfaels niet uit Egypte te hebben willen laten
vertrekken, want, gt>Hjk herhaaldelijk in
Exodus (VIL IX, X en XI V) staat geschreven:
De Heere verstokte (verhardde, verzwaarde),
het hart van Farao, dat hij de kinderen
Israels niet liet vertrekken".
Waarom moesten er na zooveel plagen
over Egypte worden gebracht, daar toch Farao
handelde niet naar eigen wil, maar naar des
Heeren ingeving?
En da hoofden der A»jehers waren er dan
ook bij de Gratie Gods". Maar hoe durfde
men dan hu a gezag aantasten?
Deze voorbeelden zonden met nog vele
andere kunnen worden vermeerderd.
Het aanroepen van den naam dea Heeren
geschiedt ook nog steeds in de Troonrede,
waarmede de zitting der Staten-Generaal
jaarlijks wordt geopend, en toen tot vór
weinige jaren die Troonrede telkens met
een adres aan de Kroon werd beantwoord,
vond hetzelfde plaats.
Eenmaal was het in de Troonrede verzuimd,
in 1878, onder het in 1877 opgetreden
ministerie Kappeyne.
Rnmor in casa!
N%ar het heette,, bad de formule wel, ge
lijk steeds, in het vastgesteld stuk (de minuut)
gestaan, doch lag de schuld van het verznim
aan den... klerk, die het stuk had overge
schreven ! De man werd toen
spottenderwüze genoemd: Ean Godvergeten klerk".
In sommige provincie a wordt by de opening
van de zomerzitting der S;aten door den
Voorzitter mede nog altijd Hoogere zegen"
over da te verrichten werkzaamheden inge
roepen.
In meer dan n gemeante, ook nog altijd
te Amsterdam, wordt iedere vergadering
telkens met een gebed van soortgelijke strek
king geopend. Wat nemen sommige leden
daarby een gelegenheidsgezicht aan!
Hoe weinig echter strooken hiermede
dik wij la de houding en de handsl wijze der
leden, meer in het bijzonder wat de Tweede
Kamer en de Gameenteraden betrefr. Zalfs
de geloovigen" gedragen zich in de ver
gaderingen herhaaldelijk op een wüze, dat
er niets bühen ia te bespeuren van den
ernst, dien het inroepen van 's Heeren
zegen" bühen hal moeten verwekken en
achterlaten.Laat ieder, die in deze vergaderingen komt,
büspreken en stemmen doen wat hij meent
te moeten doen, maar men seheffe het in
roepen van 's Heeren zegen" vór het begin
der werkzaamheden af.
Bet ia thana niets meer dan een formule,
een ijdele vertooning ja huichelarij.
En evenjoo schrappa men, ala het eerlang
weder tot een herziening der grond «vet mocht
komen, in art. 72 de woorden: Büda
Gratie Goda".
Amsterdam.
A. D.
Bs psitie m lei TaanJriz.
Sinds 1901 heeft het Nederlandsche leger
groote veranderingen ondergaan. Veel, wat
nieuw ingevoerd werd en daardoor tegenstand
en onaangenaamheden te verduren had van
hen, die het oude beter vonden, is reeda gewoon
geworden en heeft zich gezet. Maar nog altijd
is de vaandrigsatand, die zich nieuw bloed
loegevoërd zag door de regeling van 1906,
er een van half beid, van tweeheid, van wille
keur. Hoe is het mogelijk, dat er in het leger,
waar, nit den aard der zaak, alles tot op de
uiterste nauwkeurigheid geregeld is, tot zelfs
de zak, waarin de soldaat z'n zakmes bergen
en de hoeveelheid vet, die z'n vetkoker be
vatten moet hoe ia het mogelijk, dat daar
een rang is, waarvan eigenlijk niemand weet
of ze vleesch of visch is, maar die iedereen
ala een hoogst onaangename positie brand
merkt ?
Ondanks de veelheid en verscheidenheid
van rangen is er toch n hoofdvei deeling
te maken, waaronder ieder rangbekleeder te
brengen is die tusschen officierakorpa en
ondercüicipracorpp, twee scberpgescheiden
eenheden. Ei dit ia juist het kenmerkende,
onhoudbare in de vaandrigsranp, dat ze onder
geen van beide ouder te brengen is in de
praktijk l
Want volgena wet en reglement ia hu in
rarg gelijkgesteld met den adjudant-onder
officier. Reglementair ia hij dus onderofficier,
heeft zich te gedragen ala ondernjji ler en
moet behandeld worden ala onderojjlckr, is
dna lid van het onderofficierscorp?. Maar in
de praktijk zien z'n meerderen hoogst on
gaarne, dat hij eenigazina katneraadechappelyk
met onderofficieren omgaat. Waarom? Omdat
hy na eenigen tijd in het officierscorps op
genomen zal worden. Als onderc fficier wordt
hy' dus gusoleerd van het ondeicfflcierscorps
en in het offitüerskorps is hu nog niet
opgenomen. Hu moet maar zien, hoe hij
tuacchen Charibdis en Scylla doorzeilt.
Wat ia nu eigenlijk de oorzaak van deze
onbestaanbare positie? Deze. De vaandrig
der theorie klopt niet met de vaandrig der
werkelykheid. Da wetsbepaling omtrent zyn
rang is ONVOLLEDIG Want de vaandrig der
werkelykheid heeft in zich onderofficiers- n
o ui ei ersel ementen.
Gelijk gesteld in rang met den A<rjt. o. o.:
dat la hot ondercfficierselement in hem.
In ontwikkeling en beschaving op hetzelfde
peil als een tweedo-luitenant. Dezelfde dienst
als ie tweede luitenant. Vervangt den
tweedeIttitesant. Deze factoren tezamen vormen het
officierselement in hem.
Hy is tegeiykertüd onderofficier n
cllioierop-proef. Tot welk korps behoort hij? Als
hoedanig moot hij behandeld worden ? Wet
en reglement spreken alleen maar over het
onderoffic'erselement in hem en la'enderest
in 't midden. Maar omdat de cmc';erselementen
in hem even sroote werkelijkheid bezitten
als de ondercfficiersrang, die hij bekleedt,
zoo staat het veld open voor allerlei
persoonlyke opvattingen van z'n meerderen?maar
de vaaodrig betaalt het gelag en ziet bet aan,
hoe men met hem speelt: met den end
-rcflioier mag hu niet omgaan, omdat büofficier
zal worden, en met de officieren gaat hy niet
om, omdat hy ond>roffieitr is,
'c Wordt tijd, dat nu einde'yk eens van
hoogerhaad vastges'eld wordt hoe men den
vaandrig behandelen moet en tot welk korps
hy geacht moet worden te behooren, want
tot dusver ia hy blootgesteld aan de
verbystereade willekeur der persoonlijke opvat
tingen omtrent zyn rang.
By voorbeeld, 'n Vaandrig komt by z'n
compagnie aan en stelt zich voor aan een
luitenant, die in hem den gelijke in ontwik
keling en beschaving, den officier-op-proef
ziet. Deze zal hem eveneens zijn naam noemen
en hem de hand reiken, behandelt hem dus,
zocals hy 'n tffioier zou behandelen. Maar
telt hu zich voor aan een luitenant, die in
hem den onderofficier ziet, zoo zal deze den
militairen groet brengen, hem minzaam en
belangstellend" eonigo vra«en stellen en zich
verder op een afstand-houden. Zelfa by deze
kleine, dikwijls voorkomende
beleefdheidsvorm moet de vaandrig altijd afwachten hoe
de officier tegenover hem, hem beschouwt,
hoe hy behandeld zal worden als
onderof Scier of als officier- op-proef. ?
'n Ander voorbeald. Wordt er geroepen:
kader vór", dan treedt de vaandrig naar
voren, als behoorende met de
sergeantenmajoor, sergeants en korporaals tot het kader.
Het gebeurt echter ook wel, byv. tot het
bespreken van een oefening, dat men roept:
vaandrigs en onderofficieren vór", waarbij
dna weer onderscheid gemaakt wordt tuaschen
vaandrigs en onderofficie:en. Verder. De troep
ruit nit en er wordt gerust. De officieren
onderhouden zich met officieren, onderoffi
cieren met onderofficieren... de vaandrig
strekt zich zelf tot gezelschap, als hu 't gelnk
niet heeft eenige lotgenooten te hebben. De
troep oefant zich in de kazerne. Bij de rust
gaan de officieren naar hun wachtkamer, de
onderofficieren naar kamer of cantine de
vaandrig kan zich op 't compagnies-bureau
gaan zitten vervelen.
Evengoed als verschillende behandeling als
gavolg van verschillende opvatting omtrent
de vaandrigsrang individueel, in 't klein voor
komt, heeft ze ook in 't gioot plaats. Het
verEchil tuaschen de garnizoenen springt in
dit opzicht zeer in 't oog. Er zijn garnizoenen,
en dit dikwijls de kleine, waar n opvatting
omtrent de vaandrigsrang door alle officieren
gehuldigd wordt, waar de vaandrig beschouwd
wordt ala leerling-o/fisier en uniform ala
100danig behandeld wordt. Maar als de vaat drig
niet 't gelijk heeft in zo o'D garnizoen terecht
te komen, dan is zyn positie zoo schots en
scheef, zoo geheel willekeurig als ik hier
boven heb trachten ie schetsen.
De vaandrigarang ia 'n doorganzsrang, 'n
groairang van onderofficier tot officier. In
welke tuin most hu nu groeien en rijp worden
de onderofficiers- of deofficierstuin? Dat
dient, eens voor goed, vastgesteld te worden.
Want per slot van rekening is dit toch waar:
de man ia er niet voor de rang, maar de
rang voor den man. Ia de rang niet scherp
genoeg omlijnd en brengt ze daarom vele
moeilijkheden mede, dan staat het niet aan
den man, zich maar voortdurend te plooien
en te schikken, maar dan moet de rang 100
gemaakt worden, dat voortdurende f ro. t
verat dering, het meest stuitende voor iemand
van karakter, onnoodig is.
E.
9e Jaargang. 22 September 1912.
Kadacteur: J. DE HAAS,
Graaf Florisstraat 15', Amsterdam.
Verzoeke alle mededeelingen, deze rubriek
betreffende, aan bovenstaand adrea te richten.
ONZE CURSUS".
Zooals de vorige week werd aangekondigd
wordt thaca de behandeling van 3 tegen l
dam beëindigd met het volgende voorbeeld
dat tot het mooiste op dit gebied behoort.
Al wat door ons werd behandeld vindt
men terug in deze studie. De samenwerking
der 3 witte dammen, benevens het
beheerschee der vlnchtvelden van den eenen dam.
Stand.
Zwart l dam op 25.
Wit 3 dammen op
37, 41,42. (Ziediagram.)
In dezen stand, op
pervlakkig beschouwd,
lijkt voor wit geen winst
mogelijk, daar tusschen
wit en zwart geen on
middellijke aanrakings
punten waarneembaar
ditjspel als volgt fraai
geB
a
zijn, en toch is
wonnen:
Wit.
Zwart.
1. 37-19
Belet zwart, om de reeds bekende winst,
op een der ruiten te gaan van 25 tot 48
1. 25-3 A)
2. 42-26
Belet zwart 3-9 wegens wit 41-36, zwart
9-20, wit 36 9 en 19-3.
2 3-20
Op 3-25, wit 26-3, zwart 25-?,wit 19-30,
zwart ?:25, wit 41 14 en wint.
3. 4147.
Dwingt zwart op 9 of 25. Op elk ander
vak is zwart onmidiellyk verloren. Men
lette nu wel op de volledige samenwerking
der 3 witte dammen.
3. 209
Op 20 25, wit 26 48, zwart 25-9, wit 47-20,
zwart 9 25 wit 19:30.
4. 47-36
Een rij a tempospel van dezen dam.
4. 9.20
'J-25 maakt geen verschil, want wit ant
woordt steeds 36-9, zwart 25:3, wit 19:8 ge
wonnen.
A
37-10
41-36
42-48
oö-47
47 20 en 19 30
25 'J
9-25
2520
20-9 of 3
t ±
y\
xa '^
-.i
Thans een aardig voorbeeld van een snelle
winst in het eindepel, waarbij hst voordeel
van den laatsten zet duidelijk uitkomt.
2.-.. Stand.
Zwart 3 schyven op
?i, 11 en 41.
Wit 4 schy van op 10,
15, 33 en 48. (Zie
diagram)
In dezen stand kan
wit onmiddellijk naar
dam gaan, zwart neemt
dan dam op 47 en de
winst voor wit is niet
eenvoudig. De onmidifellyke winst voor wit
ia als volgt. Wit 3329, zwart 41-47, op 41-46
zou wit door 10-5 winaer. Indien zwart 11-17,
dan wit 10-5 mot onmiddellijke winst. Zwart
dus 41 47, wit 29-24, awart 47:20, wit 15:24,
zwart 4-15. Wit 48-42, zwart 11-17, wit 42-37
met winst, want od 17-22, wit 37-32 en op
17-21, wit 37 31, zwart 21-26, wit 31-27.
Een leuke winst, die leert dat men niet
al te haastig naar dam moet gaan.
DE INTERNATIONALE WED9FRIJD.
Indore Weiss ex-wereldkampioen.
Deze belangwekkende figuur in de
damwereld, die hier zoowel ala in Frankryk
geschitterd heeft, deze enorme kracht heeft
in Nederland zy'n titel moeten verliezen. Het
spreekt wel baast van zelf, dat de verrich
tingen van Weiss in den jongsten wedstrijd
met groote belangstelling werden gadegesla
gen, vooral met betrekking tot zyn vreeelyke
nederlaag tegen Molimard. Een ieder vroeg
zich af of Weies, die zich 18 j aren lang schit
terend handhaafde, schitterender dan ooit een
speler voor hem deed, was achteruit gegaan.
Zon by niet meer zoo sterk tyn als voor
heen? Na een zorgvuldig gadeslaan gedurende
9 dagen ia ome conclusie, dat dit geenszins
het geval ia. Weiss ia nog dezelfde gevreesde
speler van voorheen, die evenals vroeger zyn
minder sterken tegenstanders geen kaneje
geeft. Nog steeds vernietigt hy' dergelijke
spelers en nog steeds ia hy onuitputtelijk in
het leggen van valstrikken.
Met slechts weinig scbyven weet hy ook
thans nog te combineeren. Zyn genie in het
damapel is groot Z'Jn verminderd succes is
echter een gevolg van de enorme vorderingen
die de jongeren maakten in het volmaakter
geworden pasitiespel, gepaard aan het door
zien van da meest verborgen valstrikken.
Tegen dit uiterst fijn positiespel is het spel
van Weiss, dat gebaseerd is op de font van
den tegenstander, niet opgewassen. Loopt zyn
tegenstander niet in een der gespannen val
strikken, dan heeft hy in het eindspel den
min gunstigen stand. Daarom heeft sy'n
systeem afgedaan. De school van Molimard
heeft dit afdoend bewezen.
Belangwekkend ia het spel van deze belde
meestere tegen elkaar. Men vindt dan beide
spelgenres op de spits gedreven. De eerste
party tusscben hen nit dezen wedstrijd ia
daarom zeer merkwaardig. Het spel van Weiss
herkende men niet meer. Men kreeg zoo den
indruk, dat Weiss speelde met het gevoel,
dat hu het tegen dit spel toch moest afleggen.
Men kon het zoo merken, dat hy het geloof
in zijn spel had verloren. Het droeg een
weifelend karakter. Hy werd dan ook in den
waren zin dea woorda, in de positie
doodgedrnkt. Al is het wellicht te betreuren, dat
zyn brillant spel heeft uitgediend, aan de
andere zijde pleit deze nederlaag van het
speelgenre Weisa voor de vooruitgang van
het damapel en daar moeten wy heen.
De jongeren moeten de veteranen ten
slotte overwinnen. Gebeurt dit niet, dan is
er ook geen vooruitgang in het spel waar
te nemen en dit zon te betreuren zy'n.
Merkwaardig zijn ook hierom de partyen
Weiss?Hoogland. In beide partyen %tjnd
Weisa elecbt. Hoogland's positiespel was
verreweg suparieur en had hy uit mindere
wedatry der varing niet al te vlug toegestemd
in de remise, die Weiss hem aanbood, dan
was de kans op een nul voor Weiss niet
uitgesloten Ook tegen het kero gezonde
oositiespel van Hoogland waa het genre Weiss
niet bestand.
Hat 18 jarig tijdperk van Weies is
hiermede afgesloten. De tijd van brillante
bravourstnkjea en hinderlagen heeft plaats
moeten maken voor de nieuwere school van
het logische positiespe). Het is daarom vol
strekt niet uitgesloten, dat Wei B 3 in wed
strijden nog succes zal behalen, domineeren
zal zyn genre echter niet meer.
Gelijk wüechter reeds vroeger zeiden, zy'n
wüWeiss dankbaar voor al hetgeen hij ons
geleerd heeft. Hoe dikwijls genoten wüvan
zijn schitterende gaven als speler.
Gaarne brengen wij dan ook hulde aan
den gevallen kampio^p.
Hieronder volgt nog een stukje dat bewijst
welk een gevaarlijk speler Weisa nog steeds is.
ZWART.
WIT.
In bovenstaanden stand speelde Weifs met
zwart, de Haas met wit.
De laatste zet van zwart is 14 20, wanneer
wit nu meenen inccht zwart volledig te
kunnen opsluiten door 40-35 dan volgt de
volgend»fraaie dag:
Wit 40-35 27-18 '28:19 19.8 8:19 35:24,
ZTartTÏS" 22~ l2:^i^Ta 9-13 24Ïïa"2Ü:Ï
Wit liep niet in de val en speelde 34-29.
Het epel kreeg toen een gewoon verloop met
eenig nadeel voor zwart in het eindspel,
echter niet groot genoeg om winst te be
halen door wit.
NEDERL4.NDSCHE DAMEOND.
De Commissie, die den jongaten interna
tionalen wedstiyd zoo uitstekend heeft voor
bereid en geleid, zit niet by de pakken neer.
Gazitn de groote belargaieüing, die er in
ons land voor genoemden wedatrüd is be
toond en het feit, dat thana de wereldkam
pioen in Nederland zetelt en ook de tweede
prüs door een Nederlander werd behaald,
acht zy haar taak niet geëindigd, doch streeft
er integendeel naar, een fonds te stichten,
waaruit jaarlijks de orkosten voor zulk
een internationalen wedstrijd om het wereld
kampioenschap kunnen worden bestreden.
Hiertoe verzendt zij aan de leden van
bovengenoemden boud en aan ieder, die verder
in het darnspel belang atellen mocht, een
rondschryven, waarin om een jaarlykeche
matige bijdrage tot stichting van genoemd
fonds wordt gevraagd in bet belang van ona
spe). Men kan van ? 0.50 af inechryven,
zoodat een ieder thans een steentje kan
bydragen, tot verwezenlyking van het
hiervoren omschreven denkbeeld. Het behoeft
nanwelüka betoog, dat wy" den dammers
opwekken de energieke Oommissie te steunen
door hunne inschry Dingen, aan de
onderteekenaren der circulaire, da herren Jac.
Musly, Walenburgerweg 59, Rotterdam; I.
Meyer, Graaf Florisstraat 15, Amsterdam;
C G. Vervloet, van Vollennovecstraat 33,
R'jtteidam, te zenden.