Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1839
Geachte Redactie,
Met volkomen waardeering voor den kunst'
zin en de werkelijk vorstelijke vrijgevig
heid van den heer en mevrouw Drucker,
zou ik toch gaarne zien, dat de bouwmeester
van het Rijksmuseum gebruik maakte van
het recht, hem, tengevolge der nieuwe
auteurswet, binnenkort toekomend, om een
nieuwen uitbouw eenvoudig te verbieden.
Ik twijfel niet, of er zal wel een andere
manier gevonden kunnen worden om de
schoonheid der betreffende schilderijen onder
voldoende belichting te doen uitkomen.
HERMAN KOBUERS,
*
IN XAKE DRUCKEK UITBOUW.
Nemen wij aan, er werd voorgesteld van
een schilderij van Rembrandtoflsraëlseen
stuk af te knippen of er een stuk bij te schil
deren, om 't pasklaar te maken voor een
bepaald wandvlak, zou er n Raadslid zijn
of n Staatsman die tot deze daad zijn
toestemming gaf?
Maar waarom dan wel voor het verminken
van ons schoonste bouwkundig kunstwerk
van de 19e eeuw; is de kunstconceptie
die hieraan ten grondslag ligt soms geringer
en minder het beveiligen waard P
Zooals de stand van de zaak thans is,worden
de leden van den Raad uitgenoodigd voorde
verminking van een groot architectonisch
kunstwerk te stemmen, en dat op grond
van daardoor andere kunstwerken te zullen
krijgen, die niemand hunner echter ooit
zag, en over welker kunstwaarde _van
staatswege geen rapport van deskundigen
ooit is verschenen, waarop zij zich beroepen
kunnen.
Onder deze omstandigheden blindweg
vór den verminkenden uitbouw te stemmen,
lijkt mij buitengewoon lichtvaardig en
daarenboven een zeer gevaarlijk precedent.
18 Sept. R. N. EOLASD HOLST.
«
De ontmanteling van het Itijks- Museum,
Den Haag, 17 Sept. 1912.
Den Louvre heb ik in mijn hoofd, de
Pitti- galerij heb ik in mijn hoofd, en de
Uffizi, en ook het Mauritshuis. Het
RijksMuseum heb ik niet in mijn hoofd, ik ben
er nooit in geslaagd het er in te krijgen;
het is mij een koorts-droom met prachtige
vizioenen, die versmoord worden in een
demonischen chaos.
Als het tweede Drucker-geschenk déze
gezegende en dubbele uitwerking kon heb
ben, dat, om er plaats voor te maken, enkele
zalen zouden worden ontruimd, en daardoor
in de andere zalen eene keur-verzameling
te hangen kwam, het ware een weldaad
zóvoortreffelijk, dat ik er zelfs het nog
weer betere en allerbeste licht van een ge
heel nieuw Drucker-museum graag voor gaf.
Het Joodsche Bruidje", een van de heer
lijkste werken, die ik ken, heb ik nooit
anders dan in het licht van het
RijksMuseum gezien.
Een schaduwzijde van het eene zoowel
als van het andere voorstel blijft intuaschen,
dat nu de verdere om-manteling van het
schoone bouwwerk niet door zou gaan ...
Dit paste zoo aardig bij een stad, waar nog
altijd het Raadhuis leeg staat en het Konink
lijk Paleis van een zóspookachtige zon
derlingheid is, dat de Koningin er eten
moet in de gang.
Is er geen noodlot in een naam ? De
geniale Jacob kwam van Campen, en de
Cuypera' slaan banden om hunne ton.
CAREL SCHAMEN.
*
Den Haag, 18 Sept. 1912.
Redactie vDe Amsterdammer",
Ik heb in 1906, gesteld voor de keus:
Uitbouw of geen Collectie-Drucker", ge
meend voor den uitbouw te moeten stemmen,
te meer waar de Bouwmeester van het
museum zelf geen bezwaren maakte. Thans
is er sprake van een tweeden uitbouw en
is de heer dr. Cuypers tot zoo hoogen leeftijd
geklommen, dat hem onrecht aandoet wie
hem nu in het geding brengt voor een
vernieuwde en dus dubbel schadelijke
beperking van het aanzien van zijn monu
ment. Zoo zou ik thans zeker stemmen voor
een der beide andere voorstellen, die beoogen
het nieuwe prachtgeschenk van den heer
en mevr. Drucker waardig te plaatsen en
zonder 'sheeren Cuypers schepping te
schaden.
Ik hoop dat de Raad thans sterker zal
staan, dan wij het in 1906 konden zijn, toen
geen andere uitweg mogelijk leek, en be
denken dat het Paris vaut bien une
m e s s e" niet van twee spreekt.
L. Sl-MO.NS.
Dadelijk na de verificatie,
Vit het leven van een plattelandiontvanger,
door P. E. W. K.
Twee dagen in de week is er druk geloop
op 't kantoor van slagers en van
slagersjongens. -De slagers zijn groot en dik. Za
lijken op elkaar, want 't zijn meest broers
of tenminste neven. De gelijkenis gaat zelfs
zóver, dat er twee zijn, die met 'c zelfde
oog loensch kijken, en na een tweejarige
ervaring noch door den ontvanger nocadoor
den klerk uit elkaar zyn te honden. Ze dra
gen allen een kort wit jasje onder hun
colbert. De jongens zijn wild en ruw. Vlak
voor 't kantoorraam ploffen ze met een smak
neer van hun rijwiel en schreeuwen tegelijk
iets naar een jonge deern, die tien denren
verder haar hoofd uit de huizenrij steekt om
te zien of er altemet ook iets gaande is op
den weg. Za de jongens?hebben ge
woonlijk gezonde roode koppen; als 't wat
gnur of regenachtig-kil is, zien ze paars van
de kou. Er zyn er altijd een paar bij met
een half afgehakten vinger of een gapende
wond in de palm van de hand. Als 't
eenigssins kan, laten ze 't graag aan de andere
kantoorbezoekera zien; ze lichten dan 't
vnilgeworden met bloed doortrokken ver
band op...
Voor 't loket tellen de slagers en de
jongens geld neer, guldens en rijksdaalders
en vél kleingeld. Maar alle stukken voelen
wat vettig en aoms kleeft er bloed of een
stug wit haartje aan....
De slagers schrijven met een mollig dik
handje wat stijve schokkende letters, hun
naam, op den stok van een register, dat hun
wat moeilijk door 't te smalle loket woidt
De buitengewoon groote vrijgevigheid
van den heer en van mevrouw Drucker,
die een allerbelangrijkste verzameling schil
derijen aan het Rijk ten behoeve van 's Rijks
Museum schonken en thans het voornemen
te kennen gaven een tweede soortgelijke
collectie te geven, kan niet genoeg geprezen
worden, en wordt dan ook algemeen hoog
gewaardeerd. Natuurlijk zijn de Regeering
en het Gemeentebestuur van Amsterdam
bereid het mogelijke te doen om aan de
wenschen der edele schenkers tegemoet te
komen. Daar is hierbij evenwel een grens,
welke niet ontstaat uit gebrek aan be
reidwilligheid, maar door de bestaande toe
standen en verschillende daaraan ontleende
bezwaren wordt opgelegd.
Het schijnt dat de heer en mevrouw
Drucker gaarne zouden zien, dat ten be
hoeve hunner tweede schenking de voor
de eerste opgetrokken uitbouw werd ver
groot. Ten bewijze van zijn streven om den
minister van Binnenlandsche Zaken ter
wille te zijn, heeft Dr. Cuypers een ont
werp geteekend om aan te toonen hoe dit
zou kunnen geschieden; doch hij heeft
tevens te kennen gegeven dat hij
zoodanigen nieuwen uitbouw in hooge mate
zou betreuren en derhalve afkeurde. De
wethouder Delprat zeide in den gemc on
raad dat Cuypers aanvankelijk geen be
zwaar had, maar het ook door hem erkende
feit dat de architect weigerde die verkla
ring schriftelijk^ te geven, toont aan dat
hier een misverstand is. Ik kan getuigen
dat dr. Cuypers mij van den aanvang af
zijn leedwezen over het denkbeeld van den
nieuwen uitbouw te kennen gaf, dat hij
herhaaldelijk en nog onlangs dien uitbouw
ellendig noemde, dat hij de hoop en het
vertrouwen uitsprak, dat de gemeenteraad
zijn toestemming voor dien uitbouw zou
weigeren.
Ik begrijp 's mans weerzin volkomen;
de nieuwe uitbouw verknoeit het museum
gebouw radicaal, en dat is erg; het Rijks
museum is een instituut dat onze glorie
verkondigt op het gebied van schilder- en
beeldhouwkunst, van kunstnijverheid en
graveerkunst, maar ook op dat der architec
tuur, de moeder van alle kunsten, en het
gaat niet aan voor de eischen der schoone
bouwkunst blind te zijn en de architectuur
op te offeren aan de andere kunsten.
Er moet dus een uitweg gezocht worden
en ik stel mij voor, dat de heer en mevrouw
Drueker veel te artistiek aangelegd zijn,
om te weigeren daartoe mede te werken.
Daar zal, voor zoover ik zie, moeten be
sloten worden tot een annexe deel uit
makende van 's Rijks museum, ofschoon
niet opgetrokken binnen het park van het
museum, dat blijkbaar te klein is, en overi
gens eerlang te klein zal worden wegens
de onvermijdelijke en gestadige uitbreiding
der collecties.
Ean ander denkbeeld is opgeworpen, dat
mij althans aanvankelijk onverstandig voor
komt; men zou van de oude lokalen van
'sRijks museum eenige ontruimen ten behoeve
der tweede schenking Drucker. Is dit soms
ingegeven door de gedachte, dat op die wijze
de schenking binnen in het oude museum
opgenomen zou worden; dit zou nog a'
kinderachtig zijn; want wat verandert het
aan de waarde der schenking Drucker of
aan de conceptioneele verdiensten der schen
kers, of de tentoonstellingszalen onder n
dak zijn met de andere, dan wel of daartoe
een losstaand gebouw wordt opgetrokken ?
Integendeel de waardeering, waarop de
schenken en hun schenking aanspraak
mogen maken, komt eigenlijk te meer uit,
wanneer staat en stad zich de kosten ge
troosten van een opzettelijk gesticht gebouw,
dat trouwens toch administratief en feitelijk
te samen met het oude gebouw het Rijks
museum zal zijn en zal heeten.
Dit denkbeeld (de gedeeltelijke ontruiming
van 't Rijksmuseum) wordt sterk aanbevolen
door Dr. Jan Veth, om redenen aan de
questie-Drucker vreemd; sinds vele jaren
doet de heer Veth zich voor als een
rijnproever, die in 't Rijksmuseum alleefi hooge
kunst wil opgenomen zien en alles wat maar
bijzonder van historischen waarde is, uit
de zalen wil verwijderen. Voor hem is de
berging der collectie Drucker het middel
om zijn wensch te verwezenlijken. De op
lossing van Dr. Veth geeft practisch niets.
Vooreerst zou men nu in stede van een
gebouw voor de collectie Drucker, er een
moeten stichten voor de veroordeelde stukken
uit het Rijksmuseum, hetgeen in menig
opzicht op hetzelfde neer komt. Dan en
dit is geen geringe moeilijkheid hoe zal
men de grens trekken tusschen hetgeen
meer artistieke en hetgeen meer historische
toegewrongen. Dan zuchten ze eens diep,
hetzij van inspanning, hetzij van E pij t over
't bedrag van den accijns, en intussuhen
hebben ze een vet vlek of een bloedveeg
achtergelaten op een van de espedities van
het register.
Da jongens overhandigen een briefje en
wachten nauwelijks tot hnn geld is nageteld.
Die twee dagen Donderdag en Vrijdag
zijn het worden er doodvonnissen
geteekend op het kantoor, 't Slachtoffer wordt
niet gehoord. Alleen de aanklager. Op zijn
woord, bekrachtigd door zijn handteekening,
en tegen betaling der kosten, wotdt hij ge
loofd. Dan volgt onmiddellijk de uitspraak,
la mort sans phrasea....
Oh, men moet als ontvanger der accijnzen
niet teerhartig zijn aangelegd. Twee dagen
per week, honderd per jaar, zonder nog te
rekenen de ex'ra's, zich te moeten zetten tot
het vellen van deze vonnissen, deze vonnissen
die immer den dood ei&chen I Naast het goedige
bordje: Kantoor dor directe belastingen en
accijnzen, mocht wel een tweede hangen
met 'c opschrift: wiens briefje hier binnen
gaat, laat alle hoop vaten.
Als tegan kermis of andere dagen van
vreugde voor de menschen het aantal offers
stijgt tot dertig, veertig, vijftig, dan komt er
een huivering over me en ik gevoel me een
tweede J aan da Vargas. Mijn klerk, achr
jvensmoeda en diuilig door de zwoele warmte
in 't kantoorlokaal, zie ik 't hoofd
neerknikken ea 'k onderstel, dat hij slaperig instemt:
hangen, als wijlen 't bekende duttende lid
van den Bloedraad.
Geluikig, de dieren hebben geen weet van
'c gruwzaam hardvochtig bedrijf op het ont
vangkantoor. Wee, anders de leden van 't
ontvangerscorps!
Neen, ze hebben er geen weet van, andera
zouden ze zich in han onmacht tot verzet,
sarcastisch verheugen over het feit, dat zoo'n
man, die al even slecht ia als de beul, niet
of wetenschappelijke waarde heeft? Die
scheiding zal inderdaad hoogst willekeurig
zijn en dikwijls herzien moeten worden.
Eindelijk Veto's verlangen is geheel in
strijd met de gedachte die ter grondslag
heeft gelegen aan de inrichting, onzer Rijks
musea; die gedachte i?, dat in het eene
museum, het Mauritshuis, uitsluitend kunst
van den hoogsten rang moet opgenomen
worden; daarom heet dit museum het Ka
binet van schilderijen; het Rijksmuseum te
Amsterdam daarentegen ia bestemd ook
voor stukken van geschiedkundig en weten
schappelijk belang, het is een historisch en
artistiek museum; het gaat niet aan daaruit
alles te weren wat speciaal voor de historie
der kunst of der samenleving interessant is;
in allen gevalle past het niet het geheele
eenmaal aangenomen stelsel incidenteel
omver te werpen, omdat men naar een
behoorlijke plaatsing voor de tweede schen
king Drucker zoekt.
De revolutie in het Rijksmuseum zou
overigens niet gering zijn, ook als men
alleen let op de schilderijen. Volgens het
verslag der laatste Raadszitting in de
N. R. Ct." van 6 September, zou de hoofd
directeur van het Rijksmuseum verklaard
hebben, dat voor de collectie Drucker niet
minder dan 31934 strekkende meter noodig
zou zijn, hetgeen zou gelijk staan met 10
zalen l Het ware wel raadzaam dat men
eens vroeg hoe de hoofddirecteur aan dat
cijfer komt; rekent hij er op, dat de schilde
rijen slechts op n rij geplaatst worden
en niet op twee? en rekent hij ook op een
aanmerkelijke tusschenruimte tusschen de
schilderijen ? Indien dat inderdaad de eisch
mocht zijn, is het duidelijk dat die in 's Rijks
museum-lokalen niet te verwezenlijken is.
Volgens het programma waarnaar indertijd
het museum moest gebouwd worden, had
de architect voor de schilderijen 800 strek
kende meter te leveren; de collectie- Drucker
alleen zou dus bijna de helft van die ruimte
innemen, en het is duidelijk dat de over
schietende oppervlakte niet voldoende zou
zijn om de doeken ten toon te stellen, welke
volgens het stelsel Veth aanspraak mogen
maken op een ongestoord verblijf in 's Rijks
museumgebouw.
Uit dit alles volgt de conclusie, dat de
verstandige oplossing is de bouw van een
speciaal gebouw vlak bij het Museum; men
zal dit geheel kunnen inrichten op de door
den heer en mevrouw Drucker gewenschte
manier en zoo, dat het voor eventueele
uitbreiding vatbaar zij. De personen, die
door den heer en mevrouw Drucker plegen
geraadpleegd te worden en mede voor een
goede oplossing moreel verantwoordelijk
zijn, zullen, naar ik hoop, de voordeelen
dezer solutie, welke royaal is en alle moei
lijkheden overwint, beseffen en in het licht
stellen en de heer en mevrouw Drucker
zullen zeker de kroon op hun werk zetten,
door een denkbeeld te aanvaarden, dat hun
vrijgevige intenties tot haar recht doet
komen zonder andere eerbiedwaardige be
langen te schaden.
19 Sepr. 1912. Vu TOR DE STUERS.
In een klein land zijn grootsche daden
is het breede gebaar zijn monumentale
uitingen schaaisch, uiteraard. De situatie is
ten dezen opzichte een onvoordeelige. In
de stichting van het Rijks-Museum hebben
wij die grootsche daad dat breede gebaar
die monumentale uiting en wel op
bijzonder superieure wijs. Ook te dezen
opzichte een unicum sinds honderden jaren
van ons volksbestaan. Men zou zeggen dat
hierin ons volk zichzelf overtroffen heeft,
want sedert jaren ktaagt men aan die
schoone pracht l En thans zou de magistraat
der stad die de kroon draagt van Europa
nog verdere verminking toestaan? Mag niet
veeleer van haar verwacht worden dat de
schennis der latere jaren wordt te niet
gedaan, dat zoowel Drucker-museum ais
Rembrandtzaal verdwijnen, opdat in onge
repte schoonheid voor het nageslacht be
waard blijve wat terecht als een der schit
terendste parelen aan der stede roemruchtige
kroon wordt geacht.
J A N STUYT.
Het zal een geluk zijn voor geheel het
aesthetisch-Europa, indien de Amst. Ge
meenteraad niet zal overgaan tot den
Drucker-uitbouw.
Er is nog veel plaats in de zalen van
het Rijks-Museum. Eene flinke commissie
uit de beste kunstenaars moest zich vormen
om ia overeenstemming met de Directie
v'h Rijks-Museum, die werken naar andere
volstaan mag met 't nmaal afschrijven van
het uitgesproken vonnis, dat hij aich moet
uitsloven om met haastig reppende pen 't
vonnis te vermelden op den stok van zijn
register, op het daaraan vastzittende extract
voor de twee kommiezen mi t de
haakstokken, die hun looden medaille van waar
deering met pijnlijken kneep komen hech
ten... aan den staart, als een bittere bespot
ting voor de eerst gehuldigde verdienste, en
voor de derde maal op de kwitantie voor
dien onbetrouwbare, die zoo lief kop-kroe
zend in de weide kwam en goedkeurend
knikte over gevulde flanken ...
Za hebben er geen weet van ... Zoo zegt
men. En toch, ala ik door een weide ga, kijk
ii altijd wat schichtig om naar den koppel
koeien, die graast aan het uiterste einde.
Moeten ze dan ook, juist als ik door de weide
ga, zio belangstellend de .koppen opheffen.
En is 't dan noodzakelijk, dat ze in een lange
rij achter me aan komen wandelen, terwijl
er een paar wild met den gehoornden kop
zwaaien, alsof ze denkbeeldig revanche namen
voor haar tallooze omgebrachte familieleden...
't Laatste eindje in de weide loop ik ge
woonlijk hard, dan klopt 't me in de keel,
m'n geweten is onzuiver en die
lakenveldF.che nam daar zulke ongemotiveerde woeste
zijsprongen. Op den weg ben ik veilig, maar
aan da overzijde van de sloot volgt snuivend
en elkaar op zijde dringend een optocht van
propagandisten van de daad... Aan den hoek
van 't weiland kunnen ze niet verder en
bulkend alingaren ze dan haar
verwenschingen in de lucht... En dan betwijfel ik sterk
of ze er geen weet van hebben...
Ik heb enkele jaren gewoond op een klein
dorp. M(jn huis stond vlak naast een weiland.
Daar liepen koeien en jongvee, 'c Jonge vee
drong door de gebrekkige afrastering van m'n
groentetuin en vertrapte met onhandige
steltpoot en de jonge worteltjes en doperwten. Da
mama's*, 't kunnen ook tantes of nog verdere
verdiepingen te verplaatsen, ten einde ruimte
te maken voor de Drucker-verzameling.
J. H. TooROi'.
*
VHOOLI.IK SLOT.
Eindigen wij, na al deze nuttige opmer
kingen, op minder ernstigen toon. De heer
prof. Dake schrijft in het blad, dat men
gaarne gelukwenscht met de eer zijne
weigefundeerde meen in gen te mogen afdrukken
(?De Telegraaf"), dat de Amsterdamsche
Raad vooral geen enkele voorwaarde moet
stellen, maar onvoorwaardelijk ponder be
perking" in het bijbouwen van nog een
verlengstuk aan den uitbouw Drucker moet
toestemmen.
De bijbouw l Zooals de geruchten luiden",
aldus Dake, zijn (de heer en mevrouw
Drucker) van die conditie niet af te
b r e n g e n."
Pas dus op, roept de man, laat het zwaarst
wegen wat het zwaarst is. Moeten we er
het Rijksmuseum voor schenden ? Niet zoo
somber, lieve vrienden! Er valt zoo weinig
meer te schenden l
De tegenwoordige toestand is, dat de
achtergevel van het museum al bedorven
is door de verschillende aanbouwen,
die er in de laatste tijden zijn toege
voegd, waardoor reeds nu de
eenheid van het plan van den
bouwmeester verbroken ie.
Nu dit vaststaat, nu het zeker is,
dat de heer en mevrouw Drucker hunne
conditie voor de schenking zullen hand
haven (zoo straks was het nog maar
een gerucht... RKD.), wil het mij
voorkomert, dat de raad maar moest toegeven
en den uitbouw goedkeuren. Want men
kan verwachten, dat indien er wederom
geaarzeld wordt, indien er een
bezijdengaand besluit of een evenwaardige motie
wordt aangenomen, ons als een donder
slag zal doen opschrikken, het bericht,
dat de collectie naar den vreemde gaat.
De Amsterdamsche gemeenteraad zou
dus een onverantwoordelijke daad doen
door zijn toestemming voorden uitbouw
te weigeren".
Ziedaar roept man uit, een man met een
m een in g! Toevallig lazen we van den
zelfden prof. Dake (vast medewerker aan
De Telegraaf, officier van Oracje-Nassau)
Tel. Ochtendbl. 24 Aug. 1912... d u s j u i s t
v : er weken geleden:
Vroeger plakte men op allerlei wijzen
uitbouwt j es en hokjes tegen kerken aan...
Dat hing zoo samen met den geheelen
geest der burgers. Het was practisch
en vooral zuinig...
Toen zijn er andere tijden gekomen
en vond men dat het niet aanging om
soms edele, grootsche bouwwerken zoo
te bederven en begon men zich te scha
men voor den vreemdeling, die al jaren
te voren die prutserige aanbouwsels van
zijn kerken, raadhuizen en paleizen had
afgebroken en zelfs belangrijke offers
had gebracht, «m rondom die monu
mentale gebouwen de vrije ruimte te
scheppen, waardoor hun schoonheid tot
haar recht kwam.
En nu, nadat wij al vijftig jaren
gemeend hebben, dat ook in ons klein
vaderland het licht der kunst en het
besef van wat zij eischt was doorge
drongen, zien wij, dat wij ons vergist
hebben en dat overheid en het grootste
deel der burgerij het weer toelaatbaar,
of zelfs practisch vinden, om monu
mentale gebouwen door aanbouwsels te
bederven.
Het Rijksmuseum, na het paleis op
den Dam het voornaamste gebouw in
ons land, zal opnieuw van een niet tot
het oorspronkelijk plan behoorend
aanbouwsel voorzien worden...
De architecten hebben een adres,
dat ook door landere belangstellenden
(nl. ook door prof. Carel L. Dake! RED.)
is geteekend, aan de regeering gezonden
om verder aanbouwen van het museum
niet toe te laten".
En de heer prof'. C. L. Dake gat' tot
slot als zijn meening, dat het Raadslid
Posthumus Meyjes, die kort en goed voor
stelde geen verdere bebouwing toe te staan",
het aan 't rechte eind had en verklaarde,
,,dat een oplossing, in den geest van
het voorstel-Posthumus Meyjes, aan
ieder in den lande bevrediging
zou schenken".
Is er niemand, die behoefte heeft den
bloedverwanten geweest zya, althans de
ouderen atonden bij 't damhek, 't dichtst b'j
m'n slaapkamer en bulkten cp bepaalde
tijden van het jaar, des avonds van acht tot
elf en des morgens van twee tot
melkenstijd... Ik heb massa's aardkluiten stuk ge
smeten op de onaandoenlijke ruggen, die bij
zoo'n aanraking alleen wat zenuw-trokken.
Ik ben later verhuisd, ook al omdat ik da
dieren sterk verdacht van antipathie tegen
m'n ambt en van daarmede verband hou
dende sabotage.
Da aangever wenseht te slachten:
den ... 19 midd.... ure,
mits de verificatie heeft plaats gehad,
, dadelijk na de ver Ihatie,
anders ' '
eu ... 19 imdd... ure.
Zóstaat het gedrukt op den stok en
op de kwitantie en zóluidt 'c onge
veer op 't extract van het register no. 5 van
de serie Accijnzen.
De aangever heeft slechts te wenschen.
Zijn wensch wordt vervuld, maar 24 uur
moeten de kommiezen den tijd hebben om
te komen verifieeren. Deze verificatip, dit
nagaan of de aangegeven waarde van het
dier juist is, is 't moment voor 't aanhechten
van het waardearmerk, het loodje. Maar als
er haast is bij het werk, dan wenseht de
aangever geen dag of uur, en stroef klinkt
't door 't loket: te slachten dadelijk na de
verificatie" En bot er op komt de vraag:
zijn de ambtenaren al aan 't kantoor ge
weest, m'nheer ?" Dan kijk ik den klerk aan,
en de klerk kijkt mij aan. We smnnspelen
samen. Ja, ze zijn al geweest. Maar zouden
ze nog terugkomen \ór twaalf uur? De
hemel geve, dat er j ais t een in't zicht komt.
Maar aan 't loket wordt de vraag herhaald,
in da onderstelling dat we niet gehoord
hebben. Zijn de ambtenaren al geweest,
m'nheer ?" ... Ja... eh ... maar..."
Zouden ie nog terugkomen, m'nLeer f"
nieuwsten draai van Carel L. Dake te
verklaren ? ? Waarschijnlijk niet meer....
Maar dat is hopen wij wel niet meer noodig
ook, om te maken dat 's mans wisselende
meening zonder invloed blijft. RED.
Kroüiel der Gedichten.
XIII.
Binnen het geringe ruimtebestek, dat mij
in dit weekcchrift wordt afgestaan, heb ik
in mijne vorige kroniek getracht te
betoogen, tot weren van alle dwaling bij het
lezen en smaken van Gorter's Pan"-gedicht,
hoe weinig mogelijk het was dit zoowaar
te houden voor de uitdrukking van een we
zenlijke gemeenschap, buiten die der alge
meen a menschheid.
Ik heb er aan toegevoegd, dat ik het in
tegetdeel hield voor een ir-der-daad en by
nitatek individualistisch gedicht, dewijl hoofd
zakelijk impressionistisch naar eigen wezen,
en vermits de eerder-propagandeerende
deelen die er in vooi komen storen door opzet
telijkheid. Ik zal die opzettelijkheid in deza
niet laken; men kan ze den grooten dichter
zeer goed vergeven, waar hij one, onopzet
telijk wijl zoo waarachtig-reohtstreekp, veel
meer aandoet met de naakte
fchoonheidzonder-aedoelingen die er het echte, en,
gelukkig, steeds zichtbare, steeds
schitterendaanwezige deel van uitmaakt.
Gedichtenmet-opzettelijkheid: zij lijn er wel meer die
wij onder de allerhoogste der wereld-literatuur
houden... juist omdat ze in z'ch
bestanddeelen bevatten die ons 't vooringenomene,
het didactische, het polemistische, het
partijdig-enthusiastische of -venijnige, het in
n woord vergankelijke ervan vergeten
doen vanwege hts dat ons, ik bedoel
elkerlijk, aandoet buiten beginselen en om
standigheden, persoonlijkheden en sekte-be
grippen om; ieta dat ons tref c omdat geen
mensen heeft geleefd die het niet verstaan
kon wijl hu zeker was het te zullen beleven;
iets dat God met Adam geschapen heeft en
dat wij belijden van Adams-wege, en dat
ons de kern der Helleeneche a's derlndkche
pcëzie beminnen doet, tuiten wat er ons
vreemd in blijft aan bepalende ethische,
ethnograpieche, en zelfs aesthetieche omstan
digheden; iets dat ons den
algameen-mencchelijken Vergilins boven den
voorbeeldelijkRomeinschen Horatins verkiezen doet; ieta
wat ons met vele af. chuwelijke Germaatsche
helden verzoent en in de vreemde stammen
onder de misschien mensch- etende Afrikanen
(waarvan pcësie werd gepubliceerd, o.o?. door
Pater Ivo Stiuyi) innige mede-minnaars
erkennen laat; iets dat (om het brutaal
maar concreet en onmiddellijk bevatbear
uit te drukken), telkena naar de Divina
Commedia doet grijpen, al werkt zooveel
er het genot in tegen, naar de Daden
en Dagen, al begrijpt men ze niet zonder
voorbereiding, naar sommige die zijn zeer
nederige bundels, als La Miison rustiqae
dea Dames" t f eenoud boek over tuin-aanleg,
die zonder formeele schoonheid zijn, in
den grond alles behalve poëikch, in wat
zij mede-deelen niet meer dan neïsf en niet
minder soms dan dom, en die wij niette
min lezen met aangedaanheid, omdat ze,
niettegenstaande hoogere of lagere, hoog
moedige of nederige, brutale of onschuldige
opzettelijkheid, bevatteden wat van het
socialistisch Paii"-ged:cht zoo'n heerlijk werk
maakt.
Ik ga thans verder, en beweer dat Gorter
er den geest niet toe i3, om ons met
opzettelijka dichterlijk te titïm. Want ik geef
gaarne toe, dat dit inderdaad mogelijk is.
De rede, de gelouterde en gesublimiseerde
rede, zij is misfchien de opperste, en zeker
de minst-gen aakbare poëzie. Is poe de niet
in laatste instantie de kunst van het ver
geestelijkt Getal, en zon dan het Gjtal, boven
het occasioneele der aandoening gerezen,
ciet leiden tot de allerhoogste pcëaie, die
der mathemata, eene beredeneer care oplossing
in het oneindige ? En dit bereikt men zeker
niet zonder de opzetteljjkste tucht, zonder
e ace gestadige intellectnëele csstitas die niet
gaat zonder kastijding. Ala de wereld 163
zal zijn geëvolueerd, dat zij behoefte zal
hebben aan inteJlectuëele heiligen, dan zal
zij zich moeten kiezen een heilige van het
Getal, en die zal in zich de eubstancïe hon
den van den hoogste der dichters: deze die
nit zijn eigen rythmns tot de regeerende
eenheid van God rijst
Dit alleen maar, ala afwijking, om ook
het opzettelijke in pcëzie, zelfs ala het tot
God niet zon mogen te verrijzen (wij hebben
zoo weinig illusies 1) te vergcöijken. Op
voorwaaide dan echter, dat de dichter bij zijne
opzettelijkheid afstand dce van zijne
per,., Ja ... eh ... dat weet ik ook niet...
Za moesten naar die en die " Nu zal 't
komen... Verscheen er tochmaar'nkommies;
andera zijn ze er drie-, viermaal op 'n dag ...
Daar heb je't... Dan kom ik maar even
met 't kaif aan 't kantoor, m'nheer." Daar
zitten we met onze gebakken peren..,
'c Ka!f aan 't kantoor... Dat beteekent 'n
grcot rumoer van 'n hondenk ar met een hok
er op; in het hok een bulkend kalf, alle
moeite doende om z'n achterpooten over het
schot te smijten of zich te verhangen aan 't
touw om z'n nek. Ala gevolg van deze drukte
natuurlijk een toeloop van kinderen, die
andera rustig in een droge greppel aan net
spelen zijn, 'n afstappen van een paar
wielr ij der s en 't blijven staan van enkele wan
delaars, die belangstellend vragen cf-ie
benade.'d is.
Hoe langer we wachten, hoe raeer herrie
er komt; 't belastingbetalend publiek ver
dringt zich al in het nauwe gange'je... In
66B sigarenkistje met eindjes touw en wat
kurken zoeken we naar een loodje met 'n
blikken capsule... Nu de priseertang
neen, geen frisnertang,... 't ia 'n tang om
te pri ..., et fin, zsker van 't Frarache
prendre == nemen, de staart moet immers
genomen" worden, 't heele kalf wordt eigen
lijk genomen", de stakker, hij snapt niet
tenminste men zegt het dat hij er na 't
priseeren" bij is...
Zoo, nu naar buiten. Morgen l" Morgen,
m'nheer. Hier was 't kalf."
Was, was, waa 't maar waar, maar 't ia
er nog. Hoe is 't nu ook weer... 't nummer
op de atifc, 't wapen op den anderen kant...
natuurlijk net verkeerd... 't wapen op de
stift, 't nummer op den gladden kant van 't
loodje; 't nummer moet duidelijk uitkomen,
't wapen doet er minder toe.. .
't alf is nat van den regen... Met 'n
kennersblik knijp ik 't in de zijde... 't Ant
woordt met 'n luchtsprong. Ik omspan z'n