Historisch Archief 1877-1940
No. 1839
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
sooniykheid. Docb, ik zei het n: in Pan"
heeft Gorter minder dan ooit van zyn eigen
wonderlijke, maar op het fantastische af
individualistische wezen afgezien. Dat indi
vidualistische, het is nog van «eer byzorideren
aard. Allerminst uit het zich na
besonk'enbeid, laat staan bezonnenheid, waar juist een
gebrek bij Gorter is gestadige versnippering
der eenheid, en als het ware eene wemeling
in het licht. Het i;, dat individualistische, als
eene lont, als eene loopmyn, als ds
natuurlyte rioleering waar een meer van steenolie
zijn uitweg in zoekt. Bij eersten vonk van
bniten ketst het nit, ontvlamt, zet het een
innerlyke wereld en welk ean wereld l
in brand l Deze Gorter is de spontaanste
dichter die Nederland ooit heeft gehad, en
ik stel hem als zulks boven Bonteaa. Hjj is
een vulkaan, maar «en vulkaan die van buiten
nit aangestoken zon woiden. Hy is vol vaars
en vol lichte. Ean bliksem komt, die moge
ongezien zijn der menigte; de krater vervult
zich van opborrelende laaie, die uitschiedt,
nltvlamt, uitvloeit in den nacht. Het is geen
Ijdel vuurwerk: het is de milde overgave,
van wie ter overgave wordt genoopt door
het minst-gekende, en daardoor misschien
het machtigste der teekeaon. En die over
gave: tij is het teeken van de rykste, de
rijpste, de natuurlijkste, misschien de
minstbewuste, in elk geval de minst-baatznchtige
liefde. Daarom juist is het individualisme
van Gorter het schoonst: het is niet
egoietisch, het weert (zoo deed bet van aanvang
af,) het weert eigen vergoding. Maar
het is het scherpste tevens, omdat nooit
iemand zoo zeer en zoo persoonlijk heefc
gereageerd op de geweldigste als op de sub
tielste der indrukken, en er zulke persoon
lijke, soms verbasterende, uitdrukking aan
gegeven heeft; uitdrukking die afweert
en tevens aantrekt niet alleen om het
acu«tvreemde van beeld en taai-aanwending, maar
allereerst (en oppermachtig-overtnigend voor
de eerbiedwekkende en zeldzame oprechtheid
van den dichter, die alle rhetoriek op die
wijze van zich-zelf afweert), allereen t om
dien onstnimigen en toch steeds lenigen,
dien machtigen en nochtans steeds
aanminnigen rythmos, die van Gorter ia, en van
Gorter alleen.
Waarbij komt de overvloedige gulpe van
het beeld, het steeda nieuwe, en bij dit al,
hoe vreemd ook, steeds aanneembare beeld:
wel een bewijs van het scherp-individuëale,
maar tevens gul nniverseele van dezen
aigemeRn-menscheiyke.
Van die eigenEC happen, die zóazeer
betoogen dat absoluut-peraoneele, naar de
uiting zoo aSles-behalve gemeenschappelijke,
ook en vooral in het gevoel zoozeer abstracte,
maar voor eiken mensch, voor dezen eerst
en vooral misschien die minder-sociaal voelt,
bevatbare, dit voorbeeld dat ik hypermodern
kies, omdat ik er u teaelfder tyd het har
monisch-bo vent ydige van wil laten merken:
Nu zit een dichter, a met d'arbeiders,
Ook wel, op torenkamer, en droomt een
middag,
En hoort de strydmuaiek, en erdoorheen
De zaligheid, het licht uit toekomst's wel,
Het licht uit diepte achter horizon.
En droomende hoorde Pan weer het teeken
Der staking op de lijnen ver weg spreken,
Duizendvoudig nit fluite', op 't zelfde uur,
Hel pijpend in het koeplend goudan vuur,
En hief het hoofd op en zag stil gaan staan
De treinen midden op hun gladde baan.
En weer zweefde hy omhoog en zag stil
worden
De groene aarde en de zilvren borden
Der zeeën. Want de booten gleden snel
Naar 't doel, maar geene kwiltn neer op
den wel
i Van 't water. Eenzaam werd de groote zee,
En geen trein ook meer over de aarde glee.
En vol voldoening daalde Pan neder,
En streek zooals een zachte witte veder,
Weer op den stillen hoogen torentrans.
En luierde zelf ook zoet in den glans,
Zooals nu ook wel eens een dichter doet
Als hu stakend' arbeiders heeft ontmoet,
Dan luiert bij ook met rust in 't gemoed,
En zachtheid van taederheid in bezinning,
Uren lang, zekerheid van overwinning "
Dit is, ik verhaast mij het te zoggen, niet
het beste in het gedicht Pan". Ik verduik
u niet, dat ik, ten bewijze van wat ik hooger
betoonen wilde, koos onder het mindere,
waar het cój zoo duidelijk sprak voor
's dichters weerspannig wezen, zelfs bij zijne
felste bedoeling. Hoeveel hij meer vermag,
waar het hem gaat om zuivere pcëzie
alleen, en slechts om het vertoonen, zonder
bijgedachte, van bloot een beeld, mcget gij
bevinden bij dit figuurtje van de Nieuwe
Muziek", het noodende Taeken der
aauruggegraat en mompel iets van .... e ...
goed..." M'n natte handen, waaraan een
paar losse kalverharen, veeg ik af aan den
binnenkant van m'n ongevoerd
kantoorjatje. En dan pak ik resoluut den staart,
maar met n stroeven zwaai vliegt 't ge
pluimde einde aan de andere zijde over 't hok.
De slauertjongen en m'n klerk grinneken...
de straatkinderen kijken nieuwsgierig toe...
de groote menschen roepan tegan den jongen:
halt déstert toch vae, jong..." Zoo nu is
er houvast, maar 't dier wordt onrustig door
die handtastelijkheden daar van achter,
't kan ook niet zien, wat er gaande is.
Met moeite haal ik 'n prukja haar door
het oog van 't loodje; nu gauw de suft er
door en de capsule er op; 't lukt... Hier,
Henri," dat is m'n klerk hier, met
de tang." Hy Henri is klein van slag,
zooais iedere Limburger, en gaat op a'n
teenen staan om de tang op het loodje te
krijgen.
Heb je goed gekeken? 't nummer op de
stift..., neen, andersom, 't nummer op den
anderen kant... goeie help, daar gaat 't.
Zoo, nu is 't goed. De tang laat los en a's
ik-zelf de staait los laat, zwiept ie ir n
zet wér aan de andere zijde over het schot
en... daar ligt het loodjo op straat
Een van da kinderen raapt 't op eu geeft
't me: hier k 't dingske, m'nhier
ontfanger..."
We moeten weer van voren af aan be
ginnen. Eerst 't kantoor in; nit het
sigarenkistje een nieuw loodje met 'n capsule op
diepen... Ik krijg hot warm... 't II niet
prettig, aan den weg te timmeren, als je
niet met den hamer over weg kunt.
't Lsoden bandje wordt weer om dea staart
gebogen en ik zoek naar een nieuw prnkje
haar... De ambtenaren doen het altijd zó,
m'nheer," zegt de slagersjoagen en meteen
draait hij het looden bandje tweemaal om
den kalverstaart, dat 't beest driemaal de
staande Orde, en dat Pan wenkt met zoo
zuiver gebaar:
Pan had haar aangestaard en zacht ge
zongen :
Van nit een nieuwe wereld treedt
Een vrouw mij aan met hangend kleed,
Schittrend zooals ik nimmer zag,
Met 't oog zoo stralend als de dag.
Z|j heeft geen enkel sieraad aan
Van slaafachheid en geen eaklen waan,
Maar zij is zuiver als een glas
Alsof ze zógeboren was.
Haar arm is in een znivren hoek,
Ia schoone stralen hangt haar doek,
En om haar schoon gelaat gezond,
Speelt 't helderst licht van keel en mond."
Ik moest, te uwer volledige overtuiging,
als zon Gorter hier in dit gedicht wel aller
eerst individualistisch zijn gebleven, de
tallooze lieder-strofen, de snippers poëzie, da
vluchtige half-verzec,welke alspeerlen op den
krystallen klankbodem, dij heel dit gedicht
is, liggen verspreid, over schrijven. Ik
zal het, b\j plaatsgebrek, niet doen. Al
spijt het mij voor n, die pok in overzichten
als dit hoofdzakelijk poëzie zoekt, dat ik hier
niet zooveel mag overdrukken, als mij, bij
eese nieuwe nalezing van Pil", den lust
bekroop te doen. Laat het daa bij m\jn
wél-gemeenden wensch blyven, dat gij het
boek-zelf ter hand zult nemen. Zeker vindt
gy er in, niet meer dan ik, ik legde u uit
waarom, wat de dichter bedoeld heeft
erin ta leggen. Maar wat er n wél nit toe
spreekt oppermachtig: de Poëüe. Moge zij
u de uren geluk schenken, die ik bij dit
laatste gedicht van Gorter gesmaakt heb.
KAKBL VAN DB WOKSTIJNE.
Tooiclcanên,
Margot de Bloimenverkoopiter. Kon. Fer.
het Ned. Tooneel.
Di Gebochilde. Plantage Sokouwburg, Colnot
en Po me.
Is hij militair geweest of docteur d en t is t e
deze zoo gemakkelijk zich bewegende Henri
de Lagardère, solonbeld met den degen? Hy
heeft een welbesneden neus en
varkensstaartvormige spuug-snorrerjes. Achter het
geelpelnche gordijn in de Statiesaal van Prins
Püilippe de Gonzague, büde bidstoel van de
weduwe van Ne vers, kromt hij zich tot een
gebochelden spion en krabbelt als een
halfwaanzinnige tujschen de gasten, zijn kreten
slakend gelijk eene Caasandra, profetes van
liion de Neveis, de Nevers, gewrrrroken
zult ftii worden!
Het B jngaalsch maanlicht scheen een
oogenblik later over het tooneel heen en in mijn
oogen, en toen Luna ondergedoken was ter
bordpapieren kim, ontdekte ik in een gereser
veerd gedeelte van de nieuwe schouwburgzaal
der heeren Colnot en Poon s: den voltalligen
Baad van Beheer van de Kon. Vereeniging
Het Ned. Tooneel.
Het is eene gelukkige gedachte geweest
van de ie heeren om in de Plantage Fransche
laan hunne romantische ervaring te verrij
ken. Met aandacht volgden ly het spel van
Barendse, zoogbroeder zou men (om in stijl
te blijven) willen zeggen van Louis Bouw
meester, wiens groote romantische gestalte
uit al dit ongeboren spel (ter Fransche laan
en op 't Laidsche Plein) als visioen bleef uit
steken. Louis l gij schiept dergelijke draken
om, tot ongelijke feesten van schoonheid, en
bracht verschiet in stuntelige drama's. Maar
de Raad van Beheer van de Kon. Vereeni
ging ia sedert onnoemelijke tijden mioop
en kijkt door zijn brilleglazen naar den zoog
broeder in de Kunst om te zien wat er toch
mankeert aan zijn Margot de B oemenver
koopster": Louis mankeert, studieuze hee
ren. Ga hem terughalen en speel Margot
met hem l Uw eigen Louisl HU is noodge
dwongen te Londen bezig zich voor langen
tijd aan de Engelschen te verkoopen, die zijn
taal niet zullen verstaan.
Er ontbreekt nog iets anders. Wanneer b
Colnot en Poons Teyrolles, de vactotum van
Prins de Gonzague" in de Herberg de Paradijs
appel binnenkomt (speelt op de grenzen van
Frankrijk en Spacj-) brengt de muziek een
valech zoemend geiuid voort, door een rofl'el
afgebroken: muzikale begeleiding van een
verraderlijk optreden. Treedt voort ridder
Henri de Laraardère onder de brug over de
gracht van Caylua met de zuigeling van
Blanche de Nevers sedert twee seconden
weduwe (speelt in Frankrijk) boem zegt
de trommelslager (speelt in de Fransche
laan).. ..
Want de muziek is de bloementooi der
romantische Meipomene, de musiek is, o
achterpooten omhoog gooit door dat geniepig
knellen... Nu 'n vlokje haar inénrollen, dat
door het oog wurmer>, de stift er door en
de capsule er op.. . Henri, de tang... nu
ineens goed houden. Ja, ja moet 't maar
leeren... Flink toeknijpen..."
Als hij iets zwaarwiahtigs moet doen, komt
de tong altijd voor den dag. 't Schijnt nu wel
erg zwaar te zyn, z'n tong komt vér naar
voren... 't is ook zoo'u groote tong, met 'u
veer... Maar 't kalf wringt en springt wan
hopig. Zoo meteen ontglipt destaart weer...
Knijpen, Henri." Ja, 't wil niet, m'nheer."
't Kalf danst als gek... Hemel, toe non, je
hebt er ook staart tusschen, eendvogel..."
Zoo, goddank, nu knijpt ie alleen in het
lood en de tang Blaat dicht.
Triomfantelijk stappen we tusschen de
menechenrüen in het gangetje door 't kantoor
binnen... Er ligt ernst in, als ik plechtig
voor me nit spreek: aan de wet is voldaan.
Den heelen verderen dag heb ik een door
dringende lucht van koeien aan me... m'n
handen wasch ik thuis 'n paar maal met
groene zeep en m'n kan t oor j au j e moet maar
een dag in den wind, om nit te waaien...
Ik heb wel oudere ambtgonooten geraad
pleegd over het onheilspellende: dadelijk na
de verificatie.
Vroeger ook gehad, collega," vertelde er
een. Maar er gauw een eind aan gemaakt."
Verlucht keek ik op.
Benaderen, man. Dan ben je er direct af,
van dat gesanik aan je kantoor."
Dat was iets. Benaderen.
Maar dan kun je er toch op verliezen?"
Weineen, ze koopen wel terug. Za hebben
immers haast om te slachten. Je maakt nog
een zoet winstje, wat je met je miserabele
promotie bast gebruiken kunt. Als ze marken
dat je met 'n stalen gezicht iederen keer
benadert, dan blijven ze weg. Ik garan
deer 't je."
Collegiaal heb ik me toan den raad in 't
heeren Gompertz, het accompagnement van
heur zwarte lasten en zonderlinge
grilligheden, de muziek is de noodkreet en de
liefdezucht, is het balcontapyt en de kalot
van de muze der Tragedie, op ongelijke stelten
wandelend, de muziek is de blanke spitse
punt van den degen van Passeport den pré;ót,
bij het zonnerijzen, de muziek is depcëie,
de charme, de warmte van romantischen
nachten.
Muziek en Louis en dan trek van leer
ouderwetsche romantiek. Maar zonder die
twee
De hoofdiudruk, dien ik bij Margot de
B'.oemenverkoopster" en Dj Gsbochelde"
heb opgedaan, is deze: wat zijn onze vaderen
interessante knnstminnaars geweeat. Als ver
wezen individualiteiten zit men na naar de
dubbelgebeide dwaasheden te kijken, die
Amsterdamsche ridders en edeljonk vrouwen
in een taal vol van da zonderlingste
galliclsmen (men speelt ook wat dat betreft ge
durig in Frankryk" of op de grenzen")
over het voetlicht voeren. Niets is aan
deie dingen echt en daar hebben onze vade
ren als ideale leefkost van gesmuld. Onmo
gelijke figuren spelen in onmogelijk Neder
landsen onmogelijke Fransche gebeurtenissen
bniten Frankrijk. En de heer Gompertz, een
Parisien, geniet bij herinnering. Moederont
roering schreit op het tooneel als er niets
te ontroeren valt. Dat ontroerde het voor
geslacht. Ridders zeggen zinnen, die indruk
konden maken als ze heeUmaal anders gezegd
waren in een gansch anderen tijd door geheel
anderen mond. Men genoot het, men, niet
alleen het kleine volk, maar de welgestelden,
als een actualiteit.
Dat heette: het hedendaagache leven
vluchten; en men moet toegeven, dat de in
den handel zoo nuchtere Lastmaos, Busselinks
en Watermans geen halve maatregelen namen
om daarvan afwezig te zyn, maar zich eerst
tevreden stelden met een precies omgedraaide
werkelijkheid.
DE LA BAIGNOIBB.
Nieuwe Boeten m en vol mm.
De Padvinders van Duinwijk, modern
jongensboek, door Cns. VAN ABCOUDE.
Geïllustreerd door W. K. DK BKUIN.
Uitgave A. W. Brnna en Zoon, Utrecht.
Dit avonturen-boek van alledaagach allooi
onderscheidt zich alleen door zijn bizonder
sterke en smakelooze tendenz voor de
padvindersbeweging. Ik zal de laatste zij c om
het initiatief, de moed en de ondernemings
geest van onze jongens (en meisjes!) te onder
schatten, doch ik acht het een bedenkelijke
verblinding den invloed van de padvinderij
in Btaat te meenen tot zoovele miraculenae
gebeurtenissen, als er in dit boek tot
langniet-onschadelijke kinderlectanr weiden
verwerkt.
Ik moet het eerlijk bekennen: de padvin
derij is me te braaf, in hare bedoeling om
een panacee te zijn voor alle mogelijke
volksondengdeo. Ik min meer de gezonde
ondeugd, dan deze tot vivisectie ontaardende
ontberingen, oefeningen en marschen. Het
rooversplan, dat de Duinwijkscha jongens
maakten, was lerend, was gezond, hun hol
was een gewrocht van eigen handen, zonder
de opgedrongen hulp van leiders e. d., maar
de Duinwijksche notabelen (dus niet de jongens
zelf!) bedenken de padvinderij, waartoe de
jongens onder leiding van een luitenant
gedresseerd worden.
Het is sterk af te keuren, ook nit een oog
punt van gezonde paedagogie, dat door
albedillende in navolging van het buitenland
proefnemende ouderen beslag wordt gelegd
op het vrije ipd van de jeugd; dat onze
kinderen hun vrijen tijd niet meer mogen
gebruiken, spelende naar eigen intentie.
De Padvinders van Duinwijk" is een
aanhoudende zeer onsmakelijke ophemeling
van dit snood padvindersbedrjjf, doordat den
lezer de deugd, de braafheid en de volhar
ding dier ont-jeugde knapen telkens opge
drongen wordt. De schrijver heeft frisch
en inventief l voor de noodige grove con
trasten gezorgd, door tegenover de deugdzame
padvinders te stellen den zwakken (maar
ter apotheose bekeerden) Jan Prikkel, en de
jeugdige boefjes Kees Roeper en Marcus Velt,
die ter bevrediging van de deugdzaamheid
eingesperrt" worden.
E.-n positief gevaar van dit boek vind ik
voor jonge lezers, dat het zooveel loffalijks
ziet in de dieverjacht-per-rijwiel (de kranige
padvinders reden 20 K.M. per uur!)-op Kees
Roeper, die bij den rentenier Prikkel inge
broken heeft. Schandelijk is het escorte van
de rij wie'-patrouille om den dievenwagen,
oor geknoopt. En ik heb eens benaderd.
Gaen kalf, maar een koe, zege;e 'n volwassan
koe. 't Is al lang geleden, maar nog jaren
later had ik een heilzamen afschrik voor be
naderen. Ik ben er ook nimmer meer toe
overgegaan.
't Laten verifiaeren aan het kantoor heeft
meestal wel zijn bijzondere reden, 't Kan
een spoadeiechend geval zijn, gebrek aan
vleeschvoorraad. Maar gewoonlijk zit er iets
achter van wrok tueechen slager eu ambte
naren. Er is wat te druk benaderd, of men
heeft den slager wat lang laten wachten
er staan immers 24 uur voor.
Bij m'n benaderingsproef heb ik ongelukki
gerwijs te doen gehad met een slager, die al
veel benaderingen had ondergaan". A!s uit dan
grond gestampt stond ie telkens om kwart
over negen 's morgens voor het kantoor, de
koe, os, vaars, pink, 't kalf of 'i nuchter kalf
aan een touw achter zich, de twee laatstge
noemde variëteiten op een trekkar. Keer op
keer tastte ik, kneep in flanken en
ruggegraat, bekranwde de ruiga koppen en liet den
slager handig 't loodje om den staart draaien,
waarna ik zelf de tang hanteerde.
Op den proefdag benaderde ik... en ver
wachtte een ootmoedig aanbod tot terugkoop
tegen een hoogere dan de aangegeven
waarde... Ik rekende er gloeiend naast...
't Is goed, m'nheer," was alles wat ik
hoorde... En wat treuzelend betaalde ik hem,
bij voorschot uit de kas, honderd vijftig gal
den, plus zeven percent of tien gulden vijftig,
en telde hem de reeds gestorte vijftien gul
den accijns weer voor...
Hebt u een touw, m'nheer?"
,,'N touw?"
Ja, want ik moet de lijn weer mee hebbeu,
om 'n ander beest te halen..."
Mooi vooruitzicht. Een afachriktheorie, die
allesbehalve opging... Maar'n touw! Ik had
geen touw, wel kantoorgaren ... Ik kon toch
geen koe leiden aan kantoorgaren... Bij de
waarin de jeugdige misdadiger" triomfante
lijk wordt opgebracht". Men moet het ver
gebracht hebben in moderniteit", om der
gelijke ongevoeligheden te durven ophemelen
tot voor een volk begeerlijke deugden.
En dat een teekenaar zich liet vinden om
van dit afschuwelijk tooneel een plaatje te
maken, als om toch extra op deze vondst
de aandacht te vestigen!
Wat zullen deze padvindartjes menschen
worden met een fijn en kiesch gevoel en een
zacht oordeel!
De gezondheidstoestand van ons volk zal
erbij (door de Padvindersbeweging, H. J.)
winnen," beweert op pag. 10 dokter Terborg,
de promotor van de Duinwijksche pad
vindersbeweging, 't Is mogelijk, maar ik vrees, ten
koste van den moreelen toeatand, die toch
al niet schitterend is.
Bij de prentjes van W. K. de Bruin zijn
wel enkele goed geteekende, doch over 'c
algemeen is hij te viuchtbaar geweest, heeft
teveel gebeurtenissen verbeeld met te weinig
variatie.
Een boek als De Pad vinders van
Dninwijk", dat duidt op het geestelijk failliet van
een volk, moet jongen kinderen uit handen
blyven!
HE3SKL JONGSMA.
Antwerpen, 14 September 1912.
Aan de Redactie van De Amsterdammer
Weekblad voor Nederland",
Amsterdam.
Geachte Redactie,
Wanneer ik n zag dat het artikel van den
heer B. Abraham in uw nr van 8 Sept. j.l.
over het laatste Neder), taal- en letterkundig
Congres veel waarheden berat, maar dat ik,
niettegenstaande dat, toch lijnrecht tegenover
den schrijver er van sta, dan zal n dat waar
schijnlijk verwonderen; maar toch is het zoo!
Ik zal n niet verzoeken om mij toa te laten
die bewering door een lang antwoord te staven.
Alleen moet het mij van het hart dat, ondanks
zijn langdurig verblijf te midden der Vlamingen,
de heer Abraham er toch niet in geslaagd ia
om da Vlaameche Beweging, dit onderdeel
van de Groot-N aderlandsche Beweging, met
zijn gemoed te benaderen. Hij staat er ala
een vergtandsmen ch tegenover, met al te
weinig gevoel om tot in het diepste van haar
wezen te kunnen doordringen. Als wij al de
N Jord-Nederlanders die hier gevestigd zijn,
naar hem moeten beoordeelen, dan moeten
wüzeggen dat het voor hen toch wel uiterst
moeilijk, zoo niet onmogelijk is, om die
Baweging naderbij te komen. Ik wil aannemen
dat er veel in is waaraan zij zich ergeren,
zooals de heer Abraham zich ergert; dat er
in het dagelijksch leven dsr Vlamingen veel
is dat hun tegen de borst stuit. Da besten
onder de Vlamingen hebben dat zelf ingezien
en bekend. Maar zooals de dochter van Loth
de dronkenschap van haar vader aan vreemde
oogen onttrok, zoo bedekken zij ook de ge
breken van hun volk zooveel mogelijk met
den mantel der liefde.
Wat ik echter niet aanneem is dat een
waarlijk nationaal-voelende Koord-Nederlan
der, die beseft dat de Groot-Nederl stam en
de taal van Groot-Nederland er belang by
hebben dat Vlaanderen tot de volledige ont
wikkeling van heel zijn kracht komt, niet
het zijne bijdraagt om, in de mate van het
mogelijke, dat te helpen bereiken.
Ik zelf ben een jaar of wat geleden er niet
voor teruggedeinsd om in ean artikel,
verschenan in Groot-Nederland", mijn mnening
over de vele tekortkomingen van de
VlaamEche Beweging te uiten. En in mijn Congres
rede over Nederlandsen nationaal gevoel"
heb ik ook den Vlamingen harde noten te
kraken gegeven,
Waarom heeft de heer Abraham in zijn
beschouwing daarop niet gewezen en waarom
heeft hij de zaak zoo eenzijdig voorgesteld
en niet vermeld dat, als ik den
NoordNederlanders, met al de gematigdheid die
men aan zijn gasten verschuldigd was, eens
gezegd heb waarop het staat, ik de Vlamingen
toch alles behalve gespaard heb ? En op zijn
vraag of het hoflMy'k en ernstig is dit te doen,
vraag ik op my'n beurt wat er onhoffaly'ks
en weinig ernstigs in ligt om, als het Par
lement van Groot-Nederland by eenkom t, tot
het bespreken van stambelangen, een vraag
stuk te behandelen dat feitelijk een
lovensquestie voor de beide volkeren uitmaakt.
Want, in mijn oog, kan de oorspronkelijkheid
van een volk op alle gebied slechts dan on
geschonden bewaard blijven, wanneer het
nationaal gevoel van dat volk sterk ontwik
keld is. En daarom zeg ik dat een Naderl.
Congres een aangewezen gelegenheid was om
dit punt ter sprake te brengen.
MAKTEN
BOUWT TE NUNSPEET.
Inlichtingen by het bouwbureau DE
VELUWE", aldaar.
OELAUNAY BELLEVILLE
AUTOMOBIELEN.
Hoofd-Agent TOOF Nederland i
J. LEONARD LANG,
Stadhouderskade,
AMSTERDAM.
D E LILA
CIGARETTE5
44-4- OORSPRONKELIJKE
MEUBELEN - LE - GRAND
'T MODELHUIS" KEIZERSGRACHT,
44.4 a30 s«a 3:1* - 444
gratie mocht ik het touw in bruikleen hebben.
Aan een boom voor het kantoor stond de
koe, mijn koe... Ze loeide; ze had een leege
maag, zooals iedere koe, waarover vonnis
geveld wordt.
Ik heb de koe de koe gelaten en het kantoor
tijdelijk gesloten. Was voor zaken afwezig.
In het dorp deed ik navraag naar een lief
hebber voor 'n koa... Ik werd wel niet in
m'n gezicht uitgelachen, maar toch zag ik,
dat de lachspieren tri! den ... Ifc verwenschte
m'n collega met a'u theorie... En informeerde
verder. Noemde prys... Dat gaf Biet veel,
want men wilde eerst zien... Was tie van... ?
N;en, daar deden ze zelf zaken mee. Konden
dus geen benaderd beest koopen ...
't Heele dorp was solidair. Men vertikte
het mijn koa te koopen... 'c Leek een
algemeene boycot over benaderde koeien... En
intusechen verkeerde ik in ongerustheid over
't kapitaal, dat ik in veo gestoken had.
Als ik gebulk hoorde, meendo ik dat het
myn koa wa?. Als ze esns losbrak!
Tegen elf uur kwam da eenige komrnies
van de plaats thuis. Ik verwelkomde hem
als ean redder. Ook bij hem trok een lachje
om da mondhreken. Maar nu konden we
tenminste ambtelijk handelen. Of ie 't beest
overnemen wilde? 't Was een pak van m'n
hart, toen ie verklaarde 't te willen... Maar
hij had ook al zooveel last om het benaderde
vea weer kwijt te raken. Uren ver in den
otntrtk was men solidair. Men zag aan het
uitgeknipte merk, dat de koe voor slaehtan
bestemd was. Aanbod tot verkoopen kon
alleen een gevolg van benaderen ssijn.,. De
verkoopkans daalde dan onmiddellijk tot nul.
't Eanigste leek hem in dit, mijnj geval
uitponden.
Dan uitponden, als het beest maar uit den
weg was en het kapitaal weer vrij kwam.
Ia de inrijechuur van ean herberg mochten
we het beeat stallen. Daar brachten we het; 't,
was vijf minuten van tn'u womcg. Onder het
,MA1SON FONDEE EN 1811
Concassionnaires pour la Hollande et ses
Colonios
SATJTEE & POLIS,
Maastricht, Liège, Aix-la-Chapelle,
17 LE MIN JE,
Amsterdam.
OUDE GENEVER
merk Nectar".
?1.38 per D literflesch.
WIJNEN, COGNAC etc.
wegbrengen bulkte het dier, of 't heele dorp er
aan te pas moest komen. In de schuur klonk 't
geloei wat gedempt. We gaven een emmer water.
Hooi mocht niet. Toen het water op was,
begon weer 't balken, 't Was om medelijden
mee te krijgen... 's Avonds ging ik nog
laat naar do post. Uit den stal klonk het
geloei over de dorpsstraat.... Op onze
slaapkamer, 's nachts, hoorden we in de
groote dorpsstilte de weeklagende stem van
myn koe. De slaap wilde niet komen; telkens
spande ik me in om te luisteren of ik'c nog
hoorde... In den nanacht dommelde ik bij
tusschenpoozen wat in, dan ineens werk da
s'aap en moest ik weer luisteren... Uit de
verte kwam de klagende stem ...
In den morgen werd het beeat geslacht
door een kondslachter. M'n kommies wist
een paar heele bouten en tal van kilo's af
gehakt vleesch te plaatsen. Ik praatte den
dokter eenige ponden aan; hij nam haas en
oxtail; de domineesvrouw mocht ik rollade
en lappen leveren.
't Viel werkelijk mede. Zalf hielden we
de tong, hoewel ik ze viermaal kon ver
koopen. We maakten gehakt, dat we steri
liseerden in Weck's glazen. Dagen lang aten
we biefstuk, echte. En zeker een dertig pond
legden we in den pekel in 'n blauwe Keulsche
pot. Dat aten we nog maanden later by witte
boonen met zure saus of op de boterham.
Winst heeft het uitponden niet opgeleverd.
Integendeel. By het vergelijken van 't
verkouhte en 't zelf gehouden vleesch met 't
totaal gewicht, bleek er 'n twintig kilo niet
verantwoord te zyn. Of de koudelachter ...?
Neen, winst was er niet. Want zelf aten
we naar verhouding veel meer vleesch dan
ons budget wel veroorloofde.
Voor den slagerswenech: slachten dadelyk
na de verificatie, hab ik altijd een bepaalden
schrik gehouden.