De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 22 september pagina 3

22 september 1912 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1839 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. sooniykheid. Docb, ik zei het n: in Pan" heeft Gorter minder dan ooit van zyn eigen wonderlijke, maar op het fantastische af individualistische wezen afgezien. Dat indi vidualistische, het is nog van «eer byzorideren aard. Allerminst uit het zich na besonk'enbeid, laat staan bezonnenheid, waar juist een gebrek bij Gorter is gestadige versnippering der eenheid, en als het ware eene wemeling in het licht. Het i;, dat individualistische, als eene lont, als eene loopmyn, als ds natuurlyte rioleering waar een meer van steenolie zijn uitweg in zoekt. Bij eersten vonk van bniten ketst het nit, ontvlamt, zet het een innerlyke wereld en welk ean wereld l in brand l Deze Gorter is de spontaanste dichter die Nederland ooit heeft gehad, en ik stel hem als zulks boven Bonteaa. Hjj is een vulkaan, maar «en vulkaan die van buiten nit aangestoken zon woiden. Hy is vol vaars en vol lichte. Ean bliksem komt, die moge ongezien zijn der menigte; de krater vervult zich van opborrelende laaie, die uitschiedt, nltvlamt, uitvloeit in den nacht. Het is geen Ijdel vuurwerk: het is de milde overgave, van wie ter overgave wordt genoopt door het minst-gekende, en daardoor misschien het machtigste der teekeaon. En die over gave: tij is het teeken van de rykste, de rijpste, de natuurlijkste, misschien de minstbewuste, in elk geval de minst-baatznchtige liefde. Daarom juist is het individualisme van Gorter het schoonst: het is niet egoietisch, het weert (zoo deed bet van aanvang af,) het weert eigen vergoding. Maar het is het scherpste tevens, omdat nooit iemand zoo zeer en zoo persoonlijk heefc gereageerd op de geweldigste als op de sub tielste der indrukken, en er zulke persoon lijke, soms verbasterende, uitdrukking aan gegeven heeft; uitdrukking die afweert en tevens aantrekt niet alleen om het acu«tvreemde van beeld en taai-aanwending, maar allereerst (en oppermachtig-overtnigend voor de eerbiedwekkende en zeldzame oprechtheid van den dichter, die alle rhetoriek op die wijze van zich-zelf afweert), allereen t om dien onstnimigen en toch steeds lenigen, dien machtigen en nochtans steeds aanminnigen rythmos, die van Gorter ia, en van Gorter alleen. Waarbij komt de overvloedige gulpe van het beeld, het steeda nieuwe, en bij dit al, hoe vreemd ook, steeds aanneembare beeld: wel een bewijs van het scherp-individuëale, maar tevens gul nniverseele van dezen aigemeRn-menscheiyke. Van die eigenEC happen, die zóazeer betoogen dat absoluut-peraoneele, naar de uiting zoo aSles-behalve gemeenschappelijke, ook en vooral in het gevoel zoozeer abstracte, maar voor eiken mensch, voor dezen eerst en vooral misschien die minder-sociaal voelt, bevatbare, dit voorbeeld dat ik hypermodern kies, omdat ik er u teaelfder tyd het har monisch-bo vent ydige van wil laten merken: Nu zit een dichter, a met d'arbeiders, Ook wel, op torenkamer, en droomt een middag, En hoort de strydmuaiek, en erdoorheen De zaligheid, het licht uit toekomst's wel, Het licht uit diepte achter horizon. En droomende hoorde Pan weer het teeken Der staking op de lijnen ver weg spreken, Duizendvoudig nit fluite', op 't zelfde uur, Hel pijpend in het koeplend goudan vuur, En hief het hoofd op en zag stil gaan staan De treinen midden op hun gladde baan. En weer zweefde hy omhoog en zag stil worden De groene aarde en de zilvren borden Der zeeën. Want de booten gleden snel Naar 't doel, maar geene kwiltn neer op den wel i Van 't water. Eenzaam werd de groote zee, En geen trein ook meer over de aarde glee. En vol voldoening daalde Pan neder, En streek zooals een zachte witte veder, Weer op den stillen hoogen torentrans. En luierde zelf ook zoet in den glans, Zooals nu ook wel eens een dichter doet Als hu stakend' arbeiders heeft ontmoet, Dan luiert bij ook met rust in 't gemoed, En zachtheid van taederheid in bezinning, Uren lang, zekerheid van overwinning " Dit is, ik verhaast mij het te zoggen, niet het beste in het gedicht Pan". Ik verduik u niet, dat ik, ten bewijze van wat ik hooger betoonen wilde, koos onder het mindere, waar het cój zoo duidelijk sprak voor 's dichters weerspannig wezen, zelfs bij zijne felste bedoeling. Hoeveel hij meer vermag, waar het hem gaat om zuivere pcëzie alleen, en slechts om het vertoonen, zonder bijgedachte, van bloot een beeld, mcget gij bevinden bij dit figuurtje van de Nieuwe Muziek", het noodende Taeken der aauruggegraat en mompel iets van .... e ... goed..." M'n natte handen, waaraan een paar losse kalverharen, veeg ik af aan den binnenkant van m'n ongevoerd kantoorjatje. En dan pak ik resoluut den staart, maar met n stroeven zwaai vliegt 't ge pluimde einde aan de andere zijde over 't hok. De slauertjongen en m'n klerk grinneken... de straatkinderen kijken nieuwsgierig toe... de groote menschen roepan tegan den jongen: halt déstert toch vae, jong..." Zoo nu is er houvast, maar 't dier wordt onrustig door die handtastelijkheden daar van achter, 't kan ook niet zien, wat er gaande is. Met moeite haal ik 'n prukja haar door het oog van 't loodje; nu gauw de suft er door en de capsule er op; 't lukt... Hier, Henri," dat is m'n klerk hier, met de tang." Hy Henri is klein van slag, zooais iedere Limburger, en gaat op a'n teenen staan om de tang op het loodje te krijgen. Heb je goed gekeken? 't nummer op de stift..., neen, andersom, 't nummer op den anderen kant... goeie help, daar gaat 't. Zoo, nu is 't goed. De tang laat los en a's ik-zelf de staait los laat, zwiept ie ir n zet wér aan de andere zijde over het schot en... daar ligt het loodjo op straat Een van da kinderen raapt 't op eu geeft 't me: hier k 't dingske, m'nhier ontfanger..." We moeten weer van voren af aan be ginnen. Eerst 't kantoor in; nit het sigarenkistje een nieuw loodje met 'n capsule op diepen... Ik krijg hot warm... 't II niet prettig, aan den weg te timmeren, als je niet met den hamer over weg kunt. 't Lsoden bandje wordt weer om dea staart gebogen en ik zoek naar een nieuw prnkje haar... De ambtenaren doen het altijd zó, m'nheer," zegt de slagersjoagen en meteen draait hij het looden bandje tweemaal om den kalverstaart, dat 't beest driemaal de staande Orde, en dat Pan wenkt met zoo zuiver gebaar: Pan had haar aangestaard en zacht ge zongen : Van nit een nieuwe wereld treedt Een vrouw mij aan met hangend kleed, Schittrend zooals ik nimmer zag, Met 't oog zoo stralend als de dag. Z|j heeft geen enkel sieraad aan Van slaafachheid en geen eaklen waan, Maar zij is zuiver als een glas Alsof ze zógeboren was. Haar arm is in een znivren hoek, Ia schoone stralen hangt haar doek, En om haar schoon gelaat gezond, Speelt 't helderst licht van keel en mond." Ik moest, te uwer volledige overtuiging, als zon Gorter hier in dit gedicht wel aller eerst individualistisch zijn gebleven, de tallooze lieder-strofen, de snippers poëzie, da vluchtige half-verzec,welke alspeerlen op den krystallen klankbodem, dij heel dit gedicht is, liggen verspreid, over schrijven. Ik zal het, b\j plaatsgebrek, niet doen. Al spijt het mij voor n, die pok in overzichten als dit hoofdzakelijk poëzie zoekt, dat ik hier niet zooveel mag overdrukken, als mij, bij eese nieuwe nalezing van Pil", den lust bekroop te doen. Laat het daa bij m\jn wél-gemeenden wensch blyven, dat gij het boek-zelf ter hand zult nemen. Zeker vindt gy er in, niet meer dan ik, ik legde u uit waarom, wat de dichter bedoeld heeft erin ta leggen. Maar wat er n wél nit toe spreekt oppermachtig: de Poëüe. Moge zij u de uren geluk schenken, die ik bij dit laatste gedicht van Gorter gesmaakt heb. KAKBL VAN DB WOKSTIJNE. Tooiclcanên, Margot de Bloimenverkoopiter. Kon. Fer. het Ned. Tooneel. Di Gebochilde. Plantage Sokouwburg, Colnot en Po me. Is hij militair geweest of docteur d en t is t e deze zoo gemakkelijk zich bewegende Henri de Lagardère, solonbeld met den degen? Hy heeft een welbesneden neus en varkensstaartvormige spuug-snorrerjes. Achter het geelpelnche gordijn in de Statiesaal van Prins Püilippe de Gonzague, büde bidstoel van de weduwe van Ne vers, kromt hij zich tot een gebochelden spion en krabbelt als een halfwaanzinnige tujschen de gasten, zijn kreten slakend gelijk eene Caasandra, profetes van liion de Neveis, de Nevers, gewrrrroken zult ftii worden! Het B jngaalsch maanlicht scheen een oogenblik later over het tooneel heen en in mijn oogen, en toen Luna ondergedoken was ter bordpapieren kim, ontdekte ik in een gereser veerd gedeelte van de nieuwe schouwburgzaal der heeren Colnot en Poon s: den voltalligen Baad van Beheer van de Kon. Vereeniging Het Ned. Tooneel. Het is eene gelukkige gedachte geweest van de ie heeren om in de Plantage Fransche laan hunne romantische ervaring te verrij ken. Met aandacht volgden ly het spel van Barendse, zoogbroeder zou men (om in stijl te blijven) willen zeggen van Louis Bouw meester, wiens groote romantische gestalte uit al dit ongeboren spel (ter Fransche laan en op 't Laidsche Plein) als visioen bleef uit steken. Louis l gij schiept dergelijke draken om, tot ongelijke feesten van schoonheid, en bracht verschiet in stuntelige drama's. Maar de Raad van Beheer van de Kon. Vereeni ging ia sedert onnoemelijke tijden mioop en kijkt door zijn brilleglazen naar den zoog broeder in de Kunst om te zien wat er toch mankeert aan zijn Margot de B oemenver koopster": Louis mankeert, studieuze hee ren. Ga hem terughalen en speel Margot met hem l Uw eigen Louisl HU is noodge dwongen te Londen bezig zich voor langen tijd aan de Engelschen te verkoopen, die zijn taal niet zullen verstaan. Er ontbreekt nog iets anders. Wanneer b Colnot en Poons Teyrolles, de vactotum van Prins de Gonzague" in de Herberg de Paradijs appel binnenkomt (speelt op de grenzen van Frankrijk en Spacj-) brengt de muziek een valech zoemend geiuid voort, door een rofl'el afgebroken: muzikale begeleiding van een verraderlijk optreden. Treedt voort ridder Henri de Laraardère onder de brug over de gracht van Caylua met de zuigeling van Blanche de Nevers sedert twee seconden weduwe (speelt in Frankrijk) boem zegt de trommelslager (speelt in de Fransche laan).. .. Want de muziek is de bloementooi der romantische Meipomene, de musiek is, o achterpooten omhoog gooit door dat geniepig knellen... Nu 'n vlokje haar inénrollen, dat door het oog wurmer>, de stift er door en de capsule er op.. . Henri, de tang... nu ineens goed houden. Ja, ja moet 't maar leeren... Flink toeknijpen..." Als hij iets zwaarwiahtigs moet doen, komt de tong altijd voor den dag. 't Schijnt nu wel erg zwaar te zyn, z'n tong komt vér naar voren... 't is ook zoo'u groote tong, met 'u veer... Maar 't kalf wringt en springt wan hopig. Zoo meteen ontglipt destaart weer... Knijpen, Henri." Ja, 't wil niet, m'nheer." 't Kalf danst als gek... Hemel, toe non, je hebt er ook staart tusschen, eendvogel..." Zoo, goddank, nu knijpt ie alleen in het lood en de tang Blaat dicht. Triomfantelijk stappen we tusschen de menechenrüen in het gangetje door 't kantoor binnen... Er ligt ernst in, als ik plechtig voor me nit spreek: aan de wet is voldaan. Den heelen verderen dag heb ik een door dringende lucht van koeien aan me... m'n handen wasch ik thuis 'n paar maal met groene zeep en m'n kan t oor j au j e moet maar een dag in den wind, om nit te waaien... Ik heb wel oudere ambtgonooten geraad pleegd over het onheilspellende: dadelijk na de verificatie. Vroeger ook gehad, collega," vertelde er een. Maar er gauw een eind aan gemaakt." Verlucht keek ik op. Benaderen, man. Dan ben je er direct af, van dat gesanik aan je kantoor." Dat was iets. Benaderen. Maar dan kun je er toch op verliezen?" Weineen, ze koopen wel terug. Za hebben immers haast om te slachten. Je maakt nog een zoet winstje, wat je met je miserabele promotie bast gebruiken kunt. Als ze marken dat je met 'n stalen gezicht iederen keer benadert, dan blijven ze weg. Ik garan deer 't je." Collegiaal heb ik me toan den raad in 't heeren Gompertz, het accompagnement van heur zwarte lasten en zonderlinge grilligheden, de muziek is de noodkreet en de liefdezucht, is het balcontapyt en de kalot van de muze der Tragedie, op ongelijke stelten wandelend, de muziek is de blanke spitse punt van den degen van Passeport den pré;ót, bij het zonnerijzen, de muziek is depcëie, de charme, de warmte van romantischen nachten. Muziek en Louis en dan trek van leer ouderwetsche romantiek. Maar zonder die twee De hoofdiudruk, dien ik bij Margot de B'.oemenverkoopster" en Dj Gsbochelde" heb opgedaan, is deze: wat zijn onze vaderen interessante knnstminnaars geweeat. Als ver wezen individualiteiten zit men na naar de dubbelgebeide dwaasheden te kijken, die Amsterdamsche ridders en edeljonk vrouwen in een taal vol van da zonderlingste galliclsmen (men speelt ook wat dat betreft ge durig in Frankryk" of op de grenzen") over het voetlicht voeren. Niets is aan deie dingen echt en daar hebben onze vade ren als ideale leefkost van gesmuld. Onmo gelijke figuren spelen in onmogelijk Neder landsen onmogelijke Fransche gebeurtenissen bniten Frankrijk. En de heer Gompertz, een Parisien, geniet bij herinnering. Moederont roering schreit op het tooneel als er niets te ontroeren valt. Dat ontroerde het voor geslacht. Ridders zeggen zinnen, die indruk konden maken als ze heeUmaal anders gezegd waren in een gansch anderen tijd door geheel anderen mond. Men genoot het, men, niet alleen het kleine volk, maar de welgestelden, als een actualiteit. Dat heette: het hedendaagache leven vluchten; en men moet toegeven, dat de in den handel zoo nuchtere Lastmaos, Busselinks en Watermans geen halve maatregelen namen om daarvan afwezig te zyn, maar zich eerst tevreden stelden met een precies omgedraaide werkelijkheid. DE LA BAIGNOIBB. Nieuwe Boeten m en vol mm. De Padvinders van Duinwijk, modern jongensboek, door Cns. VAN ABCOUDE. Geïllustreerd door W. K. DK BKUIN. Uitgave A. W. Brnna en Zoon, Utrecht. Dit avonturen-boek van alledaagach allooi onderscheidt zich alleen door zijn bizonder sterke en smakelooze tendenz voor de padvindersbeweging. Ik zal de laatste zij c om het initiatief, de moed en de ondernemings geest van onze jongens (en meisjes!) te onder schatten, doch ik acht het een bedenkelijke verblinding den invloed van de padvinderij in Btaat te meenen tot zoovele miraculenae gebeurtenissen, als er in dit boek tot langniet-onschadelijke kinderlectanr weiden verwerkt. Ik moet het eerlijk bekennen: de padvin derij is me te braaf, in hare bedoeling om een panacee te zijn voor alle mogelijke volksondengdeo. Ik min meer de gezonde ondeugd, dan deze tot vivisectie ontaardende ontberingen, oefeningen en marschen. Het rooversplan, dat de Duinwijkscha jongens maakten, was lerend, was gezond, hun hol was een gewrocht van eigen handen, zonder de opgedrongen hulp van leiders e. d., maar de Duinwijksche notabelen (dus niet de jongens zelf!) bedenken de padvinderij, waartoe de jongens onder leiding van een luitenant gedresseerd worden. Het is sterk af te keuren, ook nit een oog punt van gezonde paedagogie, dat door albedillende in navolging van het buitenland proefnemende ouderen beslag wordt gelegd op het vrije ipd van de jeugd; dat onze kinderen hun vrijen tijd niet meer mogen gebruiken, spelende naar eigen intentie. De Padvinders van Duinwijk" is een aanhoudende zeer onsmakelijke ophemeling van dit snood padvindersbedrjjf, doordat den lezer de deugd, de braafheid en de volhar ding dier ont-jeugde knapen telkens opge drongen wordt. De schrijver heeft frisch en inventief l voor de noodige grove con trasten gezorgd, door tegenover de deugdzame padvinders te stellen den zwakken (maar ter apotheose bekeerden) Jan Prikkel, en de jeugdige boefjes Kees Roeper en Marcus Velt, die ter bevrediging van de deugdzaamheid eingesperrt" worden. E.-n positief gevaar van dit boek vind ik voor jonge lezers, dat het zooveel loffalijks ziet in de dieverjacht-per-rijwiel (de kranige padvinders reden 20 K.M. per uur!)-op Kees Roeper, die bij den rentenier Prikkel inge broken heeft. Schandelijk is het escorte van de rij wie'-patrouille om den dievenwagen, oor geknoopt. En ik heb eens benaderd. Gaen kalf, maar een koe, zege;e 'n volwassan koe. 't Is al lang geleden, maar nog jaren later had ik een heilzamen afschrik voor be naderen. Ik ben er ook nimmer meer toe overgegaan. 't Laten verifiaeren aan het kantoor heeft meestal wel zijn bijzondere reden, 't Kan een spoadeiechend geval zijn, gebrek aan vleeschvoorraad. Maar gewoonlijk zit er iets achter van wrok tueechen slager eu ambte naren. Er is wat te druk benaderd, of men heeft den slager wat lang laten wachten er staan immers 24 uur voor. Bij m'n benaderingsproef heb ik ongelukki gerwijs te doen gehad met een slager, die al veel benaderingen had ondergaan". A!s uit dan grond gestampt stond ie telkens om kwart over negen 's morgens voor het kantoor, de koe, os, vaars, pink, 't kalf of 'i nuchter kalf aan een touw achter zich, de twee laatstge noemde variëteiten op een trekkar. Keer op keer tastte ik, kneep in flanken en ruggegraat, bekranwde de ruiga koppen en liet den slager handig 't loodje om den staart draaien, waarna ik zelf de tang hanteerde. Op den proefdag benaderde ik... en ver wachtte een ootmoedig aanbod tot terugkoop tegen een hoogere dan de aangegeven waarde... Ik rekende er gloeiend naast... 't Is goed, m'nheer," was alles wat ik hoorde... En wat treuzelend betaalde ik hem, bij voorschot uit de kas, honderd vijftig gal den, plus zeven percent of tien gulden vijftig, en telde hem de reeds gestorte vijftien gul den accijns weer voor... Hebt u een touw, m'nheer?" ,,'N touw?" Ja, want ik moet de lijn weer mee hebbeu, om 'n ander beest te halen..." Mooi vooruitzicht. Een afachriktheorie, die allesbehalve opging... Maar'n touw! Ik had geen touw, wel kantoorgaren ... Ik kon toch geen koe leiden aan kantoorgaren... Bij de waarin de jeugdige misdadiger" triomfante lijk wordt opgebracht". Men moet het ver gebracht hebben in moderniteit", om der gelijke ongevoeligheden te durven ophemelen tot voor een volk begeerlijke deugden. En dat een teekenaar zich liet vinden om van dit afschuwelijk tooneel een plaatje te maken, als om toch extra op deze vondst de aandacht te vestigen! Wat zullen deze padvindartjes menschen worden met een fijn en kiesch gevoel en een zacht oordeel! De gezondheidstoestand van ons volk zal erbij (door de Padvindersbeweging, H. J.) winnen," beweert op pag. 10 dokter Terborg, de promotor van de Duinwijksche pad vindersbeweging, 't Is mogelijk, maar ik vrees, ten koste van den moreelen toeatand, die toch al niet schitterend is. Bij de prentjes van W. K. de Bruin zijn wel enkele goed geteekende, doch over 'c algemeen is hij te viuchtbaar geweest, heeft teveel gebeurtenissen verbeeld met te weinig variatie. Een boek als De Pad vinders van Dninwijk", dat duidt op het geestelijk failliet van een volk, moet jongen kinderen uit handen blyven! HE3SKL JONGSMA. Antwerpen, 14 September 1912. Aan de Redactie van De Amsterdammer Weekblad voor Nederland", Amsterdam. Geachte Redactie, Wanneer ik n zag dat het artikel van den heer B. Abraham in uw nr van 8 Sept. j.l. over het laatste Neder), taal- en letterkundig Congres veel waarheden berat, maar dat ik, niettegenstaande dat, toch lijnrecht tegenover den schrijver er van sta, dan zal n dat waar schijnlijk verwonderen; maar toch is het zoo! Ik zal n niet verzoeken om mij toa te laten die bewering door een lang antwoord te staven. Alleen moet het mij van het hart dat, ondanks zijn langdurig verblijf te midden der Vlamingen, de heer Abraham er toch niet in geslaagd ia om da Vlaameche Beweging, dit onderdeel van de Groot-N aderlandsche Beweging, met zijn gemoed te benaderen. Hij staat er ala een vergtandsmen ch tegenover, met al te weinig gevoel om tot in het diepste van haar wezen te kunnen doordringen. Als wij al de N Jord-Nederlanders die hier gevestigd zijn, naar hem moeten beoordeelen, dan moeten wüzeggen dat het voor hen toch wel uiterst moeilijk, zoo niet onmogelijk is, om die Baweging naderbij te komen. Ik wil aannemen dat er veel in is waaraan zij zich ergeren, zooals de heer Abraham zich ergert; dat er in het dagelijksch leven dsr Vlamingen veel is dat hun tegen de borst stuit. Da besten onder de Vlamingen hebben dat zelf ingezien en bekend. Maar zooals de dochter van Loth de dronkenschap van haar vader aan vreemde oogen onttrok, zoo bedekken zij ook de ge breken van hun volk zooveel mogelijk met den mantel der liefde. Wat ik echter niet aanneem is dat een waarlijk nationaal-voelende Koord-Nederlan der, die beseft dat de Groot-Nederl stam en de taal van Groot-Nederland er belang by hebben dat Vlaanderen tot de volledige ont wikkeling van heel zijn kracht komt, niet het zijne bijdraagt om, in de mate van het mogelijke, dat te helpen bereiken. Ik zelf ben een jaar of wat geleden er niet voor teruggedeinsd om in ean artikel, verschenan in Groot-Nederland", mijn mnening over de vele tekortkomingen van de VlaamEche Beweging te uiten. En in mijn Congres rede over Nederlandsen nationaal gevoel" heb ik ook den Vlamingen harde noten te kraken gegeven, Waarom heeft de heer Abraham in zijn beschouwing daarop niet gewezen en waarom heeft hij de zaak zoo eenzijdig voorgesteld en niet vermeld dat, als ik den NoordNederlanders, met al de gematigdheid die men aan zijn gasten verschuldigd was, eens gezegd heb waarop het staat, ik de Vlamingen toch alles behalve gespaard heb ? En op zijn vraag of het hoflMy'k en ernstig is dit te doen, vraag ik op my'n beurt wat er onhoffaly'ks en weinig ernstigs in ligt om, als het Par lement van Groot-Nederland by eenkom t, tot het bespreken van stambelangen, een vraag stuk te behandelen dat feitelijk een lovensquestie voor de beide volkeren uitmaakt. Want, in mijn oog, kan de oorspronkelijkheid van een volk op alle gebied slechts dan on geschonden bewaard blijven, wanneer het nationaal gevoel van dat volk sterk ontwik keld is. En daarom zeg ik dat een Naderl. Congres een aangewezen gelegenheid was om dit punt ter sprake te brengen. MAKTEN BOUWT TE NUNSPEET. Inlichtingen by het bouwbureau DE VELUWE", aldaar. OELAUNAY BELLEVILLE AUTOMOBIELEN. Hoofd-Agent TOOF Nederland i J. LEONARD LANG, Stadhouderskade, AMSTERDAM. D E LILA CIGARETTE5 44-4- OORSPRONKELIJKE MEUBELEN - LE - GRAND 'T MODELHUIS" KEIZERSGRACHT, 44.4 a30 s«a 3:1* - 444 gratie mocht ik het touw in bruikleen hebben. Aan een boom voor het kantoor stond de koe, mijn koe... Ze loeide; ze had een leege maag, zooals iedere koe, waarover vonnis geveld wordt. Ik heb de koe de koe gelaten en het kantoor tijdelijk gesloten. Was voor zaken afwezig. In het dorp deed ik navraag naar een lief hebber voor 'n koa... Ik werd wel niet in m'n gezicht uitgelachen, maar toch zag ik, dat de lachspieren tri! den ... Ifc verwenschte m'n collega met a'u theorie... En informeerde verder. Noemde prys... Dat gaf Biet veel, want men wilde eerst zien... Was tie van... ? N;en, daar deden ze zelf zaken mee. Konden dus geen benaderd beest koopen ... 't Heele dorp was solidair. Men vertikte het mijn koa te koopen... 'c Leek een algemeene boycot over benaderde koeien... En intusechen verkeerde ik in ongerustheid over 't kapitaal, dat ik in veo gestoken had. Als ik gebulk hoorde, meendo ik dat het myn koa wa?. Als ze esns losbrak! Tegen elf uur kwam da eenige komrnies van de plaats thuis. Ik verwelkomde hem als ean redder. Ook bij hem trok een lachje om da mondhreken. Maar nu konden we tenminste ambtelijk handelen. Of ie 't beest overnemen wilde? 't Was een pak van m'n hart, toen ie verklaarde 't te willen... Maar hij had ook al zooveel last om het benaderde vea weer kwijt te raken. Uren ver in den otntrtk was men solidair. Men zag aan het uitgeknipte merk, dat de koe voor slaehtan bestemd was. Aanbod tot verkoopen kon alleen een gevolg van benaderen ssijn.,. De verkoopkans daalde dan onmiddellijk tot nul. 't Eanigste leek hem in dit, mijnj geval uitponden. Dan uitponden, als het beest maar uit den weg was en het kapitaal weer vrij kwam. Ia de inrijechuur van ean herberg mochten we het beeat stallen. Daar brachten we het; 't, was vijf minuten van tn'u womcg. Onder het ,MA1SON FONDEE EN 1811 Concassionnaires pour la Hollande et ses Colonios SATJTEE & POLIS, Maastricht, Liège, Aix-la-Chapelle, 17 LE MIN JE, Amsterdam. OUDE GENEVER merk Nectar". ?1.38 per D literflesch. WIJNEN, COGNAC etc. wegbrengen bulkte het dier, of 't heele dorp er aan te pas moest komen. In de schuur klonk 't geloei wat gedempt. We gaven een emmer water. Hooi mocht niet. Toen het water op was, begon weer 't balken, 't Was om medelijden mee te krijgen... 's Avonds ging ik nog laat naar do post. Uit den stal klonk het geloei over de dorpsstraat.... Op onze slaapkamer, 's nachts, hoorden we in de groote dorpsstilte de weeklagende stem van myn koe. De slaap wilde niet komen; telkens spande ik me in om te luisteren of ik'c nog hoorde... In den nanacht dommelde ik bij tusschenpoozen wat in, dan ineens werk da s'aap en moest ik weer luisteren... Uit de verte kwam de klagende stem ... In den morgen werd het beeat geslacht door een kondslachter. M'n kommies wist een paar heele bouten en tal van kilo's af gehakt vleesch te plaatsen. Ik praatte den dokter eenige ponden aan; hij nam haas en oxtail; de domineesvrouw mocht ik rollade en lappen leveren. 't Viel werkelijk mede. Zalf hielden we de tong, hoewel ik ze viermaal kon ver koopen. We maakten gehakt, dat we steri liseerden in Weck's glazen. Dagen lang aten we biefstuk, echte. En zeker een dertig pond legden we in den pekel in 'n blauwe Keulsche pot. Dat aten we nog maanden later by witte boonen met zure saus of op de boterham. Winst heeft het uitponden niet opgeleverd. Integendeel. By het vergelijken van 't verkouhte en 't zelf gehouden vleesch met 't totaal gewicht, bleek er 'n twintig kilo niet verantwoord te zyn. Of de koudelachter ...? Neen, winst was er niet. Want zelf aten we naar verhouding veel meer vleesch dan ons budget wel veroorloofde. Voor den slagerswenech: slachten dadelyk na de verificatie, hab ik altijd een bepaalden schrik gehouden.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl