Historisch Archief 1877-1940
10
D AM S'Tiifll F!
-W-ETE1TBÏ3 A IF T O O K N E DE RL AND.
No. 1840
?pbrengst van 29 centenaar per hectare waa
tot dasver in dit district nooit bereikt.
Ook in andere streken van Bohème, waar
op nil gebreide schaal hop wordt verbouwd
rijn de resultaten «eer gunstig: in het Egerdal,
het Goldbachdal en aangrenzende bergatrekei
overtreft de opbrengst zelfs het gemiddeld
cijfer van 20 centenaar per hectare, maar de
Saaier hop ia de beate ter wereld.
De geheele opbrengst van
OoatenrjjkHongarye ia dit jaar op ruim 400000 een
tenaar te schatten, tegen 196.000 centenaar
ia 1911, waarvan het grootste gedeelte, u.l
300.000 centenaar in Bohemen ia gewonnen
Ook de Duitsche hop-boaw belooft, wat
de hoeveelheid betreft, een zeer goed
oogstretnltaat te sullen opleveren. De raming ia
nl. ongeveer 438.000 centenaar, dat ia bijna
het dubbele van 1911, toen 220.000 centenaar
werd verkregen.
Hiervan komt op Beieren 2S8000, op
Wurtenburg 60.000 op Baden 15.000
ElzasLotharingen 110.000 en het noorden (Posen,
Altmark en West-Pruisen) 15.000 centenaar.
De kwaliteit van het Duitsche product,
waarvan 85 pCt. tot het latere gewas behoort,
zal «eet uiteanloopend zyn. De ongunatigc
weersgesteldheid in Europa heeft hierop een
nadeeligen invloed uitgeoefend, daar in dezen
tijd de'plant deels nog in den bloei, deels in
de overgangsperiode van bloesem-tot
bloem?cherm vaikeerde. Misschien echter'heefc de
later ingetreden betere weersgesteldheid nog
gunstig terug gewerkt op de in haren groei
vertraagde plant.
Terwyi het zonnige weder van de laatste
weken aan het restant van den oogat in
Baheme nog veel goed heeft gedaan, ataat
in Dnitachland het grootste gedeelte van den
hop-boaw nog jjp het veld, zoodat ala het
zonnige weder nog eenigen tjjd blijft aan
bonden dit aan het rijpen, plnkken en
drooien van het gewas nog ten goede komt.
Frankrijk (het noordelijk gedeelte,
Bonrgond'ë en Franacb-Lotbaringen) rekent op
70.000, Balgië en Nederland op 75.000 en
Bnaiand op ongeveer 85.000 centenaar hop
van dezen oogat.
Ook uit de Ver. Staten van Koord-Amerika
lalden de berichten bepaald gunstig. Voor
Oregon wordt de opbrengst op 100.000 balen
geschat, evenals voor Californië, terwijl de
raming zoowel vnor Washington als voor
den Staat New-York ongeveer 30.000 balen
ia, tezamen dus 261.000 balen, elk van 185
Amer. ponden, zijnde 481.000 Amer. cente
naar of ongeveer 2.175.000 Kg.
Volgens de nadere opgaven, laat de kwali
teit van het product der Staten Oregoi en
New-York echter te wenschen, zoodat het
zeer waarschijnlijk ia, dat de Amerikaaneche
bronwere, die zich meer en meer toeleggen
op het verbrnik van de fijnere kwaliteiten,
met het oog op de billijke prijzen en de
uitmuntende hoedanigheid der Boheemeche
hop, op dit procjnct zullen reflacteeren.
Zn. tegenstelling met de in de meeste
landen dit jaar ruime hop-opbrengst, zal
Engeland ricaf met een bescneiden resultaat
moeten tevreden stellen, die op'niet meer
dan op de helft van een vollen oogat wordt
geraamd.
De aanplant daar te lande bad van het
begin af te lijden van schadelijke insecten,
welk* plaag niet afdoende kon worden be
streden. Dientengevolge schat men de op
brengst -van dezen oogat op al echte 320.000
Engelsche centenaar, tegenover een gemid
delde opbrengst van 600,000 centenaar in
andere jaren.
D»voorraad1 van oude hop in Engeland
is miniem en legt ditmaal geen gewicht in
de schaal, zeodat de belangstelling van de
zijde der Engelsche bronwers voor het nieuwe
gewas verklaarbaar ia.
De reeds verkregen resultaten en de ver
schillende schattingen van hetgeen nog moet
worden binnengehaald tezamen genomen,
geven een totalen wereld-hop-oogst voor 1912
van 1.900.000 centenaar in rond getal, tegen
1.325.000 centenaar voor 1911.
De jaariilkscha consumptie bedraagt ge
woonlijk 1.700.000 centenaar, toodat het over
schot vermoedelijk circa 200.000 centenaar
sal bedragen.
Dien te»gevolge zullen de prijzen niet hoog
zijn, maar juist daardoor behoeft men niet
te twijfelen aan een gemakke'yke plaatsing
van dit overschot, want zeer waarschijnlijk
zullen de groote' brouwerijen, wier aantal
tegenwoordig aanzienlijk is, van de ganstige
gelegenheid gebruik maken, om zich niet
Toor n jaar, doch veor een langeren tyd
van een voldoenden voorraad te verzekeren.
In de afgeloopen maand waren de zaken
in hop reeds zeer levendig, vooral voor het
Boheemsche product was goede vraag, zoodat
daarvan reeds in de eerste helft van Sep
tember meer dan het derde deel was verkocht.
27/9 '12.
v. D, 8.
Het Aires ier Merlamlutte Scloolar'ses,
In het Amsterd. Weekblad van 21 Sep
tember j.t. trof ik een kritiek aan op het adres
van'de Vereeniging van NederlandecheSchool
artsen aan de Gameenteraden in Nederland,
onderteekecd door den heer *) J. C. van
Lanachot Hnbrecht. Uit het door den schry'»er
medegedeelde moet ik vooreerst de conclusie
maken, dat de bedoeling van het adres hem
biykbaar niet bekend is. De bedoeling ia dat,
in afwachting van een dringend noodige
wyzlging van de wet bovdende voorzieningen
tegen besmettelijke ziekten, waarop reeds
lang gewacht wordt, en waarop tegelijkertijd
door de Ver. van Ned Schoolartsen by de
Begeering werd aangedrongen, door de Ge
meenteraden maatregelen zullen worden ge
nomen om aan hoogst ongunstige toestanden
zoo spoedig mogelijk tegemoet te komen.
Is de heer v. L. H. niet bekend met die
toestanden of ziet by er het gevaar niet van
ia? Dit zon ik moeten opmaken nit zijne
mededeeling dat hy vreest, dat het kind (d.i.
het door een der opgenoemde ziekten aan
getaste kind) de dupe zal worden van de
maatregelen, die de Vereeniging wenscht, dat
sullen genomen worden.
De Vereeniging wil juist voorkomen, dat
een groot aantal kinderen (de gezonde, nog
niet aangetaste) de dupe worden van de
aanwezigheid van de enkelingen (da aan
getaste) die door bun tegenwoordigheid in
de school het verblijf van hun medef cholieren
gevaarlijk maken omdat zy', als lijders aan
besmetteljke ziekten, deze op al de
medescholieren kunnen overbrengen.
De beer v. L. H. heeft medelijden met de
enkele aangetaste, die de Vereeniging wil
verwyderd hebben, de Vereeniging daaren
tegen meent het groot aantal gezonde
kin
*) door Mej. J. C. v. L. H. RBD.
deren in bescherming te moeten nemen tegen
het gevaar van besmet te worden.
En is er nn iets tegen om die gevaar
opleverende kinderen tydelyk de sshool te
ontzeggen, om te ontgaan dat een geheele
klasse of een groot gedeelte daarvan wordt
aangetast en dus velen de school tydelyk
moeten verzmimen?
Een van de argumenten van den schryvei
is, dat de kinderen den scbooltyd nie
kannen missen; het kan zyn, al geloof ik
niet dat het verloren»moeilijk is in te halen
Meent na echter de schrijver werkelijk da
een kind, lydende aan een van de opge
noemde riekten (althans voor het grootste
deel), ingeval die ziekten verbiyf op de
school mogeiyk maken, veel van het onder
wya zal profitearen ? b.v. een kind met eoabies
of pedicnloaia, dat niet stil kan ritten van
jeukte, een kind met oogontsteking, dat nie
op het bord kan zien, noch aan lees- o
scbrytoefeningen kan deelnemen, een kinc
net een loopend oor, dat slecht hoort, enz
De ondervinding opgedaan door de school
artsen, gesteund ook door de mededeelingen
van het onderwysend personeel, hebben
duidelijk aangetoond, dat voor deze kinderen
het verbiyf in de klasse weinig vrachten
draagt. Misschien zyn enkele riekten alt t<
zonderen en deze hebben den schry ver
rijn uitspraak voor oogen gestaan, n.l. favmi
trichophytie, empetago en dergelijke.
De sctrjjrer ia ook bevreesd dat, wanneer
de kinderen van ecbool worden verwyderd
behandeling zal uitbleven. Dit geeft hem
zelfa aanleiding een indeeling te maken van
drie categorieën van ouders, die om ver
BC trillende redenen er «iet toe komen hun
kinderen, die riek rijn, onder behandeling
te doen stellen. En met de k i aderen dier
ondera heeft by medeiyden en terecht. Maar
dat dit een reden zonde rijn om die kinderen
op de school te laten ia een oordeel, ik zon
haast zeggen, uit den booze. Juist wanneer
die kinderen van de school worden verwyderd
zal op die ouders een zekere pressie worden
uitgeoefend om de kinderen te laten behan
delen en ze niet te verwaarloozen; meestal
zien ook die oudera hun kinderen liever naar
scaool gaan, dan dat zy ze thuis hebben.
Ik weet wel, dat er ouders en speciaal moeders
zyn, vooral wanneer het een onder meisje
geldt, die het bysonder aangenaam vinden,
ala dit kind met pedicnlosia of scabies naar
huis wordt gezonden, het niet behandelen ol
laten behandelen, omdat zy dan langer thuis
kan bigren en haar behulpzaam kan zyn in
de huishouding. Maar ook tegen dit misbruik
ia de weg gevonden. Eerstens kan de school
arts, wanneer behandeling noodig is, hiervan
schriftelijk mededeeling doen aan den huis
arts, met verzoek hem te berichten of be
handeling ia ingesteld. Biy'kt dit niet het
geval te zy'n, dan kan hy zich nader moeite
geren om te bewerken dat behandeling ge
schiedt. B ijfc ook dit zonder gevolg en z
het optreden van achoolopiiener en commissie
van schoolverzuim ook zonder gevolg, dan
werkt ontwijfelbaar het optreden van den
voogdijraad, dreigende met ontzet van het
ouderlyk getag wegens verwaarlooring, uit
stekend en afdoende.
De schry ver had verwacht dat de Ver
eeniging in het adres had aangegeven hoe
de kinderen tot behandeling moeten komen
en wie die behandeling op zich moeten
nemen. Dit lag echter niet op haar weg, en
zy meende dat aan het beleid der autoriteiten
te moeten overlaten, ook omdat daarbij met
allerlei plaatselijke toestanden en
omataiTdigheden rekening moet worden gehouden.
De schry ver noemt het aanstellen van
achoolverpleegstera. In enkele landen heeft
men het hier en daar beproefd en beproeft men
het nog; er ia wat voor te zeggen, maar ook
veel tegen; de ecboolbygienisten zyn het
hierover nog niet eens. Maar waarover zy
bet wel voor het grootste deel eens zijn, dat
ia, dat, wat de heer van L. H. ook wil, be
handeling van zieke kinderen in de school
ten sterkste ia af te keuren. Da school is
piet, de. plaats, waar geneeskundige behan
deling moet geschieden, en zy moet dit
nimmer worden. Dus geen behandeling in
da school noch door verpleegsters, noch door
artsen en zeker niet door acheolartsen, die
buiten elke behandeling moeten blijven.
Dr. W. F. Uuu. STBTN PAKVÉ.
Deventer. FoorzUter ««n de Vereeniging
van Nederlaadiche Schoolartsen.
E'n YWuWÊlijke bnrgeifester,
In het jaar 1736, toen België nog tot de
Ooatenrijksche Nederlanden behoorde en
Maria Eliiabeth, een zuster van Karel VI,
als landvoogdes aldaar het bewind voerde,
werd door haar, zooals toen gebruikelijk was,
aan den bisschop, monseigneur de Strickland,
een lijst gezonden van personen, om in
velschillende openbare ambten benoemd te
worder. Zy noemde daarbij zeven mannelijke
canëidaten voor het ambt van schepen, maar
als burgemeester van Namen werd Madame
Malottean voorgedragen. De bisschop vond
het geval toch eenigszins vreemd en vroeg
een paar dagen bedenktijd, opdat hy zich
nauwkeurige inlichtingen kon verschaffen
omtrent de verschillende candidaten, maar
bovenal aangaande de candidate.
Als een voorzichtig bewindsman zag hy in
deze za»kieta,.buitennissigs". Hoewel
eenigszina coraervatief, ala gevolg van zyn Eagelsche
afkomst, kon by toch niet andera dan een
gunstig rappoit uitbrengen. De toelichting,
die by daarbij gaf, is waard om woordelyk
te worden weergegeven. Deze luidde:
Daar deze vroaw de wednwe ii van den
laat s t en burgemeester, den heer Malottean, en
zy ty'dens het leven van haar echtgenoot
reeds alle plichten aan dat ambt haast gekeel
alleen heeft waareenomen, en na zyn dood
daarmede is voortgegaan op een wijze, die
de gemeente geheel bevredigt, en zy boven
dien groote so oamen aan de stad heeft voor
geschoten, ooi deze van baar schuldenlast te
bevrijden, terwijl de gemeente nog niet in
staat ia haar terug te betalen, is het dus in
het belang van de stad en ook de wensch
van de magistratuur, dat Madame Malottean
in haar tydelyk ambt gehandhtafd blijft."
Zoo verkreeg Namen officieel
eenvronweyke burgemeester, wier bestuur uitmuntte
door bijzonder huitvrouwelijke en
adminittralieve hoedanigheden.
Onder deze waarlijk moederlijke regeering
tende Namen slechts voorspoed en geluk.
De vrede werd door geen enkel oproer ver
stoord en definantiën verkeerden in bloeien
den toestand.
De bewoners van Namen hebben nog lang
daarna hun burgemeester met rokken"
betreurd, die hen met wijsheid en vriendelijk
heid, in den trant van Maria Theresia,
geregeerd had.
N. M.?DE W. H.
Tinaictic.
R'dam, 14 September 1912.
Aan de Redactie van
De Amsterdammer".
M. K.
Eenigszina met eehroom ia het, dat ik de
pen opneem om eenige plaatsruimte te ver
zoeken in uw blad. Ik heb dan ook een volle
week gewacht, daar ik er niet aan twyfe'de
of anderen dan ik zouden den heer M. V. van
repliek dienen. Of wordt uw veelgelezen
blad" door geen enkel medicus gelezen? Ea
gy, redactie, onderschrijf gy zoo volkomen de
woorden van den heer M. V., dat ge zelfs
geen enkel regeltje laat volgen, op 't stukje
Een gruwel", in uw blad van 8 September j.t.?
Ik weet niet, geachte redactie, of misschien
in vroegere nummers de vór en tegenstan
dera van vivisectie aan het woord zyn geweest.
Zelf heb ik nooit in een of ander tijdschrift
vór of tegenargumenten gelezen, noch heb
ik van deskundigen vernomen waarom zij
vór of tegen vivisectie zyn. Gij ziet, ik kom
geheel'onbeslagen ten ijs; maar toen ik bel
atukje van den heer M. V. laa, dacht ik
wacht maar, in 't volgende nummer zullen
de medici wel antwoorden!
Maar zy zwijgen, en iedereen zwijgt. Daarom
gryp ik de pen.
O, ik begryp wel de afschuw van den heer
M. V. tegen vivisectie, het afgrijzen voor het
doen lijden van hnlpelooze dieren. Maar
daarom de viviaectae absoluut te verbieden!??
Ik zon den heer M. V. willen vragen, ol
?y ook weigert profijt te trekken van de
vrachten dier studie, welke we aan de vivi
sectie te dar ken hebben. Ik zon willen weten
of de heer M. V. weigeren zou zich met 606
of 914 te laten behandelen indien onver
hoopt noodig alleen daarom, omdat by de
fyatheae van dit middel telkens en telkens
weer proeven op konijnen, schapen enz.
gedaan zyn.
Er zullen waargchynlyk wel wat meer
dieren gedood worden, dan voor de weten
schap strikt noodzakelijk is ik ben de eerste
die dit afkeurt. Maar is het nog noodig in
den tyd van Ehrlicn-Hata. Wasseroaann, te
wijzen op 't groote nut der vivisectie? En
zonden die gruwelen en misdaden tegenover
de dieren bedreven niet tenigizin»goedgemaakt
worden door de duizenden en duizenden
generingen, die toch het gevolg zijn der
vivisectie?
't Spjjt me, dat een onbekwame en jonge
hand als de mijne de handschoen moet
oprapen, die de heer M. V. met woorden
ais: satanrche ongevoehgheid",
ongehoordate wreedheden", immoreel en verfoeilijk",
misdaad", beul en benlaknecht" in'c strijd
perk wierp.
U dankend vooïde plaatsruimte,
4 Achtend,
W. WBSSEL.
Oóorer de positie m ien raamrig. *)
Belde Herren waren imG>ntidegnte
Freunde,
Nar in ihren Schriften agierten sie als
Feinde."
WILHELM BÜSCH, die Jobsiade.
De heer E. zendt in. Dat wordt heel veel
gedaan en dikwijls onder X, omdat dit 'n
onbekende grootheid is. E staat niet als
zoodanig bekend. E. klaagt en dat vind ik
nobel: want wat slecht is, moet aan 't licht
kouei. Het verkeerde in de wereld moet
aangevallen worden, f met fel sarkasme, of
in donderende zinnen die meeslepen, f met
gemoedelijkheid. Eng. enz.
E. is niet fel sarkastigch, niet humoristisch,
niet lyrisch. Z'n klachtjes zijn als een aantal
kleine rimpelingen in 't water van anders
stille tevredenheid.
In 1906 kreeg de vaandrig-etand nieuw
bloed. Omdat ie anemiek was. Kan ik het
helpen, dat ik hem log ala bloedloos «ie?
'n Vaandrig kan dikwijls nog niet eens
komman deer en en staat bloot aan de spot veler
miliciens. De onmacht in militair kunnen is
dan ook vaak vermakelijk.
Iedereen brandmerkt de vaandrift-stand
als 'n hoogst onaangename. Hij heeft een
onbestaanbare politie. Hu moet tnaschen
Cbarihdis en Scylla doorzeileu. Hy betaalt
het gelag. Hy laat met zich spelen. Hy moet
zich op 't compagnies-bureau zitten vervelen.
Arme, door wantoestanden geteisterde
vaandrigs I
Aan n mijn machtloos medelij, zon Adama
van Scheltema zeggen.
Zijn dit, lezer, altemaal geen
verschrikkeiijkheden?! Voor iemand van karakter" om
er zenuwziek door te worden.
Maar is 'n vaacdrig vrijwillig militair?
Ja, nietwaar?
Zijn bovengenoemde E-iaansche klachten
gevoelig of niet?
Ik zeg: geweldig!
Maar ze zijn te voorkomen. Heel simpellyk:
wordt geen vaandrig.
Dan hebt ge in allen gevalle geen kans in de
buurt van Charibdis te verongelukken. En
dat vind ik triest. Dan hoefc ge geen gelag
te betalen, want dat is duur. Dan hoeft ge
niet met n te laten spelen, want dat is laf
en pietluttig.
Dan is het verkeeren op 't
compagniesbureau n geen obsessie. Ea dat is 'n boft
Dan herwordt ge mersch. Geen
spotterstronies van snoode Miliciens. Wat zeg ik ?
Snood, zei ik.
'n Vaandrig is geen vleesch, is geen visch,
zegt E. Dat kan ook niet. Men wordt ook
geen doctor in de letteren, meester in de
rechten, door zich 'n paar maan dj es aan die
studie te wijden. Om officier te worden hebt
;e jaren van studie en praktijk noodig, wilt
{e beslagen ten ijs komen.
Dat stoomknrgns-achtige stelsel is verkeerd,
i in niet goed zijn. De dienst wordt er 'n
>e«potting door. Dat is 't ergste niet: alles
wordt beroerd, prullig, onbetee Eenend. Men
c week t karikaturen, halven en eigen wy sen.
E. zeurt veel, om mij enphemistisch uit
te drukken. Is 'n vaandrig nn eigenlijk officier
of onderrffiel*r?Kortea bondig: onderofficier.
Ala zoodanig dient ie dus behandeld te worden.
Dat vind ik tenminste nog al logisch.
Wat geeft al dat geredeneer over zaken
«üe de kern niet betreffen! 't Is toch de
hoofdzaak, dat Je 'n kerel bent, iemand, waar
merg in zit; 'n vaandrig heeft zich niet te
plooien en te schikken; van zyn standpunt
nit beden, vervalle by zyn plicht. En dan
zal de gedachte : ik wei k tot heil van vorstin
en vaderland, gloêade vrengdeblosaen op zyn
martiaal gelaat... tooveren. Hoe vindt ge
zoo'n toovery ?
E. zegt, dat onder de rangbakleedera twee
hoofdverdenlingen te maken zyn: officiers
en onderofficierskorps. Maar daar protesteer
ik tegep. Is de korporaalsstand niet belangrijk ?
Gewis: er zyn immers jontens in uniform
van 17, 18 jaar, die groote potten bier kunnen
drinken en sigaretten rooken op de longen".
En die hun vaderlandsliefde tot chauvinisme
forceeren, dat het dreunt tegen de
kazernemuren !
En zoolang dat zóis,, moet gesproken
worden van drie hoofdafdeelingen.
Ik hoop, dat dit my'n pover pogen moge
bijdragen tot bloei van de vaandrig-stand.
't Is bard noodig!
Later kunnen we wel eens omzien of de
posit;e van die vervloekte rooie rakkera nog
'n beetje verbeterd kan worden.
24 Sept. T.
9e Jaargang. - 29 September 1912.
Redacteur: J. DE HAAS,
Graaf Floriastraat Ï5', Amsterdam.
Verzoeke «lle mededeelingen, deze rnbriek
betreffende, aan bovenstaand adres te richten.
ONZE CURSUS".
Wij gaan nn een nieuw hoofdstuk behan
delen.
Het ornaat een der belangrijkste taken en
wel de verschillende slagzetten, die bij de
opening van het spel reeda mogelijk zy'n. Na
de verhandeling over de kracht en werking
van schijven en dammen, benevens verschil
lende slagen, vraagt dit nieuwe hoofdstak
vór alles uw volle aandacht.
Een spreekwoord zegt Goed begonnen is
half gewonnen" en dit wordt allereerst bij
bet dammen bewaarheid. Daarom is het noo
dig, dat men de verschillende valstrikken
kent, die reeds in de opening gespannen
kunnen worden.
Systematisch zullen deze slagzetten, van
den Franscben meester E. Leclerrq, die er
heel wat ontwierp, worden behandeld, terwijl
wij deze zullen aanvullen met de
ailernienwsten openingsslagzetten, zooals ze tegenwoor
dig worden toegepast. Hierdoor komt gy in
het bezit van de uitgebreidste collectie, die
men slechts wenschen kan.
Wij vangen dan aan met dfn Groemet
(Coup de Mazette, zeggen de Franschen).
(ie naam duidt reeds aan, dat hij slechts
tnsschen ongeoefenden voorkomt.
W|j zetten nu alle schijven op het bord,
als by den aanvang eener party', en spelen
als volgt. Veoraf moeten wüechter op
merken, dat de wijze van spelen op deze
slagen lang niet altijd deugdelijk is en even
min theoretisch, doch men moet de val
strikken kennen om ze te kunnen ontwijken.
Wübezinnen dan
met wit 38 28, zwart
1822, antwoordt wit
uu met 39-33 (zie dia
gram) dan vervolgt
zwart met 22 27, wit
32:21 (a), swart 16:27,
wit 31:22, zwart 19 23,
wit 2819 en zwart
wint 2 schijven.
Dezelfde slagzei is
ook mogelijk als volgt; Wit 39-28. swart
18-23, wit 37-32, zwart 23 29, wit 33:24 (34:23
verandert nietf) zwart 20:29, wit 34 23, zwart
17 22, wit 21:17, zwart 19;26 en wint 2
schijven. Wel aardig l
Nn volgt een aardig
eenvoudig
vraagstukje, samengesteld
door onzen j ingen
vriend Lucag Smid.
Stand.
Zwart 12 schijven
op O, 8, 10 12 13,15,
18, 19, 22, 23. 29 45.
Wit 12 echy>en op
16, 21, 25, 26, 30, 37, 39, 41, 42, 43, 44, 50.
(Zie diagram.)
Wit speelt en wint.
OPLOSSING VAN HET VRAAGSTUKJB.
Stand.
Zwart 10 schijven op 4, 8, 9, 10, 12, 13,
18 22 23 26
Wii'10'echjjven op 24, 29, 82, 33, 34, 36,
37. 40, 41, 43.
Wit 32 28 37:17 3631 29-23 34:5 TOTTU'SB.
*) Zie No. 1839: Ingezonden.
«..n 23 32 l2.2i 2ö.4ö4
(a) siaat 5 fcay'seo.
Goede oplosemgen ingezonden door;
M. C. M. Sai'd.Lncas Smid, te Amsterdam;
Frits Spoon, Thomas A. Struik, D. v.
Nieuwkerk, te Rotterdam.
Uit het gering aantal oplossers blijkt, dat
dergelijke vraagstntjes nog te ingewikkeld
zy'n. Daarom dezen keer een eenvoudiger.
CORRESPONDENTIE.
L. 8., te A. De vraagstukjas zijn aardig,
maar g\j ziet, dat voor den een moeilijk is,
wat de ander eenvoudig vindt. Het blijft
.mmer moeilijk iets samen te stellen, dat
voor een ieder geschikt is.
D. v. N., te R. Het doet mij veel ge
noegen, dat u de rubriek is gaan volgen. Ik
lerinner mij u zeer goed.
Aan verschillende inzenders. Er stond uit
drukkelijk bij het vraagstnkje: Wit doet
een fraaien slag." Niet wit speelt en wint.
DE INTERNATIONALE.
IV.
Marcel Bonnard, die 21 punten behaalde
op den internationalen, is een speler van
meer dan gewone begaafdheden. Evenals
Molimard woont bij te Lyon en ia het meest
bekend als de leermeester van laatstge
noemden. Hoewel Bonnard slechts 28 jaar
is, mag by veilig den titel van leermeester
dragen, daar hy o. i. de meest wetenschap
pelijke dammer is onder de Fransche meestere.
Hij ia zeer veelzijdig ontwikkeld. Zeer veel
weet hij van de theorie en het eindspel;
vooral van het eindspel draagt hy een uit
gebreide kennis. Hij behoort tot de weinige
Fransche spelers, die van Blankenaar'a eind
standen een studie heeft gemaakt en men
kan er zeker van zijn, dat hem in bet eind
spel geen winst ontgaat. Als slagspeler ia hjj
bepaald te vreezen en mogen wij 4e Fransche
meesters gelooven. dan ia hy wellicht
Frankry'ts grootste slagspeler.
Toch is zy'n slamoel een ander genre, dan
dat van Weiea en Fabre. Deze spelers spelen
positie en op den alaf, ala de gelegenheid
zich voordoet.
Bonnard echter bonwt van den aanvang
af zijn party daarop? Er bestaat zelfs e«n
party, die men partie Bonnard" noemt. In
deze party speelt hy tegen ieder begrip van
goede positie in, uitsluitend op den slag.
Hij ia echter geen fijn positiespeler en in
het opbouwen van standen kan hjj den toets
met Molimard of Hoogland niet doorstaan.
In het algemeen apeelt hy ving, doch er
doen zich oosenblikken voor in de party,
waarop hy 45 minaten bedenktijd gaat ge
bruiken om den stand geheel en al te peilen.
Dit doet hy dan uitstekend, want hfj siet
heel diep. Een mooi voorbeeld daarvan is
zy'n party met Fabre, waarin hy in 14 om
14 nadeeliger stond en toen de «enigste
variant koos die na 15 zetten geforceerd
remise gaf. Hij spreekt geen woord zoolang
de party duurt en heeft by de jury of
anderen iets te vragen, dan gaat dit schrif
telijk. Hy verwijdert zich büna nooit, zoo
lang de party duurt. Van alles neemt hy
nota. Zoo noteert by voor zich, de tijden
die alle spelers ook met anderen voor hnnne
partyen gebruiken, alsmede het aantal zsttan
di^r partyen. By ia de echte statisticns. sy
kt>nt de Fransche damgeschiedenia op zjjn
duim, bestudeert iederen stand en weet a
precies te vertellen wanneer, waar en tnsschen
wie gespeeld. Zijn kennis is veel omvattend.
Dat zulk een speler geen p'y's won moet in
Frankrijk wel verbazing wekken en pleit
voor het gehalte der mededingers.
Het volgende geeft n een denkbeeld van
zyn eindspelkennig.
ZWAKT.
WIT.
Bovenstaande stand deed zich voor in
Bonnard's 2 ie party vet Molimard. Bonnard
verklaarde, dat ondanks ey'n 2 dammen dit
eindspel niet te winren was, daar wit niet
van de lange lyn te verdrü^en viel en bet
das onmogelijk is schijf 36 naar dam te
brengen. De party eindigde dan ook ala
remise. Na beë ndiging liet Bonnard zien
dat de party gewonnen wordt wanneer schijf
36 op 13 staat. Hy zou dan voor zwart den
volgenden stand hebben opgebouwd. De
beide zwarte dammen op 34 en 45. De zwarte
schijf staat dan op 13, de witte dam op 5.
Dit is de moeilijkste «tand. Zwart a«n den
zet speelt 34-29, wit 5-46, zwart 29 34 ver
valt, wint bierdoor een fijne tempo daar
wit on spelen moet en zwart heeft ge
wonnen. Gaat wit op een der ruiten van
46 tot 28, dan zwart .15-20, wit 25:14, zwart
13 19, wit 14:34, zwart 45.46 gewonnen.
Een fraaie winst, waarvan wy allen kunnen
leeren.
Nog even vraag ik uw aandacht voor
onderstaanden stand.
WKISS Z
BONNAED WlT.
Da stand kwam voor in een party tusBcben
Bonrjard wit en Weiss zwart. Dit isnneen
positie nit de partie Bonnard". Zooals gy
zitt is de kroonachy'f al vroeg opgespeeld,
met bet doel de Bchy'ven 46, 49 en 50 tot
steunpunten te maken. Als figuur is dese
star d wel aardig en hy leent zich onge
twijfeld tot bet uitvoeren van mooie slagen.
Uit een positie oogpunt is deze stand niet
sterk.
In den diagramstand apeelt wit 3328,
zwart gelegenheid gevend tot de winst van
een schijf, deze door>ag de combinatie niet
en speelde 25-30 wit 34:14. zwart 10:30, wit
28:19, zwart 1342, wit 37:48. Het fraaie in
deze combinatie i»het achterwaarteche slaan
naar 48, zwart 26:28, wit 39-34. Een moeilijke
zet voor het voorstellingsvermogen.
Vergelijk nn eens dezen stand met den
oorspronkelijke op diagram. Zwart 30:39,
wit 44:4.
Deze slagcombinatie bewy'at wel, welkeen
geniale slagspeler Bonnard ia.
Op de partie Bonnard" hoop ik in deze
rnbriek nog eens terug te komen.