De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 29 september pagina 7

29 september 1912 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1840 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. JHB. O. F. A. M. VAN NISPKN TOT SEVBNASR, de nieuwe Voorzitter van de Tweede Kamer. en decoratief ultgevontde flgurale voor stellingen. Toch waren er wel anderen, by wie ik een zuiverder streven naar stijl meende te bemerken, all Derain met der Hirte (een onderneming echter vér boven zijn macht), Bechtejeff met Diana auf der Jagd, Franz Mare met Die gelben P f er de en Tiger, en dan, minder streng van houding maar een schilder ?eer merkwaardig, en veelbelovend nog, met zijn phantastiechen klenrzln: Kandinsky. Nu ik eenige namen noem moat ik er nog een ?anduiden, die me niet alleen in het kunnen boven de meerderheid scheen uit te munten, maar wiens werk ook me duidelijk een rijkheid van inhoud kenbaar maakte: Oscar Kokoschka. Ik vond hem onlangs met Grünewald vergeleken, en werkelijk, er was MUI lijn Stilleven dat ik me vooral scherp herinner, een felheid van expressie en een wonderlijkheid van visie, als waren die dingen uit een tooverachtige werkelijkheid dat er aan dien wellicht meest mystieken en onstnlmigsten oui-duitschen schilder kan gedacht worden. Ia 't bijzonder de in Keulen geëxposeerde werken te bespreken, heeft hier echter wei nig zin; het onrijpe domineert bovendien als ik reeds zei; aanhoudend heeft men zich in te spannen, om, buiten veel bnitensporig's en modernistische uitspattingen, het half slachtige van het zinvolle te onderscheiden. Volkomen uitgesproken werken zijn er zeldzaam. Wel vermoeden we achter menig werk hoog-aangelegde doelingen, maar bespeuren ar tevens in de zwakke getuigenis, de geeste lijke onvolwassenheid. Het schouwspel interesEUNSCHAPPEÜJKE Koestallen tassctien lescbit ei doel, Langen tyd is het een open questie geweest welke standen een projectiel inneemt tijdens zijn vlicht door den dampkring. De figuren l en 2 geven op de kortste wijze de twee ulteenloopende meeningen daaromtrent aan; in fig. l is de kogel op verschillende plaatsen Tan den kogelbaan zoo geteekend dat zijn lengteas voortdurend van stand verandert waardoor hij voortdurend kan samenvallen met de kogelbaan zelf, die eerst omhoog, dan even horizontaal, dan sterker gebogen om laag loopt. Het gevolg van deze kogel-asstand is dat de kogel recht tegen het doel aanslaat met de punt recht vooruit. Fig. 2 geeft de andere theorie aan, volgens welke de kogelas voortdurend evenwijdig MUI zichzelf zich verplaatst, zoodat de kogel niet recht inslaat, maar met de kogelpunt omhoog, waardoor de uitwerking veel minder ernstig is als in het geval van fig. 1. De laatste theorie berust op een onjuiste toepassing van het zoogenaamde gyroscopitch effect, dat de kogel heeft evenals elk ander draaiend voorwerp. Wat hiermede bedoeld wordt is gemakkelijk door een proef te ver klaren. Neemt men een tol en gooit men deze, als hij niet draait, in de lucht, dan is er geen regelmaat in het neervallen van de tol; soms valt hij op zijn spits, soms op zy'n bovenkant, soms op zijn zijkanten, alles af hankelijk van het toeval. Brengt men echter de tol snel aan 't draaien en gooit men hem dan omhoog, dan valt hy precies zoo neer als hij opgegooid is, das op zy'n pant, en blijft dan lustig ronddraaiend steeds in even wicht. De as waarom de tol draait is das tijdens zijn luchtvlncht evenwijdig aan zichzelf verplaatst en niet gekanteld. Deze eigenschap om de draaiingaaa steeds denzelf den stand te laten behouden, komt aan alle draaiende lichamen toe, van een tol af, tot de aardbol zelf toe. Een kogel, in modern geschut, volbrengt tijdens zy'n reis ook talrijke draai ingen. Vroeger, bij de schietwerktnlgen met gladde loop had de kogel veel last van de lachtweerstand, die de kogel allerlei clown achtige bnitelingen in de lacht deed uitvoeren, zoodat men nooit wist hoe hy neer zou komen. Toen voerde men de getrokken loopen in, waarbij de kogel gedwongen werd in de loop van het geschut een flauwe spiraallijn te Tolgen. Baardoor kreeg de kogel een s neldraaiende beweging om zy'n eigen lengteas, en hoewel in de loop slechts een deal van een draaiing volbracht wordt, ii de snelheid Beert ons, maar geeft tegelijk een sterk gevoel van onvoldaanheid. En we zien reikhalzend uit naar een machtige van daad en van geest, die in stelligen greep zal samenvatten wat er doolt en woelt door zooveel hoofden en zinnen, om te centraliseeren in een alovertuigende, duchtige daad. Voorhands, schijnt het, moeten we er in berusten, te verkearen in het stadium van decentralisatie, en bjj iedere uiting van moderne kunst trachten te verstaan de Vraag, diéer achter schuilt. W. STEJWHOFF. Tentooistelliip in .ei Hai. L Het cnbiame aarzelt om een grooten, aierenden stijl; het futurisme wordt er, on willekeurig, heengedreven, 100 sterk is de stroom die onder de tegenwoordige uitingen zich beweegt naar het nieuwe. Da Teeken maatschappij ia bedachtzamer. Zjj handaaaft tradities, en de tradities der Haagsche school zijn haar het gewenschte. Toch heeft zij leden tegenwoordig, die daar buiten gaan. Larsson is Tan meer illustratieven kant dan de Haagache schilders zyn. HjJ overtreft ze daarom niet, maar het is een bewijs dat de tegenwoordige leiders naast eigen uiting, niet onwillig zün die van andeie geaardheid te erkennen. Zij zijn mij dat tchter nooit genoeg. Het is menBChely'k, en vol pië:eit, oudere meeltere te big ven eeren in de na volgere, maar het mag nooit aanleiding zyn om nieuweren niet te zoeken en nit te kleien, en een organisme dat als ieder ander in het onder worden licht verstijft, niet lenig te honden door nit u wen aanvoer van rijk, botsend bloed l Waarom is, om geen meer betwiste dezen keer te noamen, Toorop geen lid der Teakenmaatschappü? I* hij als portretteekenaar niet genoeg om naaat Ha verman en naast Veth hier zyn werk te kannen vertoonen? Ik weet dat iemand als Blommers hem te revolntionnair cal vinden, maar zjjn de laatste werken van dezen Blommers niet zoodanig, dat er wat meer revolutie in den maker mocht zijn en dat er wat minder maakwerk in hem en door hem mocht ont staan? Da Teekenmaatschappij ia in ha-e tentoonstellingen niet erg genoeg, terwijl er zoo veel ergs zich ontwikkelt, en ze geeft te weinig schoons om van af een hoogte te kannen mérjien op dat ongeordende, maar toch bewogene, levende. O' is soms Zilcken's werk hier niet gansch onbelangrijk en duidt bet niet noch kunnen noch gratie aan; is het niet alleen spichtig van lijn, en van kleur gelijk nul? Is Toorop niet altijd belangrijker; is van Konijnenburg, vleiend en vloeiend van teekenprocéié, niet altijd beter; zyn de jonge A materdammer B in massa niet werkly'kheid tegenover dezen aller minsten schijn? Kannen Van der Hem, S. uUte», Gestel, Hahn niet veel malen me ar ? Ia Hahn niet typisch aangewezen voor deze TeekeEmaatgcaappij, en is hij niet steeds nog geen lid ? Zijn werk treedt toch hier en da»r genoeg bniten het en kei-politieke, om het, daarrai onifharjkely'k, te waaideeren als iJlMiimiMMiiiiimiiiiiiimiiuimiiiMitM waarmee de loop doorvlogen wordt zógroot dat het aantal wentelingen, dat een kanons kogel per minuut maakt, varieert van vier duizend tot twintigduizend of zelfs meer. De at and van de kogel wordt daardoor veel vaster en het buitelen in de lacht komt niet meer voor. Afgaande «p deze duize lingwekkende wentelingen van den kogel om zijn eigen as meende men, dat, evenals bij de opgeworpen tol in ons voorbeeld, de kogelas zich evenwijdig aan zichzelf verplaatste, zooals in flg. 2 la aangegeven. AU bewijs hiervoor haalde men gewoonlijk de feiten aan die ziek voorgedaan hebban in de RassischJapanache zeealagen, waarbij nooit of haast nooit de Japanache projectielen de Russische pantierplaten werkelijk doorboord hebben, wat zij in theorie moesten doen en wat zij bij proefnemingen ook gedaan hadden. Men zocht de verklaring van dit eigenaardig feit in het gyroicopiach effect, waardoor de kogels niet recht insloegen maar scheef, met de spit s naar boven, zoodat de inwerking veel minder krachtig was. Zelfs hadden de Russische officieren eenige minachtende termen voor de Japanache projectielen, die zy' soms in de lacht duidelijk buitelingen zagen maken, hoe wel de kogela nit getrokken loopen kwamen. Bij nader onderzoek is echter gebleken, dat de verklaring hiervan ergens andera moet gezocht worden, o.a. in het feit dat de zwaargepantserde scheepswand slechts een deel ia van het geheele schip en dus slechte een gedeelte uitmaakt van de heele schijf die het schip eigenlijk is. Verder zijn er projectielen gebruikt, die, door hun dunne wand, hun zeer explosieve lading en gevoelige lonten, al ontploften bij het raken van het pantser, voordat *ij er in drongen, en ten alotte: allicht zal een projectiel dat bij recht inalaan juist het pantser overwinnen kan, dit niet kannen als het door de stand van het schip niet zuiver recht inslaat. Op 't oogenblik zijn de autoriteiten voor namelijk geneigd om te gelooven dat een projectiel vliegt zooals fig. l aangeeft, en niet alleen de theorie maar ook de praktijk heeft deze opvatting gelijk gegeven. Vooraf weer een eenvoudige f roef: als een tol goed draait en wij atooten er tegen aan, dan zullen we dadelijk zien dat de tol niet van zijn stand afwijkt in de richting van den stoot, maar opzij. Draait hij van linka naar recht?, dan wijkt hij naar rechts nit, en andera naar linke. Ook dit is een eigenschap van alle draaiende lichamen, practiach en theoretisch reeda lang vastgesteld. Bezien wy weer fig. l dan zien we, dat de weerstand, die de lucht biedt aan den voortvliegenden kogel, eerst den kogel recht tegenwerkt, maar zoodra de kogelbaan buigt, drukt de lucht niet recht van voren maar van onderen tegen den zijkant van de kogelpunt. Draait de kogel nu om zyn as, van linka naar rechta dan zal deze druk, die de kogel naar boven probaert te du wan, dus ?BARON MARSHAL vos BIEBERSTBIN, overleden Duitsch diplomaat, bewerker van het Daitsch overwicht te Konstantinopel, onlangs benoemd tot gezant te Londen. een wezen van kenmerkende hoedanigheid! Zijn het bestuur en de leden der Teekenmaatschappij niet te weinig spiedend naar het nieuws, en vergaten ze in hun eerbied niet dat de Haagsche School indertijd revolutionnalr was, en dat geen geest en geen wezen zich kan handhaven levend en frisch, zonder gaarne de nitbnndlgheden van een nieuwen, atouten, moed te erkennen? Weten ze niet, deze leien, wat er ommevaart er rondgaat in Holland, zoowel als in andre streken en dat een nieuwe aanval veel verstards moet verwijderen, wil het leven (en daarna de schoonheid) rijklijk triompheeren over alle limies? Ia na dutten niet spoedig dood zijn? Elk jaar opnieuw hindert Me de ontken ning van zooveel anders geaarde, maar talent volle schilders door de leden der Teeken maatschappij en elk jaar zal ik opnieuw een serie van namen geven die zeker als lid aangenomen konden zy'n en het niet zijn.. Dit dankt me zuiverder eeroied jegens de uit muntenden in dit 'genootschap dan wat na geschiedt. B. Van deze tentoonstelling zal ik weinig werken noemen. Bauar heeft een werk hier Hindoe tempel" dat hem op z|jn zwakat doet zien. De zwart-krytteekeningen van mevrouw Sase Robertsan het Rustend Kindje en het Maifjaskopje (No. 5 en No. 7) hebben een droom volheid zonder rauwheid. Het Inge slapen kindje (No. 12) door B r ie t heeft het formaat waarin hij ziek het zorgvuldigst en meest eigen uitdrukt. Cosaaar ia me tegen gevallen. Noch zijn Kathedraal te Rhelma noch zijn Binnenplaats zy'n werken, waarin voldoende kracht ia. Ea niet alleen deze twee zjjner uitingen brachten mij tot dit oordeel, maar kier «n daar gezien werk doet mij twijfelen, of het werk niet worden zal (en het tg dat reeds) tot die zwakke roman tische voordracht, die nog nooit baat bracht, maar dikwijls schaadde en schaadt. Haverrcan heeft hier, wat hij voorbereidende studies noemt. (No. 29?36). Hiervan ver meldde ik n: No. 30, het jonge meisje, op den rag gezien; het portret van Fr. Jansen (alt 1909) waarop het haar op den kop het belangrijkste is als werkmanschap en No. 33 een blad met konijnen en eenden; Th. van Hoyttma heeft drie teekeningen waarvan de Paerbloesem alleen te noemen blijkt. Isaac laraëls Nachtreatanrant" is frisch als werk; alleen de eene arm van het meisje (de rechter) is zwak geteekend. D. de Vries Lam is eigenaardig als kenze. Van J. H. van Mastenbroek is de schets: Elevators de beate; Alb. Roelofs: Baby's diner is zeker een der doorwerkste voorstel lingen hier, en in de kleur niet onbe langrijk; noch als stofuitdrukking. Van Tholen noem ik de twee schetsen: Fata Morgana en de itzeilende Botters, naast Avond: een geel schip in een inham, welk werk meer nerf kon hebben. Veth stelde mij opnieuw telear. Het portret van Moltzer doet bij verre na niet wat het schilderij is; dat van de Koningin Moeder is qaaaigevoellg; dat van Verlaine (uit 92) en van Bode zijnieter. De andere zijn zonder gratie en zonder kleur. Zilcken's werk is niet voldoende, zelfs als illustratie. Het trof me, wetend welke schilders geen lid waren, door een leegheid; en het is niet eens luchtig, het is zonder waarde. Il Daalhoff; K. de Nerêt tot BabberieK (Scheveningen). De bestudeering der waar deeringen is een der verrassende in de vele studies van den kritikua. Natuurlijk is een der factoren van het wei-slagen, van het snelle succes, dat een kunsthandel demoogljjkheid ziet werk te propageeren, wetende dat het juist in het begrip valt en in het ver langen van een deel van het publiek. Het spreekt, van zelve haast, dat zulk werk niet meer dan middelmatig zijn kan. Bi) nivel leeringen geschiedt dit steeds naar het geringste toe; het snelle succes is een wel slagen, dat nivelleert tnsscben een uiting en den smaak van het publiek, die klein is. Maar zelf a wanneer dit geweten wordt, blijven er verrassingen. Het werk, door van Daalhoff gemaakt is niet meer dan m: d lel matig; zeker is het niet meer. Maar terwijl het meeste van znlk werk, dat niet krachtig is, zich tegenwoordig in een kleine ,,realiteit(?) be weegt, is zijn wenech, is het de wenecd van van Daalhoff het sprookjesachtige, zooals dat heet, uit te drukken, fin hierin vertoont hij smaak. Het werk heeft niet veel diepte, en het ondervond eens een invloed van Thorn. Prikker (om geen andere te noemen) maar het heeft een bepaalde teederheid, die lang bezien niet altijd verdraagt, maar toch in sommige werkjes voldoende aanwezig in, om 19 doen verbazen, dat ander wet k wel slaagt, en dit niet. In denzelfden kunathandel (Arti) ia werk te zien van Karel de Naréa tot A. H. HOEKWATER, f Vice-admiraal, lid van de Staatscommissie voor de verdediging van Indië. Babberich, die een ander zoeken toont, tegen de tegenwoordige (heengaande? richting) gekeerd. Wat hier hing, vertoonde de Neiée's decoratieve neigingen zonder echter zijn kracht en zy'n vermogen om den Last te kannen verbeelden of te inslnaceeren, vol ledig of voldoende voor oogen te brengen. Zoo ge weet wat het werk kan zijn, dan vindt ge in het uitgestalde aanduidingen der moogly'kheden; de melle lijn van den teekenaar is er in en de stellige kracht tot versieren, maar het als een schril toppunt zijn, het ala een te gespannen snaar te hoog haast trillen, en rollen, het is in beter wei k dan hier, voor de willige waardeering te vinden. III. Raaienfotie (Artz en de Boie). Een andere zinnelijkheid is in Rasaenfoaae. Ze is meer schijnbaar, dan de werkelijkheid van de Nerée. In het etsen ia een invloed van Rops te bespeuren, in de kleuren der schilderijen gedraagt Raasenfoase zich persoonlijker en zy'n zinnelijkheid, hoewel beïnvloed door wat lectuur (een hoofdfactor in de Nerés) ia gal en goedmoediger dan ze op het eerste toeschijnen mag te zijn. Raasenfoasa blijkt iimiiHmiiiMmiiiliimiiiiiiiiiiimiliiiHMiiiiniliMMiiiiMiiiiiiiliiiniiiiMiiMiiiHiNimiiiiillliii Fig. 3. GATBN, DOOR EEN PROJECTIEL GESLAGEN IN KARTON. A. als de kogel loopt tooalt fij. 2 aangeeft. B. als de kogel loopt zooals fig. l aangeeft. In geval A il het ga.t eirond, in geval B cirkelrond. Het laatste blijkt bij de protven voor te komen. Fig. 4. INSLÜN VAN PBOJECTIBLEN TEGES BBIT PANTSERPLAAT. ? A. Volgens de opvatting van fig. 2, B. Volgent fig. 1. In geval A kantelt de kogel en kan de plaat niet door koren; in geval B kan het pantser vel door boord worden zooalt in werkelijkheid ook het geval i». Fig. 1. WERKELIJKE STANDEN VAN EEN PBOJECTIKL. GEDURENDE ZIJN LOOPBAAN VAN GESCHUT TOT DOEL. De kogelas volgt vrijwel getrouw de buiging van den kogelbaan, eoodat bij het neerkjmen de puit lager ligt dan de kogelbasis. achterover te laten kantelen, evenals eene slag tegen de draaiende tol, niets anders uitwerken dan dat d s kogelas iets naar rechta uitwijkt. Maar daardoor verandert natuurlijk ook onmiddellijk het aangrijpingspunt van den luchtweeratand, waardoor ook de aj-uitwyking op zy'n, beurt weer een ieta anderen kant uitgaat. Da kogelas beschrijft daardoor een aoort kegel, die echter niet compleet ia omdat de kogelbaan erg anel van richting verandert waardoor de luchtwaerstand al weer een iets andere as-uitwijking veroor zaakt. Ia theorie dat nagaande blijkt dat de kogelaa wel ieta schommelt om de kogel baan, maar niet in die mate dat er een ernstige afwijking ontstaat van de standen in fij>. 1. Door proefnemingen heeft men dez 3 theorie zien bevestigen. In de eerste plaacs heeft men de kogels niet tegen %en stalen plaat laten aankomen maar tegen een bordpapieren scherm dat dus gemakkelijk doorgeslagen wordt, en waarin dan een gat ontstaat dat door zijn vorm verraadt op welke wijze de kogel er doorheen gevlogen in, zooals fi,'. 3 aangeeft. De rechte verticale lijn ia de scaermdoorsnede. Komt de kogel aanvliegen volgens de foutieve theorie van li/. " dan alaat hy' ES? Fig. 2. ONJUISTE OPVATTING OMTRENT DEN PROJECTIELSTAND TIJDENS ZIJN VLUCHT. Volgtns deze meening verplaatst de kogelas zich voortdurend evenwijdig aan z;chzelf, z lodat de kogel neerkomt met de pmt hoogcr dan di kogelbasis. in, zooals boven in fi j. 3 geteekend ia en het ia duidelijk, dat er dan een gat ontataat dat niet rond is, maar eirond, zooals rechts ge teekend is. tornt de kogel echter, zooals fig. l aangeeft, aanvliegen, dan krijgen we het geval dat onderin &f. 3 geteekend ia, waarbij de kogel een rond gat slaat (ook in dit geval is dit rechts geteekend). Bjj deze proefnemingen is gebleken, dat de kogels, die afgeschoten worden op een actneelen afstand van vele kilometers, met volle lading (in plaats van op kleiner afstand met ge reduceerde lading zooals by proefnemingen dikwyla geschiedt) ronde gaten sloegen, das, in overeenstemming met de theorie van fig. l, steeds vrijwel parallel bleven met de kogelbaan. Photographieën van kogels, tydena hun vlucht opgenomen wanneer zij al een negen tal kilometers gevlogen hadden, rertoonen alle kogels met hun punt iets omhoog, met hun assen practisch evenwijdig aan de kogel baan. Waarnemers, die bij geschutproeven de kogels zagen inalaan, vermelden ook steeds dat de kogelas de kogelbaan volgt. Proefnemingen zyn hieraangaande ook verricht. Men heeft n.1, kleine modellen van projectielen gemaakt en zoo opgehangen dat men er snelle draaiingen aan kon meedeelen (drie tot vijfduizend wentelingen per minuut). Blies men nu een krachtige luchtatroom tegen deze draaiende modellen aan, en liet men de richting van deze luchtatroom e venzo o veranderen als de luchtweeratand tegen een vliegende kogel, dan vertoonde het model dezelfde afwijkingen en geringe schomme lingen die in theorie afgeleid zyn. Men is bij deza proef na'uur lij k uitgegaan van bet idee dat het op hetzelfde neerkomt of een kogel zich snel door de lucht beweegt of dat de lucht zich snel langs de kogel beweegt. Verder zijn proeven genomen, naar aan leiding der Japansch-Rnssische ervaringen. Pantserdoorbprende projectielen werden met normale lading en op normalen gevechts afstand afgeschoten op pan t eer plat en, die alle doorbjord werden en ronde gaten ver toonden. Dit doorboren van pantserplaten zon eenvoudig onmogelijk zy'n als de kogels insloegen in een stand, die fig. 2 vereischt. In . 4 is dit nog aangegeven; bovenaan is de wyze geteekend waarop een projectiel volgens de onjuiste theorie tegen een pant serplaat aankomt; het gevolg van dezen stand moet zyn dat de kogel bij het inslaan draait en met zijn zykant tegen de pantserplaat alaat, zókrachtig dat het projectiel breekt zonder het pantser te doorboren. Onder fig. 4 is de projectielstand geteekend, inslaande, nadat de kogelaa evenwijdig aan de kogel baan geloopen heeft; alleen in dat geval is het doorboren mogalyk, en dat pantser platen doorboord worden heeft juist, zooals vermeld is, de proefneming bewenen. De afwijkingen by de Japansche projectielen zijn allicht te verklaren door het slijten der ge trokken loopen. Nogmaals; fij. 2 bekijkend zal men zien dat by deze eigenaardige standen de kogel een voortdurend grooter oppervlak bloot geeft aan den luchtweeretand, zoodat deze hoe langer hoe sterker de kogelsnelhei l moet verminderen; by metingen is echter van deze extra-afname der snelheid niets gebleken, zoodat ook dat een argument is voor het gelykblyveB der luchtweerstand, dank zy'het steeds samenva len van kogelas en kogel baar. Alle proeven en theoretische overwegingen werken duJ samen om de overtuiging te vestigen dat de projectielen vliegen zooals fig. l aangeeft. P. VAN OLST.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl