Historisch Archief 1877-1940
r.
DE AMSTERDAMMER
A*.
WEEKBLAD VOOK NEDEKLAND
OiCLcLer redactie VSLEL
Dit nummer berat een bfyvoegseL
-. H. F. L. ?WXESSICCTQ-.
uitgevers: VAN HOLKEMA ft WABENDOEP, Keizersgracht 838, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No, 124).
Abonnement per 3 maanden ....../ 1.50, fr. p. post / 1.65
Voor IndiS per Jaar, bfj vooruitbetaling , mafl , 10.
Afzonderlijke Nummert aan de Kiosken verkrijgbaar , 0.121/
Zondag 6 October.
AdyertentiSn van l?6 regels / 1.25, elke regel meer. .
Advertentièa op de finantieele- en kunstpagina per regel
Reclames per regel
? 035
. O30
OIO
INHOUD:
VAN VERRE EN VAN NABIJ: De Coalitie
als Plaateingsburean. Eene nieuwe en
intjresBante methode om recht te plegen.
De jongste Srelling-manoenvres, door *»*
Kroniek.?FEUILLETON: Een oneven leven,
door I. Zangwili, vertaald door 6. J.-V.
KUNST EN LETIEREN: Jean Jacqaea Bons
sean's Emile of over de opvoeding, door H.
Hufltg, beoordeeld door dr. Q. Boeken Huet.
Nog eens de maaenia-qaaeatie, door prof. dr.
W. Vogeltang. Kunstgeschiedenis tasaehen
Nederland en Italië I, door dr. J. A. F.
Orbaan. Herinneringen van een gewezen
Fransen officier II, door C. M. Henry.
De Balkan. BERICHTEN. VROUWEN
RUBRIEK: Uitspraken over het celibaat
voor Onder wü«eresser. ALLERLEI, door
Allegra. UIT DE NATUUR, door E.
Heimane. Het Nederlandache Openlucht
museum met afb., door D. J. van der Ven.
Nagelaten werken van een groot schilder,
door W. S'.eenhoff.
Tentoonstellin^Galema, door W. 8. Bi] de gratie Goda,
door 8. B. De familie Rothachild in haar
opkomst, met afb. - CHARIVARI.
FINANCIEELE EN OECONOMISCHE KRONIEK,
door v. d. M. en v. d. 8. SCHAAKSPEL.
DAMSPEL. ADVERTENTIEN.
De Coalitie als Plaatsingsbureau.
Sedert Noordtzij (met instemming van
de Zuidzij) in Utrecht intocht hield tot
verdriet der hervormden hoe kort is
het geleden! verwondert zich de een
voudige mensch opnieuw, en nu over
een drietal benoemingen tegelijk, die
even zoovele getuigenissen zijn van de
onverschrokkenheid der Coalitie.
Het waarnisschien pok wel te simpel
om te i jKn, dat wij reeds meer ver
politiekt waren dan het Hollandsen ras
zou kunnen verdragen, want waarom
zouden wij, maar schijnbaar degelijke
Nederlanders, in het langzaam verpoli
tieken niet evengoed nog een eind verder
komen en daarin een beetje meer gaan
lijken op de Amerikanen of minstens
op de Fransohen, die welhaast geen be
noemingen meer kennen, welke niet
tevens partijbenoemingen zijn?
Een jonge man van 29 jaren, die zich
wetenschappelijk niet onderscheiden heeft,
maar die een rumoerig officier is van het
politieke heilsleger, dat Nederland zal
heiligen wordt hoogleeraar gemaakt
in het staatsrecht aan ie Utrechtsche
Hoogeschool en opvolger van prof. de
Louter, een wereldbekend geleerde.
Naar de wetenschappelijke adviseurs
bij benoemingen als deze (de Faculteit)
wordt niet gehoord, naar de Curatoren,
voor een deel kerkelij ken en
coalitiemannen, maar wien de Utrechtsche
Hoogeschool ter harte gaat, wordt niet
geluisterd. De jjnge Lohman zal een
kerkelijk drijver zijn, en het is genoeg.
De heer Campert nam ontslag als
inspecteur van het Middelbaar Onderwijs.
Het onderwijs in Nederland staat op vrij
hooien trap, en eene Regeering, voor
welke dit onderwijs een voorwerp is van
aanhoudende zorg (woorden uit de Grond
wet) kan zeker, na gewetensvol zoeken,
een inspecteur vinden, die het peil be
stendigt of wat altijd'nog wenechelijk is:
verhoogt. De leeraren van het Middel
baar Onderwijs, gediend van voorlichting
die zij eerbiedigen kunnen, vernamen
dezer dagen, dat een zekere heer Dr.
G. H. Coops, een leeraar aan de
Deventersche Landbouwschool, tot hun inspecteur
benoemd was. Men weet niets van den
man, dan dat hij kerkelij k gezir d is. Iets
van belang geschreven heeft hij nimmer.
HU is een kerkelijke, en het is genoeg.
Sedert jaar en dag vraagt men ii
scheep vaartkringen, of eindelijk de
regeering zich de verwaarloosde belangen
van de zeelieden van allen rang moge
aantrekken. De Titanic-ramp heeft deze
rustelooze vragen in schril licht gezet.
In dit Weekblad hebben verscheidene
mannen van het vak zich afwisselend
doen hooren, en steeds klonk dezelfde
melodie: de regearing laat, na een slecht
uitgevoerde schepenwet, de zeelieden
aan hun lot over; op hun vraag om een
inspecteur, die van het onderwijs op zee
vaartscholen eenig meer begrip heeft
dan een doctor in oude talen of natuurlijke
historie, is niet gelet; hun verzoek om
wettelijke bescherming tegen de gevaren
van het bedrijf wordt in den wind ge
slagen; hun eisen om van de inspectie
der vaartuigen iets anders te maken dan
de eenigszins makabere comedie (rond
gang van inspecteur met eigenaar!) die
zq nu is, wordt voor kennisgeving aange
nomen. En nu een nieuwe inspecteur moet
benoemd worden, en de Regeering wét,
dat de zeelieden der koopvaardij slechts
vertrouwen hebben in eene inspectie van
hun schepen door mannen uit de koop
vaardij zelf voortgekomen, en gén ver
trouwen in artilleristen van de marine,
benoemt zij een gewezen marine-officier,
sedert meer dan tien jaar rustig leeraar
aan een H. B. S. te Hilversum, tot de
zoo hoog verantwoordelijke post! Waar
om P De menschen zqn zoo volkomen
zeker, dat van eenige verdienste in deze
gaen sprake ia, dat niemand aarzelt er
op te wijzen hoe deze leeraar, de heer
P. Land weer, tot den naasten familie
kring behoort van het machtig kerkelijk
Kamerlid Ds. de Visser!
Deze benoeming, aldus vernamen wij
van een persoon die goed ingelicht is,
wierp een gevoel van verslagenheid in
de betrokken kringen. Het Bestuur van
de Vereeniging van Ned. Gezagvoerders
en Stuurlieden ter Koopvaardij, waarin
een man van protestantsch kerkelijke be
ginselen zitting heeft, was unaniem in
haar afkeuring en heeft die officieel ge
openbaard. Het advies van den hoofd
inspecteur is niet gevolgd. Niemand der
ook maar eanigszins deskundigen is in
deze benoeming gekend. Da man was
van de regeerende cliqne: het was vol
doende. Moge hij voor de moeielijke taak
van koopvaardij-inspectie ongeschikt blij
ken: wel de zeelieden kunnen later, als
ze met een onzeewaardig schip ten gronde
mochten gaan, zich troosten, dat hun
inspecteur van goede antirevolutionaire
familie was.
Wat ons in deze zaken brj n a aantrek
kelijk voorkomt is de glimlachende on
beschaamdheid van den massalen Strcher,
die tot naam draagt: Coalitie....
Men jnoet erkennen, dat, met uitscha
keling van verantwoordelijkheidsgevoel
en schroom stukjes van niet geringe
beteekenis door de Hooge Regearing
worden bedisseld!
In stede van Landsregeering is men
plaatsingsbureau met den Bijbel.
***
Party benoeming en nepotisme zijn van
alle tijden en zij drukken een staatkundig
leven zonder uitzondering min of meer.
Het kwaad, dat zij uitrichten, blijft
echter een beperkt, indien neven en
partijgangers benoemd worden, die
tenminite eenigazins berekend zijn voor
hunne taak. Maar als een partij eneene
clique aan de regerring is, wien het aan
mannen van kunde mangelt, dan : jammer
voor een land!
Eene nieuwe en interessante
methode om recht te plegen.
Kort geleden schreef de heer M.
Moresco in ons Weekblad over de wei
nige concrete resultaten door den Ned.
Journalistenkring bereikt. Hij nam de
vrijheid deze voor den journalist pijnlijke
wetenschap te illustresren door de ver
melding, dat, meer dan de resultaten,
de wederzijds huldigende toespraken op
vielen en de ijver in het oogsten van
ridderorden.
Hoe dit zij met deze hulde voor din
gen die niet gebeuren" wij meenen,
dat het Bestuur van den Journalisten
kring thans bezig is de aandacht te
trekken door iets zeer bijzonders en in
geheel Nederland nieuws. Het bereidt,
met n woord gezegd, een geheel nieuwe
methode van rechtspleging voor, die wel
eens kans zou hebben (indien er maar
genoeg sympathie voor ontstaat) de oude
groidslagen van het Recht eenigszins te
verplaatsen!
Onze bijzondere betrekkingen tot het
Bestuur van de Vereeniging, waar wij
tegenwoordig, nu eenige
zwart-ondankbare elementen haar verlieten, meer dan
ooit den hoogstan prijs op stellen lid van te
zijn, mogen ons niet, wat wij liefst deden,
verleiden tot zwijgen wij worden als
het ware gedwongen te spreke a door
de belangrijkheid van het nieuwe
Principium van Rechtspleging.
Ziehier wat het Bestuur van den Ned.
Journalistenkring heeft uitgevonden.
Zooals ieder Bestuur, beschikt ook dit
Bestuur over z.g. tuchtmiddelen, waar
mede het in eigen Kring alles kan tegen
gaan wat aan de waardigheid van den
Journalistenstand schade berokkent. Het
Bestnur kan royeeren, het kan schorsen
en het kan berispen. Maar n« is dit recht
der rechtspraak, evenals in de grootere
maatschappij, van waarborgen omgeven
voor wat men zou kunnen noemen: de
patiënten: ??nimmer wordt iemand ver
oordeeld, zelfs niet tot de simpele beris
ping, zonder dat men hem, in aansluiting
bij het Reglement van den Journalisten
kring, de gelegenheid bood te worden
gehoord, en Is hij veroordeeld, zoo heeft
hij den tweeden waarborg van een
hooger beroep.
Dit stel waarborgen nu had verschei
dene bezwaren: het hooren van een
beschuldigde neemt tijd, soms veel tijd
in beslag, getuigen-oproep, die dikwijls
volgt, gaat met onkosten gepaard (de
trein, logies, ontbijt, diner, enz. enz.) en
wat erger is: beschuldigden zijn meestal
menschen,die er behoefte aan hebben tegen
te spreken (dit kan zeer hinderlijk zijn),
kortom er is een een ander, dat aan
het handhaven der waarborgen eene
schaduwzijde geeft.
Het Bestuur van den Ned. Journalis
tenkring volgde nu eene methode, die
aan dit euvel verhelpen kan. Het heeft
zich er zorgvuldig voor gewacht recht
te doen op de ouderwetsche manier (met
de waarborgen), maar het heeft eenvoudig
yeplubliceeriïwat het ten opzichte van
eene geïucrimineerde daad dacht, over
woog, meende en beprakkizeerd had,
eene publicatie, die men volkomen met
een vonnis van berisping" gelrjk kan
stellen en die dan ook daarmee door
zelfs de minst snuggere vrienden van het
Bestuur gelijk gesteld is (zie De Tijd"
van 30 Sept). Aldus krijgt het afkeurens
waardige Kringlid, dat die ge
ncrimineerde daad gedaan heeft, een goed ge
prepareerd, uitvoerig vonnis thuis, een
vonnis om van te watertanden, vór
dat hij van het bestaan eener beschuldi
ging gehoord heeft, en zonder dat men
dus al de moeite en rompslomp heeft ge
had van 't aanhooren van zijn ongetwijfeld
nutteloozéverdediging.
Dit ia op 't gebied van rechtspleging
(meenen wij) iets geheel nieuws. Bij be
kwame rechtsgeleerden, waarmee wij in
den breede het geval hebben besproken,
vonden wij pertinente bestrijding van de
veronderstelling, dat dan toch misschien
bij de overoude Bpeotische Justitia of in de
rijke en veelzijdige Laplandsche
rechtsboeken iets dergelijks voorkwam. Hier
is dus, stellen wij met iets als
broedertrots vast, een bloem van eigen bodem,
en wij durven aan de eerstvolgende
Juristen vergadering eene ampele diecuaaie
over deze nieuwe opvatting van
rechtsspraak ten zeerste aan te bevelen.
Zeker! eene discussie! Uitgemaakt
schijnt ons de zaak, hoe aanlokkelijk ze
er uit ziet, immers nog niet geheel. Bij
d»geniaalste invallen moet men de reali
teiten niet uit het oog verliezen, en die
doen ons vragen of aan de, door het
Kringbestuur nieuw toegepaste methode
niet ook een (wij vragen maar) gevaar
verbonden is? Stel men moet alles
stellen kunnen dat men eens een keer
te maken hebbe met iets anders dan een
honorabel bestuur, waar men zich alge
meen gaarne aan toevertrouwt, stel
dat ver buiten den Haag, ver buiten
Nederland zelfs, een Bestuur of eene
Rechtbank tegen een bepaald persoon
wat had," en hem daarom eens gaarne
(het is heel erg slecht, maar ook zoo
gezellig menschelijk) een poets bakte,"
of, zooals het alweer culinair heet: een
kool stoofda" dunkt het u dan niet
(wij spreken geheel theoretisch) mogelijk,
dat zulk een Bestuur, zulk een Recht
bank, volgens het nieuwe Kringsche
Reehtsprincipium handeld, van deze erg
bijzonder vereenvoudigde rechtspleging ook
ereis misbruik maakte ?
Hoe het zij, de Ned.
Juristenvereeniging, die 13 's-Hertogenbosch zal verga
deren, zette dit geval op haar agenda.
Het schijnt ons een mooi onderwerp!
De jongste Stelling-Manoenvres.
Men moge eene manoeuvre, ia enkele
opzichten, een oefening noemen, een ma
noeuvre is tevens voor een belangrijk
deel een expositie van de weermacht,
van haar kunnen en van het peil waarop
ze staat in gezindheid en geest.
Breidden de Nederlandache dagbladen
hun bemoeiingen verder uit en deden zij
de manoeuvres bijwonen niet alleen door
journalistiek-ervaren verslaggevers maar
ook door krijgskundig-ervaren mede
werkers, dan zou hun oordeel meer ge
wicht in de schaal kunnen leggen en
de waarde der manoeuvre als toets voor
de krijgsvaardigheid en de innerlijke ge
zindheid van onze weermacht er onge
twijfeld door stijgen. Zoo tenminste de
leiders van onzen imitatie-polderoorlog
niet ongenegen waren deskundige critiek
een gewillig oor te leenen,
bereidvaardigheid waaraan wel eenige twijfel
bestaat.
Een eerste bedenking: Wordt hier te
lande wel in beginsel het voorbeeld van
Frankrijk en Duitschland gevolgd, om
bümanoeuvres zooveel mogelijk den
oorlogsteestand nabij te komen? Het
karakteristieke element van den oorlog
is de onzekerheid. Wat big ft van deze
bizendere oorlogskarakteristiek over, als
bijzonderheden omtrent situatie der
afdeelingen en troepensterkte wereldkundig
worden gemaakt? Werd nog niet enkele
dagen geleden in de bladen vermeld dat
nu reeds in de Betuwe voorbereidingen
worden getroffen voor over een jaar te
houden manoeuvres? Kunnen die voor
bereidingen niet wat minder opzichtig
worden uitgevoerd? In oorlogstijd ont
vangt de bezetting der Haagsehe staf
kantoren toch pok geen billets doux" van
haar vijandelijke collega's om in optima
forma belet te vragen met vermelding
van uur en plaats van aankomst? Da
vraag: wanneer, waarheen?" die elk
militair zich, denkende aan den oorlog,
gedaan heeft tenminste in zijn
onversletan dagen moet, waar het ma
noeuvres geldt, niet stelselmatig tijden en
tijden van te voren door bemoederende,
bureaux-autoriteiten beantwoord werden.
De geest en gezindheid van den troep
en de vaardigheid in het zich weten te
behelpen" schijnt dit keer niet uitmun
tend geweest te zijn!
Een soldaat die ten velde geen
eenmanstent weet op te slaan, zooals bij
deze manoeuvres het geval bleek, geeft
daarmee geen hoog denkbeeld van de
aanwezigheid dier kostelijke eigenschap,
waarover de Fransche soldaat in zoo
ruime mate beschikt en die daar se
débrouiller" genoemd wordt. Toch is
het beschikken over een gemoedelijke
gemakkelijkheid van aanpassen aan ter
rein en omgeving, en eenige technische
handigheid in het voor nachtverblijf of
oponthoud benutten van deze gegevens,
voor de oorlogsvaardigheid zeker van
niet minder waarde dan grondige ge
oefendheid in het rechts-omkeert maken
op het Alexanderveld.
Welk oordeel hebben onze leger
autoriteiten eigenlijk wel over de waarde
der moreele militaire opvoeding? Wordt
steeds voor o ogen gehouden dat oorlog
voeren nu eenmaal een hard handwerk
is ? Bedenkt men wel dat in den oor
log voor het grootste deel der soldaten
vechten uitzondering, doch ontbering
verduren en geestelijke en lichamelijke
vermoeidheid en ellende doorstaan voor
allen regel is ? Cantine-wagens met
flesschen melk en krentenbrood, ja zelfs
karretjes met limonade, chocolade en
taartjes behooren toch niet tot de onmis
bare aanhangsels van elke, zelfs
ndaagsche, fort-manoeuvre P
Is het niet haast liebaugeln" naar
een goede gezindheid onder de troep,
dat de leiders de afdeelingen, zelfs bij
ndaagsche oefeningen, door wagens be
laden met cantine-artikelen doen volgen?
En wat moet men van een op dergelijke
wijze verkregen gezindheid en het mili
tair-moreel peil denken, wanneer men
schen in de kracht van hun leven na...
twee dagen te velde te zijn geweest, bij
de pakken neerzitten ? Dan komt ons
c n willekeurig het woord papsoldaat"
voor den geest. Tegen dit misbaksel
kan niet krachtig genoeg worden opge
treden ; onze weermacht is niet gebaat
door het instandhouden van een geheel
misgebakken leger. En de bakkers staan
daarin niet geheel zonder schuld, al mag
het materiaal niet van het kneedbaarste
wezen.
Mocht een zoodanig krachtig optreden
het resultaat zijn van de jongste
stellingmanoeuvres en van de enkele regels,
die de N. B. C. correspondent er voor
gebruikte, dan zijn reeds daarom de
manoeuvres hun geld waard geweest
en komt die correspondent in aanmer
king voor eene onderscheiding.
Allerwegen wordt tegenwoordig bij
manoeuvres gevlogen en wij staan, pp
dit gebied, ongeveer in het achterste gelid.
Onmiddellijk zij hieraan toegevoegd, dat
de volgende begrooting ons op dit gebied
eene ruime schrede vooruit kan brengen,
vooral indien het uitnemend r ipport van
den kapitein-ingenieur Van der Steur,
betreffende de militaire vliegkunst, uit
zijn duffen kerker aan het bureel van
den General en Staf ontslagen wordt. Doch
dit goed voornemen had geen beletsel
behoeven te zijn om ook bij deze manoeu
vres alvast met het materieel te werken,
waarover wij beschikken. Juist bij het
verkennen van permanente stellingen als
de Amsterdamsche, is de
vogelvluchtverkenning van buitengewoon belang,
speciaal voor belegeraar of berenner. Maar
dit juist moet voor den eventueelen be
legerde een spoorslag zijn, om reeds in
vredes-tijd zelf te leeren waardeeren welk
beeld een vlieg-tocht over onze stellingen
den eventueelen aanrander kan geven.
Als naar gewoonte werd bij deze ma
noeuvres van particuliere meter-wagens
en -vaartuigen gebruik gemaakt. Nu men
algemeen overtuigd is van de onmis
baarheid bij onze verdediging van deze
vervoei middelen, speciaal in het water
en wegen-rijke polderland, nu in het bij
zonder te Amsterdam het aantal motor
wagens en -vaartuigen dagelijks stijgt,
werdt een verzekerd en nuttig gebruik
van dit bij uitnemendheid Nederlaudach
verdedigings-middel in oorlogstijd nood
zakelijk. Het te hooi en te gras bij elkaar
scharrelen van eenige auto's en motor
booten, kort voor manoeuvres of voor een
dreigend oorlogsgevaar, kan geen voor
beeld van goede militaire organisatie
genoemd worden.
Kan Nederland ditmaal op dit gebied
niet eens voorgaan en het meest vrucht
baar gebruik er van in oorlogstijd ver
zekeren door het beginsel van dienst
plicht er op toe te passen. Men doet dit
op menschen, waarom niet op doode
hulpmiddelen, op werktuigen die er als
't ware voor zijn aangewezen.
Tot besluit een enkel woord over het
overvloedig gebruik van gemarkeerde
troepen, m.a.w. van troepen op papier
bij deze manoeuvres.
Het gebruik er van kan wenschelijk
zijn, speciaal bij kadermanoeuvres, maar
bij troepen-manoeuvres behoort het ver
meden te worden. Het is tactloos en
weinig animeerend een
lapje-aan-eenstok tegenover een troep soldaten te
stellen en dat voorwerp dan een com
pagnie of bataljon te noemen!
Men houde manoeuvres uitsluitend met
afdeelingen op oorlogssterkte, speciaal
wat betreft de verdediger.
De Hollandsche milicien of
landweerman, die toch al met zoo begrijpelijk weinig
belangstelling de oefening volgt, wordt
beu van een Nederlandsch leger, dat schier
geen manoeuvre kan aanvangen zonder
een nederlaag te hebben ondergaan tegen
een overmachtige West-ofZuid-?partij"
en terug te zijn getrokken voor een
vijand, die later uit blauwe of rpode
lapjes blijkt te bestaan. Dit apcritit"
van onzen generalen staf bij manoeuvres
berordert niet een medewerkende ge
zindheid bij den manoeuvreerenden
soldaat.
En moreele opwekkende middelen zijn
speciaal bij fort-manoeuvres (en in ons
land!) van groote waarde.
KRONIEK.
DRUCKER-UITBOU\V.
De Maatschappij Arti et Amicitiae heeft,
meenen wij, een bij uitstek geschikte ge
legenheid voorbij laten gaan om haar be
langwekkende meeningen zorgvuldig voor
zichzelf te bewaren.
Deze Maatschappij heeft een uitvoerig
adres gezonden, een picturaal" aandoend
verlengstuk of bijbouw, aan de monumentale
causerieën van Jhr. Six (zelf tot zijn voor
vaderen?enzijnHuia-schilderRembrandt
kort geleden verzameld; want zooala men
weet heeft Jan Veth maar een bescheiden
portie van des causeurs aardsch omhulsel,
in het HbL, overgelaten).
Tot welke professoraal-?picturale"
vergiaaingea komt toch, op haar ouden dag,
Arti! Doe van haar bijbouw-adres het
Latijn af (dat zij zeker het heele woord
vindt, waaraan slechte verstaanders vol
doende hebben) en ge houdt déze stelling
over: Zoo eene Drucker-collectie der Stede
wordt aangeboden, die meer waarde heeft
dan de westelijke vleugel van Dr. Cuypers'
architectonische meesterwerk, wel neem
dan het aanbod aan en meteen den eisch:
maskeer dien weatelijken vleugel. Weeg
op de gouden schaal de geestelijke rijk
dommen" en neem de zwaarste l
Wühebben gisteren het voorrecht ge
had een der onderteekenaars van het
Arti-adres te ontmoeten. Na den
merkwaardigen schilder beleefd gevraagd te
hebben ons het Latijn te verklaren, dat
hy mede onderteekend had, prezen wij zijne
groote bewondering voor Van der Helst. En
wij deelden hem, wat wij zoo juist hadden
vernomen, mede, dat een groot verzamelaar
in Busland eene complete" collectie Mauves
wilde afataan, om in het Rijksmuseum te wor
den gehangen, indien de Ned. Staat erin kon
toestemmen den Schuttersmaaltijd van Van
der'Helst in een kist te spijkeren en daarin te
laten in lengte van dagen. Wij zeiden hem:
drie beroemde kennera hebben de waarde
der Mauvea twee ton hooger geschat dan