De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 6 oktober pagina 1

6 oktober 1912 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

r. DE AMSTERDAMMER A*. WEEKBLAD VOOK NEDEKLAND OiCLcLer redactie VSLEL Dit nummer berat een bfyvoegseL -. H. F. L. ?WXESSICCTQ-. uitgevers: VAN HOLKEMA ft WABENDOEP, Keizersgracht 838, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No, 124). Abonnement per 3 maanden ....../ 1.50, fr. p. post / 1.65 Voor IndiS per Jaar, bfj vooruitbetaling , mafl , 10. Afzonderlijke Nummert aan de Kiosken verkrijgbaar , 0.121/ Zondag 6 October. AdyertentiSn van l?6 regels / 1.25, elke regel meer. . Advertentièa op de finantieele- en kunstpagina per regel Reclames per regel ? 035 . O30 OIO INHOUD: VAN VERRE EN VAN NABIJ: De Coalitie als Plaateingsburean. Eene nieuwe en intjresBante methode om recht te plegen. De jongste Srelling-manoenvres, door *»* Kroniek.?FEUILLETON: Een oneven leven, door I. Zangwili, vertaald door 6. J.-V. KUNST EN LETIEREN: Jean Jacqaea Bons sean's Emile of over de opvoeding, door H. Hufltg, beoordeeld door dr. Q. Boeken Huet. Nog eens de maaenia-qaaeatie, door prof. dr. W. Vogeltang. Kunstgeschiedenis tasaehen Nederland en Italië I, door dr. J. A. F. Orbaan. Herinneringen van een gewezen Fransen officier II, door C. M. Henry. De Balkan. BERICHTEN. VROUWEN RUBRIEK: Uitspraken over het celibaat voor Onder wü«eresser. ALLERLEI, door Allegra. UIT DE NATUUR, door E. Heimane. Het Nederlandache Openlucht museum met afb., door D. J. van der Ven. Nagelaten werken van een groot schilder, door W. S'.eenhoff. Tentoonstellin^Galema, door W. 8. Bi] de gratie Goda, door 8. B. De familie Rothachild in haar opkomst, met afb. - CHARIVARI. FINANCIEELE EN OECONOMISCHE KRONIEK, door v. d. M. en v. d. 8. SCHAAKSPEL. DAMSPEL. ADVERTENTIEN. De Coalitie als Plaatsingsbureau. Sedert Noordtzij (met instemming van de Zuidzij) in Utrecht intocht hield tot verdriet der hervormden hoe kort is het geleden! verwondert zich de een voudige mensch opnieuw, en nu over een drietal benoemingen tegelijk, die even zoovele getuigenissen zijn van de onverschrokkenheid der Coalitie. Het waarnisschien pok wel te simpel om te i jKn, dat wij reeds meer ver politiekt waren dan het Hollandsen ras zou kunnen verdragen, want waarom zouden wij, maar schijnbaar degelijke Nederlanders, in het langzaam verpoli tieken niet evengoed nog een eind verder komen en daarin een beetje meer gaan lijken op de Amerikanen of minstens op de Fransohen, die welhaast geen be noemingen meer kennen, welke niet tevens partijbenoemingen zijn? Een jonge man van 29 jaren, die zich wetenschappelijk niet onderscheiden heeft, maar die een rumoerig officier is van het politieke heilsleger, dat Nederland zal heiligen wordt hoogleeraar gemaakt in het staatsrecht aan ie Utrechtsche Hoogeschool en opvolger van prof. de Louter, een wereldbekend geleerde. Naar de wetenschappelijke adviseurs bij benoemingen als deze (de Faculteit) wordt niet gehoord, naar de Curatoren, voor een deel kerkelij ken en coalitiemannen, maar wien de Utrechtsche Hoogeschool ter harte gaat, wordt niet geluisterd. De jjnge Lohman zal een kerkelijk drijver zijn, en het is genoeg. De heer Campert nam ontslag als inspecteur van het Middelbaar Onderwijs. Het onderwijs in Nederland staat op vrij hooien trap, en eene Regeering, voor welke dit onderwijs een voorwerp is van aanhoudende zorg (woorden uit de Grond wet) kan zeker, na gewetensvol zoeken, een inspecteur vinden, die het peil be stendigt of wat altijd'nog wenechelijk is: verhoogt. De leeraren van het Middel baar Onderwijs, gediend van voorlichting die zij eerbiedigen kunnen, vernamen dezer dagen, dat een zekere heer Dr. G. H. Coops, een leeraar aan de Deventersche Landbouwschool, tot hun inspecteur benoemd was. Men weet niets van den man, dan dat hij kerkelij k gezir d is. Iets van belang geschreven heeft hij nimmer. HU is een kerkelijke, en het is genoeg. Sedert jaar en dag vraagt men ii scheep vaartkringen, of eindelijk de regeering zich de verwaarloosde belangen van de zeelieden van allen rang moge aantrekken. De Titanic-ramp heeft deze rustelooze vragen in schril licht gezet. In dit Weekblad hebben verscheidene mannen van het vak zich afwisselend doen hooren, en steeds klonk dezelfde melodie: de regearing laat, na een slecht uitgevoerde schepenwet, de zeelieden aan hun lot over; op hun vraag om een inspecteur, die van het onderwijs op zee vaartscholen eenig meer begrip heeft dan een doctor in oude talen of natuurlijke historie, is niet gelet; hun verzoek om wettelijke bescherming tegen de gevaren van het bedrijf wordt in den wind ge slagen; hun eisen om van de inspectie der vaartuigen iets anders te maken dan de eenigszins makabere comedie (rond gang van inspecteur met eigenaar!) die zq nu is, wordt voor kennisgeving aange nomen. En nu een nieuwe inspecteur moet benoemd worden, en de Regeering wét, dat de zeelieden der koopvaardij slechts vertrouwen hebben in eene inspectie van hun schepen door mannen uit de koop vaardij zelf voortgekomen, en gén ver trouwen in artilleristen van de marine, benoemt zij een gewezen marine-officier, sedert meer dan tien jaar rustig leeraar aan een H. B. S. te Hilversum, tot de zoo hoog verantwoordelijke post! Waar om P De menschen zqn zoo volkomen zeker, dat van eenige verdienste in deze gaen sprake ia, dat niemand aarzelt er op te wijzen hoe deze leeraar, de heer P. Land weer, tot den naasten familie kring behoort van het machtig kerkelijk Kamerlid Ds. de Visser! Deze benoeming, aldus vernamen wij van een persoon die goed ingelicht is, wierp een gevoel van verslagenheid in de betrokken kringen. Het Bestuur van de Vereeniging van Ned. Gezagvoerders en Stuurlieden ter Koopvaardij, waarin een man van protestantsch kerkelijke be ginselen zitting heeft, was unaniem in haar afkeuring en heeft die officieel ge openbaard. Het advies van den hoofd inspecteur is niet gevolgd. Niemand der ook maar eanigszins deskundigen is in deze benoeming gekend. Da man was van de regeerende cliqne: het was vol doende. Moge hij voor de moeielijke taak van koopvaardij-inspectie ongeschikt blij ken: wel de zeelieden kunnen later, als ze met een onzeewaardig schip ten gronde mochten gaan, zich troosten, dat hun inspecteur van goede antirevolutionaire familie was. Wat ons in deze zaken brj n a aantrek kelijk voorkomt is de glimlachende on beschaamdheid van den massalen Strcher, die tot naam draagt: Coalitie.... Men jnoet erkennen, dat, met uitscha keling van verantwoordelijkheidsgevoel en schroom stukjes van niet geringe beteekenis door de Hooge Regearing worden bedisseld! In stede van Landsregeering is men plaatsingsbureau met den Bijbel. *** Party benoeming en nepotisme zijn van alle tijden en zij drukken een staatkundig leven zonder uitzondering min of meer. Het kwaad, dat zij uitrichten, blijft echter een beperkt, indien neven en partijgangers benoemd worden, die tenminite eenigazins berekend zijn voor hunne taak. Maar als een partij eneene clique aan de regerring is, wien het aan mannen van kunde mangelt, dan : jammer voor een land! Eene nieuwe en interessante methode om recht te plegen. Kort geleden schreef de heer M. Moresco in ons Weekblad over de wei nige concrete resultaten door den Ned. Journalistenkring bereikt. Hij nam de vrijheid deze voor den journalist pijnlijke wetenschap te illustresren door de ver melding, dat, meer dan de resultaten, de wederzijds huldigende toespraken op vielen en de ijver in het oogsten van ridderorden. Hoe dit zij met deze hulde voor din gen die niet gebeuren" wij meenen, dat het Bestuur van den Journalisten kring thans bezig is de aandacht te trekken door iets zeer bijzonders en in geheel Nederland nieuws. Het bereidt, met n woord gezegd, een geheel nieuwe methode van rechtspleging voor, die wel eens kans zou hebben (indien er maar genoeg sympathie voor ontstaat) de oude groidslagen van het Recht eenigszins te verplaatsen! Onze bijzondere betrekkingen tot het Bestuur van de Vereeniging, waar wij tegenwoordig, nu eenige zwart-ondankbare elementen haar verlieten, meer dan ooit den hoogstan prijs op stellen lid van te zijn, mogen ons niet, wat wij liefst deden, verleiden tot zwijgen wij worden als het ware gedwongen te spreke a door de belangrijkheid van het nieuwe Principium van Rechtspleging. Ziehier wat het Bestuur van den Ned. Journalistenkring heeft uitgevonden. Zooals ieder Bestuur, beschikt ook dit Bestuur over z.g. tuchtmiddelen, waar mede het in eigen Kring alles kan tegen gaan wat aan de waardigheid van den Journalistenstand schade berokkent. Het Bestnur kan royeeren, het kan schorsen en het kan berispen. Maar n« is dit recht der rechtspraak, evenals in de grootere maatschappij, van waarborgen omgeven voor wat men zou kunnen noemen: de patiënten: ??nimmer wordt iemand ver oordeeld, zelfs niet tot de simpele beris ping, zonder dat men hem, in aansluiting bij het Reglement van den Journalisten kring, de gelegenheid bood te worden gehoord, en Is hij veroordeeld, zoo heeft hij den tweeden waarborg van een hooger beroep. Dit stel waarborgen nu had verschei dene bezwaren: het hooren van een beschuldigde neemt tijd, soms veel tijd in beslag, getuigen-oproep, die dikwijls volgt, gaat met onkosten gepaard (de trein, logies, ontbijt, diner, enz. enz.) en wat erger is: beschuldigden zijn meestal menschen,die er behoefte aan hebben tegen te spreken (dit kan zeer hinderlijk zijn), kortom er is een een ander, dat aan het handhaven der waarborgen eene schaduwzijde geeft. Het Bestuur van den Ned. Journalis tenkring volgde nu eene methode, die aan dit euvel verhelpen kan. Het heeft zich er zorgvuldig voor gewacht recht te doen op de ouderwetsche manier (met de waarborgen), maar het heeft eenvoudig yeplubliceeriïwat het ten opzichte van eene geïucrimineerde daad dacht, over woog, meende en beprakkizeerd had, eene publicatie, die men volkomen met een vonnis van berisping" gelrjk kan stellen en die dan ook daarmee door zelfs de minst snuggere vrienden van het Bestuur gelijk gesteld is (zie De Tijd" van 30 Sept). Aldus krijgt het afkeurens waardige Kringlid, dat die ge ncrimineerde daad gedaan heeft, een goed ge prepareerd, uitvoerig vonnis thuis, een vonnis om van te watertanden, vór dat hij van het bestaan eener beschuldi ging gehoord heeft, en zonder dat men dus al de moeite en rompslomp heeft ge had van 't aanhooren van zijn ongetwijfeld nutteloozéverdediging. Dit ia op 't gebied van rechtspleging (meenen wij) iets geheel nieuws. Bij be kwame rechtsgeleerden, waarmee wij in den breede het geval hebben besproken, vonden wij pertinente bestrijding van de veronderstelling, dat dan toch misschien bij de overoude Bpeotische Justitia of in de rijke en veelzijdige Laplandsche rechtsboeken iets dergelijks voorkwam. Hier is dus, stellen wij met iets als broedertrots vast, een bloem van eigen bodem, en wij durven aan de eerstvolgende Juristen vergadering eene ampele diecuaaie over deze nieuwe opvatting van rechtsspraak ten zeerste aan te bevelen. Zeker! eene discussie! Uitgemaakt schijnt ons de zaak, hoe aanlokkelijk ze er uit ziet, immers nog niet geheel. Bij d»geniaalste invallen moet men de reali teiten niet uit het oog verliezen, en die doen ons vragen of aan de, door het Kringbestuur nieuw toegepaste methode niet ook een (wij vragen maar) gevaar verbonden is? Stel men moet alles stellen kunnen dat men eens een keer te maken hebbe met iets anders dan een honorabel bestuur, waar men zich alge meen gaarne aan toevertrouwt, stel dat ver buiten den Haag, ver buiten Nederland zelfs, een Bestuur of eene Rechtbank tegen een bepaald persoon wat had," en hem daarom eens gaarne (het is heel erg slecht, maar ook zoo gezellig menschelijk) een poets bakte," of, zooals het alweer culinair heet: een kool stoofda" dunkt het u dan niet (wij spreken geheel theoretisch) mogelijk, dat zulk een Bestuur, zulk een Recht bank, volgens het nieuwe Kringsche Reehtsprincipium handeld, van deze erg bijzonder vereenvoudigde rechtspleging ook ereis misbruik maakte ? Hoe het zij, de Ned. Juristenvereeniging, die 13 's-Hertogenbosch zal verga deren, zette dit geval op haar agenda. Het schijnt ons een mooi onderwerp! De jongste Stelling-Manoenvres. Men moge eene manoeuvre, ia enkele opzichten, een oefening noemen, een ma noeuvre is tevens voor een belangrijk deel een expositie van de weermacht, van haar kunnen en van het peil waarop ze staat in gezindheid en geest. Breidden de Nederlandache dagbladen hun bemoeiingen verder uit en deden zij de manoeuvres bijwonen niet alleen door journalistiek-ervaren verslaggevers maar ook door krijgskundig-ervaren mede werkers, dan zou hun oordeel meer ge wicht in de schaal kunnen leggen en de waarde der manoeuvre als toets voor de krijgsvaardigheid en de innerlijke ge zindheid van onze weermacht er onge twijfeld door stijgen. Zoo tenminste de leiders van onzen imitatie-polderoorlog niet ongenegen waren deskundige critiek een gewillig oor te leenen, bereidvaardigheid waaraan wel eenige twijfel bestaat. Een eerste bedenking: Wordt hier te lande wel in beginsel het voorbeeld van Frankrijk en Duitschland gevolgd, om bümanoeuvres zooveel mogelijk den oorlogsteestand nabij te komen? Het karakteristieke element van den oorlog is de onzekerheid. Wat big ft van deze bizendere oorlogskarakteristiek over, als bijzonderheden omtrent situatie der afdeelingen en troepensterkte wereldkundig worden gemaakt? Werd nog niet enkele dagen geleden in de bladen vermeld dat nu reeds in de Betuwe voorbereidingen worden getroffen voor over een jaar te houden manoeuvres? Kunnen die voor bereidingen niet wat minder opzichtig worden uitgevoerd? In oorlogstijd ont vangt de bezetting der Haagsehe staf kantoren toch pok geen billets doux" van haar vijandelijke collega's om in optima forma belet te vragen met vermelding van uur en plaats van aankomst? Da vraag: wanneer, waarheen?" die elk militair zich, denkende aan den oorlog, gedaan heeft tenminste in zijn onversletan dagen moet, waar het ma noeuvres geldt, niet stelselmatig tijden en tijden van te voren door bemoederende, bureaux-autoriteiten beantwoord werden. De geest en gezindheid van den troep en de vaardigheid in het zich weten te behelpen" schijnt dit keer niet uitmun tend geweest te zijn! Een soldaat die ten velde geen eenmanstent weet op te slaan, zooals bij deze manoeuvres het geval bleek, geeft daarmee geen hoog denkbeeld van de aanwezigheid dier kostelijke eigenschap, waarover de Fransche soldaat in zoo ruime mate beschikt en die daar se débrouiller" genoemd wordt. Toch is het beschikken over een gemoedelijke gemakkelijkheid van aanpassen aan ter rein en omgeving, en eenige technische handigheid in het voor nachtverblijf of oponthoud benutten van deze gegevens, voor de oorlogsvaardigheid zeker van niet minder waarde dan grondige ge oefendheid in het rechts-omkeert maken op het Alexanderveld. Welk oordeel hebben onze leger autoriteiten eigenlijk wel over de waarde der moreele militaire opvoeding? Wordt steeds voor o ogen gehouden dat oorlog voeren nu eenmaal een hard handwerk is ? Bedenkt men wel dat in den oor log voor het grootste deel der soldaten vechten uitzondering, doch ontbering verduren en geestelijke en lichamelijke vermoeidheid en ellende doorstaan voor allen regel is ? Cantine-wagens met flesschen melk en krentenbrood, ja zelfs karretjes met limonade, chocolade en taartjes behooren toch niet tot de onmis bare aanhangsels van elke, zelfs ndaagsche, fort-manoeuvre P Is het niet haast liebaugeln" naar een goede gezindheid onder de troep, dat de leiders de afdeelingen, zelfs bij ndaagsche oefeningen, door wagens be laden met cantine-artikelen doen volgen? En wat moet men van een op dergelijke wijze verkregen gezindheid en het mili tair-moreel peil denken, wanneer men schen in de kracht van hun leven na... twee dagen te velde te zijn geweest, bij de pakken neerzitten ? Dan komt ons c n willekeurig het woord papsoldaat" voor den geest. Tegen dit misbaksel kan niet krachtig genoeg worden opge treden ; onze weermacht is niet gebaat door het instandhouden van een geheel misgebakken leger. En de bakkers staan daarin niet geheel zonder schuld, al mag het materiaal niet van het kneedbaarste wezen. Mocht een zoodanig krachtig optreden het resultaat zijn van de jongste stellingmanoeuvres en van de enkele regels, die de N. B. C. correspondent er voor gebruikte, dan zijn reeds daarom de manoeuvres hun geld waard geweest en komt die correspondent in aanmer king voor eene onderscheiding. Allerwegen wordt tegenwoordig bij manoeuvres gevlogen en wij staan, pp dit gebied, ongeveer in het achterste gelid. Onmiddellijk zij hieraan toegevoegd, dat de volgende begrooting ons op dit gebied eene ruime schrede vooruit kan brengen, vooral indien het uitnemend r ipport van den kapitein-ingenieur Van der Steur, betreffende de militaire vliegkunst, uit zijn duffen kerker aan het bureel van den General en Staf ontslagen wordt. Doch dit goed voornemen had geen beletsel behoeven te zijn om ook bij deze manoeu vres alvast met het materieel te werken, waarover wij beschikken. Juist bij het verkennen van permanente stellingen als de Amsterdamsche, is de vogelvluchtverkenning van buitengewoon belang, speciaal voor belegeraar of berenner. Maar dit juist moet voor den eventueelen be legerde een spoorslag zijn, om reeds in vredes-tijd zelf te leeren waardeeren welk beeld een vlieg-tocht over onze stellingen den eventueelen aanrander kan geven. Als naar gewoonte werd bij deze ma noeuvres van particuliere meter-wagens en -vaartuigen gebruik gemaakt. Nu men algemeen overtuigd is van de onmis baarheid bij onze verdediging van deze vervoei middelen, speciaal in het water en wegen-rijke polderland, nu in het bij zonder te Amsterdam het aantal motor wagens en -vaartuigen dagelijks stijgt, werdt een verzekerd en nuttig gebruik van dit bij uitnemendheid Nederlaudach verdedigings-middel in oorlogstijd nood zakelijk. Het te hooi en te gras bij elkaar scharrelen van eenige auto's en motor booten, kort voor manoeuvres of voor een dreigend oorlogsgevaar, kan geen voor beeld van goede militaire organisatie genoemd worden. Kan Nederland ditmaal op dit gebied niet eens voorgaan en het meest vrucht baar gebruik er van in oorlogstijd ver zekeren door het beginsel van dienst plicht er op toe te passen. Men doet dit op menschen, waarom niet op doode hulpmiddelen, op werktuigen die er als 't ware voor zijn aangewezen. Tot besluit een enkel woord over het overvloedig gebruik van gemarkeerde troepen, m.a.w. van troepen op papier bij deze manoeuvres. Het gebruik er van kan wenschelijk zijn, speciaal bij kadermanoeuvres, maar bij troepen-manoeuvres behoort het ver meden te worden. Het is tactloos en weinig animeerend een lapje-aan-eenstok tegenover een troep soldaten te stellen en dat voorwerp dan een com pagnie of bataljon te noemen! Men houde manoeuvres uitsluitend met afdeelingen op oorlogssterkte, speciaal wat betreft de verdediger. De Hollandsche milicien of landweerman, die toch al met zoo begrijpelijk weinig belangstelling de oefening volgt, wordt beu van een Nederlandsch leger, dat schier geen manoeuvre kan aanvangen zonder een nederlaag te hebben ondergaan tegen een overmachtige West-ofZuid-?partij" en terug te zijn getrokken voor een vijand, die later uit blauwe of rpode lapjes blijkt te bestaan. Dit apcritit" van onzen generalen staf bij manoeuvres berordert niet een medewerkende ge zindheid bij den manoeuvreerenden soldaat. En moreele opwekkende middelen zijn speciaal bij fort-manoeuvres (en in ons land!) van groote waarde. KRONIEK. DRUCKER-UITBOU\V. De Maatschappij Arti et Amicitiae heeft, meenen wij, een bij uitstek geschikte ge legenheid voorbij laten gaan om haar be langwekkende meeningen zorgvuldig voor zichzelf te bewaren. Deze Maatschappij heeft een uitvoerig adres gezonden, een picturaal" aandoend verlengstuk of bijbouw, aan de monumentale causerieën van Jhr. Six (zelf tot zijn voor vaderen?enzijnHuia-schilderRembrandt kort geleden verzameld; want zooala men weet heeft Jan Veth maar een bescheiden portie van des causeurs aardsch omhulsel, in het HbL, overgelaten). Tot welke professoraal-?picturale" vergiaaingea komt toch, op haar ouden dag, Arti! Doe van haar bijbouw-adres het Latijn af (dat zij zeker het heele woord vindt, waaraan slechte verstaanders vol doende hebben) en ge houdt déze stelling over: Zoo eene Drucker-collectie der Stede wordt aangeboden, die meer waarde heeft dan de westelijke vleugel van Dr. Cuypers' architectonische meesterwerk, wel neem dan het aanbod aan en meteen den eisch: maskeer dien weatelijken vleugel. Weeg op de gouden schaal de geestelijke rijk dommen" en neem de zwaarste l Wühebben gisteren het voorrecht ge had een der onderteekenaars van het Arti-adres te ontmoeten. Na den merkwaardigen schilder beleefd gevraagd te hebben ons het Latijn te verklaren, dat hy mede onderteekend had, prezen wij zijne groote bewondering voor Van der Helst. En wij deelden hem, wat wij zoo juist hadden vernomen, mede, dat een groot verzamelaar in Busland eene complete" collectie Mauves wilde afataan, om in het Rijksmuseum te wor den gehangen, indien de Ned. Staat erin kon toestemmen den Schuttersmaaltijd van Van der'Helst in een kist te spijkeren en daarin te laten in lengte van dagen. Wij zeiden hem: drie beroemde kennera hebben de waarde der Mauvea twee ton hooger geschat dan

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl