De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 6 oktober pagina 2

6 oktober 1912 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1841 de waarde van den Schuttersmaaltijd: vat dunkt u dat het Eijk moet doen ? De merkwaardige schilder, die het adres mede onderteekend had, scheen een oogenblik in de war. En wy wilden hem helpen. Zie eens, vervolgden wij dus, de meening van wethouder Delprat is reeds gevestigd, en dat doet aangenaam aan, want in de kordaatheid van de opinies herkent men de mannen uit n stuk. De wethouder heeft gezegd: Als mij een petroleumbron van drie millioen wordt aangeboden op voor waarde, dat ik mijn eigea petroleumbron van twee millioen verstop, dan weet ik het k. Ik zorg dan de winst van n millioen binnen te halen! Petroleumbronnen zijn geen geestelijke rijkdommen,"" zei mijn schilder, en," ging hu voort, ik moet u wat ge met uw verhaal ook voorhebt zeggen, dat ik voor geen heelen Louvre schilderijen de Van der Helst in een kist zou spijkeren, ik zou het gevoel hebben of ik, voor de belofte van een stel brave kinderen, een van mijn kinderen, die ik heb, in een ver weeshuis stopte." Zoo te voelen eert u," zeiden wij en er blijkt, voor wie het niet reeds wist, duidelijk uit, dat ge een fijn beschaafd gevoel hebt en ver uitsteekt boven het ge middelde van kooplieden, hoogleeraren en journalisten,,., dat gij kunstenaar zijt, maar waarom hebt ge dan vór het adres van Arti gestemd om een vleugel van het mooie Rijksmuseum voor goed onzichtbaar te maken?" Ik denk dat al dat Latijn me in de war gebracht heeft," was het antwoord. Jean Jacquet Rousieau's Emile of over de opvoeding; bewerkt ten dienste van ouders en onderwijzers, voorzien van een beknopte levensschets, door JOH. H. HUUTS. Rotterdam, Brnsae, 1912. In 8°. Dit goed gedrukte boekdeel van 288 bis. is geen vertaling van den Emile, maar een bewerking, een met zorg en scherpzinnigheid gemaakte analyse. Ik ben het met den be werker eens dat dit systeem beter geschikt is om den Emile te leeren kennen dan een letterlijke vertaling, hoe goed ook. De groote fout van Banssean (en ook van andere schrij vers der achttiende eeuw) is, in het oog van het tegenwoordig geslacht, zij n langdradigheid. Het is met den Emile gesteld ala met de romans in acht of tien boekdeelen, die door de langzaam levende menschen van dien tijd rustig geabsorbeerd werden: zulke lectuur stelt het geduld van het publiek van het begin der twintigste eeuw, levend te midden van auto's, vliegmachines en draadlooze tele grafie, al te zeer op de proef; wy wenschen een meer geconcentreerd vleeschnat, al gaat ook iets van bet eigenaardige van het primitieve product bij de concentratie verloren. De be werking van den heer Hujjts voldoet aan die behoefte van een modernen lezer; hjj vindt hier het essentieele van de denkbeelden van Rousseau, ontdaan van de uitwijdingen in rhetorica die Rouaseau noodig meende te hebben om zijn publiek te boeien. Dat sommige litterariEche schoonheden op deze w^jie moesten worden opgeofferd, is te betreuren, maar onvermijdelijk: zoo zijn (p. 131) de fraaie bladijjden die tot kader dienen voor de beroemde Profettion de foi du vicair'e Savoyard geheel weggevallen. Maar daar staat tegenover dat, als men tot die GdoofibeUjdenia-zelvo komt, de gang der redeneering, de deugden en gebreken van Ronsseau's bewijsvoering, den niet speciaal aan wysgeerige lectuur gewenden lezer veel helderder voor den geest taan als hij de hier gegeven analyse volgt, dan bij de lectuur van het origineel. De Redactie van de Groene, die mij het boekdeel van den heer H Hij t s toezond, met verzoek er iets van te zeggen, zal wel niet hebben verwacht dat ik den Emile zou waar deeren, hetzij in zijn absolute waarde voor onzen tijd, hetzij als een document van de geschiedenis der opvoedkunde: daarvoor zou een speciale kennis noodig zijn die mij geheel ontbreekt. Wat mij, by de lezing van deze analyse jniat misschien omdat het een analyse is vooreerst trof is het gewilde, paradoxale van de vorm. Ranasean, de demokraat Ronsseau, stelt zich als model-leerling voor het kind van een schatryken edelman of van een vermogenden financier, geheel medelevend met de aristokratie, zooals men er toen in Frankrijk reeds vond: kortom, een rijkelniskind dat, uitgenomen de moge lijkheid van een revolutie (door Reussean voorzien, blz 10$), geen speciaal beroep, geen kog t winning noodig heeft, dat hij dus niet hoeft op te leiden voor een speciaal doelen waarmede hu allerlei theoretische proeven kan nemen. De grondslagen van het paedagogisch stelsel zelf schijnen op den eersten aanblik even willekeurig, de afkeer bv. van de oefening van het geheugen, van hetaanleeren van talen, geschiedenis enz. Maar hier hebben wij bij nader inzien te doen met een gevolg van de wet van actie en reactie: nadat eenwen lang, door allerlei pedanten" [het woord dagteekent van da Italiaansche Renais sance en zon oorspronkelijk beteekend hebben: opvoeder, onderwijzer] de kinderen waren behandeld als papegaaien, moest wel, ineen origineel hoofd, het denkbeeld opkomen van een volstrekt tegenovergesteld systeem. En een origineel hoofd was Ronssean zeker, ook sijn Emile is het werk van iemand die ziet uit zijn eigen oogen en denkt met zijn eigen hersenen. Telkens wordt de lezer, zelfs al ia h\j geen specialist in de opvoedkunde of niet verplicht zich voor de opvoeding van kinderen persoonlijk te interesseeren, te midden van sommige ntopiën getroffen door denkbeelden die den helderzienden psycholoog den fijnen opmerker verraden en tevens den onaf hankeiy ken geest die uit zijn opmerkingen preciese voorstellen weet af te leiden voor de praktijk. En dan treft het, hoe lang het soms duurt eer van die voorstellen wezenlijk partij wordt getrokken. Zoo wees reeds Rousseau (blz. 73) op de natuurlijke neiging tot teekenen, die bij nagenoeg alle kinderen aanwezig is. Een honderd jaar E& Rouaaeau werd deze obser vatie hernieuwd door Herbart Spencer, in zijn boek over de opvoeding. En eerst thans is men begonnen van de ie opmerkingen party te trekken voor de vorming van het waarnemings- en reproductievermogen, zelfs van zeer jeugdige kinderen. De menschheid gaat vooruit, dat is zeker, maar met welk een slakkegangl EEN ONEVEN LEVEN DOOR I. ZANGWILL. Vertaald door G. J.-V. Het was 't meest merkwaardige geval van kroep, dat ik ooit had meegemaakt. Niet dat de symptomen ongewoon waren zij weken niet af van het gewone type en waren dos van alle belang ontbloot. En in ieder geval niet van dien aard, dat men er my midden in den nacht voor uit myn bed had behoeven te halen. Niet de symptomen, de patiëntzelf trok mijn aandacht. Willy Streetside was een goedgevormde jongen van een jaar en negen maanden en de uitdrukking op zijn gezicht getuigde van zógroote oprechtheid en van zóontwik keld verstand, dat het mij verdriet deed, hem te zien lijden. Ik ging naast zijn bed zitten, nam het arme, koortsige hand j e in myn hand, voelde de zwakke, gejaagde pols en wist, dat die niet lang meer behoefde te kloppen. Ik bracht het glas gerstewater aan zijn lippen en hij dronk gretig. Hu leek mij een wees, onder de hoede van een vreemden, zwy genden dienstknecht, die naar het scheen de eenige andere bewoner was van het weelderig en artistiek ingerichte bovenhuis. Afgaande op de laatatnitgekomen tijdschriften, die over de vloer verspreid lagen, leek die man m wel iemand van eenige beschaving, maar onwillekeurig dacht ik, dat een vrouwelijk wezen, uit den aard der zaak meer vertrouwd met kinderiiekten, hier beter opbaar plaats sou geweest zijn. Hoe apatisch en vermoeid ik ook was na een werktijd van achttien uur in wel honderd ziekenvertrekken, vulden mijn oogen zich toch met tranen en ik zat een wijle stil, het kleine handje vasthoudend, luisterend naar de moeilijke ademhaling en peinzend over het mysterie van dit jonge leven, dat zoo spoedig teruggeroepen zon worden. Alle organen van den jongen waren gezond. Ala hy niet toevallig deze kroep had gekregen, zon hij, wat zijn lichaamsbouw betrof, wel tachtig jaar hebben kunnen worden. A.rme Willy Streetside" murmelde ik, want zyn eigen aardige naam had zich vastgezet in mijn geheugen. Plotseling vestigde de baby zijn blauwe ocgen geheel op mij en zeide: 't Loopt zeker op 'n eindje, dokter?" Ik schrok p en liet het handje los. De woorden waren misschien niet geheel boven het uitings-vermogen van een kind, maar de wijze, waarop zy gezegd werden, met de beP a r ij s. G. BUSKEN HÜKT. P.8. Ik moet nog melding maken van het levensbericht van Roueseau, dat de heer H. by zijn bewerking heeft gevoegd en dat tegelijkertijd beknopt is, nauwkeurig en onpartijdig. Dit laatste vooral is een groote verdienste, waar het een zoo excentrieke persoonlijkheid geldt als J. J. Ranssean. Hoi eess ie De vele discussies. van de zijde van be voegden en onbevoegden orer een zeer wenschelyke schifting van de verzamelingen in 's Rijksmuseum, hebben m. i. de oor spronkelijke bedoeling der Heeren Dr. J. Veth en Mr. 8. Muller wel eenigszins uit 't oog doen verliezen. Daarom zij het mij vergund nu de ver schillende partyen gesproken hebben, kort vór de zwaarwichtige debatten over dit onderwerp in den gemeenteraad der Hoofd stad beginnen ook mijn meening uit te spreken en daarbij alleen de hoofdzaken kort saam te vatten. De moeielykheden gerezen door de aan het geschenk-Drucker verbonden voor waarde kunnen wellicht worden ondervangen door uitvoering te geven aan het denkbeeld het Museum te ontlasten van wat didr ballast en gevaarlijke ballast mag heeten. Ik sèg, dat kunnen zij wellicht", als ook de schenker wil medewerken; maar ze kunnen onvoorwaardelijk de aanleiding worden tot de grootste geestelijke verheffing, die Nederland op het gebied van kunstsmaak, wetenschappe-. lijken zin en volkskracht toonen kan, wanneer men thans de gelegenheid niet laat voorbij gaan en het ernstig meent met wat men zon kannen noemen het Europeesch-maken van ons grootste kunstinstitnut. In weerwil van alle tegenwerpingen in détail, die voornamelijk te wijten waren aan onnauwkeurig lezen of half begrijpen der rste voorstellen, is men het er, dunkt my, aan de zijde, waar ik in den strijd wensen te staan, over eens, dat in beginsel de vol gende plannen overweging verdienen: De verzameling dient in de eerste plaats te worden gescheiden in een kunst-museum en een historischmnsenm. En dat is, duakt my, zoo te verstaan, dat uit de schilderijen collectie, zoowel als uit het Nederlandsch Museum, alles zou moeten worden afgezonderd en nieuw gegroepeerd, wat slechts voor de geschiedenis, m. n. voor de beschavingsge schiedenis en niet voor de geschiedenis der kunst belangrijk ie. Ik noem hier opzette lijk geen voorbeelden meer, dat ia van later zorg. Voorts zon men, voor zoover dat noodig is in het Nederlandsch Museum is dit grootendeels reeds geschied het over blijvende volgens de qaaliteit moeten schiften. Zoo doende zou er ontstaan: niet een reus achtig depot, maar naast de kleine, breed gehangen kunstverzameling een kunsthisloritche verzameling. In deze laatste, die men ook uiterlijk van de algemeen toe gankelijke zalen zou moeten afscheiden, behoeft slechts rekening te woiden gehouden met voldoende gelegenheid dat elk stuk gemakkeiyk gezien kan worden. Men kan daar dus zy'n toevlucht nemen tot vele elders meestal afkeurenswaardige schotten, waar men de schilderyen, zoo dicht bijeen als noodig is, ophangt. De hoofdzaak is, dat zy streng tystemtttiich gerangschikt zy'n. Om den onwenschelyken toeloop van enkel nieuwsgie rigen tegen te gaan, zou het voldoende zij H om evenals aan de prentenkabinetten een kaartje of een aanmelding vooraf te eischen. Tot een algemeene decentralisatie door af voer naar provinciale musea, zal men niet kunnen overgaan, dan wanneer althans de verschillende manieren der kunsthistorisch min of meer belangwekkende meesters in deze centrale verzameling zijn vertegenwoordigd. Zoo zon de Muntverzameling haar waarde krygen, door de grootste Inxa die een Museum ten toon spreiden kan: ruimte-verkwisting. Ook de collectie-Diucker zou plaats kunnen vinden. De kunsthistoricus en de beschaafde liefhebber, die zich rekenschap wil geven van 't recht van bestaan van eigen oordeel, zoaden hun gading vinden, de kunstenaar eindelijk zou er kunnen genieten. Daarmede zon wei rusting van een man, verbaasde my zeer. Om meer dan n reden aarzelde ik met een antwoord. Ge behoeft niet bevreesd te zy'n, om my de waarheid te zeggen," zei de baby met een ernstig lachje, ik ben niet bang om die te hooren." Nu nu, ge zyt tamelijk ziek", sta melde ik. O, dank n," antwoordde het kind erken telijk. Hoeveel uren geeft ge me nog?" De ernst van een zójong schepsel ont nam my den adem. Willy sprak met een ouderwetsche hoffelijkheid en de kinderlijke deftigheid van eqn jongen prins. We behoeven nog niet alle hoop op te geven," murmelde ik. Willy schnide het hoofd. Een zonderlinge trek verwrong het lieve, bleeke gezichtje. Ik vind, dat ik te jong ben, om voor den mal gehouden te worden," zei hy rustig en sloot de oogen. Dan opende hij ze weer en voegde er bij: Maar ik zou graag nog in leven gebleven zy'n, om het lersche vraagstuk opgelost te zien." Ja," zeide hy, met een peinzende uit drukking in de blauwe oogjes, ge moet niet denken, dat ik vraag om aardsche onsterfe lijkheid. Ik gebruik opgelost" in de zuiver materieele beteekenis. Myn moeder waa een lersche dichteres, over wier zangen onstui mige Celten nu nog hun harten en hoofden breken." Ik staarde sprakeloos naar dit wonderkind, streek de gouden lokken weg van het koortsige voorhoofd j e, als om mij door die aanraking te overtuigen, dat ik geen spook verschijning zag. Enfin," besloot hy, het doet er niet toe. Ik heb m'n dagen gehad en mag niet klagen. Ik hoopte zelfs niet, toen ik hoorde, dat het derde Gladstone-ministerie afgetreden waa, dat ik hem een vierde maal als Premier zou zien. Drie doktoren zeiden, dat ik wel gauw zou uitstappen." Ik begon angstig te worden voor dit bui tengewone kind en vermoedde eenige to<rvenary achter het eerlijke gezicht j e eenig modern re-incarnatie-mysterie, esoterisch Boeddhisme en wat niet al. Het kind bemerkte myn verwarring. Ge zit te denken, dat ik heel wat inge pakt heb in myn korte leven," zei hy met een genietend lachje. Maar sommige men schen kunnen in een valiesje evenveel ber gen als anderen aan een kleerenatandaard. Dat heeft Gladstone gedaan ; en waarom zou ik het ook niet doen, al is het dan op een meer bescheiden manier?" Dat ia waar," antwoordde ik, maar men kan toch niet beginnen in te pakken, voor men geboren is." Ge hebt 't, geheel mis, als ge denkt, dat imiiMiiiiiimiiiMii iswaar de taak niet zyn afgelooperï. Het Ne derlandsch Museum is met zjjn kostelijke schatten in het gedeeltelijk donkere parterre miserabel gehuisvest. Op zy'n minst zou er de zaal waar nu de permanente tentoonstel lingen van het prentenkabinet zy'n, aan toe gevoegd moeten worden, daar zy er naar haar ligging en gedaante bij behoort, maar... laat ons niet vooruitloopen 1). l Porming van een hiitoriech muteum in een aparte lokaliteit, waar de beschavings geschiedenis voor Nederland in allerlei be lichting wordt gedemonstreerd aan voor werpen, waarvan er vele thans afschuwelijke, domme dingen gelijken, in een omgeving waar ze niet thuis behooren. Welk een nieuwe attractie voor Amsterdam zou men daarmede winnen! 2 Zuiver houden van de kunstverzame ling, die immers in haar effect erger dan eenige andere schade leidt doorjheterogene elementen en, eindelijk 3. Het oprichten van een kunslhittorische collectie, waaruit de wetenschap pelyke en philoaophieche zin van het land bly'kt, onder n dak met de voorgaande. Ziedaar wat het onverkwikkelijk geharre war over het geschenk Drucker kan opleveren. Rn het iépot", vraagt men misschien? Gij hebt niet verder over het depot gesproken. Neen, met opzet niet. Ik ben overtuigd, dat een depot, een knekelhnis, zoo men het heeft, heel klein kan zijn en moet zyn, als... de variapost in een behoorlyk kasboek. Dr. W. VOGELSANQ, 1) vVy' zouden dan in toekomstdroomen vervallen, waarin het statige Rijksmuseum zelve de leerryke, prachtige cultuurhistori sche verzamelingen zon bevatten. Terwijl kunst en kunstgeschiedenis naar een beter voor beide berekend nieuw gebouw zouden verhuizen. Dat zon al te mooi zyn l ik zoo iets voorbariga heb gedaan," ant woordde de baby. Dan moet ge een heel ongewoon leven achter den rug hebben," zei ik verbaasd. Daar hebt ge 't l" riep het kind levendig en verrast uit. Ik waa looit van plan, het iemand te vertellen, maar gy zyt een man van de wetenschap en ik zal spoedig sterven, dus gy moogt het wel weten. In al deze jaren heeft niemand iets bij tenders vermoed. Het geheim is zorgvuldig voor iedereen weg gehouden. Maar nu zon het misschien kin derachtige dwaasheid zyn, om nog langer het stilzwijgen te bewaren. De volle waarheid is: ik heb een oneven leven geleid. Hoe kwam dat?" vroeg ik, nauwelijks wetend, wat ik zei of bedoelde. ti<j zult alles te weten komen," zei Willy. Ik moet beginnen vór m'n geboorte toen ik nog niet begon in te pakken, zooals gy daar atraks verkeerdelyk onderstelde!." Zjn adem kwam en ging moeilijk. Hoe brandend nieuwsgierig ik ook was, nu begon plotseling myn geweten te knagen. Neen, neer, het doet er niet toe," zeide ik. Ge hebt niet de kracht om nog veel te spreken verspil niet, wat ge hebt." Het kan me slecht a een paar minuten van myn leven kosten ik kan dien tijd missen," antwoordde hy, eenigszins gemelijk. Nu hy besloten had, om my deelgenoot van zyn geheim te maken, scheen hem myn verminderde aandacht pijn te doen. Ik bracht het glas gerstewater aan zyn lippen en dwong hem, zyn keel te be vochtigen. Ik kan dien tijd missen," herhaalde hy, terwijl een uitdrukking van grimmige vol doening op zyn gezichtje kwam. Ik heb toch plenty gestolen ik heb den aartsdiefzèlf overtroffen, 'k Heb myn eigen dood overleefd." Wat l" riep ik. Zyt ge al eens gestorven?" Neen, neen," antwoordde hy knorrig. Ik ga nu pas sterven. Op die manier heb ik juist myn dood overleefd. Wat zyt ge dom l" Ge zoudt beginnen by het begin," mur melde ik zwakjes. Neen l Wat geeft het, om by 't begin te beginnen l" vroeg dit enfant terrible op dentelfden knorrigen toon. Ik begin by het begin voor het begin." Ja, ja," suste ik, zyn gouden krullen streelend, ge zoudt beginnen voor ge ge boren waart." Ta, by myn moeder," zei hy vriendelyker, Zjj had geen gelukkig leven het gaf haar evenwel de kracht, om de verkeerdheden van haar land te beringen. Haar jeugd was een aaneenschakeling van zorgen; als volwassen meisje had ze steeds met tegen spoeden te kampen en toen zy den man trouwde van wien ze hield, verliet hy haar na een paar maanden. En in dien tijd kwam Kunstgeschiedenis lossta Merlani ei Italië Als iemand tegenwoordig aan kunstgeschie denis wil doen en liefst met boeken voor den dag komen, is dat volstrekt geen heksenwerk meer, wanneer hy een beetje heeft rondge keken op de kunsthistorische boekenmarkt. In velerlei formaat en rangschikking wordt de kunst aan het groote publiek, thans aan dit soort geschiedenis verslingerd, opgediend: naar steden, landen, afzonderlijke kunstenaars, bepaalde onderwerpen, scholen, betrekkingen tnaschen verschillende landen. Met een paar bronnen en een pak fotografieën soms al met een stapeltje afdrukken van oude clichés, die nog eens voor het laatst onder de drukpers gaan komt hij dan al gauw een heel eind naar het voorgeschreven doel: het boek. Die nieuwerwetsche omkeering van het boek, dat geschreven moet worden om aller hande redenen van practigchen aard, voor aan te zetten en al den anders zoo verkwikkeiyken arbeid van het voorbereiden en uitwerken, door te maken ala een benauwden en koortaachtigen tyd, werkt, zooals te ver wachten is, slecht op de voortbrengselen. Heele reeksen van zulke boeken hebben niet veel meer nut, dan dat men van hun titels de namen van de toekomstige leeraren der kunstgeschiedenis en bewaarders van pro vinciale kunstschatten kan aflezen. Set maakwerk zit zoo goed door zoo'n boek heen, dat men een zekeren kijk moet hebben om uit te vinden, dat de schryver er met waar vooroordeel om een vast resul taat te krijgen, op los is getogen. De fotografie is zyn voorname bondgenoot. Met een hoeveelheid voorstellingen in zyn hoofd heeft hy by de honderden fotografieën onder oogen gehad tot hij er zyn dozy'n overeenstemmingen en afleidingen heeft uitgepikt, waarmede dat stuk van het boek verzekerd is, netjes in reepen gesneden en er doorheen geregen. Dan een bion of wat, die van Zy'n Meester spreken en daar anderen niet uit geput hebben. Een lexicon van kunstenaars van ouden datum helpt hem allicht ait den nood. Voorts een paar prenten naar werk van den meester; tegenwoordig hebben de schoone kunsten voortreffelijke registers van den Burgerlijken Stand in de meeste prentenkabinetten en men is goedgeefach met het verleenen van uittreksels. Het moeielykate is nog het vinden van eenige documenten; in het uiterste geval kan men al tyd zyn toevlucht nemen tot een of anderen ouden inventaris, die over het geheel een snuifje van het onmisbare stof der archieven bezorgt. Het boek is dan in een'.uilevlucht klaar en ziet er uit alsof het echt was. In verschillende landen heeft men, dank zy dit systeem, zulk een overvloed van kunst historische boeken en, in by'na gelyke mate, van kunsthistorici, wier talenten naar een openbare betrekking streven, dat het niet meer opgaat. Om de dosis te versterken pleegt de aspirant naar Italië te gaan, niet zooseer omdat men in het eigen land om zoo te zeggen de conti6'.e verliest ever al de wondere waarheden, die hy zal komen te vertallen, maar zeker omdat hy vermoedt dat by dan zyn werk er zal laten inslaan. Dit heeft niets te doen met het groot ver langen tenminste iets van Italië te begrijpen, dat iemand heel langzaam maakt. Het doel is te overbluffen, met citaten, kunstwerken in afgelegen plaatsen, daar geen sterveling ooit van gehoord heeft en ook alweer archieven, met het voordeel dat de collega's thuis niet weten hoe veel meer die hier opleveren en toch nooit kunnen nagaan langs welken sluipweg van niet genoemde bronnen van andere boeken men zyn koers gevonden heeft. Wetenschappelijke instel lingen, Italiaansche en bnitenlandache, zyn nu ook zoo ver met hare boekerijen en ver zamelingen fiches, dat zelfs de meest schuch tere en nuchtere beginner allerhande zeld zame waar by elkaar vindt. In dit morgen rood ziet hy al het aureooltje om zyn kruin. Als men er zich eens goed rekenschap van gegeven heeft hoeveel kaf hier onder het koren schuilt, loopt men minder gevaar zich te vergapen aan allerhande moeie titels, grifweg gebracht op het titelblad en in de catalogi der laatste snufjes op kunsthistorisch gebied. Tevens heeft men zich voor zyn persoonlijk gebruik een schaal ter verge lijking aangeschaft n geniet men des te geruster het goede werk. Een uitstekend voorbeeld hoe wy niet kunstgeschiedenis moeten schrijven, hebben wy in het nieuwe boek oTer Justus 8uHer mans 1). Daar het tevens blijken geeft, dat de auteur krampachtige pogingen in het werk gesteld heeft om het beter te doen en daarbij telkens weer neergeploft is, moet het voor de methode Vyzonder leerzaam genoemd worden. De tentoonstelling van het portret ver leden j «ar in Florence gehouden, en die goed is voor heel wat degelijke kunsthis torische literatuur moet den eersten stoot tot het boek gegeven hebben. Het begin was in orde, maar aan het eind van de taak van samenstellen en schrijven is het een wilde massa politieke geschiedenis en jaar tallen, doorhakt met noten, genealogie, losse opteekeningen in menig museum ten over staan van de schilderstukken gemaakt, pole miek tegen sedert lang verscheiden beoefe naars der kunstgeschiedenis, met een al te groot gemak om menschen in oude porvoor het eerat in haar de gedachte, die myn leven zoo ongelijk aan andere levens heeft gemaakt. Die gedachte k wam in een moment van groote droefheid, toen zy schreide over haar verloren geluk. Vanaf dat oogenblik verliet dat denkbeeld haar nooit." Er kwam een woeste uitdrukking in de oogen van de baby. Ik begon te vreezen, dat hy aan vroegtijdige waanzin leed. Waar beatond dat denkbeeld in?" flaieterde ik. Daar kom ik henach wel aan toe. In haar hoofd kwam plotseling het refrein van een vers, dat ze op school had geleerd: Het leven ia als een rivier in voortdurende be weging." ,Da levens-rivier! De levensstroom! Hoe waür is het!' peinade zy. ,Wat zyn deze uitdrukkingen veel meer dan enk«l overdrachtelijk! Waarlijk, ons leven stroomt voort naar de donkere oceaan des doods, onweerhondbaar, rusteloos, of het wil of niet vlug of langzaam, langen of korten tyd door mooie vlakten of sombere moerassen, langs bergen met romantische kaateelen be dekt, langs kale rotaen. Waartoe dient onder vinding, kennia van afgelegde wegen, wanneer geen twee einden van dan weg elkaar inder daad gelyk zyn, wanneer de richting, die de rivier in de toekomst nemen zal, niet ia te bepalen? Als men altijd een panorama van verrassingen voor zich heeft? Wanneer geen levens-stroom weet, wat hem wacht, wanneer hy een hoek moet omslaan, wanneer de omgeving ons niet openbaart dat wy steeds dichter komen by de nitmonding? Wat is het leven anders dan een reeks vergissingen, welker vrucht kennis i», maar overrijpe kennis? Wy plukken de vrucht dan, als zy niet meer in staat is, onzen honger te stillen. Niets herhaalt zich in ons leven altijd zij n er nieuwe toestanden en begaan wij nieuwe dwaasheden. Experienta docet. Ondervinding leert, inderdaad; maar haar les ie, dat niets geleerd kan worden.' Het kind rustte en stak het vermagerde handje uit naar het glas. Myn blik viel op zyn boezelaartje en schoentjes op de latafel, en myn oogen werden vochtig by de gedachte dat hy die dingen nooit meer dragen zon. Terwijl myn moeder voortborduurde op deze bittere waarheid," vervolgde hy', toen hy zich had verfriecht, en zag, wat een droevige illustratie van deze woorden haar eigen leven was, met haar verdriet en pij n en vergissingen kon zy niet nalaten te wenschen, dat het bestaan der menachen daders ware beschikt. Als we minstens twee levens hadden, konden wy in het tweede gebruik maken van wat wij in het eerste leerden. Maar, bekende ze zich met een zucht, dat was een onvruchtbare droom. Toen lichtte plotseling de gedachte in haar op. Gesteld, dat meer dan n leven onmogelijk waa op deze planeet, waarom zou het ue leven dan 1) Jutte Sutterman*, peintre dei Médicis par Pierre Bauiier. (Collection des granda artistes des Pays Bas) Librairie nationale d'art et d'hiatoire. G. van Oast & Cie., Brux lleeParis. 1812. l niet op verschillende tijden toebedeeld kun nen worden ? Veronderstel, dat ons leven inplaats van een stroom een straat in Londen is, de oneven nummers aan den eenen kant en de even aan den anderen, zoodat, wanneer men de nummers l, 3, 5, 7, 9, 11, enz., enz., heeft gepasseerd, mem terug kan loopen en langs de nummers 2, 4, 6, 8, 10, 12, enz., enz., gaan. Zonder van de voor zienigheid meer te eiachen dan de spanne tyds ons toebedeeld, zon het, door een nieuwe regeling der jaren, mogelijk zyn, oneindig veel meer geluk te halen uit onzen levens tijd l Welk een zegen, indien het mogelijk ware, om de oneven jaren te leven, zamelend vreugde en ondervinding, en dan terng te keeren om de even jaren te leven, toegerust met al de wijsheid van den leeftijd, dien men bereikt had l Welk een zegen, als haar kind dit onschatbare voorrecht kon genieten! De Gedachte beheerschte haar dag en nacht; en toen ik geboren was trok ze my verlangend naar zich toe om te zien of myn voorhoofd een merkteeken droeg, hetwelk er op duidde, dat haar wensch vervuld zon worden. Maar een jaar verliep, voor zy durfde denken, dat haar bede verhoord was. Op den vooravond van myn verjaardag mat en woog ze my met intense angat, ofschoon ze zichzelf voorhield, dat ze een lijst wilde honden van myn lengte en gewicht. In den morgen was ik gegroeid in centimeters en ponden, wat een kind ongeveer in zyn tweede jaar aankomt. Ik was met een sprong in myn derde jaar gekomen en ver toonde plotseling symptomen va a loopen en praten. Zij raakte by'na buiten kennis van blijdschap, toen onverwachts myn tanden in haar vinger beten. Zy kon my m'n schoenen niet meer aantrekken, noch myn jurkje. Maar ofachoon myn moeder geen voorbereidselen had gemaakt voor myn veranderde conditie, was ze bly'de met de zorg, die ik haar bracht en borg zorgvuldig mijn onbruikbare kleertjes weg, wetende, dat ik ze weer noodig zon hebben. De buren merkten niets; zy' vonden my een grooten jongen voor myn leefiyd, en bijzonder vroeg wijs. Toen ik vyf jaar was, ging ik door voor een wonderkind, want ofschoon myn leeftyd afgeleid werd van mijn geboortebewijs, begrijpt ge wel, dat ik feitelijk negen jaar was. In de volgende jaren ver diende ik met tooneelspelen genoeg geld, om de laatste levensjaren mijner moeder licht te maken, en toen ik my op raad van de critici tijdelijk van het tooneel terng trok, was dat natuurlijk met de bedoeling om te Btudeeren en aan het tooneel terng te komen, wanneer ik weer jong zou zyn. En zoo kwam ik op den manlijken leeftyd, steeds eenjaar overslaand. Het doet my genoegen te kunnen zeggen dat myn moeder, ofschoon ze stierf toen ik drie-en-zeventig was, de voldoening had, te weten, welk een geluk haar onzelf zuchtige aspiraties in myn leven gebracht

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl