Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1841
de waarde van den Schuttersmaaltijd: vat
dunkt u dat het Eijk moet doen ?
De merkwaardige schilder, die het adres
mede onderteekend had, scheen een
oogenblik in de war. En wy wilden hem helpen.
Zie eens, vervolgden wij dus, de meening
van wethouder Delprat is reeds gevestigd,
en dat doet aangenaam aan, want in de
kordaatheid van de opinies herkent men de
mannen uit n stuk. De wethouder heeft
gezegd: Als mij een petroleumbron van
drie millioen wordt aangeboden op voor
waarde, dat ik mijn eigea petroleumbron van
twee millioen verstop, dan weet ik het k. Ik
zorg dan de winst van n millioen binnen
te halen!
Petroleumbronnen zijn geen geestelijke
rijkdommen,"" zei mijn schilder, en," ging
hu voort, ik moet u wat ge met uw
verhaal ook voorhebt zeggen, dat ik voor
geen heelen Louvre schilderijen de Van der
Helst in een kist zou spijkeren, ik zou
het gevoel hebben of ik, voor de belofte
van een stel brave kinderen, een van mijn
kinderen, die ik heb, in een ver weeshuis
stopte."
Zoo te voelen eert u," zeiden wij
en er blijkt, voor wie het niet reeds wist,
duidelijk uit, dat ge een fijn beschaafd
gevoel hebt en ver uitsteekt boven het ge
middelde van kooplieden, hoogleeraren en
journalisten,,., dat gij kunstenaar zijt,
maar waarom hebt ge dan vór het adres
van Arti gestemd om een vleugel van het
mooie Rijksmuseum voor goed onzichtbaar
te maken?"
Ik denk dat al dat Latijn me in de war
gebracht heeft," was het antwoord.
Jean Jacquet Rousieau's Emile of over de
opvoeding; bewerkt ten dienste van
ouders en onderwijzers, voorzien van
een beknopte levensschets, door JOH.
H. HUUTS. Rotterdam, Brnsae, 1912.
In 8°.
Dit goed gedrukte boekdeel van 288 bis.
is geen vertaling van den Emile, maar een
bewerking, een met zorg en scherpzinnigheid
gemaakte analyse. Ik ben het met den be
werker eens dat dit systeem beter geschikt
is om den Emile te leeren kennen dan een
letterlijke vertaling, hoe goed ook. De groote
fout van Banssean (en ook van andere schrij
vers der achttiende eeuw) is, in het oog van
het tegenwoordig geslacht, zij n langdradigheid.
Het is met den Emile gesteld ala met de
romans in acht of tien boekdeelen, die door
de langzaam levende menschen van dien tijd
rustig geabsorbeerd werden: zulke lectuur
stelt het geduld van het publiek van het
begin der twintigste eeuw, levend te midden
van auto's, vliegmachines en draadlooze tele
grafie, al te zeer op de proef; wy wenschen een
meer geconcentreerd vleeschnat, al gaat ook
iets van bet eigenaardige van het primitieve
product bij de concentratie verloren. De be
werking van den heer Hujjts voldoet aan die
behoefte van een modernen lezer; hjj vindt
hier het essentieele van de denkbeelden van
Rousseau, ontdaan van de uitwijdingen in
rhetorica die Rouaseau noodig meende te
hebben om zijn publiek te boeien.
Dat sommige litterariEche schoonheden op
deze w^jie moesten worden opgeofferd, is te
betreuren, maar onvermijdelijk: zoo zijn
(p. 131) de fraaie bladijjden die tot kader
dienen voor de beroemde Profettion de foi
du vicair'e Savoyard geheel weggevallen. Maar
daar staat tegenover dat, als men tot die
GdoofibeUjdenia-zelvo komt, de gang der
redeneering, de deugden en gebreken van
Ronsseau's bewijsvoering, den niet speciaal
aan wysgeerige lectuur gewenden lezer veel
helderder voor den geest taan als hij de
hier gegeven analyse volgt, dan bij de lectuur
van het origineel.
De Redactie van de Groene, die mij het
boekdeel van den heer H Hij t s toezond, met
verzoek er iets van te zeggen, zal wel niet
hebben verwacht dat ik den Emile zou waar
deeren, hetzij in zijn absolute waarde voor
onzen tijd, hetzij als een document van de
geschiedenis der opvoedkunde: daarvoor zou
een speciale kennis noodig zijn die mij geheel
ontbreekt. Wat mij, by de lezing van deze
analyse jniat misschien omdat het een
analyse is vooreerst trof is het gewilde,
paradoxale van de vorm. Ranasean, de
demokraat Ronsseau, stelt zich als model-leerling
voor het kind van een schatryken edelman
of van een vermogenden financier, geheel
medelevend met de aristokratie, zooals men
er toen in Frankrijk reeds vond: kortom,
een rijkelniskind dat, uitgenomen de moge
lijkheid van een revolutie (door Reussean
voorzien, blz 10$), geen speciaal beroep, geen
kog t winning noodig heeft, dat hij dus niet
hoeft op te leiden voor een speciaal doelen
waarmede hu allerlei theoretische proeven
kan nemen. De grondslagen van het
paedagogisch stelsel zelf schijnen op den eersten
aanblik even willekeurig, de afkeer bv. van
de oefening van het geheugen, van
hetaanleeren van talen, geschiedenis enz. Maar hier
hebben wij bij nader inzien te doen met een
gevolg van de wet van actie en reactie: nadat
eenwen lang, door allerlei pedanten" [het
woord dagteekent van da Italiaansche Renais
sance en zon oorspronkelijk beteekend hebben:
opvoeder, onderwijzer] de kinderen waren
behandeld als papegaaien, moest wel, ineen
origineel hoofd, het denkbeeld opkomen van
een volstrekt tegenovergesteld systeem.
En een origineel hoofd was Ronssean zeker,
ook sijn Emile is het werk van iemand die
ziet uit zijn eigen oogen en denkt met zijn
eigen hersenen. Telkens wordt de lezer, zelfs
al ia h\j geen specialist in de opvoedkunde
of niet verplicht zich voor de opvoeding van
kinderen persoonlijk te interesseeren, te
midden van sommige ntopiën getroffen door
denkbeelden die den helderzienden psycholoog
den fijnen opmerker verraden en tevens den
onaf hankeiy ken geest die uit zijn opmerkingen
preciese voorstellen weet af te leiden voor
de praktijk.
En dan treft het, hoe lang het soms duurt
eer van die voorstellen wezenlijk partij wordt
getrokken. Zoo wees reeds Rousseau (blz. 73)
op de natuurlijke neiging tot teekenen, die
bij nagenoeg alle kinderen aanwezig is. Een
honderd jaar E& Rouaaeau werd deze obser
vatie hernieuwd door Herbart Spencer, in
zijn boek over de opvoeding. En eerst thans
is men begonnen van de ie opmerkingen
party te trekken voor de vorming van het
waarnemings- en reproductievermogen, zelfs
van zeer jeugdige kinderen. De menschheid
gaat vooruit, dat is zeker, maar met welk
een slakkegangl
EEN ONEVEN LEVEN
DOOR
I. ZANGWILL.
Vertaald door G. J.-V.
Het was 't meest merkwaardige geval van
kroep, dat ik ooit had meegemaakt. Niet dat
de symptomen ongewoon waren zij weken
niet af van het gewone type en waren dos
van alle belang ontbloot. En in ieder geval
niet van dien aard, dat men er my midden
in den nacht voor uit myn bed had behoeven
te halen. Niet de symptomen, de
patiëntzelf trok mijn aandacht.
Willy Streetside was een goedgevormde
jongen van een jaar en negen maanden en
de uitdrukking op zijn gezicht getuigde van
zógroote oprechtheid en van zóontwik
keld verstand, dat het mij verdriet deed, hem
te zien lijden. Ik ging naast zijn bed zitten,
nam het arme, koortsige hand j e in myn hand,
voelde de zwakke, gejaagde pols en wist, dat
die niet lang meer behoefde te kloppen. Ik
bracht het glas gerstewater aan zijn lippen
en hij dronk gretig. Hu leek mij een wees,
onder de hoede van een vreemden, zwy genden
dienstknecht, die naar het scheen de eenige
andere bewoner was van het weelderig en
artistiek ingerichte bovenhuis. Afgaande op
de laatatnitgekomen tijdschriften, die over
de vloer verspreid lagen, leek die man m
wel iemand van eenige beschaving, maar
onwillekeurig dacht ik, dat een vrouwelijk
wezen, uit den aard der zaak meer vertrouwd
met kinderiiekten, hier beter opbaar plaats
sou geweest zijn.
Hoe apatisch en vermoeid ik ook was na
een werktijd van achttien uur in wel honderd
ziekenvertrekken, vulden mijn oogen zich
toch met tranen en ik zat een wijle stil, het
kleine handje vasthoudend, luisterend naar
de moeilijke ademhaling en peinzend over
het mysterie van dit jonge leven, dat zoo
spoedig teruggeroepen zon worden. Alle
organen van den jongen waren gezond. Ala hy
niet toevallig deze kroep had gekregen, zon hij,
wat zijn lichaamsbouw betrof, wel tachtig
jaar hebben kunnen worden. A.rme Willy
Streetside" murmelde ik, want zyn eigen
aardige naam had zich vastgezet in mijn
geheugen.
Plotseling vestigde de baby zijn blauwe
ocgen geheel op mij en zeide:
't Loopt zeker op 'n eindje, dokter?"
Ik schrok p en liet het handje los. De
woorden waren misschien niet geheel boven
het uitings-vermogen van een kind, maar de
wijze, waarop zy gezegd werden, met de
beP a r ij s.
G. BUSKEN HÜKT.
P.8. Ik moet nog melding maken van het
levensbericht van Roueseau, dat de heer H.
by zijn bewerking heeft gevoegd en dat
tegelijkertijd beknopt is, nauwkeurig en
onpartijdig. Dit laatste vooral is een groote
verdienste, waar het een zoo excentrieke
persoonlijkheid geldt als J. J. Ranssean.
Hoi eess ie
De vele discussies. van de zijde van be
voegden en onbevoegden orer een zeer
wenschelyke schifting van de verzamelingen
in 's Rijksmuseum, hebben m. i. de oor
spronkelijke bedoeling der Heeren Dr. J. Veth
en Mr. 8. Muller wel eenigszins uit 't oog
doen verliezen.
Daarom zij het mij vergund nu de ver
schillende partyen gesproken hebben, kort
vór de zwaarwichtige debatten over dit
onderwerp in den gemeenteraad der Hoofd
stad beginnen ook mijn meening uit te
spreken en daarbij alleen de hoofdzaken kort
saam te vatten.
De moeielykheden gerezen door de aan
het geschenk-Drucker verbonden voor waarde
kunnen wellicht worden ondervangen door
uitvoering te geven aan het denkbeeld het
Museum te ontlasten van wat didr ballast
en gevaarlijke ballast mag heeten. Ik sèg,
dat kunnen zij wellicht", als ook de
schenker wil medewerken; maar ze kunnen
onvoorwaardelijk de aanleiding worden tot de
grootste geestelijke verheffing, die Nederland
op het gebied van kunstsmaak, wetenschappe-.
lijken zin en volkskracht toonen kan, wanneer
men thans de gelegenheid niet laat voorbij
gaan en het ernstig meent met wat men zon
kannen noemen het Europeesch-maken van
ons grootste kunstinstitnut.
In weerwil van alle tegenwerpingen in
détail, die voornamelijk te wijten waren aan
onnauwkeurig lezen of half begrijpen der
rste voorstellen, is men het er, dunkt my,
aan de zijde, waar ik in den strijd wensen
te staan, over eens, dat in beginsel de vol
gende plannen overweging verdienen:
De verzameling dient in de eerste plaats
te worden gescheiden in een kunst-museum
en een historischmnsenm. En dat is, duakt
my, zoo te verstaan, dat uit de schilderijen
collectie, zoowel als uit het Nederlandsch
Museum, alles zou moeten worden afgezonderd
en nieuw gegroepeerd, wat slechts voor de
geschiedenis, m. n. voor de beschavingsge
schiedenis en niet voor de geschiedenis der
kunst belangrijk ie. Ik noem hier opzette
lijk geen voorbeelden meer, dat ia van later
zorg.
Voorts zon men, voor zoover dat noodig
is in het Nederlandsch Museum is dit
grootendeels reeds geschied het over
blijvende volgens de qaaliteit moeten schiften.
Zoo doende zou er ontstaan: niet een reus
achtig depot, maar naast de kleine, breed
gehangen kunstverzameling een
kunsthisloritche verzameling. In deze laatste, die
men ook uiterlijk van de algemeen toe
gankelijke zalen zou moeten afscheiden,
behoeft slechts rekening te woiden gehouden
met voldoende gelegenheid dat elk stuk
gemakkeiyk gezien kan worden. Men kan daar
dus zy'n toevlucht nemen tot vele elders
meestal afkeurenswaardige schotten, waar
men de schilderyen, zoo dicht bijeen als noodig
is, ophangt. De hoofdzaak is, dat zy streng
tystemtttiich gerangschikt zy'n. Om den
onwenschelyken toeloop van enkel nieuwsgie
rigen tegen te gaan, zou het voldoende zij H
om evenals aan de prentenkabinetten een
kaartje of een aanmelding vooraf te eischen.
Tot een algemeene decentralisatie door af
voer naar provinciale musea, zal men niet
kunnen overgaan, dan wanneer althans de
verschillende manieren der kunsthistorisch
min of meer belangwekkende meesters in deze
centrale verzameling zijn vertegenwoordigd.
Zoo zon de Muntverzameling haar waarde
krygen, door de grootste Inxa die een Museum
ten toon spreiden kan: ruimte-verkwisting.
Ook de collectie-Diucker zou plaats kunnen
vinden. De kunsthistoricus en de beschaafde
liefhebber, die zich rekenschap wil geven van
't recht van bestaan van eigen oordeel, zoaden
hun gading vinden, de kunstenaar eindelijk
zou er kunnen genieten. Daarmede zon wei
rusting van een man, verbaasde my zeer.
Om meer dan n reden aarzelde ik met een
antwoord.
Ge behoeft niet bevreesd te zy'n, om my
de waarheid te zeggen," zei de baby met
een ernstig lachje, ik ben niet bang om die
te hooren."
Nu nu, ge zyt tamelijk ziek", sta
melde ik.
O, dank n," antwoordde het kind erken
telijk. Hoeveel uren geeft ge me nog?"
De ernst van een zójong schepsel ont
nam my den adem. Willy sprak met een
ouderwetsche hoffelijkheid en de kinderlijke
deftigheid van eqn jongen prins.
We behoeven nog niet alle hoop op te
geven," murmelde ik.
Willy schnide het hoofd. Een zonderlinge
trek verwrong het lieve, bleeke gezichtje.
Ik vind, dat ik te jong ben, om voor den
mal gehouden te worden," zei hy rustig en
sloot de oogen.
Dan opende hij ze weer en voegde er bij:
Maar ik zou graag nog in leven gebleven
zy'n, om het lersche vraagstuk opgelost
te zien."
Ja," zeide hy, met een peinzende uit
drukking in de blauwe oogjes, ge moet niet
denken, dat ik vraag om aardsche onsterfe
lijkheid. Ik gebruik opgelost" in de zuiver
materieele beteekenis. Myn moeder waa een
lersche dichteres, over wier zangen onstui
mige Celten nu nog hun harten en hoofden
breken."
Ik staarde sprakeloos naar dit wonderkind,
streek de gouden lokken weg van het
koortsige voorhoofd j e, als om mij door die
aanraking te overtuigen, dat ik geen spook
verschijning zag.
Enfin," besloot hy, het doet er niet toe.
Ik heb m'n dagen gehad en mag niet klagen.
Ik hoopte zelfs niet, toen ik hoorde, dat het
derde Gladstone-ministerie afgetreden waa,
dat ik hem een vierde maal als Premier zou
zien. Drie doktoren zeiden, dat ik wel gauw
zou uitstappen."
Ik begon angstig te worden voor dit bui
tengewone kind en vermoedde eenige
to<rvenary achter het eerlijke gezicht j e eenig
modern re-incarnatie-mysterie, esoterisch
Boeddhisme en wat niet al. Het kind bemerkte
myn verwarring.
Ge zit te denken, dat ik heel wat inge
pakt heb in myn korte leven," zei hy met
een genietend lachje. Maar sommige men
schen kunnen in een valiesje evenveel ber
gen als anderen aan een kleerenatandaard.
Dat heeft Gladstone gedaan ; en waarom zou
ik het ook niet doen, al is het dan op een meer
bescheiden manier?"
Dat ia waar," antwoordde ik, maar men
kan toch niet beginnen in te pakken, voor
men geboren is."
Ge hebt 't, geheel mis, als ge denkt, dat
imiiMiiiiiimiiiMii
iswaar de taak niet zyn afgelooperï. Het Ne
derlandsch Museum is met zjjn kostelijke
schatten in het gedeeltelijk donkere parterre
miserabel gehuisvest. Op zy'n minst zou er
de zaal waar nu de permanente tentoonstel
lingen van het prentenkabinet zy'n, aan toe
gevoegd moeten worden, daar zy er naar haar
ligging en gedaante bij behoort, maar... laat
ons niet vooruitloopen 1).
l Porming van een hiitoriech muteum in
een aparte lokaliteit, waar de beschavings
geschiedenis voor Nederland in allerlei be
lichting wordt gedemonstreerd aan voor
werpen, waarvan er vele thans afschuwelijke,
domme dingen gelijken, in een omgeving
waar ze niet thuis behooren. Welk een nieuwe
attractie voor Amsterdam zou men daarmede
winnen!
2 Zuiver houden van de kunstverzame
ling, die immers in haar effect erger dan eenige
andere schade leidt doorjheterogene elementen
en, eindelijk 3. Het oprichten van een
kunslhittorische collectie, waaruit de wetenschap
pelyke en philoaophieche zin van het land
bly'kt, onder n dak met de voorgaande.
Ziedaar wat het onverkwikkelijk geharre
war over het geschenk Drucker kan opleveren.
Rn het iépot", vraagt men misschien?
Gij hebt niet verder over het depot gesproken.
Neen, met opzet niet. Ik ben overtuigd, dat
een depot, een knekelhnis, zoo men het
heeft, heel klein kan zijn en moet zyn, als...
de variapost in een behoorlyk kasboek.
Dr. W. VOGELSANQ,
1) vVy' zouden dan in toekomstdroomen
vervallen, waarin het statige Rijksmuseum
zelve de leerryke, prachtige cultuurhistori
sche verzamelingen zon bevatten. Terwijl
kunst en kunstgeschiedenis naar een beter
voor beide berekend nieuw gebouw zouden
verhuizen. Dat zon al te mooi zyn l
ik zoo iets voorbariga heb gedaan," ant
woordde de baby.
Dan moet ge een heel ongewoon leven
achter den rug hebben," zei ik verbaasd.
Daar hebt ge 't l" riep het kind levendig
en verrast uit. Ik waa looit van plan, het
iemand te vertellen, maar gy zyt een man
van de wetenschap en ik zal spoedig sterven,
dus gy moogt het wel weten. In al deze
jaren heeft niemand iets bij tenders vermoed.
Het geheim is zorgvuldig voor iedereen weg
gehouden. Maar nu zon het misschien kin
derachtige dwaasheid zyn, om nog langer het
stilzwijgen te bewaren. De volle waarheid is:
ik heb een oneven leven geleid.
Hoe kwam dat?" vroeg ik, nauwelijks
wetend, wat ik zei of bedoelde.
ti<j zult alles te weten komen," zei Willy.
Ik moet beginnen vór m'n geboorte
toen ik nog niet begon in te pakken, zooals
gy daar atraks verkeerdelyk onderstelde!."
Zjn adem kwam en ging moeilijk. Hoe
brandend nieuwsgierig ik ook was, nu begon
plotseling myn geweten te knagen.
Neen, neer, het doet er niet toe," zeide
ik. Ge hebt niet de kracht om nog veel te
spreken verspil niet, wat ge hebt."
Het kan me slecht a een paar minuten
van myn leven kosten ik kan dien tijd
missen," antwoordde hy, eenigszins gemelijk.
Nu hy besloten had, om my deelgenoot
van zyn geheim te maken, scheen hem myn
verminderde aandacht pijn te doen.
Ik bracht het glas gerstewater aan zyn
lippen en dwong hem, zyn keel te be
vochtigen.
Ik kan dien tijd missen," herhaalde hy,
terwijl een uitdrukking van grimmige vol
doening op zyn gezichtje kwam. Ik heb
toch plenty gestolen ik heb den
aartsdiefzèlf overtroffen, 'k Heb myn eigen dood
overleefd."
Wat l" riep ik. Zyt ge al eens gestorven?"
Neen, neen," antwoordde hy knorrig. Ik
ga nu pas sterven. Op die manier heb ik
juist myn dood overleefd. Wat zyt ge dom l"
Ge zoudt beginnen by het begin," mur
melde ik zwakjes.
Neen l Wat geeft het, om by 't begin te
beginnen l" vroeg dit enfant terrible op
dentelfden knorrigen toon. Ik begin by het
begin voor het begin."
Ja, ja," suste ik, zyn gouden krullen
streelend, ge zoudt beginnen voor ge ge
boren waart."
Ta, by myn moeder," zei hy vriendelyker,
Zjj had geen gelukkig leven het gaf
haar evenwel de kracht, om de
verkeerdheden van haar land te beringen. Haar jeugd
was een aaneenschakeling van zorgen; als
volwassen meisje had ze steeds met tegen
spoeden te kampen en toen zy den man
trouwde van wien ze hield, verliet hy haar
na een paar maanden. En in dien tijd kwam
Kunstgeschiedenis lossta Merlani ei Italië
Als iemand tegenwoordig aan kunstgeschie
denis wil doen en liefst met boeken voor den
dag komen, is dat volstrekt geen heksenwerk
meer, wanneer hy een beetje heeft rondge
keken op de kunsthistorische boekenmarkt.
In velerlei formaat en rangschikking wordt
de kunst aan het groote publiek, thans aan
dit soort geschiedenis verslingerd, opgediend:
naar steden, landen, afzonderlijke kunstenaars,
bepaalde onderwerpen, scholen, betrekkingen
tnaschen verschillende landen. Met een paar
bronnen en een pak fotografieën soms al
met een stapeltje afdrukken van oude clichés,
die nog eens voor het laatst onder de drukpers
gaan komt hij dan al gauw een heel eind
naar het voorgeschreven doel: het boek.
Die nieuwerwetsche omkeering van het
boek, dat geschreven moet worden om aller
hande redenen van practigchen aard, voor
aan te zetten en al den anders zoo
verkwikkeiyken arbeid van het voorbereiden en
uitwerken, door te maken ala een benauwden
en koortaachtigen tyd, werkt, zooals te ver
wachten is, slecht op de voortbrengselen. Heele
reeksen van zulke boeken hebben niet veel
meer nut, dan dat men van hun titels de
namen van de toekomstige leeraren der
kunstgeschiedenis en bewaarders van pro
vinciale kunstschatten kan aflezen.
Set maakwerk zit zoo goed door zoo'n
boek heen, dat men een zekeren kijk moet
hebben om uit te vinden, dat de schryver
er met waar vooroordeel om een vast resul
taat te krijgen, op los is getogen.
De fotografie is zyn voorname bondgenoot.
Met een hoeveelheid voorstellingen in zyn
hoofd heeft hy by de honderden fotografieën
onder oogen gehad tot hij er zyn dozy'n
overeenstemmingen en afleidingen heeft
uitgepikt, waarmede dat stuk van het boek
verzekerd is, netjes in reepen gesneden en
er doorheen geregen. Dan een bion of wat,
die van Zy'n Meester spreken en daar anderen
niet uit geput hebben. Een lexicon van
kunstenaars van ouden datum helpt hem
allicht ait den nood. Voorts een paar prenten
naar werk van den meester; tegenwoordig
hebben de schoone kunsten voortreffelijke
registers van den Burgerlijken Stand in de
meeste prentenkabinetten en men is
goedgeefach met het verleenen van uittreksels.
Het moeielykate is nog het vinden van
eenige documenten; in het uiterste geval
kan men al tyd zyn toevlucht nemen tot een
of anderen ouden inventaris, die over het
geheel een snuifje van het onmisbare stof
der archieven bezorgt. Het boek is dan in
een'.uilevlucht klaar en ziet er uit alsof het
echt was.
In verschillende landen heeft men, dank
zy dit systeem, zulk een overvloed van kunst
historische boeken en, in by'na gelyke mate,
van kunsthistorici, wier talenten naar een
openbare betrekking streven, dat het niet
meer opgaat. Om de dosis te versterken
pleegt de aspirant naar Italië te gaan, niet
zooseer omdat men in het eigen land om
zoo te zeggen de conti6'.e verliest ever al
de wondere waarheden, die hy zal komen
te vertallen, maar zeker omdat hy vermoedt
dat by dan zyn werk er zal laten inslaan.
Dit heeft niets te doen met het groot ver
langen tenminste iets van Italië te begrijpen,
dat iemand heel langzaam maakt. Het doel
is te overbluffen, met citaten, kunstwerken
in afgelegen plaatsen, daar geen sterveling
ooit van gehoord heeft en ook alweer
archieven, met het voordeel dat de collega's
thuis niet weten hoe veel meer die hier
opleveren en toch nooit kunnen nagaan
langs welken sluipweg van niet genoemde
bronnen van andere boeken men zyn koers
gevonden heeft. Wetenschappelijke instel
lingen, Italiaansche en bnitenlandache, zyn
nu ook zoo ver met hare boekerijen en ver
zamelingen fiches, dat zelfs de meest schuch
tere en nuchtere beginner allerhande zeld
zame waar by elkaar vindt. In dit morgen
rood ziet hy al het aureooltje om zyn kruin.
Als men er zich eens goed rekenschap van
gegeven heeft hoeveel kaf hier onder het
koren schuilt, loopt men minder gevaar zich
te vergapen aan allerhande moeie titels,
grifweg gebracht op het titelblad en in de
catalogi der laatste snufjes op kunsthistorisch
gebied. Tevens heeft men zich voor zyn
persoonlijk gebruik een schaal ter verge
lijking aangeschaft n geniet men des te
geruster het goede werk.
Een uitstekend voorbeeld hoe wy niet
kunstgeschiedenis moeten schrijven, hebben
wy in het nieuwe boek oTer Justus 8uHer
mans 1). Daar het tevens blijken geeft, dat
de auteur krampachtige pogingen in het
werk gesteld heeft om het beter te doen
en daarbij telkens weer neergeploft is, moet
het voor de methode Vyzonder leerzaam
genoemd worden.
De tentoonstelling van het portret ver
leden j «ar in Florence gehouden, en die
goed is voor heel wat degelijke kunsthis
torische literatuur moet den eersten stoot
tot het boek gegeven hebben. Het begin
was in orde, maar aan het eind van de taak
van samenstellen en schrijven is het een
wilde massa politieke geschiedenis en jaar
tallen, doorhakt met noten, genealogie, losse
opteekeningen in menig museum ten over
staan van de schilderstukken gemaakt, pole
miek tegen sedert lang verscheiden beoefe
naars der kunstgeschiedenis, met een al te
groot gemak om menschen in oude
porvoor het eerat in haar de gedachte, die myn
leven zoo ongelijk aan andere levens heeft
gemaakt. Die gedachte k wam in een moment
van groote droefheid, toen zy schreide
over haar verloren geluk. Vanaf dat
oogenblik verliet dat denkbeeld haar nooit."
Er kwam een woeste uitdrukking in de
oogen van de baby. Ik begon te vreezen, dat
hy aan vroegtijdige waanzin leed.
Waar beatond dat denkbeeld in?"
flaieterde ik.
Daar kom ik henach wel aan toe. In haar
hoofd kwam plotseling het refrein van een
vers, dat ze op school had geleerd: Het
leven ia als een rivier in voortdurende be
weging." ,Da levens-rivier! De levensstroom!
Hoe waür is het!' peinade zy. ,Wat zyn
deze uitdrukkingen veel meer dan enk«l
overdrachtelijk! Waarlijk, ons leven stroomt
voort naar de donkere oceaan des doods,
onweerhondbaar, rusteloos, of het wil of niet
vlug of langzaam, langen of korten tyd
door mooie vlakten of sombere moerassen,
langs bergen met romantische kaateelen be
dekt, langs kale rotaen. Waartoe dient onder
vinding, kennia van afgelegde wegen, wanneer
geen twee einden van dan weg elkaar inder
daad gelyk zyn, wanneer de richting, die de
rivier in de toekomst nemen zal, niet ia te
bepalen? Als men altijd een panorama van
verrassingen voor zich heeft? Wanneer geen
levens-stroom weet, wat hem wacht, wanneer
hy een hoek moet omslaan, wanneer de
omgeving ons niet openbaart dat wy steeds
dichter komen by de nitmonding? Wat is
het leven anders dan een reeks vergissingen,
welker vrucht kennis i», maar overrijpe
kennis? Wy plukken de vrucht dan, als zy
niet meer in staat is, onzen honger te stillen.
Niets herhaalt zich in ons leven altijd zij n
er nieuwe toestanden en begaan wij nieuwe
dwaasheden. Experienta docet. Ondervinding
leert, inderdaad; maar haar les ie, dat niets
geleerd kan worden.'
Het kind rustte en stak het vermagerde
handje uit naar het glas. Myn blik viel op
zyn boezelaartje en schoentjes op de latafel,
en myn oogen werden vochtig by de gedachte
dat hy die dingen nooit meer dragen zon.
Terwijl myn moeder voortborduurde op
deze bittere waarheid," vervolgde hy', toen
hy zich had verfriecht, en zag, wat een
droevige illustratie van deze woorden haar
eigen leven was, met haar verdriet en
pij n en vergissingen kon zy niet nalaten
te wenschen, dat het bestaan der menachen
daders ware beschikt. Als we minstens twee
levens hadden, konden wy in het tweede
gebruik maken van wat wij in het eerste
leerden. Maar, bekende ze zich met een zucht,
dat was een onvruchtbare droom. Toen lichtte
plotseling de gedachte in haar op. Gesteld, dat
meer dan n leven onmogelijk waa op deze
planeet, waarom zou het ue leven dan
1) Jutte Sutterman*, peintre dei Médicis par
Pierre Bauiier. (Collection des granda artistes
des Pays Bas) Librairie nationale d'art et
d'hiatoire. G. van Oast & Cie., Brux
lleeParis. 1812.
l
niet op verschillende tijden toebedeeld kun
nen worden ? Veronderstel, dat ons leven
inplaats van een stroom een straat in
Londen is, de oneven nummers aan den
eenen kant en de even aan den anderen,
zoodat, wanneer men de nummers l, 3, 5, 7,
9, 11, enz., enz., heeft gepasseerd, mem terug
kan loopen en langs de nummers 2, 4, 6, 8,
10, 12, enz., enz., gaan. Zonder van de voor
zienigheid meer te eiachen dan de spanne
tyds ons toebedeeld, zon het, door een nieuwe
regeling der jaren, mogelijk zyn, oneindig
veel meer geluk te halen uit onzen levens
tijd l Welk een zegen, indien het mogelijk
ware, om de oneven jaren te leven, zamelend
vreugde en ondervinding, en dan terng te
keeren om de even jaren te leven, toegerust
met al de wijsheid van den leeftijd, dien men
bereikt had l Welk een zegen, als haar kind
dit onschatbare voorrecht kon genieten! De
Gedachte beheerschte haar dag en nacht; en
toen ik geboren was trok ze my verlangend
naar zich toe om te zien of myn voorhoofd
een merkteeken droeg, hetwelk er op duidde,
dat haar wensch vervuld zon worden. Maar
een jaar verliep, voor zy durfde denken, dat
haar bede verhoord was. Op den vooravond
van myn verjaardag mat en woog ze my met
intense angat, ofschoon ze zichzelf voorhield,
dat ze een lijst wilde honden van myn lengte en
gewicht. In den morgen was ik gegroeid in
centimeters en ponden, wat een kind ongeveer
in zyn tweede jaar aankomt. Ik was met een
sprong in myn derde jaar gekomen en ver
toonde plotseling symptomen va a loopen en
praten. Zij raakte by'na buiten kennis van
blijdschap, toen onverwachts myn tanden in
haar vinger beten. Zy kon my m'n schoenen
niet meer aantrekken, noch myn jurkje. Maar
ofachoon myn moeder geen voorbereidselen
had gemaakt voor myn veranderde conditie,
was ze bly'de met de zorg, die ik haar bracht
en borg zorgvuldig mijn onbruikbare kleertjes
weg, wetende, dat ik ze weer noodig zon
hebben. De buren merkten niets; zy' vonden
my een grooten jongen voor myn leefiyd,
en bijzonder vroeg wijs. Toen ik vyf jaar
was, ging ik door voor een wonderkind, want
ofschoon myn leeftyd afgeleid werd van mijn
geboortebewijs, begrijpt ge wel, dat ik feitelijk
negen jaar was. In de volgende jaren ver
diende ik met tooneelspelen genoeg geld, om
de laatste levensjaren mijner moeder licht
te maken, en toen ik my op raad van de
critici tijdelijk van het tooneel terng trok,
was dat natuurlijk met de bedoeling om te
Btudeeren en aan het tooneel terng te komen,
wanneer ik weer jong zou zyn. En zoo kwam
ik op den manlijken leeftyd, steeds eenjaar
overslaand. Het doet my genoegen te kunnen
zeggen dat myn moeder, ofschoon ze stierf
toen ik drie-en-zeventig was, de voldoening
had, te weten, welk een geluk haar onzelf
zuchtige aspiraties in myn leven gebracht