De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 6 oktober pagina 7

6 oktober 1912 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1841 DE AMSTERDAMMEK WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Dr. JOHAM DTSBRINCK. Geb. 1835 Gest. 26 Sept. 1912. IIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIItllllllltllllllllUlllllllllllllllllllllllllllllIlllllll Kaeelaten lertei ?an een ireit schuier. Ben «eer genietbare tentoonstelling bj] de firma ran Gogh op het Rokin dient vermeld te worden, een tentoonstelling van kaast die we al lang kennen en die een ieder tegen woordig voorgeeft op prfls te kannen stellen: de kunst van Jaeob en Willem Maria. De fijnproevers vinden kier na eens een extra schoteltje hm voorgeset. Voor het meerendeel zyn het schilderijen van Willem Maria, by tjjn dood nagebleven in zyn atelier of in cyn huls. Iedereen, mag ik aannemen, raadt nn ook wat de bijzondere kant, de groote aantrekkelijkheid van deze tentoonstelling is; nit de omstandigheid dat de meester «elf aan deze werken te leer gehecht was om «r van te scheiden, weet men dat se het hoogste percentage- hebben, misschien niet aan markt waarde, maar toch Beker aan kunstgehalte. Ik wil hopen, dat er nog wel knnstminnenden en collectionneurs zyn, die allereerst op de laatste hoedanigheid letten! Het ia een vlek op de glansrijke nagedachte nis van de meesten onzer moderne grootheden, dat ie wel eens een accoordje troffen tnsschen den stem van hun knnstenaangeweten en de dringende vraag van de achilderymarkt. Voor aanzienlijke doncenrtjea, in den vorm van klinkende mant, schikten zy zich dan naar de wenechen van liefhebbers en kunst handelaar». Zoo hebben zy zich niet alleen vernederd tot onderdanigheid, maar ook door de verlokking van groote naaterieele voordeelen, die voor hen als 't ware maar voor 't gfQpen lagen, dikwijls wei ken geprodu ceerd, die als staal van hunne kunst slechts te herkennen ijjn als een kostbaar handels artikel door een pasklaar gemaakt etiquet. Die leverantie's voor den kunsthandel, of veel erger, voor dein'cgeniepspecaleerende knnitmbmaars, zullen ban aangerekend worden door de miskenning van kortzichtigen. Zoo is bQv. tegenover Willem Maria iiiiiiiiiiiiiiifiilliliiMliiiiiiililiilliiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiitiHiiiiiiiiiniiiiiii De familie Biiksckili in baar optoist. De Vijf Frankforters", waarin Carl Röszler met veel geest de voornaamste Europeesche bankiersfamilie heeft uitge beeld, ia niet, zoo schrijft iemand in Ueber Land and Meer", de eerste poging om de Rothschilds in de literatuur te vereeuwigen. Stamhnis der Rothschilds in de Jndengasse te Frankfort. Adolf Eeich, een nu vergeten schrijver, maakte een roerend tooneelatuk, dat met veel theatraal (vertoon gewaagde van de onbaatzuchtige daad van Mayer Am schel Rothschild, den stichter van het bankiershuis, die, tijdens de Napoleontische invallen, een groot ver mogen redde en bewaarde voor den vorat van Hessen. Het stuk maak te geen opgang. Wellicht waren de Rothschilds toen nog niet rijk genoeg om de eer waard te zijn eener dramati sche behande ling, of bleek het niet mogelgk ze te beschouwen, afgescheiden van het Jodenvraagstuk, dat in Duitschland nog niet geheel schijnt uitge vochten. Lessing was de eerste dichter, die het voor de verachte, hoogstens met een pijn lijk komieke rol toebedeelde, Joden met veel breedheid opnam. Men herinnert zich wel licht, dat de auteur van Nathan der Weise" in 1749 reeds met een jeugdstuk Juden" Mayer Amschel Eothschild. niet de grief gerechtvaardigd, dat hy maar steeds schilderde koetjes in weilanden en eendjes in sloten, maar wél dat hy aanleiding heeft gegeven tot dat onredeiyk verwjjt door het meermalen werktnigeiyk herhalen van een eens beiielde uiting. Ia het wonder, dat schilderyen gaan tegenstaan of vermoeien, die den schilder zelf niet zoo innig van harte gingen f Deze tentoonstelling is zoo belangwekkend, wyi er nu een aantal werken by elkaar zyn, die van meest betrouwbare zyde, van den meester zelf, ons hunne authenticiteit (in geestelijk opricht) waarborgen. Ik zeg niet dat het een keurcollectie nit zyn geheele oeuvre is, met alle complete uitingen. Er zyn by doeken die nauwelijks meer vertoonen dan den oozet van een schilderij, studio's en impressie'^, maar die aan inner lijke structuur grootscher en aan uiterlijke pracht ongerepter zyn dan veel wei-voltooide werken, uitingen die gansch onbewimpeld, ons den schilder Willem Maria in al zyn sterkte en teederheid doen gewaarworden en bewonderen. Het zijn schilderwerken in den staat gebleven, waarin zy den meester zalf plotseling verrasten, tot dat moment geraakt waarbij hy inzag tot een opperste stijging zonder een enkele wankeling geraakt te zyn; en liever wilde hy dit zuivere even wichtspunt behouden dan door een voortgang een nederdalen te riskearen, of de smette loosheid van die zielsnit in g te vertroebelen door de minste toevoeging van ydeiyk bejag. Komaan, fijnproevers van uwe hoogvereerde kunst der Haagsche school, die zweert by de Mariasen en wee roept over de ontaar ding by de jongeren, n behoeven in 't bijionder de groote kwaliteiten van dezen ras schilder niet meer aangeprezen te worden, hoe hy soms zyn werken kon doen daveren van een z waren weer- en door klank der kleuren, woelend in de verven met machtigen borstel en dan weerteederiyk werken penseelde zoo yi en luchtig ala een zeepbel, maar rijk doorschoten van subtiele klenrglanaen. Er ia wellicht niet 'n zoo aanzienlijke handels waarde te noteeren by deze werken, maar de hoedanigheden, die ge in Willem M suis zoo hoogeiyk weet te waardeeren, liggen hier in de kern voor n open. W. STKBNHOFP. Teitooiistelliog flalema. In den kunsthandel Fiena Deenik, Nieuwe Spiegelstraat, exposeert Arjen Galema, een vrijwel onbekende aankomeling onder de jongeren. Zijn werk ia nogal aan gedaante wisseling onderhevig; dit maakt het niet alleen moeielyk naar zyn rechten aanleg te speuren, maar is er ook een bedenkelijke kant aan. De bekwaamheden, die te constateeren zyn, miabtnikt-hy te veel tot technische kunstgrepen, of om gereedelyk zich aan te passen aan wat hy ziet om zich heen. Zyn rechte aanleg blijkt m\j noz meer nit som mige zjjner schilderwerker, dan uit de meer vaardigheid-vertoonende tetkeningen. Hy ia een schilder en die mij bovendien toeschijnt in zyn waarneming ook houding aan het vormwezen der dingen te zien een belangiyks eigenschap by een beeldend kunstenaar. Maar dit zal eerst recht duidelijk worden zoo by zich zei re in behaag deke neigingei geheel over winnen kan en een rechten weg zal begaan in zijn streven. In ieder geval is deze zeer Gndnle Rothschild. voor de verdrukte Semieten is op de bres gesprongen. Pas een eeuw later kon De Jood" van den Engelachman Cumberland zich op de Duitsche tooneelen succes veroreren, door de wel zeer tendentieuze be handeling van den hoofd-persoon, een woe keraar, die op 't laatst een roerend-edel mensch blijkt te zijn. Mayer Amschel Rothschild, de stichter van het wereldhuia", was te Frankfort nog tot 1811 (eenjaar vór zijn dood) een minderwaardig wezen, die de christen-burgers boven zich moest dulden als geprivilegeerden. In de brieven van Frau Rat Go the, waarin de naam van een anderen Frankforter bankier her haaldelijk voorkomt, wordt van Mayer Amschel niet gesproken. De nieuwere onder zoekingen van den Duitscher Richard Ehrenberg bevestigen de veronderstelling, dat het bankiershuis eerst haar grooten invloed be gon te krijgen, toen men zich begon vrij te maken van de Fransche overheersching. De geniale operaties van den derden zoon, Nathan Mayer, die naar Engeland overstak, garen het huis Rothschild eenige beteekenis. Een wereld-beteekenis krijgt de zaak pas met den vrede van Parijs (1815) en van dien tijd af neemt zij in voortdurenden bloei toe, vooruitgang, waaraan zelfs de crisissen van 1824 tot 1826 niets hebben kunnen afdoen. Als een gelukkige vondst mogen we het beschouwen dat Carl Röszler zijn vijf Frank forters omstreeks 1832 laat optreden, en de oude Frankforter Jodenstraat tot tooneel zijner handeling maakt. Historisch zijn de figuren echter niet in alle opzichten juist. Wel ondernamen de zoons reeds in dit jaar (1832) een financieele opera tie met Rusland, welke hun een wereldreputatie gaf. Dat zij ook vór dien tijd be schouwd werden als van mér dan gewone b'eteekenis, blijkt uit het gezegde van Friedrich von Gentz, Metternich's vertrouwde, die een monographie over de Rothschilds iets bizonder interessants achtte. Eigenlijk zijn het maar ordinaire Joden", vindt hij, met een goede uiterlijke houding, maar in hun beroep zuivere naturalisten, die geen begrip heb ben van den samenhang der dingen, maar begaafd zijn met een bewonderenswaardig Am.Hcb.el Mayer. MAXIMILIAN HARDEN. Duitsch Publicist en Journalist, die 9 October, nitgenoodigd door de Dentacher Verein" te Amsterdam een voordracht houdt. jonge er een, die na den eerste expositie voor een volgende gelegenheid onze oplet tendheid gewonnen heeft. «B====^=s==!, w- a Büie Gratie Gois. Vorsten noemen zich by de gratie Gods" als zq wetten uitvaardigen. Hoe en wanneer dit gebruik ontstaan is, zal door weinigen worden onderzocht, waarom het sjjn nut kan hebben, den oorsprong er van eens na te gaan. Wat de geschiedkundige oorsprong bel ref t, geef ik hier terug hetgeen de heer Karl Lu her er jaren geleden o r er heeft medege deeld. Ala versierend by woord t«t de aanduiding van hun ambt, ala in zekeren zin by hun titel behoorende, moeten dit by de gratie Gods" het eerst gebruikt hebben, de vaders van het oecnmomisch Concilie van Ephese, dat in het jaar 431 plaats vond. Onder deze vlag maakten zy hunne bes uiten aan het Christen vol k bekend. Nn geschiedde het officieel, maar het is zeker dat reeds eenigen tyd vroeger, privatim gebruik gemaakt werd van de by voeging der gratie Gods, om het bisschoppeiyk ambt in een bijzonder licht te plaatsen. Welk licht nu was het dat men op dit ambt wilde laten schijnen? De bisschoppen hadden een voorganger; geen geringeren dan apostel Faulus, die de by voeging niet gebruikte voor zich zelf, maar eens in trotsch en toch diep deemoedig zelf gevoel uitriep: Ik ben de geringste onder de apostelen, want ik ben niet waard een apostel genoemd te worden, omdat ik de gemeente Goda verrolgd heb. Maar door Gods genade ben ik, wat ik ben, en Zjjne genade aan mij ia niet tevergeefscb. geweest, want ik heb veel meer gearbeid dan «fl allen, niet echter ik, maar Gods genade, die met my ia (l Kor. 15_9_10.) En Panlns schreef herhaaldelijk boven zijne instinkt, dat hen van twee goede dingen altijd het beste kiezen doet. Hun onge hoorde rijkdom (ze zijn de rijkste menschen in geheel Europa) is voornamelijk het werk van hun instinkt, dat de massa geluk" pleegt te noemen". Dat Carl Röszler den Weener bankier Salomon Rothschild als de feitelijke, stimuleerende kracht der zaak schil dert, is historisch evenmin juist, als de bühem dan pas (1832) plaats vindende verhef fing in den adel stand. Nathan Rothschild werd eerst in 1822, de overige vier Frankforters" werden reeds in 1816 in den adel stand verheven. Salomon. De eigenlijke spi ritus rector" was Nathan. Zijn va der, Mayer Amachel, oorspronkelijk be stemd om rabbijn te worden, stond als muntenkenner in groot aanzien, doch eigen lijke geldzaken deed hij slechts op beschei den schaal. Zyn eerste connectie van eenige beteekenis was die met den erfprins Wil helm van Hessen. Doch voorloopig hielp hij den vorst alleen bij zijn muntenverzameling, ofschoon hij ook goed genoeg werd geacht om de wis sels op Londen vergoeding voor de door Engelsche wervers weggehaalde Hessische jongelingen, die de landsvader eigenlijk verkocht l over te nemen. Slechts langzamerhand kreeg de oude Rothschild, ofschoon reeds tot hof-agent benoemd, aan deel in de financieele zaken van den erfprins, die voor de grootste geldschieter en duitenplater van Europa doorging. De eerste Deensche millioenenleening kwam met medewerking van Rothschild tot stand. In October 1806 moest de vorst zijn land verlaten, bestookt als het werd door de Franschen, en vertrouwde de staatskas toe aan Mayer Amschel, die den schat niet in zijn kelder be groef, zooals de legende luidt, doch hem, om er mee te opereeren, naar Londen zond. Er was geen tijd te verliezen,'' verklaarde naderhand Nathan, mijn vader zond mij het geld naar Engeland. Ik ontving plot seling 600.000 pond sterling per post, en beheerde de som zoo goed, dat de vorst van Hessen mij later zijn geheelen voorraad wijn en linnen schonk." Nathan. brieven: Pauln», geroepen tot apostel van Jezna Christus, door den wil van God. Hoe dat gemeend was zegt eene andere door hem gebruikte uitdrukking: Panluieen apostel, niet door de menschen, maar door Jezus Christus en God den Vader. Hy had eene bizradere aanleiding om zyn apostelambt door deie woorden te doen uit komen, want men ontzegde hem het recht, ala een later gekomene, die by het Ie ren van den Meester dezen niet volgde, om zich apostel te noemen en zich zelfs tegenover de jon geren van Jezus op een eigen, vooruitstre vend standpunt te plaatsen. Immers hy wendde zich over de volkagrenzen met het Evangelie tot de geheele menschheid. Hy moest dus iyn geloof en zyn stand punt rechtvaardigen. Hy deed dit met den genoemden uitroep, met de woorden, die zyn recht en de vrijheid van zyn geweten, zyn geloof en zijne handelingen tegenover de autoriteiten bewezen. Meenden de vaders van Ephese het ook zoo? Zy hadden ook een bizondeien reden om hun ambt te rechtvaardigen. Maar de zaak waa toch eenigazins andeis dan die van Panlus. Wel werd ook hun ambt bestreden, doch door eene andere soort van macht dan die der jongeren van Jesns. Zy waren onder ling in twee legera verdeeld, welke elkander hevig bestreden. Sedert meer dan een eeuw liepen hunne geloofitwisten om den persoon van Christus en steeds kwamen nieuwe strijdvragen op. Nn k wanen die van Alezandrië met hun nen patriarch Cyrillna dezelfde die niet zonder schuld- was aan den vreeselij ken dood ran de heidensche, wyageerige, edele Hypatia en spraken de vervloeking nit over Restoring. Diens aanhangers, de Syriesche bisschoppen, zetten na hunne aankomst, Cyrillus af. Deze werd toen weder begunstigd door den keizer en zoo werd men het eindelijk eens over de geloofsvraag. De slotsom er ran de dogma's werden nn aan de Christen heid verkondigd en zy, die ze verkondigden, versterkten hun aanzien met de formule :by Goda genade, bisschop, patriarch". Dit was dus werkelijk iets anders. Het gold niet meer als by Paulns, het recht en de vrijheid van het eigen geloof tegen auto riteiten, maar bet aanzien van eene autoriteit tegenover de menigte. Het gold de autoriteit van de bisschoppen, waarbij deze tegelijker tijd konden toonen deemoedigheid te ge roeien voor den verleener der genade. Maar het voegen ervan by den titel, heeft toch eene bedenkelijke overeenkomst met den scbrjnbaar diep deemoedigen, zeer trotschen titel, dien de eerste Gregorins, de energieke Paua in het jaar 600, tegenover zijn befaamden Konstantinopelschen con current aannam: Knecht der knechten Gods." Da aanleiding voor het voegen van Gods genade" by den titel, evenals de neiging er toe, maakt by die van Panlus vergeleken, in geenen deele een goeden indruk. Het gebruik maken van de toevoeging ging zich verder uitstrekken. Abten en abtdissen, zelfs monniken en kapelanen voegden in oorkonden en brieven het versierende woord by hunnen titel. Zeker waren er vele vrome zielen onder dezen, die er de deemoedige bekentenia van hunne afhankelijkheid van het hoogste Wezen mede te kennen wilden geven. Maar by de toenemend groot er wordende tegenstelling tnaschen geestelijkheid en de leekenwereld, Karl. De door den oorlog ontredderde financiën van het vaste land, dat belangrijke leeningen in Engeland ondergebracht had, wareneen wei-gekozen operatie-terrein voor de familie Rothschild, van welke in de honderd dagen" reeds veel gesproken werd. De Engelsche financieele commissaris Herries, die alleen in den aanvang van 1815 door Salamon Rothschild te Berlijn 200.000 pond sterling liet uitbetalen, heeft de capaciteiten der vijf broeders, die naar den wensen des vaders slechts gemeen schappelijk zou den opereeren, in een helder licht gezet. Geen enkel be voegd beoordee laar trok Nathans leidende positie in het broederquintet in twijfel, zooals trouwens thans nog het Londensche huis het eenige is, dat bij belangrijke e(missie's) naar voren treedt. Amschel Mayer, de oudste zoon (1773 1855) is nooit uit Frankfort geweest. Salomon Mayer, een jaar jonger dan Amschel, doch in hetzelfde jaar overleden, opereerde dan te Berlijn dan te Weenen. Pas omstreeks 1825 vestigde hij zich voor goed in de Donaustad, met zijn vrouw Karoline Stern, die hem twee kinderen ge schonken had. Betty, de Lotte uit het stuk van Carl Röszler, huwde inderdaad met haar oom Jakob (James),den Benjamin der familie Rothschild (1792-1868). Op den derden zoon, Nathan Mayer, volgde Karl Mayer, die het huis in Napels stichtte, doch later weer naar Frankfort verhuisde. Jacob (James) Mayer, de jongste, vestigde zich in 1812, pas twintig jaar oud, te Parijs, waar hij, zoolang Na poleon aan het rbewind was, na tuurlijk niet open lijk zaken kon doen. James is de intimus van Heinrich Heine geweest, die heel wat vermakelijks van hem weet te vertellen. Hij verstond", zegt Heine, mis schien geen noot muziek, doch Rossini was zijm huisvriend. Ary SeherFer was zijn hofsehilder; Carême zijn kok. Herr von Rothschild kende zekerlijk geen woord Grieksch, maar de Hellenist Latronne was de geleerde, dien hu het meest verheerlijkte. Zijn lijfarts was de geniale Dupuytren en er bestond tusschen hen beiden de broederlijkste toeJakob. Ds. A. W. BEONSVELD, die te Utrecht, 28 Sapt., zyn 50 jarig predikantschap herdacht. lag in die bijvoeging voor de dragers ervan, de bekoorlijkheid van machtgevoel en ver hooging van autoriteit. In de dertiende eeuw toen de geestelijke macht door Innocentins III en zijne opvolgers en door de werkzaamheid der bedelmonniken meer en meer de wereldrijke macht begon te o ver heersenen en de pauaeiyke macht in goddeiyken glans begon te schitteren, noemde zich de hooge geestelijkheid: Van Godea en Apostoliecb.9 genade (Dei et apoatolicae Sedia gratia). Het gebruik van da toevoeging is dus oor spronkelijk een klerikaal. De wereldlijke macht heeft haar aangeTeetenirg van E. P. Monsieur Ie Directeur", Herman Heyermans, Directeur van de Ned. Tooneelvereeniging te Amsterdam. genegenheid. De waarde van Cremieux, den bekwamen advocaat, begreep James von Rothschild al vroeg, en hu vond in hem een trouwen verdediger. Op dezelfde wijze schatte hij de capaciteiten van Ludwig Philipps op de juiste waarde en hu stond altijd op vertrouwelijken voet met dezen grootmeester der staatkunde". Na den dood van Nathan, den Londenschen Rothschild, nam de Parijzenaar James de teugels van de familieregeering in han den. HU was niet meer of minder dan de lieftallige, sentimenteele man van uitnemend vernuft uit De Vijf Frankforters". Het stuk van Carl Röszler verduistert echter geheel en al de vijf dochters van Amschel- Daar waren Sohönge. Isabella, Babette, Julie en Henriette, die allen huw den, doch niet, zooals de latere generatie, in de familie. Treffend, ook van historische juistheid, is in het tooneelstuk de dan juist zeven tigjarige moeder Gudula (Gutle) geteekend. In Gutzkow heeft zij een uitstekend levens beschrijver gevonden, en deze zegt van haar: Zij is de genius, die de wacht houdt over de broeders, een bijna onzichtbare genius, want nog altijd woont zij in de Jodenstraat. Deze oude vrouw kan moeilijk scheiden van de ellende van haar volk en heeft er haar genoegen in, dat züvan de vuile wijk de eenige is, die elke vier weken schoone gordijnen ophangt voor haar kleine vensters. Dat is haar trots! Züverlaat het lieve geboortehuis niet, dan om eens in Amschel's weelderigen tuin de koningin der nacht te zien bloeien, of een nieuw schilderij te bekijken, dat de zoon aan zijn verzameling toevoegde." Gutzkow heeft ons verder ook veel karak teristieke bijzonderheden van de Vijf Frankforters" verteld. Amschel, met zijn burgerlijke manieren, moet een echte Frankforter gebleven znn, terwijl de Weener Salomon meer diplo maat was. Nathan, de Londensche bankier, vertegenwoordigde voortreffelijk de zeden, gezindheid en rijkdom der City. Karl, de Napolitaan, wordt ons als weekhartig ge schilderd, terwijl James geheel Parijzenaar is geworden. Aan deze karakterbeschrijving kan men de echtheid van Carl Röszlers personen gemakkelijk toetsen, om te geraken tot de wetenschap wat waarheid, wat fantasie is in het blijspel. De vorst van Taunus en zijn geheele omgeving is natuurlijk een bedenksel van den schrijver, die het milieu noodig heeft voor een tikje tendenz. In hoofdzaak hebben De Vijf Frank forters" van Röszler den vasten grond der werkelijkheid onder de voeten en men zal het den schrijver niet euvel kunnen duiden, dat hij ons de vijf dochters onthield, waar hij aan den anderen kant ons ook niet vermoeide met de techniek van het bank wezen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl