Historisch Archief 1877-1940
No. 1842
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
pakkend* wflze iets vertellen. Het moet das
dn in voorstelling n in sijn kleuren min of
meer bintaal of origineel zijn, daar het veelal
te midden van andere reclame-makende
platen hangt. Het Straat ifflche moet b$ den
eersten indrnk reeds boeien; diepzinnigheid
en innigheid, die niet aan den weg timmeren,
en niet opvallen, zijn hier misplaatst.
Het affiche van de Gjsttentoonstelling is
te onbegrijpelijk, te diepzinnig en te inge
wikkeld ; de beteekenis van de slecht
geteekecde vronw, in leelijke houding, met het
kinden den bal, is niet in n oogopslag te
vatten; ook is het evenmin sterk van pak
kende geheimsinnigheid, «oodat de beschou
wer niet wordt geboeid en voorbij gaat.
De kleur is wel fraai, maar ook niet sterk
en interessant genoeg; voor een
interienrplaat ion si] beter «Un. Ten slotte is de
geheele compositie te samengesteld, niet een
voudig genoeg en trekt de hoofdzaak, het
opschrift, te weinig aandacht, vooral wat de
woorden onder aan de plaat betrtffen.
Het is een knnstswakke navolging van de
voorbeelden, door Boland Holst gegeven.
Kunst wordt beheeracht door beginsel en
talent. Het beginsel is hier j als*, maar het
talent is te zwak. En waar in den laatsten
tijd «oo seer, en te recht, het inivere beginsel
naar voren wordt geschoven, is dit een reden
te meer nog eens te zeggen, dat kunst komt
van den kunstenaar. Een talentlooze, maur
principieel inivere schepping, behoort niet
tot die levende knnst, waarom bet ons te
doen is. /
Besnmeerende, kan gezegd worden dat het
soort, waartoe dit affiche behooit, goed is,
maar dat het in z$n soort zeer zwak is. De
reclameplaat van de VierjaarlijkBche was
echter principieel onjuist, en door en
door onwaardig; van een slecht soort das,
en in dat soort nog slecht, zoodat sj{ dan
ook geheel stond buiten een goede
alficneknnst.
J. GBATAMA.
Maximilian Harden.
Vergun mg, den onbekende uit de
balgnoires der Bcnonwbnrgen, wat te seggei over
Maximilian Harden, die in het concertge
bouw te Amsterdam gesproken heeft. Hjj is
een acteur van modern Berlijn, van de
Grou-Stadt van het Koninkrijk Pruisen,
want in alle wereldsteden sg'n de bekende
figuren" een soortement acteurs, die er ban
rol spelen".
Het klein halfrond podium was leeg. Een
tafeltje, een karaf, eem glas, een silveren
presenteerblaadje. Toen gingen twee deuren
open, en een kleine man, strak in 't zwait
van een rok, die opende op een wit vest,
betrad met preciense passen het tooneel:
Harden, de sensatie-schrijver van groote
allure, het Berljjnsche achterafgezette
onadeljjke mannetje, maar roemvol, omdat hij
gelogeerd heeft bg Bismarck.
Biantarck, hij ging van dezen Kolos
vertellen. Harden trekt zijn linker-witte-hand
schoen ten halve uit, bg den aanvang. Hy
ypreekt tot Duitschers en spitst zgn zinnen
tégen Wilhelm IL... voor zie a tig met een
sweem van opgewerkte diplomatie. Hg spreekt
uit de hoogte over adel en koningschap
maar met zooveel latenten eerbied l Hjj spreekt
nit de hoogte over de Tlteltiager, die aan
Bismarck's knie niet reiker. Bethmann
Holweg snijdt hij aan stukjes. Hij voltooit daar
na het uittrekken van zijn
linker-wittehandechoen. Tragisch ziet hÜterzijde op. Ik
herinner mij wat bij iegt ergens gelezen
te hebben in brieven van Bismarck. En ik
voel onafwendbaar hoe een figuur" te zijn
niet uitsluit dat ge pedachten wekt aaneen
politiek TTeberbrettel-knnstenaar: soo
geacheveerd is deze spreker.
De Titeltrager, de diplomaten, Harden
spreekt Echamper van hen. Hij spreekt en
windt zich op tot volle zinnen. Zijn hand
legt hij klemmend op de karafopening TÓr
hem, en h g' schgnt er in golvende emotie
een onzicht naren kurk af te draaien. De
menachen in de «aal voelen dat hg ontroerd
ip. Biamarck wilde doen, roept Harden, Bis
marck wilde scheppen, omscheppen, tot stind
brengen. Niet, als de diplomaten van nu,
joeg hij naar gunstige critieken in de kran
ten, gelijk het de operaiarg'rs pleten en de
acteurs. En Harden stuwde zijn woorden op
tot een ademloos aangehoorde hooge apo
theose. Het ten halve uittrekken van zgn
rechter-witte handschoen, dat hier op volgde,
maakte een eflect van rnat.
Napoleon was een man van thé&tre: Bis
marck speelde nooit op het schellinkje, noch
op de loges... by was echt in alles en on
vervaard. Koningen sprak hij tos als de
speculanten der revolutionaire" partijen het
niet zonden durven. Koningen zei hij de
waarheid! (Hoe voelen wij, eigenlijk
ontkoningde Westerlingen, dat een man nit
het hart van Pruisen spreekt).
Harden heeft een vierkant voorhoofd boven
donkere oogen in diepe kassen en een kinder
kinnebak, brnin-rose getint. Hij neemt den
ernst aan van een Romein uit het Rome der
hedendaageche Pruisen, en zijn twee zwarte
lokken, ter linker en ter rechterzij van zgn
voorhoofd, schijnen de grootte ervan duide
lijker te willen doen uitkomen, als maten
ijj die. Hq spreekt in vuurwerk. De klap
pers gaan niet altijd regelmatig af, hij is
een artiste van gepaületeerd? spreek-kunst,
en straalt als een gaspit koel licht af, een
kopl man van de wereld.
Deze geest, naar Bismarck grijpend, reikt
te hoog. Leeg blijft uw ziel, leeg van oprecht
heid en hooger gevoel, bij 't luisteren naar
de prikkelende fontein, sprudelnde fontein
van zgn oratie fontein van kartetsige
lichtjes niet van deugddoend bronwater.
HKÉ. DÏ LA BAIGNOIRE.
Moii Tan TöMten.
De Qidt, Oct. '12: Prof. H. Krabbe, Grond
wet shersiening. Cariy van Bruggen, Heleen
(I). P. N. van Eyof, Gedichten. Jnst
Havelaar, Lodewgk van Deyasel. Héne
Svarth, Verzen. 'Dirk Coat er, Adama van
Scheltema's Fanst-vertaling. Carel
Scharten, De Passéisten. J. N. van H.,
Aanteekeningen en Opmerkingen. (De
Alkmaarsche gedachtenisriering. Dr. Jobannes
Dyserinck.) C., Boitenlandsch O rerzicht.
Mr. J. N. van Hall, Ean vergissing hersteld.
D. Coster, Bibliographie (Ed. Thorn Prikker,
Nederlaag).
Elzwit.r, Oct. '12: Buitentekstplaat: Oor
spronkelijk ontwerp van Cordonnier voor het
Vredeapaleie (voorgevel). H. Tb.
Wijdeveld, De architect Louis Mare Cordonnier
(geil nstreerd). L. A. E. Nenhaus,
Conatantin Teodorovitch Bogajewski (geïllus
treerd). Murtha Leopold, Theodor
Fontane (« llustreerd). J. Pu. Vogel, Boed
dhistische B 9de vaar t (gtïllnstreerd). Karel
van de Woestgne, Eros en Anteres (gedicht).
Emma van Burg, Isola Balla (Tweede deel,
I en II). Richard de Cnendt, October
(«edicht). H. R., B. W. P. Jr. en C. V.,
Boekbespreking. A. Z, Bezoek te Brussel
aan Manrits Niekerk.
Oroot-Nederland, Oct. '12: Louis Couperus,
Herakles (IV). Carel van de Woestijn*,
Verzen. Wally Moes, Harpje (I). Jmt
Havelaar, Jean Jacques Rousaeau (II).
J. Pabst, Ze kregen (Tooneelstnk). Gioan
Cardncci, Aan koningin Margherita van Italië
(vertaald door Volker), Jan Walch, Nieuwe
Verzenbnndels (bespreking). Frans Coenen,
Dramatische Knrst.
De Beweging, Oct. 1912: Jacob Israël de
Haan, In Russische gevangenissen (I)
H. P. Berlage Nzn., Amerikaansche Reisher
inneringen (Slot). Nine van der Sahaaf,
Van Vogels en Menschep. W. L Penning Jr.,
?Aan den Bode van bet Lot (gedicht). P.
N. van Eyck, Kunst en Geënt in Literatuur,
II. Bouten»' Carmina. G. Burger, Politieke
feiten en richtingen.
Vragen van den Dag, afl. 10 : Dr. H. Blink,
Spitsbergen e a het Bereneiland,
historischgeogrcflsch beschouwd. Mr. J.B.
Brenkelmar, Spitsbergen, een staatkundig vraag
stuk. H. Tiesing, Veenvergraving en
landontginning in Drente, G. v. Haren,
De duif in de Religie, enz.
LIAISON FONDEE EN 1811
Coicessionnaires pour la Hollande et ses
Coloniox
SAUTEE & POLIS,
Maastricht, Liège, Aix-la-Chapelle.
40 cents per regel
BOUWT TE NÜNSPEET.
Inlichtingen bij het bouwbureau DE
VELUWE", aldaar.
PrimaAnthraciet,Gascokes,
Brechcokes enz.
Firma u1 HHïPïlil
rUMUJJ.lmMllu!,
Lgnbaansgr. 396. - Telef. N. 4276.
DELILA
CIGARETTES
lf Eenige
Fabrikanten
W.BengerSöhne
Stuttgart
Hoofddepot te AMSTERDAM: Kalverstr. 166
K. F. DEtTSCHLE-BENGEB.
Badplaats in
ZuidTirol. Heerlgk
klimaat. Seizoen
September Juni
1911/12 31,502 Dadgtuiteu. Stedelijke Knr- en
Badinrichting;. Zanderinstitunt. Koud
waterinrichting. Koolzuur- en alle geneeskundige
baden. Zwembassin. Inhallaties. Radinm
?Emanatoriam. Druiven-, Mineraalwater-,
terrein- en openlucht ligknren. Kanalisatie.
4 hoogebronwaterleidingen. Theater. Sport
terrein. Concerten. 20 Hotels Ie Rang. Sana
toria. Talrijke pensions en villa's voor vreem
delingen. Prospectus gratis bij de
Kurvorstehnng.
De volgende Hotels van den len
Rang zgn van allen comfort volgens den
nienweren tgd voorzien, geven gelegenheid
voor pensionverblijf en zenden op aanvraag
een prospectus. De cgfers zgn het aantal
bedden. Grand Hotel nnd Meraner Hof S30.
Fran Emma 260, Erzherzog Johann 220, Palast
220, Bristol 190, Kaiserhof 180.
Habsbnrgerhof 140, Park 140, Savoy 130, Tirolerhof 115,
Aders 90, Minerva 85, Erznerzog Rainer 80,
Anstria und Villa Imperial 70, Hassfurther
65, Bavaria 65.
VI/ZEL5TRAAT
^ ROGGESTRAAT M
HEERENGR4
iNRICHTINGTOTHETMEUBILEEREM-ENVERSIEREN-DE.R-UJONING
IIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIII
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
men; en op bloote voeten, geluidloos,sloop
hij langs 't rustig slapend Broertje, de deur
uit en het portaal over tot bij de trap
leuning. Zoover hu durfde, leunde hij voor
over en luisterde met ingehouden adem om
een geluid van moeder op te vangen. Als
hij dan een kuch j e van haar hoorde of haar
stap door de kamer beneden, een klein bewijs
van haar nabijheid, dan ging hij snel terug
naar zijn bedje, gelukstralend, omdat ze er
was, daar beneden, heel dicht bij hem;
want, ofschoen h\j nooit recht zijn vrees
doorgrondde, was er toch aldoor in hem
een bang besef, dat ze eens plotseling uit
«ijn leven verdwijnen zou. Eens sliep hij
in onder het wachten op het portaal, een
klein ineengedrongen diertje, dat leunde
tegen den muur. Zoo vond zijn moeder hem
en ze nam hem op en bracht hem terug in
>\jn bedje en vroeg hem, toen hij wakker
werd, zonder knorren, waarom hij daar
gezeten had. Maar hu antwoordde niet,
lachte haar alleen glunder toe, zalig, omdat
ie hem toedekte en kuste, midden in den
nacht.
Eens ook doorleefde hu bitter- bange
oogenblikken, toen hij haar de kamerdeur hoorde
openen en de voordeur uitgaan. Zijn hartje
bonsde fel, en hij bleef bewegingloos staan
in stramme verstarring, terwijl het hem was,
of hij luiduit gillen moest in wanhopenden
nood._
Toen kwam ze terug, even later, en hij
begreep, dat ze een brief op de bus had
gebracht. En Jobje sloop terug, zich scha
mend, toch lang erna wakker nog, terwijl
een niet te onderdrukken beving door zijn
lijfje ging.
Maar de weken vergingen, de kostelijke
zomer buiten bereikte zijn einde, zonder
dat Jobje's moeder verdween; zijn angst
scheen ongegrond.
Wel gebeurde het, in de eerste week toen
de school weer begonnen was in September,
dat moeder op een Woensdagmiddag Broertje
met het kindermeisje uitzond, en, toen Jobj e
vroeg, of hu meemocht, zei ze ernstig: nee
mijn jongen, ik heb iets met je te be
spreken."
Door haar stemklank en haar diep
ernstigen blik wist hu dadelijk, dat iets
vreeseluks komen ging, en h\j voelde het als
een hevigen schrik. Maar zijn moeder kon
dat niet merken; zijn oogen, die haar strak
aanzagen, waren dof, niet-begrijpend, wat
suf van uitdrukking.
Ze ging zitten en trok hem bij zich, ze
nam zijn hand in de hare. En hu bleef voor
haar staan, slungelig en verlegen, de andere
hand in zijn zak, en keek stijf voor zich,
ofschoon zy telkens vroeg, of hij haar toch
aan wilde zien.
Ze vertelde hem toen, duidelijk en met
zachte, diepe stem, dat züb\j het komen
Illlll III III IIIIIIIIMIIIII IIIIIIMMMII
van den winter naar Brussel zou gaan met
Broertje, naar de groote stad, waar tante
Marie ook woonde.
En vader zou in Holland blijven bij zijn
werk. En ze zei: zie-je, mijn Jobje, het
aller-allerlif fste zou ik jou ook
meegenonomen hebben, maar vader wil een van
jullie bij zich houden, hij zou anders ook
al te eenzaam zijn Begrijp je, mijn jongen?
En omdat Broertje de jongste is en 't i
meest mijn hulp noodig heeft, daarom
blijft hij bij mij. En omdat jij, Jobje, mijn
groote, flinke jongen bent, daarom zul jij
büvader blijven. En je moet heel lief voor
hem zijn en vlijtig leeren en een groote,
knappe jongen worden. Niet waar, ventje,
je zult je best doen? En een flinke jongen
zijn, mijn Jobje?"
En ze wachtte even, of hij iets zeggen
zou en verwonderde zich over zijn onver
schillig zwijgen. En ze zocht gretig in zijn
gezichtje en verbaasde zich over de
onbewogendheid er van, over de fletse en
roerlooze effenheid.
Toen zei ze zachter:
En we zullen elkaar heel veel gchnj ven,
mijn jongen. En eens in 't jaar, in de
vacantie, zal vader je naar Brussel zenden.
Dan zal ik je alles laten zien, en we zul
len weer alle drie samen zijn en veel, veel
pret maken. Is dat goed?"
En ze herhaalde dringender: .is dat goed,
Jobje?"
Maar toen hij bleef zwijgen, hief ze zijn
gezichtje op en vroeg hem zacht en droevig:
heb je me niets te zeggen, Jobje ?"
Zijn oogen knipten hevig, en zonder haar
aan te zien, lachte hij even en zei schor:
asjeblieft, moeder."
Eo zyn moeder verwonderde zich dieper
over het vreemde kind, dat haar kind was,
en dat zoo stug en stil haar droeve bood
schap had ontvangen.
En ze zag niet, wie zou het gezien
hebben, dat in zijn neergeslagen, schuwe
oogen, fel en feller bij elk van haar woor
den, de wanhoop was gaan opvlammen En
ook zag ze hem niet, toen hij 's avonds in
bed lag, alleen met zijn leed, dat te groot
was voor tranen, hoe hij er om- en- om woelde
tct diep in den nacht. Ze zag er niets van,
want toen zülater nog bij hem kwam en
zich over hem boog, hield hu zich slapend.
In de maand, die kwam, hoopte zijn moeder
iederen dag weer, dat hu iets vragen zou,
door een woord haar toonen, dat hij haar
goed begrepen had- Maar ze hoopte te ver
geefs. En bang voor een nieuwe alleenspraak
zorder doel, leefden ze al die dagen naast
elkaar, als vreemdon,die elkaar niets schenen
te zeggen te hebben.
Zij had in die dagen veel versassingen
voor Jobje; ze haalde hem zelf van school,
speelde met hem, en als zij met de kinderen
las, liet ze Jobje het dichtst naast zich zitten.
Ook trok ze hem vaak op schoot en vroeg
hem nu om zijn aai-liefkoozingen, die haar
vroeger hinderden. Maar bij was er karig
mee, hij scheen wat verlegen geworden voor
haar; wel lachte bij vaak, zijn breeden,
goeden lach; hij was ook wel dol-vroolijk,
uitgelaten blij om al de goede dingen, die
in zijn leven gekomen waren. Maar onbe
wust bleef hij een afstand bewaren tusschen
zich en zijn moeder; het scheen soms, of
hQ al het nieuwe en mooie, dat ze hem
voor 't laatst in overmaat wilde geven, met
iet»als argwaan aannam.
Toen de maand vorderde, ping het strakke
in hem verwazen, büwerd vrijer, levendiger,
en in luidruchtige, opgewonden dolheid
doorleefde hu de laatste goede
dagenZoo heeft zijn moeder het mij verteld, en
ik weet, dat ze leed door zijn vroolijkheid.
En wij allen zeiden om haar te troosten:
het is maar een kind".
Ik kwam in het huisje buiten in
clobosschen, een paar dagen voor Jobje's moeder
weg zou gaan. Ik zou den nacht, nadat ze
vertrokken was, bij bem blijven, en hem
den volgenden dag naar zijn vader brengen.
Ik kwam, toen Jobje den dag en het
uur van het afscheid al wist. Zijn moeder
wilde niet van hem gaan als een sluipende
dief in den nacht.
Vol-bewust, doordrongen van de onver
anderlijke noodzaak, zouden ze samen als
twee wijze menschen het bange oogenblik
doorleven.
En zoo verwachtten ze het. Ik heb Jobje
en zijn moeder die laatste dagen samen
gezien, ik zag ook, hoe hij haar teederheid
alleen beantwoordde met zijn dwazen lach
of dolle vreugde.
En ik heb hen zien uitgaan, hem en
zijn moeder, samen heel alleen, den al
erlaatsten middag, een uur, voor het rijtuig
komen zou.
Ze gingen samen het bosch in, ofschoon
het schemerdonker was, en een kille mot
regen neer kwam. Zij wilde voor het laatst
met hem alleen zijn en hem zeggen, al de
ernstige woorden, die ze voor het laatste
uur bewaard had.
Ik zag hen gaan, hand-in-hand, hij met
groote, strompelende passen, zijn heele
figuurtje in de regencape verborgen. En ik
voelde een zwaarmoedige aandoening over
den ernst van dat laatste samenzijn.
Ik zag hen ook terug komen, lang voor
den tijd, haastig en uit de stemming. Jobje
was nat en modderig; hij was zoo vuil, dat
hij verkleed moest worden, zoodra hij thuis
kwam. Hij was al te uitgelaten geweest om
die wandeling met z'n tweeën, heel alleen.
En om zijn lust te uiten, was hij vooruit
gehold, telkens weer, tegen haar verlangen
in om hem bij zich te houden. En zoo wild
en onbesuisd had hu gesprongen, dat hu
een moddersloot niet gezin had en erin was
gevallen. Ze moesten teruggaan, snel naar
huis, van prettig wandelen was geen sprake
meer. En al baar moederwoorden waren
ongezegd gebleven.
Terwijl hij boven was, zat zij beneden,
itil en moedeloos; haar oogen waren vochtig.
Ze vertelde met enkele woorden, zonder
klacht, wat er gebeurd was. Maar haar stem
klonk wrevelig en koud.
Toen Jobje weer scheon beneden kwam,
stond het rijtuig voor de deur.
Ik nam Broertje mee de kamer uit om
niet het afscheid van Jobje en zijn moeder
büte wonen.
Het duurde, niet lang. Zij kwam even
later bij ons met betraande oogen. En toen
ik haar dicht naast Broertje in het rijtuig
had gezien, ging ik haastig terug naar Jobje.
Hij stond voor het raam en drukte zyn
neus plat tegen het glas om naar het rijtuig
te kijken. Ik wilde hem besparen om dat
droeve gaan van zijn moeder en Broertje
te zien, steeds verder van hem af; daarom
riep ik hem, maar hu luisterde niet. HU
bleef staan en zag het alles, hoe de koetsier
op den bok klom en hoe zijn moeder langs
reed en zich ver uit het portier boog om
naar hem te zien met langen, droeven blik,
en toen het langzame wegrollen van het
rijtuig. En lang, nadat het uit het gezicht
verdwenen was, stond Jobje er nog, zijn
neus plat gedrukt tegen het glas, starend
in de grijze schemering.
Ik ging naar hem toe en liefkoosde zijn
hoofd, maar hij verroerde zich niet. Toen
begreep ik, dat hu nog niet gestoord wilde
worden en ging geduldig zitten wachten
op den stoel, waar zijn moedes, altijd ge
zeten had; en ik dacht aan al het
dieptreurige, dat had moeten gebeuren.
Eindelijk kwam er beweging in Jobje;
hij keerde zich langzaam naar mij om. Het
scheen eerst, of hij me als een vreemde
zag, zijn oogen stonden strak en starend,
en er was een harde, zonderlinge uitdruk
king in, die mij verschrikte. En toen, in
eens, met een sprong was hij bij me, en
voor ik recht besefte, wat er gebeurde,
voelde ik de vuistslagen van zijn kleine
handen op me beuken; en in hartstochte
lijke drift schreeuwde hij me de reden van
zyn woede toe:
Je mag niet op haar stoel zitten, je
mag niet, niemand mag er zitten." %
En teen, snel bedarend, sloeg zijn drift
neer, verging in een schorren snik, en zich
omkeerend snelde hij de kamer uit. Ik
hoorde even later het geluid van zijn
vlugge gaan op het grint van den tuin.
Ik liep hem snel achterna, en in den
halfdonkeren avond zag ik zijn kleine figuurtje
DELAONAY BELLEVILLE
AUTOMOBIELEN.
Ho«fd-Ac«mt r*or Nederland l
J. LEONARD LANG,
Stadhouderskade,
AlTHTTgRTlATg.
Verkrijgbaar te Amsterdam bij:
ATT "RON iwATtrwTr»Kalverstraat.
AU BON
J. G. HERBERMAN, Damrak.
JACOBSON & MANÜ8, Kalverstraat
H. MEYER, hofi., Koningsplein.
ADR. SCHAKEL, hofl., Heiligenweg.
SCHADE & OLDENKOTT, Nienwendijk,
NED. INDIE:
Heeren Kleeding Mag. M. DE KONING,
Batavia.
Winkel-Mij EIGEN HULP", Batavia.
W. 8AVELKOUL, Soerabaja.
Verdere adressen verstrekken wg gaarne.
voorthollen op den .langen weg, dien het
rijtuig gegaan was. Ik kon hem niet vol
gen, steeds grpoter werd de afstand
tusschen ons, tot ik hem niet meer zien kon,
en alleen het geluid van zijn vlugge voe
ten nog tot me kwam, En toen, plotseling,
hoorde ik hem stilstaan, en het scheen mij,
of het geluid van zijn s tap oen weer dich
ter büme kwam. En eindelijk zag ik hem
zelf terug komen uit de schemering, lang
zaam, met gebogen hoofd. Toen hij bij me
was, nam hij stil mijn hand, en ik hoorde
hem mompelen, als tegen zich zelf: Het
geeft niets, ze is toch weg".
En zijn stem klonk mat en moedeloos.
Ik drukte zijn handje vast in de mijne,
en op den eenzamen weg naar huis, spraken
we niet.
Maar thuis gekomen, vertelde ik hem
van de verrassing, die er voor hem klaar
stond in de eetkamer, en ik bracht hem er
naar den hoek, waar een fiets stond, blin
kend en glimmend in nieuwen nikkelglans.
Aan het stuur hing een groot papier, waarop
stond met groote letters: voor Job j e van
moeder."
Ik zag hem spellend lezen, en zijn ge
zichtje stond dom en verwezen, alsof hij
het niet begreep. Hij spelde het nog eens,
en bleef er voor staan met hangende armen,
maar hu zei niets.
«Dat is voor jou, Jobje, van moeder,"
zei ik met nadruk.
Toen keek hij me aan, met zijn schuwen,
vluchtigen blik, en in eens rukte hij zijn
hand uit de mijne, en het zadel hartstoch
telijk omklemmend, legde hij er zijn hoofdje
op en begon geluidloos re snikken.
Hevig schokte zijn lijfje, en zich kramp
achtig vasthoudend, liet hij zich niet weg
trekken. Zoolang duurde het, tot hij, van
uitputting moe, zich niet meer verzetten
kon tegen mijn zachten dwang. Door zijn
snikken heen hoorde ik het klagen van zijn
troosteloos stemmetje, dat altijd hetzelfde
zei: nu is ze weg, nu is ze weg".
En door die altijd herhaalde
weemoedigeentonige klacht, ging ik pas recht beseffen
de leegte, die er in zijn leven gekomen was.
Ik heb hem, later dan de eerste afspraak
was, paar zijn vader gebracht; hij was als
een ziek, hulpeloos diertje, dat ik niet alleen
kon laten, ik moest hem al het medelijden
geven, dat er in mij als een warme bron
voor hem ontsprongen was. En het lukte
me in die paar dagen, waa'in ik voort
durend bühem was, langzaam en voor
zichtig zijn hartje te ontsluiten, tot hij me
vertellen kon, met onnoozele, niets-zeggende
kinderwoorden, van al den angst en het
bitter bange leed, dat hij zoo lange weken
stil voor zich zelf geleden had.
En zoo heb ik begrepen, wie Jobje was.