De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 13 oktober pagina 3

13 oktober 1912 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1842 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. pakkend* wflze iets vertellen. Het moet das dn in voorstelling n in sijn kleuren min of meer bintaal of origineel zijn, daar het veelal te midden van andere reclame-makende platen hangt. Het Straat ifflche moet b$ den eersten indrnk reeds boeien; diepzinnigheid en innigheid, die niet aan den weg timmeren, en niet opvallen, zijn hier misplaatst. Het affiche van de Gjsttentoonstelling is te onbegrijpelijk, te diepzinnig en te inge wikkeld ; de beteekenis van de slecht geteekecde vronw, in leelijke houding, met het kinden den bal, is niet in n oogopslag te vatten; ook is het evenmin sterk van pak kende geheimsinnigheid, «oodat de beschou wer niet wordt geboeid en voorbij gaat. De kleur is wel fraai, maar ook niet sterk en interessant genoeg; voor een interienrplaat ion si] beter «Un. Ten slotte is de geheele compositie te samengesteld, niet een voudig genoeg en trekt de hoofdzaak, het opschrift, te weinig aandacht, vooral wat de woorden onder aan de plaat betrtffen. Het is een knnstswakke navolging van de voorbeelden, door Boland Holst gegeven. Kunst wordt beheeracht door beginsel en talent. Het beginsel is hier j als*, maar het talent is te zwak. En waar in den laatsten tijd «oo seer, en te recht, het inivere beginsel naar voren wordt geschoven, is dit een reden te meer nog eens te zeggen, dat kunst komt van den kunstenaar. Een talentlooze, maur principieel inivere schepping, behoort niet tot die levende knnst, waarom bet ons te doen is. / Besnmeerende, kan gezegd worden dat het soort, waartoe dit affiche behooit, goed is, maar dat het in z$n soort zeer zwak is. De reclameplaat van de VierjaarlijkBche was echter principieel onjuist, en door en door onwaardig; van een slecht soort das, en in dat soort nog slecht, zoodat sj{ dan ook geheel stond buiten een goede alficneknnst. J. GBATAMA. Maximilian Harden. Vergun mg, den onbekende uit de balgnoires der Bcnonwbnrgen, wat te seggei over Maximilian Harden, die in het concertge bouw te Amsterdam gesproken heeft. Hjj is een acteur van modern Berlijn, van de Grou-Stadt van het Koninkrijk Pruisen, want in alle wereldsteden sg'n de bekende figuren" een soortement acteurs, die er ban rol spelen". Het klein halfrond podium was leeg. Een tafeltje, een karaf, eem glas, een silveren presenteerblaadje. Toen gingen twee deuren open, en een kleine man, strak in 't zwait van een rok, die opende op een wit vest, betrad met preciense passen het tooneel: Harden, de sensatie-schrijver van groote allure, het Berljjnsche achterafgezette onadeljjke mannetje, maar roemvol, omdat hij gelogeerd heeft bg Bismarck. Biantarck, hij ging van dezen Kolos vertellen. Harden trekt zijn linker-witte-hand schoen ten halve uit, bg den aanvang. Hy ypreekt tot Duitschers en spitst zgn zinnen tégen Wilhelm IL... voor zie a tig met een sweem van opgewerkte diplomatie. Hg spreekt uit de hoogte over adel en koningschap maar met zooveel latenten eerbied l Hjj spreekt nit de hoogte over de Tlteltiager, die aan Bismarck's knie niet reiker. Bethmann Holweg snijdt hij aan stukjes. Hij voltooit daar na het uittrekken van zijn linker-wittehandechoen. Tragisch ziet hÜterzijde op. Ik herinner mij wat bij iegt ergens gelezen te hebben in brieven van Bismarck. En ik voel onafwendbaar hoe een figuur" te zijn niet uitsluit dat ge pedachten wekt aaneen politiek TTeberbrettel-knnstenaar: soo geacheveerd is deze spreker. De Titeltrager, de diplomaten, Harden spreekt Echamper van hen. Hij spreekt en windt zich op tot volle zinnen. Zijn hand legt hij klemmend op de karafopening TÓr hem, en h g' schgnt er in golvende emotie een onzicht naren kurk af te draaien. De menachen in de «aal voelen dat hg ontroerd ip. Biamarck wilde doen, roept Harden, Bis marck wilde scheppen, omscheppen, tot stind brengen. Niet, als de diplomaten van nu, joeg hij naar gunstige critieken in de kran ten, gelijk het de operaiarg'rs pleten en de acteurs. En Harden stuwde zijn woorden op tot een ademloos aangehoorde hooge apo theose. Het ten halve uittrekken van zgn rechter-witte handschoen, dat hier op volgde, maakte een eflect van rnat. Napoleon was een man van thé&tre: Bis marck speelde nooit op het schellinkje, noch op de loges... by was echt in alles en on vervaard. Koningen sprak hij tos als de speculanten der revolutionaire" partijen het niet zonden durven. Koningen zei hij de waarheid! (Hoe voelen wij, eigenlijk ontkoningde Westerlingen, dat een man nit het hart van Pruisen spreekt). Harden heeft een vierkant voorhoofd boven donkere oogen in diepe kassen en een kinder kinnebak, brnin-rose getint. Hij neemt den ernst aan van een Romein uit het Rome der hedendaageche Pruisen, en zijn twee zwarte lokken, ter linker en ter rechterzij van zgn voorhoofd, schijnen de grootte ervan duide lijker te willen doen uitkomen, als maten ijj die. Hq spreekt in vuurwerk. De klap pers gaan niet altijd regelmatig af, hij is een artiste van gepaületeerd? spreek-kunst, en straalt als een gaspit koel licht af, een kopl man van de wereld. Deze geest, naar Bismarck grijpend, reikt te hoog. Leeg blijft uw ziel, leeg van oprecht heid en hooger gevoel, bij 't luisteren naar de prikkelende fontein, sprudelnde fontein van zgn oratie fontein van kartetsige lichtjes niet van deugddoend bronwater. HKÉ. DÏ LA BAIGNOIRE. Moii Tan TöMten. De Qidt, Oct. '12: Prof. H. Krabbe, Grond wet shersiening. Cariy van Bruggen, Heleen (I). P. N. van Eyof, Gedichten. Jnst Havelaar, Lodewgk van Deyasel. Héne Svarth, Verzen. 'Dirk Coat er, Adama van Scheltema's Fanst-vertaling. Carel Scharten, De Passéisten. J. N. van H., Aanteekeningen en Opmerkingen. (De Alkmaarsche gedachtenisriering. Dr. Jobannes Dyserinck.) C., Boitenlandsch O rerzicht. Mr. J. N. van Hall, Ean vergissing hersteld. D. Coster, Bibliographie (Ed. Thorn Prikker, Nederlaag). Elzwit.r, Oct. '12: Buitentekstplaat: Oor spronkelijk ontwerp van Cordonnier voor het Vredeapaleie (voorgevel). H. Tb. Wijdeveld, De architect Louis Mare Cordonnier (geil nstreerd). L. A. E. Nenhaus, Conatantin Teodorovitch Bogajewski (geïllus treerd). Murtha Leopold, Theodor Fontane (« llustreerd). J. Pu. Vogel, Boed dhistische B 9de vaar t (gtïllnstreerd). Karel van de Woestgne, Eros en Anteres (gedicht). Emma van Burg, Isola Balla (Tweede deel, I en II). Richard de Cnendt, October («edicht). H. R., B. W. P. Jr. en C. V., Boekbespreking. A. Z, Bezoek te Brussel aan Manrits Niekerk. Oroot-Nederland, Oct. '12: Louis Couperus, Herakles (IV). Carel van de Woestijn*, Verzen. Wally Moes, Harpje (I). Jmt Havelaar, Jean Jacques Rousaeau (II). J. Pabst, Ze kregen (Tooneelstnk). Gioan Cardncci, Aan koningin Margherita van Italië (vertaald door Volker), Jan Walch, Nieuwe Verzenbnndels (bespreking). Frans Coenen, Dramatische Knrst. De Beweging, Oct. 1912: Jacob Israël de Haan, In Russische gevangenissen (I) H. P. Berlage Nzn., Amerikaansche Reisher inneringen (Slot). Nine van der Sahaaf, Van Vogels en Menschep. W. L Penning Jr., ?Aan den Bode van bet Lot (gedicht). P. N. van Eyck, Kunst en Geënt in Literatuur, II. Bouten»' Carmina. G. Burger, Politieke feiten en richtingen. Vragen van den Dag, afl. 10 : Dr. H. Blink, Spitsbergen e a het Bereneiland, historischgeogrcflsch beschouwd. Mr. J.B. Brenkelmar, Spitsbergen, een staatkundig vraag stuk. H. Tiesing, Veenvergraving en landontginning in Drente, G. v. Haren, De duif in de Religie, enz. LIAISON FONDEE EN 1811 Coicessionnaires pour la Hollande et ses Coloniox SAUTEE & POLIS, Maastricht, Liège, Aix-la-Chapelle. 40 cents per regel BOUWT TE NÜNSPEET. Inlichtingen bij het bouwbureau DE VELUWE", aldaar. PrimaAnthraciet,Gascokes, Brechcokes enz. Firma u1 HHïPïlil rUMUJJ.lmMllu!, Lgnbaansgr. 396. - Telef. N. 4276. DELILA CIGARETTES lf Eenige Fabrikanten W.BengerSöhne Stuttgart Hoofddepot te AMSTERDAM: Kalverstr. 166 K. F. DEtTSCHLE-BENGEB. Badplaats in ZuidTirol. Heerlgk klimaat. Seizoen September Juni 1911/12 31,502 Dadgtuiteu. Stedelijke Knr- en Badinrichting;. Zanderinstitunt. Koud waterinrichting. Koolzuur- en alle geneeskundige baden. Zwembassin. Inhallaties. Radinm ?Emanatoriam. Druiven-, Mineraalwater-, terrein- en openlucht ligknren. Kanalisatie. 4 hoogebronwaterleidingen. Theater. Sport terrein. Concerten. 20 Hotels Ie Rang. Sana toria. Talrijke pensions en villa's voor vreem delingen. Prospectus gratis bij de Kurvorstehnng. De volgende Hotels van den len Rang zgn van allen comfort volgens den nienweren tgd voorzien, geven gelegenheid voor pensionverblijf en zenden op aanvraag een prospectus. De cgfers zgn het aantal bedden. Grand Hotel nnd Meraner Hof S30. Fran Emma 260, Erzherzog Johann 220, Palast 220, Bristol 190, Kaiserhof 180. Habsbnrgerhof 140, Park 140, Savoy 130, Tirolerhof 115, Aders 90, Minerva 85, Erznerzog Rainer 80, Anstria und Villa Imperial 70, Hassfurther 65, Bavaria 65. VI/ZEL5TRAAT ^ ROGGESTRAAT M HEERENGR4 iNRICHTINGTOTHETMEUBILEEREM-ENVERSIEREN-DE.R-UJONING IIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIII IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII men; en op bloote voeten, geluidloos,sloop hij langs 't rustig slapend Broertje, de deur uit en het portaal over tot bij de trap leuning. Zoover hu durfde, leunde hij voor over en luisterde met ingehouden adem om een geluid van moeder op te vangen. Als hij dan een kuch j e van haar hoorde of haar stap door de kamer beneden, een klein bewijs van haar nabijheid, dan ging hij snel terug naar zijn bedje, gelukstralend, omdat ze er was, daar beneden, heel dicht bij hem; want, ofschoen h\j nooit recht zijn vrees doorgrondde, was er toch aldoor in hem een bang besef, dat ze eens plotseling uit «ijn leven verdwijnen zou. Eens sliep hij in onder het wachten op het portaal, een klein ineengedrongen diertje, dat leunde tegen den muur. Zoo vond zijn moeder hem en ze nam hem op en bracht hem terug in >\jn bedje en vroeg hem, toen hij wakker werd, zonder knorren, waarom hij daar gezeten had. Maar hu antwoordde niet, lachte haar alleen glunder toe, zalig, omdat ie hem toedekte en kuste, midden in den nacht. Eens ook doorleefde hu bitter- bange oogenblikken, toen hij haar de kamerdeur hoorde openen en de voordeur uitgaan. Zijn hartje bonsde fel, en hij bleef bewegingloos staan in stramme verstarring, terwijl het hem was, of hij luiduit gillen moest in wanhopenden nood._ Toen kwam ze terug, even later, en hij begreep, dat ze een brief op de bus had gebracht. En Jobje sloop terug, zich scha mend, toch lang erna wakker nog, terwijl een niet te onderdrukken beving door zijn lijfje ging. Maar de weken vergingen, de kostelijke zomer buiten bereikte zijn einde, zonder dat Jobje's moeder verdween; zijn angst scheen ongegrond. Wel gebeurde het, in de eerste week toen de school weer begonnen was in September, dat moeder op een Woensdagmiddag Broertje met het kindermeisje uitzond, en, toen Jobj e vroeg, of hu meemocht, zei ze ernstig: nee mijn jongen, ik heb iets met je te be spreken." Door haar stemklank en haar diep ernstigen blik wist hu dadelijk, dat iets vreeseluks komen ging, en h\j voelde het als een hevigen schrik. Maar zijn moeder kon dat niet merken; zijn oogen, die haar strak aanzagen, waren dof, niet-begrijpend, wat suf van uitdrukking. Ze ging zitten en trok hem bij zich, ze nam zijn hand in de hare. En hu bleef voor haar staan, slungelig en verlegen, de andere hand in zijn zak, en keek stijf voor zich, ofschoon zy telkens vroeg, of hij haar toch aan wilde zien. Ze vertelde hem toen, duidelijk en met zachte, diepe stem, dat züb\j het komen Illlll III III IIIIIIIIMIIIII IIIIIIMMMII van den winter naar Brussel zou gaan met Broertje, naar de groote stad, waar tante Marie ook woonde. En vader zou in Holland blijven bij zijn werk. En ze zei: zie-je, mijn Jobje, het aller-allerlif fste zou ik jou ook meegenonomen hebben, maar vader wil een van jullie bij zich houden, hij zou anders ook al te eenzaam zijn Begrijp je, mijn jongen? En omdat Broertje de jongste is en 't i meest mijn hulp noodig heeft, daarom blijft hij bij mij. En omdat jij, Jobje, mijn groote, flinke jongen bent, daarom zul jij büvader blijven. En je moet heel lief voor hem zijn en vlijtig leeren en een groote, knappe jongen worden. Niet waar, ventje, je zult je best doen? En een flinke jongen zijn, mijn Jobje?" En ze wachtte even, of hij iets zeggen zou en verwonderde zich over zijn onver schillig zwijgen. En ze zocht gretig in zijn gezichtje en verbaasde zich over de onbewogendheid er van, over de fletse en roerlooze effenheid. Toen zei ze zachter: En we zullen elkaar heel veel gchnj ven, mijn jongen. En eens in 't jaar, in de vacantie, zal vader je naar Brussel zenden. Dan zal ik je alles laten zien, en we zul len weer alle drie samen zijn en veel, veel pret maken. Is dat goed?" En ze herhaalde dringender: .is dat goed, Jobje?" Maar toen hij bleef zwijgen, hief ze zijn gezichtje op en vroeg hem zacht en droevig: heb je me niets te zeggen, Jobje ?" Zijn oogen knipten hevig, en zonder haar aan te zien, lachte hij even en zei schor: asjeblieft, moeder." Eo zyn moeder verwonderde zich dieper over het vreemde kind, dat haar kind was, en dat zoo stug en stil haar droeve bood schap had ontvangen. En ze zag niet, wie zou het gezien hebben, dat in zijn neergeslagen, schuwe oogen, fel en feller bij elk van haar woor den, de wanhoop was gaan opvlammen En ook zag ze hem niet, toen hij 's avonds in bed lag, alleen met zijn leed, dat te groot was voor tranen, hoe hij er om- en- om woelde tct diep in den nacht. Ze zag er niets van, want toen zülater nog bij hem kwam en zich over hem boog, hield hu zich slapend. In de maand, die kwam, hoopte zijn moeder iederen dag weer, dat hu iets vragen zou, door een woord haar toonen, dat hij haar goed begrepen had- Maar ze hoopte te ver geefs. En bang voor een nieuwe alleenspraak zorder doel, leefden ze al die dagen naast elkaar, als vreemdon,die elkaar niets schenen te zeggen te hebben. Zij had in die dagen veel versassingen voor Jobje; ze haalde hem zelf van school, speelde met hem, en als zij met de kinderen las, liet ze Jobje het dichtst naast zich zitten. Ook trok ze hem vaak op schoot en vroeg hem nu om zijn aai-liefkoozingen, die haar vroeger hinderden. Maar bij was er karig mee, hij scheen wat verlegen geworden voor haar; wel lachte bij vaak, zijn breeden, goeden lach; hij was ook wel dol-vroolijk, uitgelaten blij om al de goede dingen, die in zijn leven gekomen waren. Maar onbe wust bleef hij een afstand bewaren tusschen zich en zijn moeder; het scheen soms, of hQ al het nieuwe en mooie, dat ze hem voor 't laatst in overmaat wilde geven, met iet»als argwaan aannam. Toen de maand vorderde, ping het strakke in hem verwazen, büwerd vrijer, levendiger, en in luidruchtige, opgewonden dolheid doorleefde hu de laatste goede dagenZoo heeft zijn moeder het mij verteld, en ik weet, dat ze leed door zijn vroolijkheid. En wij allen zeiden om haar te troosten: het is maar een kind". Ik kwam in het huisje buiten in clobosschen, een paar dagen voor Jobje's moeder weg zou gaan. Ik zou den nacht, nadat ze vertrokken was, bij bem blijven, en hem den volgenden dag naar zijn vader brengen. Ik kwam, toen Jobje den dag en het uur van het afscheid al wist. Zijn moeder wilde niet van hem gaan als een sluipende dief in den nacht. Vol-bewust, doordrongen van de onver anderlijke noodzaak, zouden ze samen als twee wijze menschen het bange oogenblik doorleven. En zoo verwachtten ze het. Ik heb Jobje en zijn moeder die laatste dagen samen gezien, ik zag ook, hoe hij haar teederheid alleen beantwoordde met zijn dwazen lach of dolle vreugde. En ik heb hen zien uitgaan, hem en zijn moeder, samen heel alleen, den al erlaatsten middag, een uur, voor het rijtuig komen zou. Ze gingen samen het bosch in, ofschoon het schemerdonker was, en een kille mot regen neer kwam. Zij wilde voor het laatst met hem alleen zijn en hem zeggen, al de ernstige woorden, die ze voor het laatste uur bewaard had. Ik zag hen gaan, hand-in-hand, hij met groote, strompelende passen, zijn heele figuurtje in de regencape verborgen. En ik voelde een zwaarmoedige aandoening over den ernst van dat laatste samenzijn. Ik zag hen ook terug komen, lang voor den tijd, haastig en uit de stemming. Jobje was nat en modderig; hij was zoo vuil, dat hij verkleed moest worden, zoodra hij thuis kwam. Hij was al te uitgelaten geweest om die wandeling met z'n tweeën, heel alleen. En om zijn lust te uiten, was hij vooruit gehold, telkens weer, tegen haar verlangen in om hem bij zich te houden. En zoo wild en onbesuisd had hu gesprongen, dat hu een moddersloot niet gezin had en erin was gevallen. Ze moesten teruggaan, snel naar huis, van prettig wandelen was geen sprake meer. En al baar moederwoorden waren ongezegd gebleven. Terwijl hij boven was, zat zij beneden, itil en moedeloos; haar oogen waren vochtig. Ze vertelde met enkele woorden, zonder klacht, wat er gebeurd was. Maar haar stem klonk wrevelig en koud. Toen Jobje weer scheon beneden kwam, stond het rijtuig voor de deur. Ik nam Broertje mee de kamer uit om niet het afscheid van Jobje en zijn moeder büte wonen. Het duurde, niet lang. Zij kwam even later bij ons met betraande oogen. En toen ik haar dicht naast Broertje in het rijtuig had gezien, ging ik haastig terug naar Jobje. Hij stond voor het raam en drukte zyn neus plat tegen het glas om naar het rijtuig te kijken. Ik wilde hem besparen om dat droeve gaan van zijn moeder en Broertje te zien, steeds verder van hem af; daarom riep ik hem, maar hu luisterde niet. HU bleef staan en zag het alles, hoe de koetsier op den bok klom en hoe zijn moeder langs reed en zich ver uit het portier boog om naar hem te zien met langen, droeven blik, en toen het langzame wegrollen van het rijtuig. En lang, nadat het uit het gezicht verdwenen was, stond Jobje er nog, zijn neus plat gedrukt tegen het glas, starend in de grijze schemering. Ik ging naar hem toe en liefkoosde zijn hoofd, maar hij verroerde zich niet. Toen begreep ik, dat hu nog niet gestoord wilde worden en ging geduldig zitten wachten op den stoel, waar zijn moedes, altijd ge zeten had; en ik dacht aan al het dieptreurige, dat had moeten gebeuren. Eindelijk kwam er beweging in Jobje; hij keerde zich langzaam naar mij om. Het scheen eerst, of hij me als een vreemde zag, zijn oogen stonden strak en starend, en er was een harde, zonderlinge uitdruk king in, die mij verschrikte. En toen, in eens, met een sprong was hij bij me, en voor ik recht besefte, wat er gebeurde, voelde ik de vuistslagen van zijn kleine handen op me beuken; en in hartstochte lijke drift schreeuwde hij me de reden van zyn woede toe: Je mag niet op haar stoel zitten, je mag niet, niemand mag er zitten." % En teen, snel bedarend, sloeg zijn drift neer, verging in een schorren snik, en zich omkeerend snelde hij de kamer uit. Ik hoorde even later het geluid van zijn vlugge gaan op het grint van den tuin. Ik liep hem snel achterna, en in den halfdonkeren avond zag ik zijn kleine figuurtje DELAONAY BELLEVILLE AUTOMOBIELEN. Ho«fd-Ac«mt r*or Nederland l J. LEONARD LANG, Stadhouderskade, AlTHTTgRTlATg. Verkrijgbaar te Amsterdam bij: ATT "RON iwATtrwTr»Kalverstraat. AU BON J. G. HERBERMAN, Damrak. JACOBSON & MANÜ8, Kalverstraat H. MEYER, hofi., Koningsplein. ADR. SCHAKEL, hofl., Heiligenweg. SCHADE & OLDENKOTT, Nienwendijk, NED. INDIE: Heeren Kleeding Mag. M. DE KONING, Batavia. Winkel-Mij EIGEN HULP", Batavia. W. 8AVELKOUL, Soerabaja. Verdere adressen verstrekken wg gaarne. voorthollen op den .langen weg, dien het rijtuig gegaan was. Ik kon hem niet vol gen, steeds grpoter werd de afstand tusschen ons, tot ik hem niet meer zien kon, en alleen het geluid van zijn vlugge voe ten nog tot me kwam, En toen, plotseling, hoorde ik hem stilstaan, en het scheen mij, of het geluid van zijn s tap oen weer dich ter büme kwam. En eindelijk zag ik hem zelf terug komen uit de schemering, lang zaam, met gebogen hoofd. Toen hij bij me was, nam hij stil mijn hand, en ik hoorde hem mompelen, als tegen zich zelf: Het geeft niets, ze is toch weg". En zijn stem klonk mat en moedeloos. Ik drukte zijn handje vast in de mijne, en op den eenzamen weg naar huis, spraken we niet. Maar thuis gekomen, vertelde ik hem van de verrassing, die er voor hem klaar stond in de eetkamer, en ik bracht hem er naar den hoek, waar een fiets stond, blin kend en glimmend in nieuwen nikkelglans. Aan het stuur hing een groot papier, waarop stond met groote letters: voor Job j e van moeder." Ik zag hem spellend lezen, en zijn ge zichtje stond dom en verwezen, alsof hij het niet begreep. Hij spelde het nog eens, en bleef er voor staan met hangende armen, maar hu zei niets. «Dat is voor jou, Jobje, van moeder," zei ik met nadruk. Toen keek hij me aan, met zijn schuwen, vluchtigen blik, en in eens rukte hij zijn hand uit de mijne, en het zadel hartstoch telijk omklemmend, legde hij er zijn hoofdje op en begon geluidloos re snikken. Hevig schokte zijn lijfje, en zich kramp achtig vasthoudend, liet hij zich niet weg trekken. Zoolang duurde het, tot hij, van uitputting moe, zich niet meer verzetten kon tegen mijn zachten dwang. Door zijn snikken heen hoorde ik het klagen van zijn troosteloos stemmetje, dat altijd hetzelfde zei: nu is ze weg, nu is ze weg". En door die altijd herhaalde weemoedigeentonige klacht, ging ik pas recht beseffen de leegte, die er in zijn leven gekomen was. Ik heb hem, later dan de eerste afspraak was, paar zijn vader gebracht; hij was als een ziek, hulpeloos diertje, dat ik niet alleen kon laten, ik moest hem al het medelijden geven, dat er in mij als een warme bron voor hem ontsprongen was. En het lukte me in die paar dagen, waa'in ik voort durend bühem was, langzaam en voor zichtig zijn hartje te ontsluiten, tot hij me vertellen kon, met onnoozele, niets-zeggende kinderwoorden, van al den angst en het bitter bange leed, dat hij zoo lange weken stil voor zich zelf geleden had. En zoo heb ik begrepen, wie Jobje was.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl