De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 20 oktober pagina 2

20 oktober 1912 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1843 De verwondering van den heer van Embden over het leed der instanties doet cos dus wat nieuw aan. Dat vermeerdert eer dan dat het vermindert onze sympathie voor zyn oproep. Het is een cri de coeur, die hem eert, en die wij succes toewenschen. Ook wij wenschen (behalve voor vele anderen) voor dezen Burgemeester clementie. De heer Duya wenscht het nu ook. Zou deze nieuwe Wethouder van Zaandam dan geen weg weten om haar te verkrijgen P De algemeene werkstaking in België. De Nederlandsche lezer, door de dagbla den op de hoogte gehouden, weet natuurlijk, dat België in den loop der volgende maand of misschien wat later, het minder aange naam verschijnsel eener algemeene werk staking zal kunnen waarnemen. Het is ons doel niet hier te herhalen, wat de Belgische berichtgevers der Nederlandsche pers zeker reeds hebben vermeld en gecommenteerd. Wij willen enkel in het kort, want de ruimte i»beperkt, de aandacht vestigen op enkele punten die, meenen wij, nog niet voor den Nederlandsehen lezer zijn be handeld .geworden. Wij willen nagaan 1) f de staking zal uitbreken, waar, en hoe zij zich zal uitbreiden; 2) welke de economiiche gevolgen zullen zijn voor België; 3) of Nederland van dit conflict een nadeeligen invloed zal ondervinden. * * * Wy, menschen, zijn allen min of meer struisvogels. Wanneer wij een gevaar om zoo te zeggen niet tastbaar voor oogen heb ben, gelooven wij er niet aan en verstoppen wügaarne ons hoofd in het zand. De al gemeene werkstaking in België is sinds maanden met veel bizonderheden aangekon digd. En juist omdat wij er zoo lang van te voren op zijn voorbereid, kunnen wij ons moeilijk voorstellen, dat het werkelijk tot een strijd zal komen. Zij, die van oor deel zijn, dat hier het spreekwoord gelden moet: Blaffende honden bijten niet", zullen meer dan waarschijnlijk bedrogen uitkomen. Het voorbeeld van de Engelsche mijnwer kersstaking eenige maanden geleden, is daar een treffend bewijs van. Ook daar twijfelde men tot op het laatste oogenblik aan de mogelijkheid van het stilleggen van den arbeid. Toch hebben de werklieden hun plan doorgevoerd. Een weinig nadenken over den toestand in België, is voldoende om te begrijpen, dat de aangekondigde protest-beweging niet te te vermijden is. Toen de uitslag van de laatste verkiezingen, op 2 Juni gehouden, in het land bekend werd, en de vrijzinnige bevolking als met stomheid was geslagen over de verplettering der vooruitstrevende partijen, brak de woede over de teleurge stelde verwachtingen geweldig los. Yporal in het Walenland, waar het socialistische element bij de o ver-talrijke arbeidersbevol king zoo sterk overheerschend is, ontvlam den de politieke hartstochten zeer hevig en leidden tot botsingen met de openbare macht, waarvan het betreurenswaardige gevolg was: een nqpdeloos bloedvergieten en de dood van talrijke manifestanten. Toen reeds eischten de werklieden de algemeene staking. De socialistische leiders, die in die moeilijke oogenblikken de tot het uiterste opgehitste massa tot bedaren trachtten te brengen, werden uitgegoten en hunne tot kalmte en overwegen aanmanende woorden met hoongelach ontvangen. Het gelukte den afgevaardigden echter het volk te bedwingen, maar dien uitslag bekwamen zij slechts, nadat zij zich verbonden hadden de algemeene werkstaking te organiseeren lllmilllllllllMlllllnlIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIImMIMItlMIIIIII II MINIMI Het hiervolgende feuilleton behaalde in de Novellenprijsvraag, door dit Weekblad uitgeschreven, den Tweeden Prijs. KINDEREN DOOR SAM: GOUDSMIT. Onderaan de keldertrap, dicht naar het daglicht van de dwarsstraat, zat Jaapie tusschen zijn bergjes vodden, en sorteerde. Hy zat gezellig zoo, met zijn zitvlak op een kleedje, en de beenen uitgerekt tegen de hoopjes wol en zelfkant en gebreid, afge zonderd van de kamer in het achterste deel van de kelder, vanwaar, door de glazen deur, die op een kier stond, de stem van zijn moeder en het gepraat of gehuil der kleinen bij onverstaanbare brokken hoorbaar was, als een niet hinderende maar genoegelijke aanwezigheid. Vór hem stond de ruige roodsteenen trap met haar vijf treden, als een hoogte, waarachter de bovenlichamen der voorbijgangers langs gleden: meest kinderen en grooten van de buurt, een enkele maal een bovengestalte in wat weelde riger kleedij, die dan vreemd van vermetele eigengerechtigdheid kleurde in de eerbied waardigheid van de armoede der straat. Als grauwe wieken lagen de kelderluiken naar beide zijden opengeslagen, en de trapgeul, als de donkere bek van het krot, zoog gretig de karige strooming in van den warmen, levenwekkenden, herfst-doorzonnigden dagschijn. Achter de huizen van den dichtbijen overkant klonk het verzwakte geluid van de wereld tot hem door: gedempt en versluimerd tramgeklingel, gebonden rat elk wijning van karren en wagens, en zwervende naslierten van ventergeroep. Bij het werk dat hem nog het liefste was van alles, was het gezellig zitten zoo, tusschen die twee werelden in: de verre stem van het prikke lend aantrekkelijk stadsgeweld, dat zonder hindernis, als met afgestompte scherpte, vriendelijk aankwam over de huizen, die als goede oude vrienden waren, met hun pittige vuile gaten en dofheden van deur nissen en ramen; en achter zich de gedurige zachter duiding van de binnenkamer. 11 y kon daar rustig bij denken, onder het afpluizen van de vodjes stuk voor stuk, door zijn vingers, in hun zachtheid van aanvoe ling, in de vertrouwelijkheid van hun stof en hun duifen geur en de afzonderende ombouwing van hun hoopjes. Het was zooveel beter dan de zware en moeilijke meubeldingen, zakken en rommel, met vader en moeder te versjouwen, van binnen op de kar of uit de stad weg naar huis. En ook nog beter dan het uitgaan met de voddenkar, met vader alleen, de buiten en te laten uitbreken, onmiddellijk na de opening _ van het Parlement, in November. Men ziet, dat de socialistische leiders een wissel onderte'ekend hebben, waarvan de vervaldag nadert, en dien zij niet kunnen noch mogen laten protesteeren. Vór de verkiezingen hebben zij het volk tegen het gouvernement opgejaagd; zij hebben gewe zen op de schandelijke bevoordeeling der bezittende klasse onder het huidige meer voudige kiesstelsel. De werklieden, door hun voormannen onderricht, zien in dit laatste dan ook den afschuwelijker! vijand, wien den kop moet ingedrukt, en zij eischen het zuiver algemeen stemrecht. Daar het meer dan waarschijnlijk, of liever zeker is, dat de regeering het door de socialisten in dien fcin in te dienen wetsontwerp, bij de opening der Kamer, terzijde schuift, is de werkstaking onvermijdelijk. Zelfs indien de socialistische Kamerfractie de staking wilde verhinderen, zou zij daarin niet slagen. Zij heeft eerst de massa meegesleept, thans wordt zij, op haar beurt, door de verkregen kracht onweerstaanbaar voortgesleurd. De staking zal bijgevolg zeker plaats vinden, tenzij de regeering een formule vindt, die iedereen bevredigt, hetgeen wel twijfelachtig is. Door hoevelen gestaakt zal worden, is moeilijk te zeggen. In de eerste plaats natuurlijk door de socialisten, en deze alleen vormen een leger van honderd duizenden. Want eene partij die in het Parlement over 40 zetels beschikt, is een macht waar mee gerekend moet worden. Doch niet alleen de socialisten zullen het werk neerleggen- Alhoewel de liberale partij officieel verklaard heeft, dat zij aan de werkstaking haar goedkeuring niet hecht, zijn de vooruitstrevende liberale elementen volkomen bereid de socialisten daadwerke lijk te steunen, en aan de volksbeweging mee te doen. De liberale partij bevindt zich, in dit geval, in eene uiterst onaange name positie. De algemeene werkstaking druischt in tegen de liberale principes; doch aan den anderen kant willen de liberalen ook het algemeen stemrecht. Zij verklaren dat zij er zich op toeleggen het te ver krijgen langs wettelijken weg, maar zij weten wel, dat dit streven hen niet; nader bij hun doel brengt. Zózit de liberale partij dus in een lastig parket. Zelfs onder de katholieken, hoe zonder ling dit moge schijnen is er eene demo cratische strooming, die de werkstaking met genoegen ziet naderen. Daar ook is de ontevredenheid groot over het meervou dig kiesstelsel, dat aan de rijken drie en zelfs vier stemmen toekent, terwijl de werk lieden zich met n stem moeten tevreden stellen. De ondervinding heeft trouwens geleerd, dat de katholieke arbeiders voor waarden durven stellen, buitensporiger dan de meest overdreven eischen der socialisten. Onlangs weigerden de katholieke polderboeren, die arbeid komen zoeken in de Antwerpsche haven, in den houthandel aan het werk te gaan tegen een loon onder 18 tot 20 frank per dag. Gedurig breken in die branche stakingen uit en klagen de werk gevers over het onuitstaanbare optreden dezer boerenkinkels, die, zonder ooit iets van Les paroles d'un croijant, van den abt de Lamennais gehoord of gelezen te hebben, toch Christen-socialisten zijn. Er wordt beweerd, dat de geestelijkheid der dorpen daar niet vreemd aan is. Waar gestaakt zal worden, kunnen wij nu reeds met min of meer zekerheid vast stellen. In het Walenland, waar het grootste deel der Belgische industrie gevestigd is en waar de kolenmijnen ontelbare duizenden bezigen, zal de staking gewis een belang rijken omvang krijgen. Te Antwerpen zullen vooral de dokwerkers den arbeid neerleggen, evenals te Gent, alsmede zij die daar in buurten in of nog verder, de stad uit, soms uren weg en heele dagen lang. Al was dat vaak plezierig, omdat vader dan aardig was en dikwijls wat weggaf, krentenbrood, of kokernoot, of een kop chocola in een warm koffiehuis; maar het duurde zoo lang en je werd zoo moe, en hy wou nooit in de kar gaan zitten, omdat dat zoo agjenebbiesch was nou, hij wou 't nou eenmaal niet. Soms ging 't regenen of nog erger, dat was gemeen; dan kwam je koud en rillig en doornat terug, maar dan was 't ook wel fijn thuis. Maar erger, o, 't ergste was: beene ?.. Als Japie dacht aan het inhalen en uitzoeken van beenderen, de rauwe, glibberige, bloederige, ontbindende beenderen van de koppenslagers, 's zomers volgekropen van stille sluwe wittige gladde maden, als zooveel kleine verstorven lichaampjes, geheel overmeesterd en bedekt door de schrokkige vastzuiging van het luie aaszuchtige gedierte, terugatootend van aantastelijkheid en ziekmakend van zwaren, brutaal in het bloed binnendrij vonden stank, vond-ie sprteeren een heerlijkheid. Soms ook, geniepig en verstorend, zaten ze tusschen de vodden: soepbeenderen, bij slordige dienstmeiden of vrouwen die ze opzettelijk bewaarden om ze te gelde te kunnen maken, 's Zomers, met de witte maden, was het 't ergste. Dan worstelde er verzet in hem tegen dat stuk voor stuk moeten aanpakken van die vuile glibberig heid, dat weëe, walging-verwekkende weeke, en dien stank van verrotting, die in de keel sloeg. Dan kon-ie er niet door en walgde bij iedere nieuwe viezigheid. Dan woelde de walging nog in hem rond, als 't afgeloopen was, en pijnde de opstand nog na, en de tegenzin in de aanvaarding van die onverbiddelijke en onoverkomenlijke lijfelijke vernedering. Als ze eindelijk in de kapotte zakken op de kar lagen, liep-ie erachter, en vooral als de wind naar hem toe was, dikte de stank weer in zijn keel; hij kneep zijn mond toe en keerde zich af, en duwde, duwde, op zij van de kar adem halend bij wilde gropte teugen. En bij 't pakhuis of de schuit begon 't nog eens opnieuw... o, dat was verschrikkelijk. Dan was sprteeren rustig, een spelletje, een pleziertje.. Jaapie dreef met kracht de gedachte aan de beenderen van zich en schikte zich genpegelijk tusschen zijn hoopjes. Dat was nu niet... dat was nu lekker niet Je ge noot daar zoo van, als je voelde, dat nare dingen nu niet waren Een van de groote gonjebalen, die tegen de muur stonden, lag half uitgestort vór hem, tusschen zijn ge spreide voeten, en daaruit graaide hij telkens een plpk ruw, en zocht elk reepje en lapje en dodje uit, ze ophoopend naar hun waarde: katoen, eerst licht, dan donkerbont, nieuw de metaalindustrie werkzaam zijn. Te Gent worden een groot aantal fabrieken van stoffen, met hun talrijk contingent van socialistische arbeiders, gesloten. In de pro vinciën Limburg, Luxemburg, West-Vlaan deren, Oost-Vlaanderen en Antwerpen, waar het katholieke element een overheerschenden invloed heeft, zal van de staking niet veel te bemerken zijn. Wüweten niet of deze kort of lang zal duren. De mogelijkheid is niet uitgesloten, dat het werk spoedig hervat wordt. Immers het gaat hier niet om eene economische quaestie. De drijfveer der staking is eene zuiver politieke en wij gelooven, dat de leiders alleen wenschen te zeggen aan de regeering: Ge ziet welke onze macht is; wanneer wij het willen, ligt de nationale bedrijvigheid stil. Tart ons dus niet langer en geef ons wat wij vragen, of de voor smaak van de ellende die wükunnen te weegbrengen, en waarvan wij u een door slaand bewijs gaven, zullen wij doen ver anderen in een langdurigen strijd, zonder genade." Intusschen laat de regeering niets van hare inzichten doorschemeren. Doch de minister-president baron de Brcqueville, die een man van hpoge waarde is, heeft den toestand natuurlijk al onderzocht en zal de, volgens hem, noodige maatregelen tijdig weten te treffen. De socialisten hebben zich reeds tot het leger gericht en de soldaten aangespoord, ingeval van woelingen, niet op het volk te schieten. Het staat vast, dat de geest van het leger niet ten gunste der regeering is. Het officieren-corps is grootendeels vrij zinnig. De minister van oorlog is daarbij eene zeer onsympathieke persoonlijkheid, die van zijn onderhporigen den liefelijken en karakteristieken bijnaam van De Tijger" heeft gekregen. Wat de soldaten betreft, zij schijnen er niet erg op gesteld te zijn, om tegen de manifestanten op te rukken. Toen den dag der laatste verkiezing, de regee ring, uit vrees voor te geweldige opstootjes, drie klassen reservisten onder de wapenen riep, kregen de jongens van verwanten en vrienden de aansporing mee, by bevel tot schieten, de kolf van het geweer omhoog te steken (la crosse en l'air). En wij weten zeer beslist, dat duizenden aan dien raad zouden gehoor gegeven hebben. Een bewijs, dat de regeering niet veel vertrouwen in het leger stelt, is wel het feit, dat tijdens de laatste woelingen overal de gendarmen tegen het volk moesten ingaan. De soldaten mochten in de kazerne blijven. *** De economische gevolgen dezer staking voor België zijn moeilijk te berekenen. De statistieken leeren ons, dat ongeveer 3,200,000 arbeiders, zoowel in handel als in industrie (alle beroepen inbegrepen) in het land werkzaam zijn. Deze 3 millioen arbei ders verdienen jaarlijks een loon, dat grosso modo, op 4 milhard 250 millioen frank ge schat wordt. Per week ontvangt dit leger dus ongeveer 80 millioen. Ia de veronder stelling, dat slechts een vierde gedeelte dier arbeiders staakt, zal bijgevolg in n week alleen aan loon 20 millioen verloren gaan. Doch de indirecte gevolgen der staking zullen veel belangrijker wezen. Immers de Belgische industrie leeft grpotendeels van den export-handel. Daar sinds maanden reeds de fabrieken weigeren zich voor een bepaalden leveringstermijn te verbinden, is het gemakkelijk te begrijpen dat de buitenlandsehe afnemers zich gehaast hebben hunne orders in andere landen, concurrenten van België, te plaatsen, waar zij zeker zijn hunne bestellingen niet door een staking te zien vertragen. Dat deze cliënten over het algemeen voor de Belgische indastrie verloren zijn, ligt voor de hand. laken, en 't duurste: gebreid en zelfkant. Het moest nauwkeurig gebeuren, want je moest voorzichtig met de opkoopers zijn, die streng wareH op de sorteering en dadelijk kortten op 't gewicht, en niet meer vertrouwden, wanneer een enkel stukje minderwaardigs tusschen hoogergeprijsde soort gevonden werd. Jaapie sorteerde zorgvuldig. Hij had 't van zijn vader geleerd; hij wist pok goed de prijzen en had er genegenheid voor; want 't was een plezier, als je veel gebreid en zelfkant vond: gebreid was duur, als 't zuiver wol was: veertig centen een kilo. Hij keek ernaar als naar koper bij de metalen. Je deedt ook een hoop moeite, om te kijken of iets koper was. Je had er gelukjes bij, waar je met vader om lachte Als 't een groot stukkie was, en je hadt 't eerst voor ijzer gehouon, en dan kwam b 't schuren erover opeens geel of rood van kooer te voorschijn.... Jaapie dacht met groote genegenheid aan veel rood koper en veel gebreid, aan bui tensporige vondsten, aan lekkere goeie toevalletjes; hij dijdde ze uit tot grooter gelukkigheden, hij liet zijn verbeelding allengs vrij varen, en huppelen naar den droom van goede en heerlijk-blije gebeurens Jaapie verlangde dien morgen hevig naar geluk, en warmte, rijkdom, weelde.... Want er was iets, dat hij vanmorgen had aangewezen, om hem die heerlijkheden aan te brengen...: een tafel, een antieke tafel Vader was er uu mee uit, en het was Vrijdag. Op Vrijdag moest altijd het geluk komen. Dat voelde hij zoo. Want dan ging het Sjabbes worden, o, God, dan werd het Sjabbes in huis... dan werd het rust dag ... dan kwam de avond van feestelijk bijeenzitten, met onuitgesproken, onberoerde genegenheid, vreugde, verademing en terugduiking van de machtig-vijandige, veel soortig-gewapende bekamping van de wereld weg gedurende al de zes overige dagen van de week. Op Vrijdag lag het leven als een zonnige heuveling, waarvan alle blijdschap, eiken keer weer nieuw, niet te overzien was. Dan braken, even, wijde uitzichten in den tijd, en het oogenblik scheen altijd weer gekomen, om het verlangen en de hoop aan te warmen en op te drijven tot de plotselinge verwachting der schitterende verschijning van het geluk, dat een zoet, veilig leven was, vol bloei van droom en liefelijke koes tering, en eeu genezing voor immer van de snauwende grijnzing en de wondende stooten en de vrede-besmettende en de liefden vergiftigende overvallen van het gebrek. Hij had zich opzettelijk meer afgezonderd dan anders, want toen vader straks was weggegaan met de tafel op zijn hoofd, die misschien wel veel zou opbrengen, had hij zich blij gemaakt met stil in de voorkelder En wanneer men weet dat van de 4 milliard jaarlijksch arbeidsloon der Belgen, meer dan 2 milliard voor in het land ver werkte export-goederen te berekenen zijn (bij benadering, dat spreekt van zei f J kan men zich voorstellen welke noodlottige gevolgen het verlies van een deel zijner buitenlandsche clientèle voor België zal hebben. De schade voor de Antwerpsche haven dreigt insgelijks ontzaglijk te worden. Eeeds heeft Antwerpen een zwaren strijd te vech ten tegen Rotterdam en Hamburg. Zoodra de staking hier uitbreekt, zullen de reederijen hunne schepen naar Rotterdam zenden. Het aantal der booten die gedurende geruimen tijd de haven niet zullen aandoen, zal een aardig cijfer vormen, en al de voordeelen, die het aanleggen der vaartuigen in een haven met zich meebrengt, gaan natuurlijk naar de concurrenten, zonder te rekenen dat de reeders eene verklaarbare, antipathie tegen de Antwerpsche haven verkrijgen, die niet anders dan ongunstig werken kan in de toekomst. * * Nederland zal zeer zeker den terugslag van dit conflict gevoelen. België is een goede afnemer van Holland. In 1910 be droeg de invoer van Nederlandsche, voor het gebruik bestemde waren, ongeveer 293 millioen frank. Dat tijdens de werkstaking een aanzienlijk deel der bevolking (op 3 millioen menschen te schatten) zijne be hoeften erg zal moeten inkrimpen, is dui delijk. De invoer uit Nederland van kaas, boter, visch, eieren, zaden, groenten, koffie, fruit en jenever, om slechts van deze produkten te spreken, zal bijgevolg gedurende, alsook geruimen tijd voor en na de stakings periode, zeer verminderen. Daarentegen zal de Nederlandsche in dustrie wellicht een deel der bestellingen weten te verkrijgen, die de onzekere toe stand in België naar de concurreerende landen drijft. De Hollandsche textiel-industrie bijvoorbeeld, zal van den nagenoeg algemeenen stilstand dezer nijverheid in België weten voordeel te trekken. Antwerpen, 15 October 1912. B. ABRAHAM. KroM der (McliteD. XIV. Brie eenvoudige die liters... Sedert de svictiting van den Nieuwen Gids" is er al heel wat gekrakeeld over eenvoud in de poëiie. Wat niet moet verwonderen. Da predikantenpoëzie, de poëzie der jaren veertig, aij had de lezers eraan gewoon gemaakt, in een vers nieti dan hun eigen gedachten en gevoelens van alle dagen, hun eigen wel en hun eigen wee te vinden uitgedrukt in eene overdrach telijke, maar als dicüterljjk aangenomene, by aciete afspraak aangewende, en steeds probaat bevondene taal en beeldspraak .Taal en beeld spraak : zij waren soms heel gezocht, in zooverre dat, gebeurt het dat wij wér n dier boeken ter band nemen, eene niet geringe dosis nadenken weieens noodig is, willen wij volkomen begrijpen, laat staan waardeeren. Nochtans werd die pciiie eenvoudig geacht en genoemd, omdat zij te dien tijde niemand in zijne gewoonten kwam storen. Toen echter de Nieuwe Gidsera kwa men, werden zy xiat-eenvondig gevonden, juist omdat zij stoornis bi ach ten in de te gaan zitten sorteeren en alle lompen klaar te maken, omdat het zoe glanzend speelde in zijn hoofd van gedachten aan verrassing, aan plotseling rijk worden, of een beetje rijk ... Jaapie dacht vaak aan rijk worden, stil, gretig, eenzel fig, gelukkig met den goudigen glans der verbeelding. Soms ook, als-ie met vader uit was, spraken ze er samen over, ernstig, en zonder aarze ling van schaamte om den kinderlijken aard van hun bespiegelingsplezier, hun verwach tingen elkaar uitwisselend met korte opmer kingen van stelligheid tusschen de vele onderbrekingen door van stilte, waarin elk zijn inniger vermeiing vierde. Het kon op veel manieren gebeuren, zei vader rondweg; hij dacht altijd nog eens, dat er wel een gelukje zou komen.... waarom niet ? En waarom dan bij een ander wel? Was dat soms zoo'n merakel? Gebeurde 't niet elke dag? As die smerige loterij maar 's wou je speelde nou al twintig jaar, en nog nooit, nog nooit van z'n leven kwam er iets anders als op z'n allerbest je eigen centen eruit. En je zag 't zoo voor j e oogen; 't ging soms zoo rakelings langs j 8 heen, dat je 't voelen kon, dat je d'r warm van werd Was niet verleden jaar vlak naast 'm op de mart een portie van de honderd duizend gevallen ? bij vier sog'rem *), arme luizebossen, die 't toch ook maar zoo maar in de schoot gesmeten werd? Dat je 't kon hporen rinkelen? Was Sitnon van Beever niet een mooie antiekzaak begonnen in de Hoogstraat? Waarom kon 't dan niet evenzoo goed bij hem gebeuren?.... Hij zou er wel raad mee weten, lachte vader, maar best... Een zaak beginnen, die wat was... en anders... nog wel niks doen ook ... was best, best uit te houen. Elke dag een endje wandelen, met een knap pakkie an... een beetje de stad door, hier en daar 's kijken, of een end j 3 naar buiten, dat was ook nog zoo kwaad niet, al naar je zin zoo stond... En moeder en de kinderen alles op tijd, je eten en drinken, dat was ook nog wel te boeren. Natuurlijk mocht Jaapie mee... hij zou 't ook goed hebben. En elke avend kesouse mangele ? ... Elke avend ... 'n half pond, daar... Maar dan, vaak, tusschen de vriendelijkgestemde besprekingen met zijn vader door, onder de bloedige knauwen der ontbering, waarvan hij veel met droomlustige blij moedigheid had leeren verdragen, hield Jaapie zelf stille feesten van gelukkige verwachting. Dan tooide en verheerlijkte bij de pjofele naakte waarschijnlijkheid van de toekomst met den gouden glans en het licht en de matige weelde van zijn zachtinnig geliefkoosde hoop en zijn warme be geerte, in de eenzaamheid der armoede met *) Kooplui. gewone wijze van denken en roeien der g*ede lezen* al deden ly het met middelen, die de eenvoud iel f waren; cjj gingen de dingen noemen met hun eigen naam; iqj trachtten zoo snirer en soo raak megelgk te zeggen wat zy te zeggen hadden. Alleen was dit soms wat te gecompliceerd voor burgerzielen, en al te individueel voor menschen die in bende denken; en daarom werden zjj dnister, althua onduidelijk, en door velen zelfs onbegrijpelijk genoemd,?waarop Kloos terecht antwoordde dat eenvond geen synoniem van simpelheid hoefde te zyn... Thans zijn de kaarten gekeerd: de Nieuwe Gidsere, hunne epigonen, en ook dezen die buiten hnn rechtstreekschen invloed itaan, maar niettemin van hun hebben geleerd by de uitdrukking hunner kunst de oudere rethoriek te weren, z|jn voor bijna iedereen een voudig" geworden. Waarom? Omdat het publiek zich op heit heeft aangepast. Het heeft zich aan hen gewend; men is hunne pcëzie gewoon geworden, voor zoover zy' de in de jaren tachtig aangelegde wegen bewan delt. Gaat de dichter echter zijwegen inslaan, durft hy nieuwe banen kleien: zjjn woord weze nóg zoo duidelijk, zyne uitdrukkings wijze weze nóg EOO doorschijnend, niet langer zal hy by den door stee-lezer eenvoudig" heeten, omdat hy hem weer in zijne sentimenteele of gedachtelyk»gewoonten stoort. Want het begrip eenvond is nu eenmaal niet van het begrip gemakzucht te scheiden, en by den lezer wordt g«en gemakzucht bevredigd zonder eene zekere rethoriek. Te zeldzamer dan ook dichters.die by iedereen wel voor eenvoudig zullen gelden, al honden zij alle gangbare rethoriek tooveel mogelijk op afstand: zy hebben, is men ten volle gerech tigd te denken, den echten, en een zeer zeldzamen eenvond in pacht, en dat zy dien bezitten moet wel aan heel bijzondere redenen liggen. Ik heb hier de boekjes te bespreken van drie dezer eenvoudig-bevondene dichters: Tochten", door Jan Frins, Een Verzenboek", door Lanrens van der Waals en Uit eenzame nren", door J.' Pailip van Goethem. Het kan misschien wel belangwekkend zy'n, na te gaan waarom zij algemeen zoo eenvoudig worden geacht. Als ik beweer dat de, zoo sympathieke, Jan Prins geheel vrij van rethoriek is, zeg ik niet geheel de waarhei i. Hy komt onbetwist baar uit Winkler Prins, den Winkler Prins van Zonder sonnetten" voort. Ten bewijze: De Schntslnis. De tjalken schieten aan tnssehen de strakke d ijken en vullen 't glad kanaal met driftig schuimgedrnUch, totdat >y met een vaart de lange zeilen strijken en glijdend binnengaan in 't veilig vak der sluis. Daar dringen zy dooreen: de harde boorden kraken, zoodat een druk rumoer zich opzet in de lucht, totdat de wachters weer de poorten open maken en al dat ongeduld ver in de ruimte vlecht. Dan lykt de morgen stil nn 't jong gelnid, dat heen is en ons verliet.nog vór'tïijn vollen groei begon. En in de leege schuit, waar 't licht nu weer alleen is. drijft enkel nog wat schuim, dat schittert ia de ion. De flliatie is duidelijk: wat deze ongesmnkte, naakte, passielooze poëzie zoo alge meen aanneembaar maakt, is voor een deel onoetwyfelbaar hieraan te wyten, dat het geluid, hoe friech ook, zeker niet geheel nien ir is. Dat gebrek aan klankezpressie, dat gemis aan versplastiek en anderdeels dat uitgezochte en rake hoe dan ook koele der uitdrukking, dat fijne der waarnemende zintuigen, dat secure en volledige van het geheele vers: men kent het uit den dichter al het vermogen van zijn stille liefde be groet als den eenigen rijkdom van zijn leven. Dan genoot hij eenzelviger, gretiger, ongebpndener. Bij de voddenbalen, wanneer-ie stil alleen zat tusschen de stapelingetjes voor in den kelder bij de straat, die de innig heid hadden gekregen van de beddedekens, waarin je je rolde, waarin je de brandende oogen sloot, e a alles, alles kon denken... Of van de plee, achter aan de steeg... Op de plee kon je ook heerlijk denken... Je zat dan ook afgesloten, heelemaal van alles af, met de deur dicht, op een knippie Hij had zelf een knippie gemaakt, omdat de kinderen altijd zoo gek deeën. Izakkie en Rachelletje. Dan kwamen ze naar hem toe drentelen, hand in hand; ze trokken de deur open en riepen: Jaapié... Jaapié-ié..." en vertelden mekaar. Bij vader deeën ze 't ook altijd. Die joeg ze weg: Ah, vort, jonges... wi'je weggaan? vuile smerige jongen... mopperde-ie dan half lachend: konden je nooit met rust laten..." en nog meer. En moeder riep-ie toe, dat ze ze binnen zou halen; maar hij had nog nooit aan een knippie gedacht Jaapie had het gemaakt, om ongestoord te blijven, en dan vooral weer te denken aan al de heerlijke dingen, rijkdom, rust, plezier, die zouden kunnen zijn... Vanmorgen was hij onrustiger dan ooit in zijn gemijmer, en zijn verbeelding, schok kend en heftig, riep, in stee van de kalmblij groeiende vreugdigheden van anders, korte, diep-verrassende voorstellingen op, roezig, gebroken en opgejaagd. Nu was het een van die weinige oogenblikken, waarin de mogelijkheid van, in hun bevredigbaarheid overweldigende verlangens, nabij scheen. Waarin het geluk, als met een geurende ruisching van fijne kleederen langs hem heen waaide, en zijn gansche wezen in wilde bewogenheid stond om het te grijpen, o, en vast te houden en te betasten en de heerlijkheid voor altoos ervan in te drinken, nu het toeval, welks oppermacht hij met zoo beangstigende en verootmoedigende zekerheid begreep, het hem dezen keer scheen te willen toedrijven. O, het toeval, dat wonderlijke ding van grilligheid, dat menschen rij k deed zijn of arm, of gelukkig of ongelukkig, kinderen rijk of ongelukkig deed geboren worden ... Vaak dacht hu daaraan... Hij, Jaapie, was nu geboren ah de zoon van Joede Hamburger, van de arme, nakende Joede Hamburger, uit de dwars straat .. Gek was dat... Hij spelde dan opnieuw zijn naam over, en proefde daarin heel zijn bevinding, en voelde zichzelf los van alles, met al de volkomen toevalligheid van zijn bestaan... Hij luisterde naar zijn naam en bekeek zichzelve en zag zich gaan ., Andere kinderen waren anders, werden geboren op de Keizersgracht, of in een

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl