Historisch Archief 1877-1940
Nó. 1843
DE AMSTERD A MM E R WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
van Natuursymboliek"; dat verbasend juiste
ran het geboden tafereeltje, meer treffend
dan de dichterlijke schoonheid aan rythme
en sang ervan, wfl herinneren het ona nit
vroegere lecttrar, en het is er ons
onwillekeurig maar onbetwü/elbaar liever om.
Daar echter de rethoriek van Winkler
Prins-op-sün-best deze is, die het verst
van rethoriek-in-ket-algemeen afstaat, kan
men ook Jan Prins, althans in zijne
znlverste gedichten, rethoriekloos achten te
IJJD, en dan moet men ook voor een goed
deel elders de reden soeken, waarom bjj
door iedereen in zijn geboorteland naar waarde
werdt geschat, iets waar ik hem van harte
geluk méwenech.
Die resten ligt voor de hand: Jan Prins ver
stoort immers niemand, omdat hfl meer dan
wie een Hollander is. Dewijl by eeeman, en
dikwjjU van den geboortegrond gedwongen
verwijderd is, ging hjj dien geboortegrond
meer dan wie beminnen, heeft hjj meer dan
wie de eigenschappen, dezen die hem be
wonen gemeen, in zich gekoesterd en ont
wikkeld. Die eigenschappen: ik zal ze n niet
opsommen; ik zeg alleen dat zjj in Jan
Prins, die mjj nochtans den indrnk der wijdte
mede te deelen vermag, misEchien wel dem
sin van het grootsch-decoratieve hebben
ver'smacht. Hoe hjj mij ook het ge roei der be
weging moge geven: het is nooit zonder
beraad of bedachtzaamheid. En dat ligt wel
aan het nationale karakter van zyn werk.
Hfl biedt trouwens schoons genoeg, om ons
te doen vergeven dat bij, breed aangelegd,
'zich niet breed weet te niten. Dat hy daar
echter van zijn eenvond kon bij inboeten ...
Een ganech andere eenvond is die van
Lanrens van der Waals. Hjj vindt zijn grond
in een zeker scepticisme, in een kiitischen
?in, die, zelfs wanneer de dichter zich in volle
overgave schijnt nit te storten, naast hem als
op wacht staat, en ineens in ztjn vers iets leuk s
legt, daar waar men dit het minst zon ver
wachten. Deze dichter staat onder den invloed
van Bouten», maar... hjj weet het. En daarom
is hij altijd zoo op zijne hoede. Zijn sentiment
il doorgaans fijn en meestal zeer zuiver; het
gaat echter in zijne uitdrukking steeds ge
paard met een intellectueel bestanddeel, dat
er iets zeer speciaals, en soms zeer
bekoorlijks aan geef». Gij merkt het onmiddellijk
in dit gedicht, dat ik als het meest karak
teristieke, echter lang niet bet mooiste, nit
zjjn boekje aanhaal:
Maar dan wist gij het niet.
Ik wil n liever niet, mijn lief, met namen
noemen
sooals men die zoo vaak in verzenboeken vindt,
van dichters die er zich zeer hooglijk op be
roemen,
dat zij beminnen of dat iemand hen bemint.
En 'k wil geen enkle ook vermelden van uw
gaven,
noch iets verkonden van de liefheid van uw Ui f
waarom zon ik mjjn vreugd met ij die
woorden staven T
het is alleen door u en vór u dat ik schrijf.
Ik zon nn eigljjk wel het einde willen zoeken,
het al te vroege eind, mijn lief, van dit gedicht,
bet eind ook van mijn werk, van wie weet hoe
veel boeken,
die door en voor n nog verschrjnen in het licht.
Maar als ik dan alleen n liedjes n gedichten
in U we ziele las?'topsehrjjven had gestaakt
dan sou ik mij wellicht van zware zorg ver
lichten
maar dan wist gij het niet, dat gij ze had
gemaakt.
Vindt de een vond van Laurens van der
Waals zyn oorsprong in zelfkritiek, in eene
ironirche bepaling der eigen waarde die is
zonder bitterheid: deze van J. Philip van
Goathem is te wijten aan eene onbeholpen
heid, die van lieverlede eene pose staat te
worden.
Verra van mg te batwyfelen, of J. Philip
van Goethem een echt dichter zon zyn. Al
is daar ook heel wat kaf in zijn bundeltje,
heel wat gery'mel zonder meer, hij heeft me
nu en dan, hier en daar, vrengie genoeg
gegeven, dan dat ik «ijn dichterschap negeeren
zou. En ik haal dan ook maar, ten teeken
van erkenning en waardeering, volgend ge
dichtje aan:
Er lag wat stilte.
Er lag wat stilte langs de wegen,
de lucht droeg een vochtige geur,
na ry'ke frissche zomerregen:
de menschen kwamen aan de deur.
Er lag nog regen in de bloemen
die lichtten in de schemering,
er lag een schoonheid niet te noemen,
mér dan altyd in ieder ding.
Toen ging ik sterk en bly naar bniten
en groette ieder die ik zag
omdat ik al mijn vreugd won uiten
nu heel deeg aard zoo Jacaecd lag.
Maar by der liefste gouden groet,
toen werd de dag eerst eindloos goed.
Dit is frisch en hier en daar zelfa Bchoon
(twee eerste verzen der tweede strooi). Maar
ieier zal er ook het incomplete van voelen,
dat te wjjten is, geloof ik, aan voorloopige
onmacht. Neen, niemand zal J. Pailip van
Goethem van rethoriek verdenken: de man
schijnt niet in staat na te volgen; hy kan,
eenvoudig', geen doorloopend-schoone ver
zen maken, zelfs niet in na7olging. By
is het tegendeel van krap. Maar, wat erger
is: dat gebrek gaat hy, men gevoelt bet, als
eece deugd gaan voorsteller. Het Giza
Ritshlsnobisme is voor hem het bewy's geweest,
dat onvermogen een echt fortuin kan wor
den. Het ia te vreezen dat hy zijne slimheid
in onnoozelheid gaat kleeden. En dat ware
wel heel jamrcer; wilde J. Ph. van Goethem
wat werken, wilde hij wat zorg besteden aan
zijn vorm, kon hij er toe besluiten liever
niet te pnbliceeren, dan ons miskraam op
miskraam als voldragen echoone kinderen
voor te wil! en honden, er groeide zeer zeker
esn merkwaardig dichter nit hem.
Al zon er nn ook wel de eenvond" by
verliezen...
KAEBL VAM D« WOESTIJNB.
VlEBDE GEDEELTE HOE BIBLIOTHEEK. Het UOg
niet verkochte deel van de Hoe-bibliotheek
zal van 11?22 November a.*, onder den hamer
komen. De drie eerste veilingen hebben te
zamen 1.669.000 dollar opgebracht, een
bedrag dat hooger ia dan tot nog toe ooit
voor een enkele bibliotheek is betaald. Men
verwacht dat de geheële bibliotheek 2 mi'j oen
dollar zal opbrengen.
Het aantal manuscripten ia door de drie
vorige verkoopingen nog niet nitgeont; in
de te honden veiling komen nog 47 hand*
echrif en voor waarvan verschillende belang
rijke en kostbare. Daaronder zy'n o. a.achttien
Henres" nit de vijftiende eeuw, alsmede een
bundel bevattende zestig handschriften van
engelsche gedichten van de vijftiende tot de
achttiende eeuw, die daarom zoo belangrijk
zijn omdat manuscripten van de oude
engelEche poe de zelden voorkomen.
SARAH GRAND, de schrijfster van The
heavenly tuint heeft een nieuw werk voltooid dat
dezer dagen zal verschijnen onder den titel
In Adnam's orchard.
BOBBRT BUBNS. In het jaar dat 30 September
is geëindigd hebben 50.000 personen een be
zoek gebracht aan Bnrn's geboortehuis. Er
zyn weinig letterkundige gedenkteekenen in
het Vereenigd Koninkrijk die op zulk een
druk bezoek kunnen wyzen.
Neme
Nico VAN SDCHTELEN, Verzen.
(DramatischeDi-ch-lTrisch)2W8 pag. Nederl. Bibl. No. 181
185. Amsterdam, Mij. v. Goede en Goedk.
Lectuur.
Mr. WILLBM BILDEBDIJK, Floris de Vijfde.
Treurspel, 263 pap., ?060. (Klassiek Lstterk.
Pantheon). Zutfan, W. J. Tnieme & Cie.
HENRI DEKKING, De Qtaten Graaf, 272 pag.
Rotterdam, W. L. & J. Brusse.
P/o en Contra," serie VIII, No. 2: Beper
king van Internaticnale bewapening. Pro:
HENRI v. D. MANDBEE. Contra: Prof. dr.
S. R. STEINMETZ, 32 pag., ?0.46. Baarn,
Hollandin-rlrukltBTii.
40 cents per regel.
J. LE~MINJE,
Amsterdam.
OUDE GENEVER
merk Nectar".
?1.38 per D literflesch.
WIJNEN, COGNAC etc.
WINTERSPORT. ADELBODEN.
FAMILIEHOTEL BEAU SITE.
'?LIFT, BAR, CONCERTZAAL MET
EIGEN ORCHEST. GR. VESTIBULE. PENSION. ZOMER 7?12 Fr. WINTER9
8?15 Fr. PROSP. GR. INTERN. VERKEERSBUR., AMST., RAADHUISSTRAAT 16.
BOUWT TE NUNSPEET.
Inlichtingen by het bouwbureau DE
VELUWE", aldaar.
PrimaAnthraciet,Gascokes,
Brechcokes enz.
Firma BliBBEEMEN,
Lflnbaansgr. 296. - Telef. N. 4276.
DELILA
CIGARETTE5
DELAUNAY BELLE1LE
AUTOMOBIELEN.
Hoofd-Agent voor Nederland!
J. LEONARD LAN6,
ASLSTERDAffi.
GRANDS VINS DE CHAMPAGNE
Perrier-Jouet
Epernay.
Concessionnaires,
Sauter & Polis,Maastricht.
Absoluut zeker middel tegen
ROODE
van koude, warmte, temperatuurwis
seling, zennwachtigheid, sp
sverteringsstoornissen enz., ook in het eerste stad.
van dranknens. Uitat, middel tegen
vergrootte poriën en bloedaderen. Geen
zalf, poeder of smeersel, dat slechts
verbergt. Directe genezing en abs.
onschadelijk. Tegen inz. van Mk. 3
(by rembonrs 40 Pf. meei) alleen b
Blanco, Vertrieb, Abt. H. Wiesbaden.
Vl/ZELSTRAAT
HEEREHGR4
-ROGGESTRAAT14
INRICHTINGTOTHET-MEUB1LEEREM-ENVERSIEREN DERUJONING
straat bij het Vondelpark, of op een buiten ..
baba.. je moest er om lachen.. je kon er
niks aan doen.. Hoe zouen die zijn, anderen ?
Vader was ook anders, natuurlek, maar
dichterbij... hu wist wel van vader .. Maar
de anderen ?. aan de overkant.. ? en rijken..
rijken .. P Hy, Jaapie, had ook niet Jaapie
kunnen zijn, en geboren worden als die
andere kinderen, rijk, in een groot huis met
juffrouwen, en koetsen . .hihi. .ja ja, toch,
het kon toch.. Natuurlij k zou-ie dan anders
deuken als nu.. in de wereld .. Nee, verder
kon-ie niet denken.. Hij wist niet van
gedachten van anderen. Het dwarrelde dan,
en hij ging terug.. Dat je van rijk arm
kon worden, en van arm.. rijk... Dat zooiets
gebeurde .. Ala het kwam. o, god ?. als het
nu tooh kwam. Vader had nu toch een
antieke tafel gekocht, en hij wiis er nu
toch werkelijk mee uit . . een tafel met
berenklauwen en gebogen pooten. Fijn lang
hadden ze er gisteravond over gepraat, tot
in den nacht... Dat wou-ie nog wel 's
weerom denken. Moeder en vader smoesden
nog na in bed.. hij bad het wel gehoord ..
Soms praatten ze heel zachies.. fluisteren ..
Maar bij had het nu verstaan .. Rachelletje
en Izakkie naast 'm sliepen gelukkig.. Jaapie
herdacht nog eens den Donderdag-avond,
den beerlijken, warmen, van voluit gegeven
kinderlijk onbedwongen illusie-viering
doorfeesten Donderdagavond. Hoe vader
steeds door had zitten vertellen, groote
moschels, *) waar ze warm bij werden, van Joden
die merakelsche dingen hadden gevonden,
ergens afgelegen, of bij de boeren, voor een
trap d'r tegenan, en dan rijk, rijk waren ge
worden. Van antieke dingen, kleinigheden,
prullen, die schatten opbrachten, as je d'r
de man voor trof. S'apel waren de lief
hebbers erop, zei vader; kapitalen werden
ervoor betaald, voor ouë dingen... Ja, je
moest dat kennen vanzelf, je moest er ver
stand van hebben, want voor ons is dat
nog geen omkijken waard... Ouwe dingen
van koningen, of oorlogen, of van de ge
schiedenis, vodden, soms nog te gemeen
om je neus in te snuiten, daar... Geef jij
wat om een stuk vlag, een rottige smerige
lap, die als je de waarde nam, nog geen
kwart cent opbracht op de schaal P Mis
schien hadden ze d'r duizend guldens voor
betaald, omdat de kenners, geleerde lui
vanzelf, geen stommelingen, daarom niet
omdat die wisten te vertellen, dat-ie op
een schip had gezeten, waar ze mee ge
vochten hadden voor zooveel honderd jaar
weerom P Een rooie zakdoek was nog
beter. Maar de groote lui, die willen dat
zien... doe d'r wat an, as je 't maar treft.
Of een stukkie sabel, of, of een vuil end j e
veter van een schoen van een generaal of
*) trtfiende geschiedenis.
een koning of god wee t wat ? as je maar
de brutaligheid had om te zeggen: dat
is 't. Wie weet dat dan? Was 't dan
niet waar?
Zoo'n tafel kon je totaal niks van zeggen.
Dat was een loterij, 't kon een Niet wezen,
't kon de honderdduizend wezen. Godweet
waarie vandaan kwam. *
Van Pomschtok," spotte moeder.
Van Pomschtok ?' vroeg Joede," nou,
misschien van Pomschtok . ? ? maar inder
daad, is 't dan niet zoo?''
Weet u wat ?" zei Jaapie met innigen
lach," misschien is 't wel de tafel, waar
as, waar as Esther aan gezete is gewees,
met Haman, uit de Megille, van Poerim...
adenoj, dan heb d'r aardig wat opgestaan
op dat tafeltip, jonge ... dan heb d'r aardig
veel fijne dingetjes op gelege... mar..."
Moeder, ofschoon ze gelachen had om
Jaapie's begeerige opwinding, had de tafel
uit het gesprek gedrongen; en vader was
voortgegaan met zijn uitwijdingen over
wonderlijke vondsten, ordeloos,
zacht-opgewonden ook, den schralen avond dompelend
in den gouddamp van zijn taaie hartstochte
lijke levensliefde... D'r waren van z'n leven
nog wel heel wat van die dingetjes gebeurd...
van die geschiedenipjes, die je nooit ver
geet. .. natuurlijk ook, omdat je altijd denkt,
dat kan jou ook nog wel 's overkomen...
Wat moest je wel zeggen van die
doodstervend-arme schlemiel, die die gouen
kroon had gevonden?
Een kroon...:1 een gouen kroon...?
Ja, een kroon... geen kroon van zellef...
een kroon was het niet .. 't was van een
pastoor... een priester dan eigenlijk... een
myter heet dat... had ie gevonden... een
vuil en versmeerd stuk drek... tusschen de
rommel in, tusschen een zoodje, dat-ie
ergens buiten, hij wist niet waar, ver, ver
weg... ergens in Italië of zooiets... had
weggesleept... met een karretje, precies en
precies zooals wij dat ook doen... en ook
geen krummel anders... Hij had het afge
veegd en gekrabd en gedaan, en was net
zoo wit geworden als die doek daar, toen-ie
gezien had, dat 't goud was, met diamant
d'r in en alle rijkdom van dure steenen en
al wat maar weelde was... En hij was d'r
mee op reis gegaan naar een bisschop, of
een hooge pastoor, die het van hem ge
kocht had.
Vader had het heele verhaal gedaan: hoe
de arme jood was binnengekomen bij de
bisschop, met zijn koop in een ouwe vuile
zak... en hoe-ie z'n pet had afgenomen en
gebogen had, en verteld, dat- ie wat bijzon
ders voor 'm te koop had... En de vrien
delijkheid van de rijke bisschop, een
onderpaus of zooiets... a ff'ij n, een groote, groote
man... tegen de arme jood, die een
reuzebijhaal had gemaakt van de bijbel en de
iiittiimiilinn
geschiedenis en de godsdienst, en die had
mogen gaan zitten en z'n pet ophouen,
omdat-ie toch niet met z'n bloote hoofd
mocht zitten als jood. E a hoe de bisschop
had gelachen en was opgestaan en opge
sprongen van blijdschap, toen-ie had gezien
wat de jood bij zich had, en het h a r d - o p
bewonderd had, zoo buitengewoon merakels
prachtig had-ie 't gevonden.
En hoe-ie 'm dadelijk zooveel duizend
guldens had uitgeteld, een eerlijke fijne
gooj... zei vader... die 'm niet had willen
afzetten... en hoe de jood als een schatman
naar huis was gegaan.
Een ander had op een verkoop, in een
halve verrotte koft'er, een oud schilderij
gevonden, waar-ie een rijkdom voor ge
kregen had. En was een groote antieksouger
geworden... Een ouwe schilderij... hoe was
't godsmogelijk. . ? gaven ze d'r voor.
En ze waren weer gaan «preken over de
tafel. De bereklauwen waren goed, zei
vader; die stonden 'm wel. Dat was goed.
Dat moest echt zyn. En de gebogen pooten
waren 't ook. Was het daarom geen merakel,
dat een arme voddensoager toch nog zoo
iets in handen kreeg P Veertig stuiver had
het ding hem gekost, kon nooit wat aan
gebeuren. Waar-ie ermee naar toe zou
gaan ? Niet naar een souger. Die moest zelf
verdienen, die gaf je wat-ie kwijt wou
wezen, en maakte zich d'r even binnen
mee. Nee... lef hebben en naar de man
gaan; naar 't museum, naar de directeur
van 't museum ging-ie. En binnen komen
en petje af, en netjes en beleefd en laten
zien..: Meneer, ik heb nou 's wat heel
extra's voor u... dat kunt u bij de heele
fijne boel zetten. En laten zien. Dan kreeg
je wat je toekwam
Opgewonden waren ze geweest, ook
moeder, al had ze zich kalm willen houden.
Met stil, schuw geloof aan vader's wonder
lijke verhalen had ze zitten luisteren, en
toch telkens koud-wantrouwend gedaan
tegen den afloop van büngebeuren, inbaar
diep-weg angstig verholen, als met een
klein oeel van haar wezen maar, volgen
van het wonder, dat langs haar ging als
een gouden wolk, en dat haar slechts zou
behoeven aan te raken, om haar tot een
dame te maken.
Verdoofd van vermoeienis was Jaapie
gaan slapen, zich troostend en zelfs ver
blijdend met de zekerheid, er den volgenden
morgen onder het sorteeren opnieuw lekker
over te gaan denken. Vader was nu straks
onder veel gerucht van opgewonden
wengchen en van moeder's opzettelijk
geringschatteuden tegenspraak, met de tafel heen
gegaan. Zou-ie thuis komen met de goeie
boodschap P Dat ze allemaal feest zouen
vieren, en groot, groot plezier hebben, om
dat het iets was voor goed ? Jaapie kon nu
wel over niets anders meer denken dan
over de antieke tafel. IIjj zag vader ermee
gaan door de stad, en binnenkomen bij den
meneer van het museum, die zeker wel net
zooveel te zeggen had als zoo'n bisschop.
De meneer zou ook opspringen, en alle
anderen erbij roepen, en vader bedanken
en wie weet wat tracteeren... wijn of
zoo Je kon er immers niks van zeggen,
van antiek. Daarbij werd alles mogelijk.
Vader kwam terug met een zak vol
bankpapier en geld, een reuzenkapitaal... en
ze waren ineens rijk.... Eerst alles lekker
eten en feest vieren, en mooie kleeren ...
en dan verhuizen en rijk wezen.... O, god,
god, rijk wezen ... een lekker huis en mooi
en warm... en alles En uitgaan en eten
en drinken, alle dagen Alle dagen koek
en soep en eieren en viscb En hij, leeren
en wandelen, met boeken. Op sjabbes
en jontef wandelen... sugaretj es rooken,
met mooie pakkies an ... met de jongetjes...
o, god ... de weelde, de warmte, de rijkdom...
's Middags in een kamer... vader en
moeder op een kleed... in mooie stoelen,
als het zoo stil was en je praatte... Zoo
had-ie 't wel 's gezien in rijke huizen...
En 'n piano. Hij an de piano. Vader en
moeder d'r omheen, ook wel 's visite. Dat
was rijk, zoo 's middags als de kinderen
naar school zijn, en 't is stil aan de weg,
zoo'n beetje buiten. Een piano was mooi...
rijk was een piano. Als ze rijk werden zou
ie een piano vragen. Buitengewoon is dat,
om er voor te zitten... met muziekboeken...
Een viool is ook mooi, prachtig... mar, als
die speelde, een viool... o, o... wat is 't
felukkig ... om te gaan liggen en er aan te
eaken, heelemaal... goddelijk ... o, god
delijk ...
Achter hem barstte tegen de ruiten van
de deur gehuil van kinderen, en het harde
stroeve geluid van moeder's bestraffende
stem. Hij dreef het weg uit zijn warme
aandacht; hij stortte zijn bezigheid in de
uitgelaten verheuging van zijn allengs
bandelooze verbeelding, die de ruimte van
het komende beademde, en aangloeide en
besproeide met het licht en zijn vervoerde
zinnen te glorie zette in den goudglans van
zijn begeerenswaardigheden. Hij móest nu
rijk -worden, een rijk jongetje, deftig en
mooi en met alles heerlijks en gelukzaligs...
Moeder duwde de deur open en schrok hem
een oogenblik op.
Jaapie... is je vader er dan nog niet... ?"
lysde ze.
Hij zag om, van waar bijzat metde vodjes
in zijn stille handen, een tijdlang weg van
zijn werk en zijn goede voornemens, om
tegen vader's terugkomst alles af temaken.
Hij merkte plots, in den schok van den
hevig-rukkenden overgang, even iets
vreemds, hinderends, hatelüks.Maar dadelijk,
aemofemn.
(Een W staalprapaat)
Zooals algemeen bekend is zijn het de
staalpraeparaten (eiwitstaai enz.) welke
van oudsher büvoorkeur tegen algemeene
zwakte als gevolg van bloedarmoede wor
den toegepast.
Daarnaast echter wisten de uit
ossenbloed bereide haemoglobine-praeparaten
(haematogeen enz.) zich eveneens een
plaats te veroveren en het was opmerkelijk,
dat deze laatste dikwijls goede resultaten
gaven, waar staalpraeparaten faalden.
Het lag derhalve voor de hand te trachten
eene combinatie der staal- en haemoglobine
praeparaten te maken door de eiwitstoffan,
welke zich in zoo rijke mate in bloed
bevinden, aan staal chemisch te verbinden.
De vele pogingen, hiertoe in het werk
gesteld, werden ten slotte met succes
bekroond en het is gelukt een
staalhaematogeen praeparaat te bereiden, dat
na eerst gedurende geruimen tijd in klei
neren kring beproefd te zijn, door ver
schillende artsen hier te lande zeer gunstig
is beoordeeld geworden als een bij uitstek
bloedvormend versterkingsmiddel in gevallen
van bloedarmoede, bleekzucht en alle daar
uit voortkomende zicakteloestanden.
Dit praeparaat, dat door Dr. H. Nanning's
Pharmaceutisch Chemische Fabriek te
's-Gravenhage bereid wordt en onder den
wettig gedeponeerden naam Haemoferrin"
in den handel wordt gebracht,overtreft de tot
dusver gebruikelijke bloed- en staalpraepara
ten verre in werkzaamheid en biedt bovendien
het voordeel, dat het noch in uiterlijk, Bock
in smaak of reuk ook maar eenigazins aan
bloed herinnert en dientengevolge zelfs
door kinderen gaarne en zoncfer tegenzin
genomen wordt. Het is aangenaam van
smaak, wekt in hooge mate den eetlust op
en werkt niet stoppend op de spijsvertering.
Daar het geenerlei schadelijke bestanddeelen
bevat, kan het zonder bezwaar langeren
tijd achter elkaar gebruikt worden.
Ten slotte zy nog vermeld dat de prijs
per 1A Literflesch voldoende voor ongeveer
20 dagen f2.?bedraagt, zooiat het gebruik
van Haemoferrin zich belangrijk
voordeeliger stelt dan dat van andere praeparaten.
in het begrijpen van haar vraag, voelde
hij het wezenlijke heerlijke verband: of
vader er nog niet was... ja, vader... o,
vader... Zijn moeder stond om de deur
gebogen, het gorige, armelijk-gekapte hoofd,
met de kleine groenige spleet-oogen, den
uitzwellenden neus met de rauwroode wijde
neusgaten, altijd vochtig, en den breeden
mond, dun, waaruit ze haar lispelende,
oneigen-geluidige woorden sprak, gebrekkig,
met de tong tusschen de slechte tanden bij
de sisletters. Als een innigheid, een om te
kussen en warm in het feest van het ver
beelden op te nemen innigheid, voelde hij
haar...
Nee", zei hij, nog niet..." maar nou
zou-ie toch wel gauw komen, niet P
Hij blijft mijn te lang weg", zei moeder,
en sloot de deur weer.
Ja, vader bleef lang weg. Hij begon
roeziger te begeeren. koortsig van spanning
om de werkelijkheid van het wordende.
Zijn hoofd brandde en klopte, en de ver
beelding vertroebelde. Hij dwong zich tot
sorteeren, en sleurde weer een hand vol ruw
uit de baal, over zijn knieën. Hij begon
kinderachtig-geweten voorteekentjes te zoe
ken: als-ie nou nog een stukje gebreid
vond, dan zou het goed zijn... Hij vond een
groot stuk zuiver wollen kous en liet het
door zijn handen gaan, en wierp het dan
weer weg, lekker bij de dure schoure. *)
Veertig centen een kilo was een massa.
Tien kilo was vier gulden. Maar tien kilo
was een reuzenboel. Onzin... ja, tien kilo...
En onzin, dat 't daarom goed zou gaan...
Ja, zoo'n stukkie kous... Hij vond een
fluweelen lapje, en veegde het af met on
gewone zorg, en bestreelde het met zijn
handen, en bekeek het met genot, om den
zachten, zwarten glans van de stof. Het
leek een kostbaarheid, zooals het daar uit
de zak kwam, tusschen reepjes verflard en
draderig katoen in, en ouwe vuile kantjes
en lintjes. Fijn was fluweel, dacht hij. Hij
paste het reepje over zijn mouw, en bekeek
het monsterend, half opgericht. Dan boog
hij zijn hoofd en aaide met zijn wang
erover... Zacht en warm was dat. zoo langs
je gezicht. Hij kon niet besluiten, het bij
de andere vodden te leggen, en lei het
apart, zoo'n fijn lapje... Plots jeukten de
stofjes in het nat van zijn neus, en hy nam
een katoenen vod j e, en snoot erin, en veegde
zijn gezicht af. En hij zat weer stil boven
zijn werk en droomde weer.
(Slot volgt).
*) Schoure = waar.