De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 20 oktober pagina 5

20 oktober 1912 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

-mm No. 1843 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. De Tin? ei let Het la een gewoon verschijnsel, dat men sjeh meer interesseert voor de gemeentelijke woningpolitiek, soo er tenminste iets van dien aard te constateeren valt, dan voor de moenykheden, die een in vele oplichten ?leent gesitueerde woning dag aan dag intens ea ononderbroken doen ervaren aan de vrouw, die het huishouden voert. Gewoonlijk worden de huishoudelijke prestaties der vrouw, selfa in de meest ongunstige omgeving, beschouwd als iets, dat vanielf spreekt, als een plicht, die ten overvloede nog feilloos behoort gedaan te worden ook. Inderdaad is het echter niet vanself «prekend, dat de vrouw rich verstaat met de moeilijkheden, haar door slechte woningtoestanden opgelegd, no slecht, dat het o&fijngevoeUg «ra rijn om hier te spreken van de eisenen eener goede hygiëne. Doch men begint pas te erkennen, dat de vrouw het meeste belang heeft b|j goede woningtoestanden het ware trouwens al voldoende aan te voeren, dat de mannen veel minder thuis i|jn, dus minder de onaan gename gevolgen ondervinden van slechte behuizing aoodra er landsbelangen mee gemoeid i|jn. Als statistieken nltwljsen, dat het falen der vrouw in kommerl|jke woningen uitgegroeid is tot een volksramp van grooten omvang, waarmee ook de weerbaarheid b|j velen nlge stimulans tot ingrijpen gemoeid i». In DaitscUand heeft men rich leer op deze becijferingen over volksgesondheid toe gelegd en men vond ten opzichte van de suigelingensterfte een verrassend verband tuaschen sterf te- curve en woning-toestand. In de beter gesitueerde westelijke voor stelen stierven van de kinderen beneden het jaar 15.87 pCt, in de overige voorsteden 24.21 pCt. I In verband gebracht met het aan tal kamers der woning, wordt de suigelingen sterfte nog in een scherper licht geplaatst. Neumann heeft voor Berlijn kunnen be rekenen, dat in woningen van l en 2 kamers 17.70 pCt, in woningen van 3 kamers 12.79 pCt., van 4 en meer kamers echter 7.2 pCt der zuige lingen sterft. Men kan hier niet de betere levensvoorwaarden van de hoogere standen aanvoeren, om bet lage cijfer te verklaren, want de kunstmatige voeding, hier algemeen gebruikelijk, iet de baby een heel eind achter uit, terwijl de snigelingen in de volksklasse bijna alle de natuurlijke voeding genieten. Voor Brealan heeft Neefe uitgemaakt dat in woningnn van 300, 300 tot 750, 750 tot 1500, «n boven 1500 mark van de duizend overleden kinderen in het eerste levensjaar s|jn res pectievelijk: 565 (!), 322, 235, 150 (I). Wat ijjn in slechte woningen de somerstekten der snigelingen (meest ingewandssiekten) niet talrijker dan in gesondere om geving l Om dat aan te toonen, kunnen we statistieken ontberen. Naast de kindersterfte verontrust echter de sterfte der moeders in het kraambed. Kraamvrouwenkoorts is tegenwoordig in inrichtingen voor kraamvrouwen, dank s|j de desinfectie-methoden, een hooge uitzondering. Toch sterven er alleen in Prutsen nog 7000 vrouwen ieder jaar aan dese siekte, wat voor een groot deel aan slechte woningtoestanden te wijten ie, welke alle deainfectuense voor zorgen fictitf maken. Doch nog op een andere w|jse wordt het aantal nakomelingen van een volk (en dat tiiuiiiimiiiiii ET DB NATUUR ID. Krijt en geen krijt. Waarschijnlijk handel ik niet verstandig met het schrijven van dit opstel, al gaat het op dringend versoek; en had ik beter ge daan mijn verleiders te antwoorden, met deselfde woorden die mjjn collaborateur (voor technische toepassingen der natuurkunde) in het vorig no. van dit blad gebruikte: het onderwerp is te zwaarwichtig voor deze rubriek." Maar ik voel er ook niet veel voor, lange brieven met uitleggingen te schrijven aan vier of vijf personen, terwijl ik in den selfden t|jd honderden kan bereiken; boven dien heb ik het onderwerp al eens meer geëntameerd. Ook zal ik hen, die meenen dat ik m|j leel|jk vergist heb, en die toch niet om nadere inlichtingen vroegen, liever niet in die meening laten. De saak is deze. Honderden landgenooten hebben vór m|j in het Tentobnrgerwond en meer in het bijzonder in Berlebeck of Holzhausen hun vacantie doorgebracht. Nu heb ik een van m|jn vorige opstellen over dit mooie land gezegd, dat de bodem van dit land in hoofdzaak behoorde tot de krytformatie en dat er zelfs pure kalk aan de oppervlakte ligt, ja, dat ik er in het groot vond, wat ons Zutd-Limbnrg in het klein op nat.-historicch gebied te zien geeft; op de vnursteenen na. Dat is mis," schreef m|j een leser, het Tentobnrgerwoud" is geen krijtland, het is sandateen. En toen ik de Extern-Steine res tanten uit den kr|jtt|jd had genoemd, moest ik van drie, vier kanten hooren: Glad verkeerd waargenomen; het s|jn zandsteenrotsen." Iemand, en niet de eerste de beste iemand, voor wiens botanische kennis ik gaarne den hoed afneem, zond m|j ten be wijze van m|jn fl ter, die hu niet rondbazuinen sou" een echeifje van de Externsteine zelf, een souvenir) j e dat by de vrijheid had ge nomen stieknm aan Ort nnd Stelle af te houwen, en dat hy m|j tot onderzoek aan beval. Het komt dus hierop neer. Ik heb mjj te verantwoorden dat ik zandsteen-rotsen gewone sandgrondbodero, zoo goed als zoo danig aan m|jn bereisde lezers bekend, voor krijt heb uitgegeven. En toch heb ik gelijk, en niet z|j die my beleefd doch dringend om nadere inlichtin gen, alias rectificatie vragen; maar het zal my zwaar vallen hun dat ongelijk te doen erkennen; bekennen" is niet noodig. Excu seer my dat ik hiertoe wat diep ga ophalen; het passons au déluge" kan ik hier niet toepas sen, ik moet veel verder terug. De geschiedenis der aarde wordt evenals de geschiedenis der menschheid in drie groote tijdperken met een oor- en een nast u k ver deeld, in oude, middel en nieuwe geschiedenis. Daarvoor ligt de oudste endaarnadenieuwste geschiedenis. Da oude geschiedenis eindigt korten" tijd na het steenkool-tijdperk. Wie al meer dan een jaar myn opatellen in dit blad leest, sal sich herinneren, dat ik overroode puddingrottenvanden Wartbnrg en van den Kyffhanser met zjjn fossiele boomstammen heb verteld, en daarna over de gipsbergen uit den ia vooral in het soldateske Dnitichland van bizonder belang) ongunstig beïnvloed door onvoldoende woningen. De iets beter ge situeerden der arbeidersklasse (hand- of hoofd arbeider»), voor wie het woord hygiëne niet louter klank is, doch die een reine, niet overvulde woning op prQs stellen, hebben uit den aard der zaak slechts seer kleine gednnen. De neiging sich in eigen woning een bescheiden huiselijk genot te verzekeren, heeft noodzakeiyk een teruggang van het geboortecijfer tengevolge. Buitendien beteekent verhoogd kinder aantal het moeten betrekken van een grootere woning, wat echter, waar 4e huishuur reeds snik een groot gedeelte van het budget ver slindt, onmogelijk is. En mocht men zich die opoffering kunnen of willen getroosten, dan is een betere woning voor groote gezinnen slechts zelden beschikbaar. In de laagste volksklassen, in de slechtste woningen, bevinden zich door dezen tragischen samenloop van omstandigheden gewoonlijk de meeste kinderen. Ea daarmee komen we tot de misstanden der woningnood, welke de vrouw niet alleen in haar eigen arbeid en aan haar eigen persoon ervaart, doch riet b»invloeden de lichamelijke en geestelijke ontwikkeling harer kinderen, voor welke rij gewoonlijk aangewezen is. Wel dunt de zuigelingensterfte de dichte gelederen, maar er blijven toch altijd nog meer kleine bewoners van kamertje?, kelders en woonkenkens over, dan de trappen en straten bergen kunnen. Als spreeuwen zijn se overal op zoek naar wat opwekking en vreugd, naar wat licht en sonnescbflp, die se in hun woniigen niet vfcden. Een van kinderen krioelende straat eener groote stad 'is het beste bewijs voor de onnatuurlijkheid van de woningtoestanden aldaar. De woning sou de veilige ontsluiting van het gezinsleven zijn t Ze moet de doelmatigste plaats z|jn waar kinderen kunnen worden geboren, gewasschen en gekleed, verzorgd, gevoed en opgevoed! De moderne grootestadswoning wijkt wel in alle oprichten van dat beeld af. Kinderen zijn, vooral in de oogen der huiseigenaren, juist datgene, waarop de hnlsen niet ingericht zijn. Het wonen in een groote stad is voor hen, wien de woningnood treft, een aaneenschakeling van ongeschiktheid, ondoelmatigheid en gevaar voor de kinderen. En het is de moederlijke zorg, die een compensatie moet zijn voor al da ontberingen en tekortkomingen der kinderen. Het ligt in de lijn der gemeentelijke woningpolitiek hierin verandering te brengen. En hier moet de vrouw ook daadwerkelijk aan het vraagstuk kunnen deelnemen, 't zjj door in d« toekomst self voorstellen te kunnen doen over dese materie, waarin se zoo zeer thuis" toi 't «II door met het woningtoe licht te worden belast. Reeds heeft de stad Worma in dr. Marie Ktöane een inspectrice van wijk-wonlngen en het wara wensehelyk, ook by de Hollandsche woning-inspectie, vrouwe lijke beambten aan te stellen. Za zonden door de vrouwen te leeren wonen" de hygiëni sche en aesthetische eisenen verhoogen, en daardoor een wil aankweaken, die mettertijd betere toestanden scheppen móet. AEErE^DEI. Jeugd. Een bewijs, dat hooge leeftijd niet altijd conservatief maakt ia mr?. A. O. Winshop, die als studente staat ingeschreven aan de IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIII Zechatein van Frankenhanaen met s|jn zontbronhen. Dat tijdperk, Dyas of het tweevoudige geheeten, wordt ook wel het Ferm genoemd, naar het Russische gouvernement, waar de gronden, in dien tyd gevormd, typisch voor komen. Dit Ferm-tijdvak nu, toen geheele oude vormgroepen van planten en dieren uitstier ven, en in de verdeeling van land en see groote verandering kwam, sluit de oude geachiedens af; zooals b.v. de val vaa het WesterschKomeinach r|jk, de oude historie der menschen afsluit. De middeleenwen begonnen voor MiddenEuropa met een woestyntyd; deheeteroode sandsteppen bedolven langzamerhand een groot deel van ons werelddeel; daarop volgde een tijd, na duizenden eeuwen natuurlijk, van een nieuwe heerschappij der see. Die drong waarschijnlijk uit het Zoid Oosten de woestijn in; daar mengde s|j eerst wat klei door het «and en deponeerde er later een ontzaglijk hoeveelheid kalk; die is seer dikwijls nog terug te vinden in den vorm van harde ban ken met gave schelpen, Behalen van ammonieten en van zeelelie-stelen met dito-kronen; een groot deel van deze restanten is ala fosaiele-mosselkalk goed bewaard gebleven. Op deze waterperiode volgde in ons wereld deel weer een tijdperk van ondiepe zeeëu met eilanden, vaste landen met meren, groote vlakke delta streken, met breede rivieren; daar werd veel klei afgezet, dikwijls weer rood van kleur; dat is de Keuper-tij d. Zoo volgden in het eerste tijdperk der mid deleenwen, dat in de boeken de drievoudige, of Triastyd wordt genoemd; Bontezandsteen, Mosselkalk en Keuper op elkaar. Het woord Kenper is ontleend aan een locale benaming hooge school te Wifconsin. Z|j Is werkelijk het oudste MeUje-ftudentje" van de wereld, want n is thans 81 jaar, wat haar niet belet trouw college te loopen. Zjj begon baar studiën twee jaar geleden en hoopt in 1914 den doctorstitel te kunnen halen. Hieruit blijkt alweder, dat levenslust en levens moed geenszins aan leeftijd gebonden sQn. Feteranen. Door sommige vogels worden buitengewoon hooge leeftijden bereikt. De legende heef t be weerd, dat geen andere vogel een soo groote levenskracht had als de raaf. Nieuwe ondersoekingen echter hebben aan het licht ge bracht, dat deze zwart j assen selden onder worden dan 70 jaar. Papegaaien evenwel brengen 't heel wat verder. Men treft onder dat geslacht ware veteranen aan, die van een eeuw kunnen meepraten. Ganzen (Indien se niet op den keratmisdisch in gebraden toe stand verschijnen) en zwanen worden even eens seer oud, tachtig en honderd jaar s|jn maar heel gewone leeftijden voor dese zwem mers, die wellicht hun levenskracht danken aan het feit, dat se dagelijks een bad nemen, wat men van lang niet alle Nederlanders seggen kan. De Methnsalems onder het vogel volk evenwel z|jn de arenden: in Weenen is er een in gevangenschap geweest, die 104 jaar werd, en te Schönbrnnn in Oostenrijk stierf onlangs zulk een oude knappert, die 't tot 118 bracht. * . * Telephoniich. In Chicago heeft zich een nieuwe vennoot schap gevestigd, welke zich ten doel stelt voor kleinere handelssaken, die zich niet de luxe van een eigen typiste kunnen ver oorloven, de dageiyksche correspondentie per schrijfmachine af te doen. Dit bureau staat in vaste telephonische verbinding met alle kantoren, waarvoor het arbeidt, en 's morgens gaat de handelsman voor zijn bureau ritten, leest s|jn correspon dentie en dicteert dan door de telephoonde antwoorden. In het bureau ritten de typisten voor hare machines, aan de telephoontoestellen verbonden door kapjes welke om het hoofd sluiten. Zij luisteren naar het dictee der klanten van het bureau, dat direct op de machines getiept wordt. . . Een uur later ontvangen de heeren hun correspondentie per buizenpost" in huis, met bq eiken brief een copie. Vernuftig en interessant is dit alles wel, maar niettemin is deze arbeid voor de jonge vrouwen welke se volbrengen bui tengewoon inspannend en enerveerend. * * Schuldbcwuet. Een Engelsch predikant werd gedurende een preek onophoudelijk gehinderd door een scherp gefluister, dat uit een der don kere galerijen van de kerk scheen te komen. Ten alotte was hij er soo over geërgerd, dat hij midden in de praek ophield en seide: Indien het jonge paar, dat de kerk gebruikt om te flirten, soo meteen na den dienst niet b|j my komt, om me hun excuses aan te bieden, sal ik hun namen de volgende week in de volle kerk bekend maken l" De waarschuwing had blijkbaar doel getroffen, want het was verder doodstil, maar na den dienst stonden . . . drie en twintig geëngageerde paren op den ver bolgen domino te wachten. van de roode kleigronden afkomstig uit den vaatelanda-tyd, na de Mosselzee. In de volgende afdeeling van de Middel eeuwen won langzamerhand de zee weer ter rein; de Jurasee bedekte eena bijna geheel tegenwoordig midden Europa, ook ons land. Weer kwam een vastelands tydperk en daarop herwon een nieuwe zee, die de Krytsee wordt genoemd, een groot deel van het i|jk der Jnrasee, en die see golfde nog betrekkelijk kort geleden. Eerst nadat de Kr|jtsee bijna geheel was in gedroogd, of leeggeloopen door bodemverhtffing, begon het tijdperk dat naar z(jn merk waardige fauna de dageraad (Eos) van het nieuwe leven wordt genoemd; dit Eoceen, het begin van het Tertiair, leidt de nieuwe geschiedenis der aarde in; de fossiele dieren en planten uit deze periode beginnen namelijk sterk op de tegenwoordige te gelijken, het zjjn, zoölogisch en geologisch gesproken, de voor onders van de tegenwoordige levende wezen?. Van da gesteenten en fossielen nu, uit de Ondate en Oude Geschiedenis der aarde is in het Tentoburgerwond zoo goed ala niets aan de oppervlakte te vinden, althans niet in de buurt van ons vacantie-verblijf. By Oanabrück nog iets. Van die uit de middeleen wen zoo veel te meer. Uit de eerste afdeeling daarvan, den Bontezandateenttfd, en wel uit het slot daarvan, het Bot", is vlak b|j Berlebeck nog een overblijfsel te zien; het is evenwel geen zandsteen maar kalkige leem of mergel. Dat behoeft niet te bevreemden, immers in het laatste gedeelte van zoo'n ontzaglijk lange periode heerfcht de overgang, die de ver andering inleidt; de woestijn was plaatselijk en tijdelijk al verdrongen door zeewater; bij Berlebeck lag een atrandstrook waar de rivieren slib aanvoerden of waar de zee het by eb liet zinken. T Na den zandBteentyd kwam de mosselkalkzee en Adv. Nouveauté's in Dames- en Kinder-Confectie. Ka/versfraat 65-67, hoek Duifjesstoeg. IIIMIIIIIIIIMIIIIIIIIHIIIIIIIIlnlIlllnlIIIIIIIIHIIIINIIIIIIIIIinlIIIIIIIIIIIMMIIIIIIinlIllllMIIMMIIIIIIIIIIIIIIMIIIIMIIIIIIlllMIIIIIIMIIIIIIflIlllllllllltlMIIIMIIIIII Wonder met een viertal van haar eigen kinderen op voedt. De kuikentjes slapen met de jonge Naar men ons mededeelt is in een dorp nab|j de stad Hanover een groot e mooie Duitsche dog, die de corgvolle pleegmoeder ia van... twee kuikentjes, welke s|j tegelijk die heeft de heele atreek van het Tentobnrgerwond overgolfd. Daarvan zyn veel meer getuigen overgebleven; geheele ban ken van moaaelEchelpen, een en al schelp kalk, zijn op vijf, sea verschillende 'plaatsen vlak by het dorp opengelegd; bij millioenen liggen de documenten voor de geschiedenis van dien ty'd voor het oprapen. Tegen de hellingen van het Teutobnrgerwond ligt vruchtbare Kenpermergel en Kanper klei uit de laai steafdeelingen van het trio: bonte zandsteen, moeselkalk, kenper. Lang voor de Krytzee de voormalige zee bodems, die intnaecben ver boven seepeil opgeheven waren geweest, weer bedekte, heb ben da regens en de rivieren de betrekkelijk weeke kalk- en kleirotaen weer afgebrokkeld, geërodeerd" en ver weg naar de lage gele gen landen heen gevoerd. Alleen waar in diepten en kuilen: in mulder," de kale honderden meters dik lag en toch veilig voor erosie, daar ia er nog wat van voor ons bewaaid gebleven. Ook van den bodem der Jnratea liggen enkele plekjes bloot. De Krijtzee-periode begon met den aanvoer van grint en zand, vooral veel zand; hier en daar hoopte dit zich op tot driehonderd meter; het werd gaandeweg uitgeloogd en volkomen kalkvrij op sommige plaatsen; daarna werd het gedekt door jongere Jagen, met een weinig mergel en later door dikke banken kalk. Door in de aarde werkzame krachten opge heven en opeeplooid, werd alles tot een ge bergte, het Teutobmgerwond. Dat oude krijt land ia dus geen krijt in den zin van dnb oelkoolzure kalk; toch draagt het terecht dien naam: omdat de gronden onafhankelijk van hun chemische of pby-iache samenstelling histo risch benoemd worden, en wél met den naam van de periode waarin z|j werden gevormd. Kryt" ia dna eigenlijk een verkorting voor de uitdrukking: Uit den kryttyd." Zandgrond mul en rul in losse groote of kleine korrela, of tot groote en kleine honden samen in n hok, en s|jn de vreugde van het geselschap. ALLEQRA. brokken verbrijzeld; zandsteen een pningrond vormend of als geweldig harde yzerhoudende steen; leem- en mergel banken uitdien tij d werkelijke mergel- of kalkateengronden, of grond, ontkalkt door de later werkende in vloeden van het weer of het water, het is allemaal krijt in geologischen zin, en op de geologische kaarten ia het als zoodanig genoteerd door letter en kleur (of by onge kleurde schetskaartjes door teekens; zie het bijgevoegde schettjt), Van alle afdeelingen van het krijt (be halve van de allerbovenste met vunrateen, d. i. het GnlpanEche, Maastrichtsche en Deensche j kr|jt) liggen de zeebodems bloot in de om geving van Berlebeck. De eigenlijke bergketen van het Teutobnrgerwoud, de weste lijkste keten is geheel en al kry't, al bestaat de bodem uit bijna geheel kalk vrij e zand steen ; de keten daarvoor, naar het oosten, bestaat wel degelijk uit kalk, mosselkalk hoofdzakelijk. De oudste kr|jtlagen liggen niet onder, maar naaat de jongere, die nog wel degelijk krijt of kalk bevatten en ook wel gave fossielen uit de krytzee. Zoo ligt vlak achter Berlebeek tegen bet gebergte een reeks van lage n naast elkaar van het onderste en bovenste krijt; (die hebben natuurlijk weer aparte namen, Neocoom, Cenomaan en Turon). Behalve nu dat een tijdsverschil in een en dezelfde afdee ling der aardryks-geschiedenis in caan het krijt" oorzaak kan zijn dat dat verschillende harde grondsoorten: zandsteen, leisteen, kryt of kalksteen, dicht bijeen te vinden «ijn, kan ook een plaatsvtrEcb.il hetzelfde veroorzaken; immers in de zelfde periode kan hier zee bodem gevormd worden, terwijl elders (het behoeft zoo heel verweg niet te ÏÜE) dui nen of zandbergen worden opgeworpen of op een ondiepe kust klei wordt gedeponeerd die later tot leisteen zal verharden; zoo kunnen in het krijt" alle mogelijke grond soorten voorkomen. Krijt" is de tijd, de periode ; krul" is de naam ook van de heele serie van gesteenten uitdien tijd ; kry t is ook het speciale gesteente, de kalksteensoort al of niet in den krüttyd gevormd. Misschien was het beter, het tijdperk krijt een anderen naam te geven dan het gesteente krijt, Kreta b.v.; maar dat mag ik niet doen, en de geologen van professie hebben het veel te druk, om zich met popnlariseeren bezig te houden en middeltjes en naampjas te ver «innen om iets in hun moeilijke vakstudie ook voor leeken bevattelijk te maken. In Dnttsche en Engelsche populaire werken worden daarvoor de wetenschappelijke namen gebruikt, maar wij Nederlanders zyn veelte bang voor die vreemdklinkende woorden. Als je bühet gewone volk er mee aankomt, zeggen ze: wat heb ik aan zoo'n vloek, praat je moederstaai. En onze meer ontwikkelden, voor zoover se geen gymnasium hebben be zocht, zijn in dat op tic at niet veel gewilliger. Een volgenden keer hoop ik over hetzelfde onderwerp nog eens wat an terg en misichien voor sommigen wat duidelijker te vertellen. E. HEIMANS. I. E a we schets van de geol. gesteldheid van den bodem. Geteekend naar Hans Stille in Aflevering 167 van de Gaol. kaart van Pruisen. II. Idem van een Profiel met een verschuiving, naar H. Stille.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl