De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 20 oktober pagina 6

20 oktober 1912 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

I> K A M i T K I! D A M M Kil W E K K B L A D V 00 U N E D E II L A N D. No. 1843 Naar het leven geteekend door Johan Braakeruiek. ME. H. GOEMAN BORGESIUS, oud-ministerpresident, leider van de Liberale Umie, op 17 Octoter j.l. gedurende 35 j aren onafgebroken lid van da Tweede Kamer der Staten-Generaal. Zij trachten juist te vermijden wat opeen onmiddellijke weergave der natuur zou lijken, ze zrjn (opzettelijke) idealisten. Het schilderij ondergaat dus een aanzienlijke gedaanteverwisseling; het wordt meer als een vlatvalling begrepen, waarbij de objectieve waarneming gesteld is onder het toelicht van den geest, die uit de natuur verschijning slechts als belangrijk erkent de groote maat verhoudingen in de veelvuldigheid, den mathemitischen zin van het ordelooze. Daar is das zeer kennelijk het zoeken naar stijl, maar de waarachtige overtnigdheid of da volle hartsdrang worden we nog niet gewaar uit hun praktijk. Want het methodische dringt zich juist op een al te hinderlijke wijze op, het methodische dat ons onwillekeurig denken doet aan die ouie teekenvoorbeelden van Bargue, of wel aan de vereenvoudigde teekenoefaningen van steekje op, steekje neer" en nog aan sommig nienwerwetsch kinderspealgoed van geatylearde houten beesten. Nog meer geeft het te bedenken, als we zien hoe een schilder van heel middelmatige verdiensten zoo plot seling de allures kan aannemen van een kunstenaar der hoogere orde, als Llsmann met z(jn deux Famtnes dans les Bichers", terwijl ook eec der hoofivertegenwoordigers van die richting Ie Fauconnier, blijkens een naak t studie uit 1907, allerminst zich een schilder van bijzondere verdiensten toont. E m maatstaf voor de innerlijke deugdelijkheid van een kunstenaar, die we op nieuwe wegen soms afged waald kunnen achten, is, wanneer we het betreuren dat hij op zijn vroegere prestatie'* niet is doorgegaan. Wat allermeest gevoeld wordt bij de cu bis t en is het tegenovergestelde van wat van hen verwacht mocht worden: de begrensheid van geeat. Hun eynthetiseeren is te begrijpen als een terugbrengen van de onmetelijkheid der ondersoieilenheden tot de eentoonigheid van gelykwaardlgheden. Waarneming, opvatting worden gedrongen binnen de methodische toepassing van een formule. Het wachtwoord van een vroegere generatie l'art c'eat la nature vne a travers d'an temperament" zou nu kunnen gewysigd worden in: l'art, i'eat la nature vus & travers d'nne formule". Er zon lang en breed te praten zijn over deze styliatische" kunstrichting die uit gaat van een theoretisch beginsel en in weien is een principieele theorie over de merk waardigheid van het cultuurverschijnsel in verband met de kennelijke inzlchtlooze dryverii en de machteloosheid van de vertegen woordigers. De meaat consequente doorvoerderj zijn op deze tentoonstelling Ficasso en Mondriaan. Za gaan in letterlijken zin door het dik en dun neen van dese moedwillig de natuur ver zakende kunstopvatting. Hun abstraheerende verbeelding der werkelijkheidisabjoluut; toch zeer onderscheiden. Picaiso, de schrandere, werkt met nuohter beleid uit het probleem Tentoonstel!! Molene KinstiM. Tegenover het schouderophalen en de spot ternijen dar menigte bij talrijke werken op de ie tento instelling tal wel weer opgemerkt worden, dat iedere nieuwe kunst verschijning miskenning ondervindt. Te betwijfelen echter valt of deze negatieve bewijsvoering voor het bestaansrecht van alle hedendaagsche nieuwe richtingen wel atloande is. Er kan ook wel eens een misverstand zyn in de tegenover elkaar geatelde houdingen van den kunstenaar en het pa bliek. L s Fanconnier, in «ijn opstel, wil de wereld duidelijk maken wat het streven ia van de «c hooi der Cnbiaten, of liever waarheen het streven moet gericht zijn van de komende kunst. Kenschetsend verschijnsel voor omen tijd van geestelijke uitputting, dat ereenatreven is naar het streven l Indien het waar is (en wie twijfelt daaraan) dat de kunst en de kunstwijzen evolneeren, dat is, naar inhoud en vorm wijzigingen ondergaan, tich schurend aan den geest der tijden dan ook trans formeert zich in geleidelijke overgangen inzicht en zienswijzen der leekenwereld. De geleidelijkheid laat zich bespeuren bij een overzicht van de knnstverschijningen in de tweede helft der 19de eeuw tot aan Vincent van Gogh en Céianne. Het cnbisme is niet andera dan een incident in den ontwikkelings gang; het wordt ook genoemd Expressionnisme en zelfs Stylisme, maar de juiste naam zou my lijken Formalisme. Want zoowel het betoog van La Faaconnier ale de werken van z|jn geestverwanten toonen alleen aan, dat er een geijkte formule gevonden ia van een kunst, die van stijlvolle houding zou kannen zijn. Alleen is bj] die sckoone voorspiege lingen een weinig buiten den waard gerekend, dat ia den natuurlijken leefdrang van den wereldgeest waarvan de beschikking niet in «en verstandelijke regeling berust. LeFauconnier zegt wel, dat de waarachtige kunstenaar geen theoreticus is, maar zijn betoog op schrift ia sterker, meesleepender dan zyn betoog in natura zijn schilderijen. En hier raken we aan het hiaat in deze manifeatatiea van moderne kunst, da be langrijke leemte in dese propogandamiddelen voor een nien v- uitgedachte leer: de afwezig heid van intuïtie. Daardoor ook voelen we achter al die werken de eigenzinnige wille keur en de betweterij van een mensch, en niet als bjj een waarachtig kunstwerk, de af straling van het goddelijke deel in den menscb. Red en eer en d zijn die werken ontstaan en beredeneerend moeten zij genoten (?) worden. Ze zijn overladen zoodanig van het ware, (vermeende waarheden van ean stelsel) dat er voor het andere element der driteanheid in het kunstwerk: het BCHOO.VK, geen plaats meer ie. Za doen me denken aan vinger oefeningen op een blind klavier. Het helderste nzicht van het wezen en de diepste kennis van de grondbeginselen der kun at geven nog niet de macht om zelf te scheppen. Dan zon de meeat scherpzinnige criticus ook de grootste, produceerende kunstenaar lijn. Het tegendeel ia eerder waar; onze tijd van critiek geeft er getuigenis van. Een nieuwe knnat kan niet geboren worden uit de hersenwerking van menachen, zooala eena Pallas volwassen en in volle rusting uit het hoofd van Zsna. Het kunstwerk wordt niet voorbereid door het zoeken naar de idee, die het belichamen moet, zoomin als de vreugde kan worden opgewekt door het bepeinzen van de wijzen waarop men vrooiyk zal zijn. Dit kan slechts leiden tot een knnstmatigen staat van sensatie's, of zelfoverprikkeling, en zoo vertoont ook de kunst uit voorbedachte geesteshouding ontstaan, allerlei ongezonde eigenschappen, van blzarheid in zoowel geestelijke als technische proefnemingen, die als tijdelijke gezwellen zijn aan de knnstverschijning. Moed willi gheid is het kenmerk van de tegen woordig meeat geavanceerde bewegingen. Maar er zijn verschillen. Zoo is er als onderscheid tnBBchen de Futuristen en de Cabisten op te merken, dat de eersten van stoute, de laatsten van brave voornemens besteld zijn. Het ver dient echter overweging of de dolmoedigheid van de Marinettigroep niet te prefereeren is boven de bedachtzaamheid uit het kamp van Ls Faneonnier, of, nu de kunstontwikkeling in een volslagen verwordingsstadinm echynt te verkeeren, een algeheele omschniding niet gunstiger mocht wezen voor het onbelemmerde verloop naar een toekomst, dan een restauratie naar ouie mo dellen, die wel eens een oplappingsmethode zon kannen blijken. De Cnöisten zoeken zich een vaster plekje op den tegenwoordig drassigen bodem, maar zijn tevens beperkter in hun uitzichten, en eenzijdiger. Minder bandeloos, hebben zij een welomschreven program en een voorwaardeiyken vorm gevonden voor alle getuigenis van jong leven. Met de Futuristen hebben zij gemeen uit te gaan van het bewustsy'n, dat de kunst is ontaard tot het kleine streven naar natuurgetrouwe voorstellingen in het aan den platten burgerzin welgevallig schilderij wezen, schilderijtjes in gondan lijat, die de weelde van het salonameublement verhoogen. Maar meer in 't bijsonder doelen zij, als reac tie op het Impressionisme met de overheersching van picturale bekoringen, bij middel van een in 'c af Betrokkene uitbeelding der wer kelijkheid, weer terug te vinden het element, dat da kunst uit de oudheid hoogheiden stijl gaf. Zjj zien in de natuurverschijnselen niet het accidenteele, het typische of schilderachtige; zij trachten te o verse hou wen de werkelijkheid om er uit te releveeren de beteekenis van haar grond wezen, als een veralgemeende open baring van het geordende en rythmische in alle natuurtafereelen. Zoo versmaden zij de eigenschappen die elders het schilderij tooien, als relief uitdrukking in een vloeiende lichtomhulling. een er meetknnstig geconstrueerde Ijjocombinatie van onmiskenbaar hoekig karakter. In zijn schilderijen la Femme A la man doline, l'homme a Ia plpe" geeft hij een opeenstapeling van rechthoekige vlakken, waarin we alleen vreemde ataketaela van een bouwwerk meenen te bespeuren. Hij kan ons echter daarmee ganach niet overtuigen van het noodeloose der herkenbaarheid van menechelyke vormen in zjjn voorstelling l En met die twee vrouwekoppen woidt er werkelijk van onze welwillendheid al te veel gevergd om hem in zijn bizarre abstracties te volgen. Wel zeer vaag, maar toch meer ontcijfer baar in zijn voorstellingen, ia Mondriaan. Een uiterlijk geschil met Picasso's werken is, dat hier het vormenatel niet rechtlijnig en hoekig is, maar in bboglijnen en arabesken gegeven werd. Naar 't innerlijk ia het veel rijker aan illusie. Ik zie in Mondriaan de trouwhartige aanhanger van een stelsel, waarmee hu waande langs rechten weg tot een vergeestelijkte kunst, waarop hy zint, te kannen geraken. Maar de kunstenaar, die in hem schuilt, lijkt me er in werkelijkheid mee gekooid. Het zal een tijdelijke retraite zijn, heop ik, en heilzaam voor de verdere en wijdere ontspanning van zyn aspiraties. Zijn groote vergiasingljjktmete zijn dat bij de schoonheid van het rudimentaire met het einddoel verwart. 41 ia hij abstracter nog dan verleden jaar, is zijn werk nu toch zluverder en meer verinnerlijkt. De beste zyn de nos. 157, 160 en 159. Herbin's inzending is het dieustlgit om het systeem van het Cubisme te demonstreeren. Metiinger en Gleizea eveneens maar met nog dorder voorbeelden. Zjj verkondigen het Dogma van het Cnbiame. Van Lager zijn de teekeningen te prefereeren; ze Ijjken wel iets op brokken uit Japanache prenten, maar zijn toch kernachtige aanteekeningen van voorloopige vormconclnaieg. Bracque toont zich een zwakkere nevenganger van Picasso. Schelf hont's schilderwerk heef t een zekere brute forschheid; het zon doen vermoeden dat de schilderkunst slechts overzeeratngge en weinig doelmatige uitvoeringsmiddelen be schikt. Zün talent van schilderen lykt me nog zeer dubieus, al ia er wat vooruitgang te constateeren. De constructie van zyn landschappen ia gebrekkig meestal; ze lijken nit stukken, die niet logisch aaneen passen, samengesteld. Da boomformatie'd doen denken aan ge havende paraplui's. Toch is er een niet te miskennen ateilheid aan. Een zekere felgezinde karakterbootsinfr, maar met zeer ontoe reikende krachten, (dus gefaald) valt bjj het monumentaal bedoelde portret van Toorop waar te nemen. Ui t zyn et a werk is Lsa Angles (No. 202) het beste. Het is van compositie veel beslotener, welgevormder ook, en van algemeen aspect van bevredigende werking. Le Fanconnier, de woordvoerder voor de richtitg, is er tevens in zijn werk de meeït weifelende belijder van. Wat wel het meeat afwezing is in zijn werken en hier juist bovenal mocht verwacht worden, is de vaste gebondenheid in de teekening, de beslagen heid van de klenrverhoudingen in groote vlakken. Waar hy op massale aanduiding (synthese) van vormen en kleuren aanlegt ia zyn werk leeg, en vertoont slechts de morsige pogingen van onbeholpenheid. Ean compositie als l'Abondance valt uit elkaar, en alleen wat brokken van gevoelige kleurduiding zonden er uit bij elkaar te zoeken zyn. Het mensenfiguur ligt blijkbaar geheel boren zyn nitbeeldingsvermogen. Maar waar om ziet hy dat zelf niet in? Alleen in Ie Chasseur" waarbij geen vormen te onder scheiden zyn, is er een rijkheid van kleurwerking, die op zich zelf zeer genietbaar is. JIntnsschen is er bekoring aan zijn werk, maar van de impressionistische soort. Er zijn, in zijn landschappen vooral, teedere, ijle schijnsels van een schematisch klenrdniding, veelal verkregen door luchtige frotti's met sterk verdunde verf. Zoo blitkt hy eenvoudig een achilder, gevoelig voor fijne tinten, maar die tot het aanloopje" dikwijls zich beperken moet. Daarmee beleefde hy ook een zy'cer gelukkigste oogenblikken in het portret van dien man, aan een tafel gezeten. Er zyn op de tentoonstelling nog verschil lende werken, die door de C a bisten met een wat geringschattend oog worden aangezien, maar die weer verruimend doen ademen na het vertoeven in de zoo benauwend s sfeer van hun syjteem-kunst. Daar is allereerst de Van Dongen met sy'n luistervolle uitbeelding eener koningin nit de wereld der zinnelijke genietingen. Er is in de psychologische opvatting een zekere wreedheid, die aan Lantrec doet denken. Dan Slnyiers, de vurige schilder, maar wat on gedurig nog in zijn neigingen. De t wee bloem stukken zyn een en al ui t viering van stoute schilderalust en hartstochtelijke klenrzin. Het groote,in vele opzichten merkwaardige figuursluk, acht ik niet voldragen. Gestel mist zyn onstuimigheid, kan mat en langwyiig zyn, ala Sluyters nooit is. Maar hy hecfc ook weer zijn eigenschappen. Hy heeft een stelliger decoratief begrip in het samen stellen van een tafereel en in het arrangeeren der kJenren. Hij doelt daarbij soms dieperen betracht kennelijk een fascineerende werking van helle, vereenvoudigde kleuren. Zijn bloem stukken doen hem 'c meest waardeeren. Din is er Tjorop met een tamelyk ruima doch weinig verrassing-barende inzending. Het portret van Van Schendel, dat weer een nieuw tasten van dezen bewegely'ken kun stenaar doet vermoeden, is niet zeer geluk kig te zakeiy k geschilderd, zou ik haast zeggen. Daar er schijnbaar bedoeld waa het werk van Cnbistea of Stylisten tot de pointe" van deze tentoonstelling te maken, heb ik daar over wat in jt uitvoerige by de besprekingen uitgeweid, ten kosie wellicht ven enkele fanderen. W. STEKNHOFF. Mimel in de Hoofdstad, Wandz Landowska. Er waren zoovele en gewichtige dingen te recons meeren by uitvoering van achttiendeeenwache muziek, wanneer men zulke herstelling ernstig voornam, dat men zich niet in de eerste plaats zou bekommeren over den vergeten clavecimbel, een derd ratigach onderdeel, er ten minste geen strijd punt van behoeft te maken, want door de aanwending van dat instrument is een concert nog nist gestyleerd. Hier trouwens, in tegen stelling met andere landen, bleef hu van af den beginne onaangerochten en men verbaast zie a zelfs niet als er in de MatthaeusPaaaion n c!a7ecimi)el speelt te midden eener geheel onhistorische bezetting. We ?tellen dan ook veeleer de vraag of de achttiende-eeuwsche kunst de fanatieke hul digingen verdient van eene Wanda Landowska en andere ij varaars. Zjj vertegenwoordigt in elk harer uitingen de cultuur der monade; da monade in lythme, motief, thema, harmonie, orckestratie, de monade in bouw, de monade in uitdrukking en emotie; de monade bovendien, welke geen vensters heeft, die slecita haar eigen wezen, eigen leven als beweegkracht kan volgen, onaantastbaar voor alles wat rond haar be staat. Wanneer men Lelbnitz' theoreem der wereld-conceptie leest (Laibnitz en Bach waren tydgenooten) schijnt het alsof de wy ageer eene fnge, eene suite, eene aria etc. van Bach ont leedt en men verwondert zich over de toe vallige coïncidentie van twee verachijnaelen, welke zoo weinig gemeenschap met elkaar hebben ala muziek en philoaophie. Maar wat doen wij senaltieve menachen met een mlkrokosmiach eenheidsbeginsel f Onze gedachten en halveringen werden snel ler en williger, zy wisselen gedurig en keerem altyd andera terug, de sensaties branden wit en rood en flakkeren in den wind, de ont roering schrijdt niet meer op fffan stappen doch breekt uit, we vergen melodieëaineen avontuurlijk veelvoud, en het herwonnen makrokoamlache leven. Van dit standpunt beschouwd zal men eene Wanda Landoweka par slot meer waardeeren ala preciease figuur dan ala kunstenares. In haar condenseerde zich het wezen van 't achttiende eenwache menechdom, dat zich in hoofdzaak vermaakte met theologie; de liefde voor het idée-fire, voor het roerlooze, voor het onverbreekbaar continuüm van een geko zen lijn of motief, voor het eenvormige. Ludowaka is een musiceerende monade, ver andert nooit en blijft overal dezelfde; zij stroopte weer even sierly'k en koel hare mou wen op, toen zübegon, als 't vorig jaar, poetste even zorgvuldig de toetsen met haar zakdoekje, de templ waren geen tel sneller of langzamer en even gestrekt, de achakeering van licht en donker even uitgerekend. Men zou zulke middelmatigheid verfoeien in elk ander menach dan Landowska, die haar bedaarde, stille psyche wiat te hullen in het mysterie van ieta kostbaar-bedachts. Dat dit geen muiiek is weet ik wel, maar wat ver geeft men niet aan een pittoreske vrouw die ons een periode, welke tot nu toe niets had van den dood dan het kille, gevoellooze en automatische, kan omlooveren met warme schemering en nekromantiache suggestie. Want de achttiende-eeuwache clavecimbel herinnert aan de penetrante monotonie van de fluit der slangenbasweerders, gelijk de oboi d'amore, oboi da caccia, zooals Bach c.s. ze gebruikten dat smartely'k levensvergetene nenrieën, van een stemming, welke a-muzikaal ia, b.v. de melancholie van Hamlet. En com bineer dat nu met eene knnat, die het toen malige leven waarvan men een dansende gratie maakte, verlangd heeft: trippelende iy;hmen en eentonige melodiek, dan ziet ge de meeat phantaatische mengeling van leven en dood, welke ooit door een tijd gemaakt is, en die nauwkeurig het mesmerieke bestaan verbeeldt van de geheele achttiende eeuw, wier achoone Ijjf bij den eersten roep der revolutie in verrotting viel, naar het ver haaltje van Poe. Van den practischen kant bekeken ia de reconstructie van den clavecimbal minder gewenscht dan een herbouwing der piano's uit den tyd van Beethoven en Chopir. Deze gaven een mooier timbre, klaar en melodieusachel, dan de tegenwoordige fabricaten, die te zwaar en dof getimbreerd worden. Ei in het vervloeiende, wazige klankbeeld van den hedeidaagschen vleugel en de clavecimbel hoort men meer overeenstemming, dan Wanda Landowska. tnsachen beide bedoel de instrumenten en een onden Erard van omstreeks 1840. Deze laatste heeft de schelle toon zonder het nenzelige en geeft heldere, doorzichtige samenklanken, zoodat Wanda Landowska'épropagandistische passie wel eens kon berusten op een voorbij gaande vergissing van haar en haar zoekende tydgenooten. Erich Korngold. De uitvoeringen van het Concertgebouw staan dit jaar in het teeken Bach jselyk 't vorig Jaar in 't teeken Lisst, waarvoor ik geen andere reden vind, dan dat Mengelberg, die het hoe langer hoe drukker krygt eene novi teit van Bach vlugger beheerscht dan een noviteit v«n Dabuafy, Mahler en Bruckuer. Doch de B il kan-oorlog dreigt allengs belang rijker te worden dan een pymphonie van Brahms of Tschaikoweky, en wyl de voor naamste bestaansreden van kuaat blijft, dat ze opwege in waarde, spanning en harts tocht tegen het gewone leven, is er eenige kans op interessante programma's, daar anders de tydingen of de Turk eindelyk verjaagd is uit de landen, waar Zens op aarde kwam en de marmerbeelden stonden der Hellenen, ons spoedig 'sterker zullen boeien dan de on verander l yke praeataties van den heer Mengelberg. Ik zwy'g o Ter de nien we stukken van Bach, die alle oude gelijken, omdat ik geen lofrade kan schrijven op den componist van wiens geest ik overigens zoo langdurige en hevige emotie in het rijk der toekomst ver eer. Ik ban ook het idee van den dirigent Om Erich Korngold hier te introduceeren met zijne Schanepiel-onvetture nietbeecbonwen ala een wending in de goede richting ; ziebier waarom. Erich Korngold geldt als een wonderkind en componeert op vijftienjarigen leeftijd moderne muziek. Dat componeeren zelf echter is alles behalve voorbeeldig en men

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl