De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 27 oktober pagina 3

27 oktober 1912 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1844 D E AMSTERDAM M ER WEEKBLAD YOOR NE D E RL A N- D. buurt, waar men ilch niet laat knijpen door een nanw omschreven plichtgevoel, waar, o, ontegenzeggelijk hard gewerkt wordt, doch waar men sich ook makkelijk uitleeft, ieder, hoordeia vindt voor eigen leed; waar zelfbedwang weinig wordt gekend, minder nog erkend, doch ieder naar kijvende krachtwoorden zoekt en waar het af werende schelden ?lich voortzet tot in de liefkoosing... waar oneindig gebabbeld wordt tot den eeuwigen voorbQgangerendemelancholie stilte mist om tot tier te komen. De kleine winkeltjes, huis aan huis, zijn de verzamelplekken, de vrouwen-babbelen er bij iedre boodschap; op de karren met koopwaar spitst zich de critiek, de wekelijksche markten trekken onafgebroken druk ? bezoek, de winkelrij op de Piinsengracht welke de Jordaan naar den stadskant afsluit, de Noordermarkt, da dichtbije Haarlemmer dijk, het vormt n groot terrein voor sensaties en verscheidenheid; een wildernis van levens vormen, geluk ik straks zeide. Dit overstelpende van zulk een volksbuurt ia door Qaerido prachtig gevoeld en zoo ook is zijn boek er minder een geworden van baheerschte soberheid dan van een machtigen haast ongrjjpboren overvloed. Alsof de stof hem te rijkelijk over de handen stroomde, wQl hu voortschreef. In het groote omvatten van dit brok Amsterdam, met de schitterende visies in de beschrijving van de stadsgedeelten op verschillende dag-momenten, ia nochtans de karakterontleding van de personen, welke de schrijver nit den chaos meer naar ons toedringt tot zjjn volle recht gekomen. En al heeft Cany van Bruggen in haar onver deelde aandacht wellicht fijner geluisterd naar haar volks'ype Bochellje" in Breischoollje, de innigheid, de humor van dit boek is hier ook. Johan de Meesters psychologie in actie" welke hii in Geertje" gaf, (de uitdrukking is van Qnerido) ont moeten wjj in het doen van de hoofdfiguur Nee), in het zijn tasschen haar kinderen, haar wihkelklanten, in de wijze waarop zich haar heftigheid nit, daar als bij Geertje haar aard wordt verdrukt. Nog naar een ander Hollanlsch schrijver ging de gedachte: de jonggestorven Frits Boosdorp herleeft in de kinderbeschrijvingen, kenmerkend deze, diar alle sentimentaliteit ontbreekt. De gedachte wreedheid, de scherpe bereke ning van het kind Lientje, machtbewnst tegenover de niet lezen noch schrüven kunnen de dienstmeid en deze tergend met 'i sarrend uitstellen in 't voorlezen van den hevig ver beiden liefdesbrief, de kleine Daan t j e, zelf bewust bandiet j e op zijn vierde jaar, de hoestende kleine Gronjés, het zijn van die kinderen, waarin de kinderlijkheid vroeg reeds afstierf in de onbarmhartigheid, waarmee ze zelf als volop verantwoordelijke volwassenen, werden aangepakt. Minder aan Van Looy, die dese zelfde stof behandelde, dan als geheel beeld is dit werk waarbij men denkt aan Zola, in zijn massa beschouwing, terwijl bij brokken van over vloedige beschrijvingskunst de gedachten gian naar dien andere overvloedige: Mnltatnli, naar diens forEch, proza betreffend een ander deel van Amsterdam: de Joden Breeatraat. De hoofdfiguren van het boek tijn Neel m?t haar tweeden man Sty'n. Doorgaans in verband met beider leven hooren wij van de andere personen: van Nel en mcoie Corrie, loszedeloos schaamteloos berekenend, Neeltje Terwëe en fijne Heintje Punt, vanPoppenTrui en Fiaweelen Bat, van Matje Schulfdnim met ba»aanhalig wiploopje die het jonge leven ? ?p-den Zxd'dk verbraate, van Torbecke, de pias.yan de Wijde Gang en tante Anfje met dés ''helm geboren, vervullend in haar kelder woning, doch in de waarzeggerij machtig voor de heele buurt, Ouwe Scheen der t dan nog met zijn temanseboek", azend op moordnieuws en narigheid nit de kranten, zich verlustigend op gekeurde gruwelijkheid nit de bladen om die te vertellen aan onsjes op banken in parken, ermee leurend en loerend om ontstellende emotie te verwekken. Mooie Karel, de Don Juan, die het blinkende in iedre vronw zag", de ridderlijke, gelijk zijn rader verzot op duiven, zonnige Hagenaar t j ea met pnnr witten snavel. Deze, de onle Buret, is de erkende oraojeklant van de Jordaan, die wel zes en twintig keer de hand van de Koningin Moeder had gedrnkt, die de beste palingrooker ea befaamd plat-honer is van wel twee honderd stuks (duiven). Een der eerste hoofdstukken bevat de teekening des echt s tusschen Neel en haar eersten man Jan Grorjee. Het hoort by de mooiste tafreelen nit de reeks. Uitgaande van dat sterke veilige liefdegevoel is Neela tweede huwelijk met Stijn voortdurend getoetst aan dit eerste gelukzalige met haar Jan. Het is in al de ellende met deien Stijn dat, onverwoord, als wrange droom, haar gelnk met Jan zich opdringen bluft, in een der laatste hoofdstukken nog, wanneer Neel in 't kraambed van een zooveelete kind maar aldoor tnren most naar het snij werk vanden jonggestorvene; de Westerïoren onder een stolp.... 8tg'n is de onbeheerachte, met hem moet Neel zij, die bühaar Jan de kinderlijke vronw mocht zijn tot meerdere groeien, voortdurend schipperen en zich verbijten als Stijn haar Gronjaeljes wil aan 't lijf komen of wanneer hu de winkel inwaggelt in een dagendnrende dronkenschap. In hem is sterk een dnbbelnatnnr. Goedige snffert, Jordaansoh beroemd om zijn drenke lingen redden, verandert zijn wezen bijwijlen dooreen geheime verdorven drift, een soort van voor niets terugwijkend fatalisme, waarin alle genegenheid van hem week." Had hij te veel gedronken, met versnelden groei kwam in hem tot nitleving wat bij duizend anderen van zijn soort verborgen bleef, dralen rondom fatsoen, angst voor openbaar oordeel en 't straffende gezag." Dan is er een wreedheidsverlannen door den drank, waarin alle'gevoel van menschelyke ver antwoordelijkheid nit hem is weggezonken." In de laatste hoofdstukken toont Sty'n zich op zijn best, als hij, wijl Neel op 't ziekbed ligt, voor winkel en huishouding zorgen mag. Zal ten slotte de rouwe Stijn worden getemd door 't ont«g, dien eerbied met liefde voor zg'n vrouw? 't Baaef van zelfkritiek, dit bewustzijn, 't welk beschaafderen dikwijls niet eigen is, bezit dezen Stijn. Er wordt nimmer gemoraliseerd in dit werk, zelfs niet onbewust-onopzettelijk in een voor keur voor den een of den ander. En de neiging tot beter mensch werden van Stijn, waar de laatste hoofdstukken zich naar richten, is gansch en al, natuurlijk voortvloeiend, nit zijn beurtelings wreede en week-aentimenteele aard. Slechts Neela heroïake natuur heeft de schrijver nog eens aan het slot van het boek op zijn schittereidat willen manifesteeren, wanneer met bedreiging van blind-worden zij haar kind zelf zoogt, doch hier voel ik deze poging als iets onechts, als een tikje sentimentaliteit, thans van den schrijver. Want hy bewondert deze vrouw. E a niet slechts als schrijver. De belangrijkste roman bladzijden zyn aan dit echtpaar gewijd, het zijn, wat Stijn betreft i o zijn karakteristiek alle karakteriseer ingen zijn scherp gesteld in het boek de diep zinnigste van het boekl zaak <£lexander @ohen-jlankes-gnelsma= van iïuiveland, Verschenen bij de Firma J. A. Fortuyn eene ruim geïllustreerde brochure over de zaak COHEN-DRIELSMA, door ALEXANDER COHEN. Bestellingen kunnen gedaan worden (f 0.50 per ex.) bij den Uitgever, Kerkstraat 34, Amsterdam, en in den Boekhandel. N. T EERSTE BEDE8L. UBBBK TAN ASBESTCEMENTPLATEN ttartinir. MABTINITPLATEN zgn: brand-, trek- en krimpvrfl. "Vraagrt pryzen en monsters. ADRES: Crnqiusweg 113, Amsterdam. WINTERSPORT. ADELBODBN. m?.^?mim?i^?L F4MILTEHOTEL BEA.TJ SITE. ?????^^?*?LIFT, BAB, CONCERTZAAL MET EIGEN ORCHE8T. GR. VESTIBULE. PENSION. ZOMER 7?12 Fr. WINTERS 8?15 Fr. PROSP. GR. INTERN. VERKEERSBUR., AM8T., RAADHUISSTRAAT 16. Met Qaerido is het gegaan als met de wonderkinderen. Een felle verheerlijking eerst, gevolgd door te spoedige verguizing. Met open armen het literaire leven van Holland in gehaald: een diamantwerker luidde het die schrijver werd (verwacht men van eruditie en cultuur in verband met' kunstvermogen nog altijd niet te veel?) heeft Queiido'a Kunstenaarsleven, in de Gids opge nomen, den lezer bitter teleurgesteld. Toch was de sitnatieechildering zoo mooi, doch de aanloop dijde nit, het werk bleef hangen en baken. Bij prachtige fragmenten schoot de vertelling niet op. De steenen waren er, in overvloed, doch de bouwmeester miste de gave ze te schikken dat elk tot zijn recht kwam in een logische constructie. Nu is dit het kenmerkende van dezen laatsten arbeid. Het schikken van het materiaal is zoo kostelijk geschied. Er zijn hoofdstukjes dat afzonderlijke meesterstukjes zyn, van een klassieke soberheid zelfs, gelijk het weinig kieskeurige van de twee orgeldraaiers Mastwinkel en Gijsbeek en het Aaf je, waarom zij beiden vrijden. Doch het onderling verband blijft bestaan, er ia nergens meer een fragment als een loshangend slot aan een deur. 'c Verhaal zit solide in elkaar en de stijging naar 't slot ontbreekt niet. De belangstelling sit vast aan deze figuren, waarvan Qaerido ons belooft verder te zullen vertellen in een tweade (onder)leel van zijn Amsterdamsen epos. Dat er nu wel eens vier adjectieven voor een woord staan, waar twee hadden vergenoegd en een orkaan geschetst wordt waar een storm was bedoeld, er overdrevenheden in het boek voorkomen gelijk in de beschrijving van de waarzegster, of in een uitdrukking: oogen als beregende vergeet-mij-nietjes", nog wel Neels gedachten tegenover haar Stijn en dat ook de nuance meermalen niet in 't oog gebonden wordt zooals in 't.begin, wanneer we aldoor van 't bloed der gevilde palingen gehoord hebben en Qnerido daar vlak op vertelt van bloedwarm weer het is mij haast onaangenaam dit zelfs te noemen, waar Qaerido zich geniaal heeft getoond met de gave van dit werk, dat een doorwrocht geheel ia, in de eerste plaats: van bezielde waar nemingskunst. Ten slotte gewent men eraan, doch in den aanvang is het worstelen om in de pbonetische spelling der gesproken taal door te dringen. De verklarende lijst der minst bekende jargon-woorden zon ook waarlijk kunnen worden uitgebreid, 't Leest toch al niet makkelijk met die phonetische spelling: hei baat hij bijt; maan anr mijn oor; naayt nooit; klaaan klein. M'n aure toete se praote fest aafer maan." Dit zinnetje mag de lezer nu eens oplossen. ALBEBTINE DE HAAS. miiiiiiMiiMiiiiiimiiiMmiiimmiiniiiiiiiiiiiiiNMiiiMuiMiiHimiiiiiiiiiimmiiiumiHUiiiiiiiiiiiiiiii BOUWT TE NONSPEET. Inlichtingen bij het bonwbnrean DE VELUWE", aldaar. Prima Anthraciet,Gascokes, Brechcokes enz. FiraaHlv.BBEEMEN, Lijnbaansgr. 296. - Telef. N. 4276. DELAUNAY BELLEVILLE AUTOMOBIELEN. Hoofd-Agent voor Nederland t J. LEONARD LANG, Stad.lioticlerslia.de, AMSTERDAM. GRANDS VINS DE CHAMPAGNE Perrier-Jouet Epernay. Concessionnaires, Sauter & Polis,Maastricht. VIJZELSTRAAT- 36 -58 -6O HEERENGR4 INRICHTING TOT HET MEUBILEEREN-EN VER-SIER.EN-DER. WONING pooten; en twee hadden zelfs kalm weg na even kijken geweigerd te onderhandelen en hem heen gezonden, met zijn tafel ea zijn bewondering-eischende aanprijzing en zijn overmoedige verwachting. En zoo was h\j eindelijk met het bod j e van den vijfden antiquair nogal blügeweest, en vooral ook blij, dat hij de tafel kwijt was, want zijn schedel deed ellendig pijn, zijn schouders en leden hingen verwrongen, en zijn geest ?was afgemat van al de gespannenheid en de langzame afpijniging van zijn hoop en z\jn vreugde. Joede vertelde eindelijk aan zijn vrouw en Jaapie zijn verkoop: dat was alles... wat kon me deran doen ?. 't ding was niks, besloot hij maar dadelijk, 't was heele maal niks, heelemaal niet compleet... Moeder zag met een aandacht, die den gansehen loop van het gebeuren in haar harde ongeloof dadelijk gereeder aanvaardde, hem aan; ze joeg de kinderen van zich, die aan haar rokken stonden te drenzen. Nee ? ' vroeg ze büJoede'a verzekering dat de tafel niets was geweest, en zij krabde met een vinger tusschen haar weinige haar op een kale hoofdplek, de witte glimming van den schedel zonder schaamte latend voor het eigen gezin. Vanmorgen had ze even aan dat haar gedacht: als er eens centen kwamen, zou ze toeh eria een nieuw stukkie hebben gekocht; niet dat ze er zooveel om gaf... . maar och, een stukkie nieuw baar, een nieuw rolletje... stond es 'n weer beetje knap. Maar nou niét, alweer verkeken, k een zorg... ze kon er best zonder, hoor... ze gaf niet om de mooiïgheid, ze was niet zoo op de schtaat De huishouwing en de kinderen en meestal nog hard meegappelen met Joede, dan had ze meer as genoeg, en dan... ze had et nou eenmaal nooit thuis voor zich gezien, doodeen voudig... om maar altijd 'teerst aan je eigen opschik te denken... ze had wel andere zorg, nou Jaapie had de oogen niet van Joede kunnen afwenden; en de gang van de geschiedenis der tafel was als een martel werktuig gegaan door zijn vleesch, alle leden en alle zenuwen gaamkrimpend van de pijn der yerdroevende, moordende ontgoocheling. Hij was wit ge worden en zijn oogen stonden wijd, zijn mond trok samen omdat het schreien nabij was. .Wat kan me d'r aan doen ?" vroeg Joede, die iets van zijn verandering gemerkt had, 't was niks... 't wij niks...." Wat dan?" vroeg moeder, naar Jaapie omkijkend. Jaapie bad nog niet alles gehoord; hij stond te hijgen, met op en neer bewegende schouders. En al wist hij al wel dat het groote, bloeiend-goudene geluk van zijn droom van enkele uren geleden al weer verstooten was, hu wilde toch alles hooren, tot het laatste toe de gunst van het lot afsmekend in de stilte van zijn angstig beleven. En met z\jn keel vol proppende zenuwen die hij vergeefs trachtte te ver bergen, vroeg hij heesch: En wat... wat heb u d'r an verdiend ?... wat heb u ver diend?" Vijf gulde ..." zei Joede zenuwachtig, als een bange bekentenis en een troostend, tot aanvaarden kalmeerende rnededeeling tegelijk," 'k heb ze maar genome... wat moest ik doen? As 'k verder gegaan was had, 'k misschien nog minder afgekome " Zijn groote begeerens onder nijpende kwelling verschrompeld had, Jaapie tot het laatste oogenblik toe een klein, klein wonder verwacht, een kapitaaltje, dat niet alle dagen genoemd werd, een hoopje geld, dat groot zou lijken dan, en waar een klein glanzend feestje van in huis zou kunnen worden gevierd. Toen Yader alles gezegd had, en er niets meer overbleef dan de onvermoei bare werkelijkheid van die vijf gulden, een alledaagsche klank, een onuitstaanbare doffe egaalheid, een vloek van onverbiddelijke voortgang in de sombere gebrekkigheid van nu, en al het andere werkelijk, wezenlijk weg zonk een onduldbare wanhoop van verdriet en opstand in hem neer. En in de marteling van zijn onmacht tot verdediging tegen dat onreeht, dat nu dit, hier, vór hem, weer en weer langs hem heen had doen gaan, van hem weg had genomen voor altijd, stiet hij alle aanklacht tegen die tot snikkens en t rappen s toe verbitterende misdeeling op het eenige dat hem van deze brekende bezoeking was gebleven: op zijn v.ader, daar, vór hem, die het gedaan had, die weg was geweest n dien hy.gevolgd had met zijn heete vervoering en zijn brandend en snakkend verlangen, en die daar nu immers aankwam met zijn sarrende ge matigdheid en hem het doodvonnis zei van zijn innig, stil gekuste en omstreelde geluk. Hij was opgestaan en, zijn hoofd alleen op zijn blauw-aderende hals zijn vader toegewend; riep hy gesmoord door een pijnlijke spleet van zijn dichtgekluwende keel: Vijf gulde ?.., vijf gulde ?... is dat alles ?..." Joede schrok van zijn tot atikkens toe gepropte, smartlijke drift. Ja" zei hu bang, en met een niet geheel uitgesproken, even achter zijn bewustzijn helderend medelijden:" wat wou jij dan? wou jij dan meer ? kan me dat dan dwingen ? kan me daar dan wat aan veranderen ?..." Jaapie's oogen waren met gloeiende, bijtende tranen volgeloopen. Hij voelde dat het zoo was, onverzettelijk; in zijn zware wreedheid voelde hij het ongeluk van de teleurstelling in zijn lijf en zijn gedachten gevallen. Eerst kromp hij ineen van de pijn der wanhopige geslagenheid; het was alsof zijn hart samentrok en alle bloed week uit zijn in priemenden greep geknepene lijf, uit zijn lamgebeukte leden, en van zijn als in een ontmoeting van den dood ontapierde oogen weg. Dan stiet het en dreef het in hem tot verzetten en wreken, en alle kracht scheen, met droefenis deorladen, terug te keeren en op te kruipen als een sombere driftige, zoekende aanval, naar die ne plek, naar zijn arme, berstens-beladene hart, dat onder dien aandrang in een vernietigenden breuk scheen te zullen springen uit zijn lijf. Zoo, in die donkere persing van wee, terwijl zijn keel zat toegesnoerd en het zwart en rood van de uitzinnigheid langs zijn oogen trok en trilde als een floersende en laaiende wolk, wrikte hij met zijn groenige gore hoofd, waarvan de kaken beefden onder het trillen der schreiende lippen. En niets meer volgend van de af wikkeling der werkelijkheid, barstte hij zijn wanhoop uit tegen zijn vader, die daar ook zoo kalm scheen te blijven staan, met zijn aanvaarding van het verdoembare kleine beetje, waaraan hij, Jaapie, immers niets had, niets, o, god, heelemaal hoelemaal niets... na al wat er in z\jn verbeelding gebeurd was.... Hij stond te trampelen tegen den grond, springend van spijtige drift en hij barstte in gebroken huilen uit. Prul!" schreeuwde hij, Pruil... Prul!..: je bint een vuile stomme prul... dat ben je, dat ben je... hoor... hoor... hoor!. ." Om zijn brandend verdriet te ontladen, schreeuwde hij door, maar hij sloeg plots met een ijzigen schrik terug, want als een dier, bitter van onbeheerschte spijt en miskenningsgevoel, was Joede op hem toegesprongen en had hem met-én in zijn woesten vaart tegen den grond gesmeten. Jaapie voelde het vernietigende van zijn vadera drift, en dadelijk, in een losbreking van bangere pijn, zijn eigen on rechtvaardigheid, en de onafwendbaarheid van het nieuwe ongeluk, de breuk met zijn vader, dat nu wel een bloedig verlies scheen voor altijd, opeens veel dieper nog dan dat andere.... De slagen en trappen beukten al op zijn lijf en zijn hoofd en zijn gezicht, want Joede was blind van drift en sloeg maar en trapte en schopte, tot Jaapie lag te kermen op den grond, ongelukkig al van schaamte alleen, en toch schaamteloos tegen over de onduldbare pijn, die de verzachting van het schreeuwen wel behoefde. Waan zinnig van drift sloeg Joede door. Hij wist niet meer wien hij sloeg. Na Jaapie, het brutale kind, dat allen eerbied vergeten had en hem schandelijk beleedigde en mis kende, en na den gelijk-volwassene deel genoot van het geheim der stille verwachting die hem de schuld verweet der mislukking, sloeg hij voort om de wereld, het lot, dat hem verongelijkt had; hij sloeg zijn eigen teleurstelling uit, hij sloeg de tafel, hij sloeg alle slechte treffing van zijn leven, de bittere ergernis der faling van zijn gang; en hij scheen te zullen doorhameren en trappen tot hij zich moe zou hebben geslagen, en zijn zenuwen, bevredigd, hem de rust van het evenwicht der aanvaarding en van den voortgang zouden herschenken. Onder het luid geschrei van de kinderen, die Jaapie zagen liggen kronkelen van de pijn en angstig waren geworden van den boozen bloedigen twistgeest, had Moeder Joede bij den arm gegrepen en geschud en getrokken: rHou op, Joede!" riep ze, hou op, Joede, je slaat 'm dood l Hou op Joede, bega geen ongeluk, zeg ik je... Joede l" kreet ze. Met geheven handen liep ze verder de kelder in van hen af, en stiet haar wan hoop en haar haat uit: Dat heb ik d'r van", jammerde ze van die vuiligheid, dat is mijn deel, o god! o god...!" Zij rende weer op Joede toe, en trok en sleurde hem nu weg, met al de kracht van haar angst voor een ongeluk, daar Joede steeds zinne loos doorsloeg en Jaapie niet meer luid kon schreeuwen van de uitputtende lijfsmart. Hij begon nu te kermen en na te schokken en zacht verknopen uit te huilen, met zachte hooge piepende pijngeluidjes, in het onzegbare verdriet an schaamte en spijt en donkere ontzenuwing, dat nu wel nimmer meer te heelen scheen. Want hij had in een ootmoedigen spijt zijn vader om den haTs willen pakken, maar hij kon nu niets daarvan doen, en het scheen nu wel of het ook nooit meer zou kunnen gebeuren. Hij kon niet eens verder doordringen in de overweldigende verwikkeling der ellende waarin hij neerlag, want alles van de groote, sterke wereld was hem nu vijandig. Hij vond alleen nog de vodden als eenige bekende vertrouwelijkheid en hij wierp zich daar in neer, tusschen een hoopje wol, waarvan de duffe geur hem als een ver troostende beschutting was. Moeder was Badplaats in ZnidTirol. Heerlijk limaat. Seizoen ^^^?September Juni 1911/12 31,502 badgasten. Stedelijke Kur- en Badinrichtine. Zanderinstituut. Koudwaterinrichting. Koolzuur- en alle geneeskundige baden. Zwembasain. Inhallatiea. Eadium ? Emanatorium. Druiven-, Mineraalwater-, terrein- en openlucht ligknren. Kanalisatie. 4 hoogebronwaterleidingen. Theater. Sport terrein. Concerten. 20 Hotels Ie Rang. Sana toria. Talrijke penaiona en villa's voor vreem delingen. Prospectus gratia by de Kurvorstehung. De volgende Hotels van den len Rang zijn van allen comfort volgens den nieuweren tijd voorzien, geven gelegenheid voor pensionverblijf en zenden op aanvraag een prospectus. De cijfers zijn het aantal bedden. Grand Hotel und Meraner Hof 330, Fran Emma 260, Erzberzog Johann 220, Palast 220, Briatol 190, Kaiaerhof 180, Habsburgerhof 140, Park 140, Savoy 130, Tirolerhof 115, Aders 90, Minerva 85, Erzherzog Kainer 80, Anatria und Villa Imperial 70, Hassfnrther 65, Bavaria 65. DELILA CIGARETTES voor Joede gaan staan, en als in een aan val tot hem, ook half huilend, spuwde zij haar spijt uit over alle verstorende on geluk : Dat komt van jou vuile praatjes l" schreeuwde ze met een snik in de keel, ja, van jou vuile praatjes en je vertelseltjes... dat je 'm heb opgewarmd, jij stapele gek, jij gek, daar komt dat alle maal van, dat ongeluk... dat ongeluk...!" Zij barstte eindelijk in snikken uit, en bleef staan met de schort aan haar oogen, de tranen wisschend, die nu vol en brandend aandrongen. De kinderen huilden angstiger op, nu het huis overvallen lag van net twistrumoer en het geschrei der grooton, en Joede, boordevol machtelopze spijt en, onuitzegbaar medelijden omkijkend naar Jaapie, die zich in een nis van afwending met zijn zachte lange versmoorde uithuilen tusschen de vodden had opgesloten, hield alle antwoord terug, en bleef staan. Sta op. Jaap" riep hij nog even zacht, als een vriendschappelijk-gelijkstellende verteedering. Jaapie bewoog even, maar gaf geen antwoord. Hij had te veel pijn om zich nu te kunnen verzoenen; hij voelde nergens uitkomst tegen de wereld, die hem in zijn sidderend-n aderende omhelzing teruggestooten en verslagen had; hij was grenzeloos bekommerd om zijn vader en zijn moeder en om zichzelf, en dook zijn schokkende hoofd dieper in de vodden, waarvan het krieuwelende vuil klitte aan zijn nat-heete gezicht. Joede bleef stil staan. Moet je niet opstaan?" vroeg hij nog eens, en je gezicht afV gen? en naar binnen gaan ?" ... Hij zag het kind neen schudden en wendde zich af. In zijn hoofd drong nu binnen alle diepdonkere wezenlijkheid der dingen, en het was alsof hij zich voelde volloopen niet een door-pijnend vocht, van' ontstellende en brekende droefenis, dat overal in het stilkrimpende l\jf binncnvlpeide, als een zwaar bevangende doodelijkheid. En hij vond als eenig overblijvende gedachte het voor nemen, om Jaapie zoo gauw het mogelijk was, alle vriendschap en alle warmte te geven, waarmee hij hem van zijn spijt en zijn boetwilligheid kon verzekeren, hem en zichzelven en den anderen aldus troostend en vergoedend voor het leed, dat de tafel hen had aangedaan, door hen vandaag niet te hebben rijk gemaakt.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl