Historisch Archief 1877-1940
No. 1844
D E AMSTERDAM M ER WEEKBLAD YOOR NE D E RL A N- D.
buurt, waar men ilch niet laat knijpen door
een nanw omschreven plichtgevoel, waar, o,
ontegenzeggelijk hard gewerkt wordt, doch
waar men sich ook makkelijk uitleeft, ieder,
hoordeia vindt voor eigen leed; waar
zelfbedwang weinig wordt gekend, minder nog
erkend, doch ieder naar kijvende
krachtwoorden zoekt en waar het af werende schelden
?lich voortzet tot in de liefkoosing... waar
oneindig gebabbeld wordt tot den eeuwigen
voorbQgangerendemelancholie stilte mist om
tot tier te komen.
De kleine winkeltjes, huis aan huis, zijn
de verzamelplekken, de vrouwen-babbelen
er bij iedre boodschap; op de karren met
koopwaar spitst zich de critiek, de
wekelijksche markten trekken onafgebroken druk
? bezoek, de winkelrij op de Piinsengracht
welke de Jordaan naar den stadskant afsluit,
de Noordermarkt, da dichtbije Haarlemmer
dijk, het vormt n groot terrein voor sensaties
en verscheidenheid; een wildernis van levens
vormen, geluk ik straks zeide.
Dit overstelpende van zulk een volksbuurt
ia door Qaerido prachtig gevoeld en zoo ook
is zijn boek er minder een geworden van
baheerschte soberheid dan van een machtigen
haast ongrjjpboren overvloed. Alsof de stof
hem te rijkelijk over de handen stroomde,
wQl hu voortschreef.
In het groote omvatten van dit brok
Amsterdam, met de schitterende visies in
de beschrijving van de stadsgedeelten op
verschillende dag-momenten, ia nochtans de
karakterontleding van de personen, welke
de schrijver nit den chaos meer naar ons
toedringt tot zjjn volle recht gekomen. En
al heeft Cany van Bruggen in haar onver
deelde aandacht wellicht fijner geluisterd
naar haar volks'ype Bochellje" in
Breischoollje, de innigheid, de humor van dit
boek is hier ook. Johan de Meesters
psychologie in actie" welke hii in Geertje"
gaf, (de uitdrukking is van Qnerido) ont
moeten wjj in het doen van de hoofdfiguur
Nee), in het zijn tasschen haar kinderen, haar
wihkelklanten, in de wijze waarop zich haar
heftigheid nit, daar als bij Geertje haar
aard wordt verdrukt.
Nog naar een ander Hollanlsch schrijver
ging de gedachte: de jonggestorven Frits
Boosdorp herleeft in de kinderbeschrijvingen,
kenmerkend deze, diar alle sentimentaliteit
ontbreekt.
De gedachte wreedheid, de scherpe bereke
ning van het kind Lientje, machtbewnst
tegenover de niet lezen noch schrüven kunnen
de dienstmeid en deze tergend met 'i sarrend
uitstellen in 't voorlezen van den hevig ver
beiden liefdesbrief, de kleine Daan t j e, zelf
bewust bandiet j e op zijn vierde jaar, de
hoestende kleine Gronjés, het zijn van die
kinderen, waarin de kinderlijkheid vroeg reeds
afstierf in de onbarmhartigheid, waarmee ze
zelf als volop verantwoordelijke volwassenen,
werden aangepakt.
Minder aan Van Looy, die dese zelfde stof
behandelde, dan als geheel beeld is dit werk
waarbij men denkt aan Zola, in zijn massa
beschouwing, terwijl bij brokken van over
vloedige beschrijvingskunst de gedachten gian
naar dien andere overvloedige: Mnltatnli,
naar diens forEch, proza betreffend een ander
deel van Amsterdam: de Joden Breeatraat.
De hoofdfiguren van het boek tijn Neel m?t
haar tweeden man Sty'n. Doorgaans in verband
met beider leven hooren wij van de andere
personen: van Nel en mcoie Corrie,
loszedeloos schaamteloos berekenend, Neeltje
Terwëe en fijne Heintje Punt, vanPoppenTrui
en Fiaweelen Bat, van Matje Schulfdnim met
ba»aanhalig wiploopje die het jonge leven
? ?p-den Zxd'dk verbraate, van Torbecke, de
pias.yan de Wijde Gang en tante Anfje met
dés ''helm geboren, vervullend in haar kelder
woning, doch in de waarzeggerij machtig voor
de heele buurt, Ouwe Scheen der t dan nog
met zijn temanseboek", azend op
moordnieuws en narigheid nit de kranten, zich
verlustigend op gekeurde gruwelijkheid nit
de bladen om die te vertellen aan onsjes
op banken in parken, ermee leurend en
loerend om ontstellende emotie te verwekken.
Mooie Karel, de Don Juan, die het blinkende
in iedre vronw zag", de ridderlijke, gelijk zijn
rader verzot op duiven, zonnige Hagenaar t j ea
met pnnr witten snavel. Deze, de onle Buret,
is de erkende oraojeklant van de Jordaan,
die wel zes en twintig keer de hand van de
Koningin Moeder had gedrnkt, die de beste
palingrooker ea befaamd plat-honer is van wel
twee honderd stuks (duiven).
Een der eerste hoofdstukken bevat de
teekening des echt s tusschen Neel en haar
eersten man Jan Grorjee. Het hoort by de
mooiste tafreelen nit de reeks. Uitgaande
van dat sterke veilige liefdegevoel is Neela
tweede huwelijk met Stijn voortdurend getoetst
aan dit eerste gelukzalige met haar Jan.
Het is in al de ellende met deien Stijn
dat, onverwoord, als wrange droom, haar
gelnk met Jan zich opdringen bluft, in een
der laatste hoofdstukken nog, wanneer Neel
in 't kraambed van een zooveelete kind maar
aldoor tnren most naar het snij werk vanden
jonggestorvene; de Westerïoren onder
een stolp....
8tg'n is de onbeheerachte, met hem moet
Neel zij, die bühaar Jan de kinderlijke
vronw mocht zijn tot meerdere groeien,
voortdurend schipperen en zich verbijten als
Stijn haar Gronjaeljes wil aan 't lijf komen
of wanneer hu de winkel inwaggelt in een
dagendnrende dronkenschap.
In hem is sterk een dnbbelnatnnr. Goedige
snffert, Jordaansoh beroemd om zijn drenke
lingen redden, verandert zijn wezen bijwijlen
dooreen geheime verdorven drift, een soort
van voor niets terugwijkend fatalisme, waarin
alle genegenheid van hem week."
Had hij te veel gedronken, met versnelden
groei kwam in hem tot nitleving wat bij
duizend anderen van zijn soort verborgen
bleef, dralen rondom fatsoen, angst voor
openbaar oordeel en 't straffende gezag."
Dan is er een wreedheidsverlannen door den
drank, waarin alle'gevoel van menschelyke ver
antwoordelijkheid nit hem is weggezonken."
In de laatste hoofdstukken toont Sty'n
zich op zijn best, als hij, wijl Neel op 't ziekbed
ligt, voor winkel en huishouding zorgen mag.
Zal ten slotte de rouwe Stijn worden getemd
door 't ont«g, dien eerbied met liefde
voor zg'n vrouw?
't Baaef van zelfkritiek, dit bewustzijn,
't welk beschaafderen dikwijls niet eigen is,
bezit dezen Stijn.
Er wordt nimmer gemoraliseerd in dit werk,
zelfs niet onbewust-onopzettelijk in een voor
keur voor den een of den ander. En de
neiging tot beter mensch werden van Stijn,
waar de laatste hoofdstukken zich naar richten,
is gansch en al, natuurlijk voortvloeiend, nit
zijn beurtelings wreede en week-aentimenteele
aard. Slechts Neela heroïake natuur heeft de
schrijver nog eens aan het slot van het boek
op zijn schittereidat willen manifesteeren,
wanneer met bedreiging van blind-worden
zij haar kind zelf zoogt, doch hier voel ik
deze poging als iets onechts, als een tikje
sentimentaliteit, thans van den schrijver.
Want hy bewondert deze vrouw. E a niet
slechts als schrijver.
De belangrijkste roman bladzijden zyn aan
dit echtpaar gewijd, het zijn, wat Stijn betreft
i o zijn karakteristiek alle karakteriseer ingen
zijn scherp gesteld in het boek de diep
zinnigste van het boekl
zaak <£lexander @ohen-jlankes-gnelsma=
van iïuiveland,
Verschenen bij de Firma J. A. Fortuyn eene ruim geïllustreerde
brochure over de zaak COHEN-DRIELSMA, door ALEXANDER COHEN.
Bestellingen kunnen gedaan worden (f 0.50 per ex.) bij den
Uitgever, Kerkstraat 34, Amsterdam, en in den Boekhandel.
N. T EERSTE BEDE8L. UBBBK TAN ASBESTCEMENTPLATEN
ttartinir.
MABTINITPLATEN zgn:
brand-, trek- en
krimpvrfl.
"Vraagrt pryzen en monsters.
ADRES:
Crnqiusweg 113, Amsterdam.
WINTERSPORT. ADELBODBN.
m?.^?mim?i^?L F4MILTEHOTEL BEA.TJ SITE.
?????^^?*?LIFT, BAB, CONCERTZAAL MET
EIGEN ORCHE8T. GR. VESTIBULE. PENSION. ZOMER 7?12 Fr. WINTERS
8?15 Fr. PROSP. GR. INTERN. VERKEERSBUR., AM8T., RAADHUISSTRAAT 16.
Met Qaerido is het gegaan als met de
wonderkinderen. Een felle verheerlijking
eerst, gevolgd door te spoedige verguizing.
Met open armen het literaire leven van
Holland in gehaald: een diamantwerker
luidde het die schrijver werd (verwacht
men van eruditie en cultuur in verband met'
kunstvermogen nog altijd niet te veel?) heeft
Queiido'a Kunstenaarsleven, in de Gids opge
nomen, den lezer bitter teleurgesteld. Toch
was de sitnatieechildering zoo mooi, doch de
aanloop dijde nit, het werk bleef hangen en
baken. Bij prachtige fragmenten schoot de
vertelling niet op. De steenen waren er, in
overvloed, doch de bouwmeester miste de
gave ze te schikken dat elk tot zijn recht
kwam in een logische constructie.
Nu is dit het kenmerkende van dezen
laatsten arbeid. Het schikken van het materiaal
is zoo kostelijk geschied. Er zijn hoofdstukjes
dat afzonderlijke meesterstukjes zyn, van een
klassieke soberheid zelfs, gelijk het weinig
kieskeurige van de twee orgeldraaiers
Mastwinkel en Gijsbeek en het Aaf je, waarom zij
beiden vrijden.
Doch het onderling verband blijft bestaan,
er ia nergens meer een fragment als een
loshangend slot aan een deur. 'c Verhaal zit
solide in elkaar en de stijging naar 't slot
ontbreekt niet. De belangstelling sit vast
aan deze figuren, waarvan Qaerido ons belooft
verder te zullen vertellen in een tweade
(onder)leel van zijn Amsterdamsen epos.
Dat er nu wel eens vier adjectieven voor
een woord staan, waar twee hadden vergenoegd
en een orkaan geschetst wordt waar een
storm was bedoeld, er overdrevenheden in
het boek voorkomen gelijk in de beschrijving
van de waarzegster, of in een uitdrukking:
oogen als beregende vergeet-mij-nietjes", nog
wel Neels gedachten tegenover haar Stijn en
dat ook de nuance meermalen niet in 't oog
gebonden wordt zooals in 't.begin, wanneer
we aldoor van 't bloed der gevilde palingen
gehoord hebben en Qnerido daar vlak op
vertelt van bloedwarm weer het is mij
haast onaangenaam dit zelfs te noemen, waar
Qaerido zich geniaal heeft getoond met de
gave van dit werk, dat een doorwrocht geheel
ia, in de eerste plaats: van bezielde waar
nemingskunst.
Ten slotte gewent men eraan, doch in den
aanvang is het worstelen om in de pbonetische
spelling der gesproken taal door te dringen.
De verklarende lijst der minst bekende
jargon-woorden zon ook waarlijk kunnen
worden uitgebreid, 't Leest toch al niet
makkelijk met die phonetische spelling: hei
baat hij bijt; maan anr mijn oor;
naayt nooit; klaaan klein.
M'n aure toete se praote fest aafer maan."
Dit zinnetje mag de lezer nu eens oplossen.
ALBEBTINE DE HAAS.
miiiiiiMiiMiiiiiimiiiMmiiimmiiniiiiiiiiiiiiiNMiiiMuiMiiHimiiiiiiiiiimmiiiumiHUiiiiiiiiiiiiiiii
BOUWT TE NONSPEET.
Inlichtingen bij het bonwbnrean DE
VELUWE", aldaar.
Prima Anthraciet,Gascokes,
Brechcokes enz.
FiraaHlv.BBEEMEN,
Lijnbaansgr. 296. - Telef. N. 4276.
DELAUNAY BELLEVILLE
AUTOMOBIELEN.
Hoofd-Agent voor Nederland t
J. LEONARD LANG,
Stad.lioticlerslia.de,
AMSTERDAM.
GRANDS VINS DE CHAMPAGNE
Perrier-Jouet
Epernay.
Concessionnaires,
Sauter & Polis,Maastricht.
VIJZELSTRAAT- 36 -58 -6O
HEERENGR4
INRICHTING TOT HET MEUBILEEREN-EN VER-SIER.EN-DER. WONING
pooten; en twee hadden zelfs kalm weg na
even kijken geweigerd te onderhandelen en
hem heen gezonden, met zijn tafel ea zijn
bewondering-eischende aanprijzing en zijn
overmoedige verwachting. En zoo was h\j
eindelijk met het bod j e van den vijfden
antiquair nogal blügeweest, en vooral ook
blij, dat hij de tafel kwijt was, want zijn
schedel deed ellendig pijn, zijn schouders
en leden hingen verwrongen, en zijn geest
?was afgemat van al de gespannenheid en
de langzame afpijniging van zijn hoop en
z\jn vreugde.
Joede vertelde eindelijk aan zijn vrouw
en Jaapie zijn verkoop: dat was alles...
wat kon me deran doen ?. 't ding was niks,
besloot hij maar dadelijk, 't was heele maal
niks, heelemaal niet compleet...
Moeder zag met een aandacht, die den
gansehen loop van het gebeuren in haar
harde ongeloof dadelijk gereeder aanvaardde,
hem aan; ze joeg de kinderen van zich, die
aan haar rokken stonden te drenzen. Nee ? '
vroeg ze büJoede'a verzekering dat de tafel
niets was geweest, en zij krabde met een
vinger tusschen haar weinige haar op een
kale hoofdplek, de witte glimming van den
schedel zonder schaamte latend voor het
eigen gezin. Vanmorgen had ze even aan
dat haar gedacht: als er eens centen kwamen,
zou ze toeh eria een nieuw stukkie hebben
gekocht; niet dat ze er zooveel om gaf...
. maar och, een stukkie nieuw baar, een
nieuw rolletje... stond es 'n weer beetje
knap. Maar nou niét, alweer verkeken,
k een zorg... ze kon er best zonder,
hoor... ze gaf niet om de mooiïgheid, ze was
niet zoo op de schtaat De huishouwing
en de kinderen en meestal nog hard
meegappelen met Joede, dan had ze meer as
genoeg, en dan... ze had et nou eenmaal
nooit thuis voor zich gezien, doodeen
voudig... om maar altijd 'teerst aan je eigen
opschik te denken... ze had wel andere
zorg, nou
Jaapie had de oogen niet van Joede kunnen
afwenden; en de gang van de geschiedenis
der tafel was als een martel werktuig gegaan
door zijn vleesch, alle leden en alle zenuwen
gaamkrimpend van de pijn der yerdroevende,
moordende ontgoocheling. Hij was wit ge
worden en zijn oogen stonden wijd, zijn mond
trok samen omdat het schreien nabij was.
.Wat kan me d'r aan doen ?" vroeg Joede,
die iets van zijn verandering gemerkt had,
't was niks... 't wij niks...."
Wat dan?" vroeg moeder, naar Jaapie
omkijkend.
Jaapie bad nog niet alles gehoord; hij
stond te hijgen, met op en neer bewegende
schouders. En al wist hij al wel dat het
groote, bloeiend-goudene geluk van zijn
droom van enkele uren geleden al weer
verstooten was, hu wilde toch alles hooren,
tot het laatste toe de gunst van het lot
afsmekend in de stilte van zijn angstig
beleven. En met z\jn keel vol proppende
zenuwen die hij vergeefs trachtte te ver
bergen, vroeg hij heesch: En wat... wat
heb u d'r an verdiend ?... wat heb u ver
diend?"
Vijf gulde ..." zei Joede zenuwachtig,
als een bange bekentenis en een troostend,
tot aanvaarden kalmeerende rnededeeling
tegelijk," 'k heb ze maar genome... wat moest
ik doen? As 'k verder gegaan was had, 'k
misschien nog minder afgekome "
Zijn groote begeerens onder nijpende
kwelling verschrompeld had, Jaapie tot het
laatste oogenblik toe een klein, klein wonder
verwacht, een kapitaaltje, dat niet alle dagen
genoemd werd, een hoopje geld, dat groot
zou lijken dan, en waar een klein glanzend
feestje van in huis zou kunnen worden
gevierd. Toen Yader alles gezegd had, en
er niets meer overbleef dan de onvermoei
bare werkelijkheid van die vijf gulden, een
alledaagsche klank, een onuitstaanbare doffe
egaalheid, een vloek van onverbiddelijke
voortgang in de sombere gebrekkigheid van
nu, en al het andere werkelijk, wezenlijk
weg zonk een onduldbare wanhoop van
verdriet en opstand in hem neer. En in de
marteling van zijn onmacht tot verdediging
tegen dat onreeht, dat nu dit, hier, vór
hem, weer en weer langs hem heen had
doen gaan, van hem weg had genomen
voor altijd, stiet hij alle aanklacht tegen
die tot snikkens en t rappen s toe verbitterende
misdeeling op het eenige dat hem van deze
brekende bezoeking was gebleven: op zijn
v.ader, daar, vór hem, die het gedaan had,
die weg was geweest n dien hy.gevolgd
had met zijn heete vervoering en zijn
brandend en snakkend verlangen, en die daar
nu immers aankwam met zijn sarrende ge
matigdheid en hem het doodvonnis zei van
zijn innig, stil gekuste en omstreelde geluk.
Hij was opgestaan en, zijn hoofd alleen op
zijn blauw-aderende hals zijn vader
toegewend; riep hy gesmoord door een pijnlijke
spleet van zijn dichtgekluwende keel:
Vijf gulde ?.., vijf gulde ?... is dat alles ?..."
Joede schrok van zijn tot atikkens toe
gepropte, smartlijke drift.
Ja" zei hu bang, en met een niet geheel
uitgesproken, even achter zijn bewustzijn
helderend medelijden:" wat wou jij dan?
wou jij dan meer ? kan me dat dan dwingen ?
kan me daar dan wat aan veranderen ?..."
Jaapie's oogen waren met gloeiende,
bijtende tranen volgeloopen. Hij voelde dat
het zoo was, onverzettelijk; in zijn zware
wreedheid voelde hij het ongeluk van de
teleurstelling in zijn lijf en zijn gedachten
gevallen. Eerst kromp hij ineen van de
pijn der wanhopige geslagenheid; het was
alsof zijn hart samentrok en alle bloed
week uit zijn in priemenden greep geknepene
lijf, uit zijn lamgebeukte leden, en van zijn
als in een ontmoeting van den dood
ontapierde oogen weg. Dan stiet het en dreef
het in hem tot verzetten en wreken, en
alle kracht scheen, met droefenis deorladen,
terug te keeren en op te kruipen als een
sombere driftige, zoekende aanval, naar die
ne plek, naar zijn arme, berstens-beladene
hart, dat onder dien aandrang in een
vernietigenden breuk scheen te zullen springen
uit zijn lijf. Zoo, in die donkere persing van
wee, terwijl zijn keel zat toegesnoerd en het
zwart en rood van de uitzinnigheid langs
zijn oogen trok en trilde als een floersende
en laaiende wolk, wrikte hij met zijn
groenige gore hoofd, waarvan de kaken
beefden onder het trillen der schreiende
lippen. En niets meer volgend van de af
wikkeling der werkelijkheid, barstte hij
zijn wanhoop uit tegen zijn vader, die daar
ook zoo kalm scheen te blijven staan, met
zijn aanvaarding van het verdoembare
kleine beetje, waaraan hij, Jaapie, immers
niets had, niets, o, god, heelemaal hoelemaal
niets... na al wat er in z\jn verbeelding
gebeurd was.... Hij stond te trampelen tegen
den grond, springend van spijtige drift en
hij barstte in gebroken huilen uit.
Prul!" schreeuwde hij, Pruil... Prul!..:
je bint een vuile stomme prul... dat ben
je, dat ben je... hoor... hoor... hoor!. ."
Om zijn brandend verdriet te ontladen,
schreeuwde hij door, maar hij sloeg plots
met een ijzigen schrik terug, want als
een dier, bitter van onbeheerschte spijt
en miskenningsgevoel, was Joede op hem
toegesprongen en had hem met-én in zijn
woesten vaart tegen den grond gesmeten.
Jaapie voelde het vernietigende van zijn
vadera drift, en dadelijk, in een
losbreking van bangere pijn, zijn eigen on
rechtvaardigheid, en de onafwendbaarheid
van het nieuwe ongeluk, de breuk met
zijn vader, dat nu wel een bloedig verlies
scheen voor altijd, opeens veel dieper nog
dan dat andere.... De slagen en trappen
beukten al op zijn lijf en zijn hoofd en zijn
gezicht, want Joede was blind van drift en
sloeg maar en trapte en schopte, tot Jaapie lag
te kermen op den grond, ongelukkig al van
schaamte alleen, en toch schaamteloos tegen
over de onduldbare pijn, die de verzachting
van het schreeuwen wel behoefde. Waan
zinnig van drift sloeg Joede door. Hij wist
niet meer wien hij sloeg. Na Jaapie, het
brutale kind, dat allen eerbied vergeten
had en hem schandelijk beleedigde en mis
kende, en na den gelijk-volwassene deel
genoot van het geheim der stille verwachting
die hem de schuld verweet der mislukking,
sloeg hij voort om de wereld, het lot, dat
hem verongelijkt had; hij sloeg zijn eigen
teleurstelling uit, hij sloeg de tafel, hij
sloeg alle slechte treffing van zijn leven,
de bittere ergernis der faling van zijn gang;
en hij scheen te zullen doorhameren en
trappen tot hij zich moe zou hebben geslagen,
en zijn zenuwen, bevredigd, hem de rust
van het evenwicht der aanvaarding en van
den voortgang zouden herschenken. Onder
het luid geschrei van de kinderen, die
Jaapie zagen liggen kronkelen van de pijn
en angstig waren geworden van den boozen
bloedigen twistgeest, had Moeder Joede bij
den arm gegrepen en geschud en getrokken:
rHou op, Joede!" riep ze, hou op, Joede,
je slaat 'm dood l Hou op Joede, bega geen
ongeluk, zeg ik je... Joede l" kreet ze.
Met geheven handen liep ze verder de
kelder in van hen af, en stiet haar wan
hoop en haar haat uit: Dat heb ik d'r
van", jammerde ze van die vuiligheid,
dat is mijn deel, o god! o god...!" Zij rende
weer op Joede toe, en trok en sleurde hem
nu weg, met al de kracht van haar angst
voor een ongeluk, daar Joede steeds zinne
loos doorsloeg en Jaapie niet meer luid kon
schreeuwen van de uitputtende lijfsmart.
Hij begon nu te kermen en na te schokken
en zacht verknopen uit te huilen, met
zachte hooge piepende pijngeluidjes, in het
onzegbare verdriet an schaamte en spijt
en donkere ontzenuwing, dat nu wel nimmer
meer te heelen scheen. Want hij had
in een ootmoedigen spijt zijn vader om
den haTs willen pakken, maar hij kon nu
niets daarvan doen, en het scheen nu wel
of het ook nooit meer zou kunnen gebeuren.
Hij kon niet eens verder doordringen
in de overweldigende verwikkeling der
ellende waarin hij neerlag, want alles van
de groote, sterke wereld was hem nu vijandig.
Hij vond alleen nog de vodden als eenige
bekende vertrouwelijkheid en hij wierp zich
daar in neer, tusschen een hoopje wol,
waarvan de duffe geur hem als een ver
troostende beschutting was. Moeder was
Badplaats in
ZnidTirol. Heerlijk
limaat. Seizoen
^^^?September Juni
1911/12 31,502 badgasten. Stedelijke Kur- en
Badinrichtine. Zanderinstituut.
Koudwaterinrichting. Koolzuur- en alle geneeskundige
baden. Zwembasain. Inhallatiea. Eadium
? Emanatorium. Druiven-, Mineraalwater-,
terrein- en openlucht ligknren. Kanalisatie.
4 hoogebronwaterleidingen. Theater. Sport
terrein. Concerten. 20 Hotels Ie Rang. Sana
toria. Talrijke penaiona en villa's voor vreem
delingen. Prospectus gratia by de
Kurvorstehung.
De volgende Hotels van den len
Rang zijn van allen comfort volgens den
nieuweren tijd voorzien, geven gelegenheid
voor pensionverblijf en zenden op aanvraag
een prospectus. De cijfers zijn het aantal
bedden. Grand Hotel und Meraner Hof 330,
Fran Emma 260, Erzberzog Johann 220, Palast
220, Briatol 190, Kaiaerhof 180,
Habsburgerhof 140, Park 140, Savoy 130, Tirolerhof 115,
Aders 90, Minerva 85, Erzherzog Kainer 80,
Anatria und Villa Imperial 70, Hassfnrther
65, Bavaria 65.
DELILA
CIGARETTES
voor Joede gaan staan, en als in een aan
val tot hem, ook half huilend, spuwde zij
haar spijt uit over alle verstorende on
geluk : Dat komt van jou vuile praatjes l"
schreeuwde ze met een snik in de keel,
ja, van jou vuile praatjes en je
vertelseltjes... dat je 'm heb opgewarmd, jij
stapele gek, jij gek, daar komt dat alle
maal van, dat ongeluk... dat ongeluk...!"
Zij barstte eindelijk in snikken uit, en bleef
staan met de schort aan haar oogen, de
tranen wisschend, die nu vol en brandend
aandrongen. De kinderen huilden angstiger
op, nu het huis overvallen lag van net
twistrumoer en het geschrei der grooton,
en Joede, boordevol machtelopze spijt en,
onuitzegbaar medelijden omkijkend naar
Jaapie, die zich in een nis van afwending
met zijn zachte lange versmoorde uithuilen
tusschen de vodden had opgesloten, hield
alle antwoord terug, en bleef staan. Sta
op. Jaap" riep hij nog even zacht, als een
vriendschappelijk-gelijkstellende
verteedering. Jaapie bewoog even, maar gaf geen
antwoord. Hij had te veel pijn om zich nu
te kunnen verzoenen; hij voelde nergens
uitkomst tegen de wereld, die hem in zijn
sidderend-n aderende omhelzing
teruggestooten en verslagen had; hij was grenzeloos
bekommerd om zijn vader en zijn moeder
en om zichzelf, en dook zijn schokkende
hoofd dieper in de vodden, waarvan het
krieuwelende vuil klitte aan zijn nat-heete
gezicht.
Joede bleef stil staan. Moet je niet
opstaan?" vroeg hij nog eens, en je gezicht
afV gen? en naar binnen gaan ?" ... Hij zag
het kind neen schudden en wendde zich
af. In zijn hoofd drong nu binnen alle
diepdonkere wezenlijkheid der dingen, en het
was alsof hij zich voelde volloopen niet een
door-pijnend vocht, van' ontstellende en
brekende droefenis, dat overal in het
stilkrimpende l\jf binncnvlpeide, als een zwaar
bevangende doodelijkheid. En hij vond als
eenig overblijvende gedachte het voor
nemen, om Jaapie zoo gauw het mogelijk
was, alle vriendschap en alle warmte te
geven, waarmee hij hem van zijn spijt en
zijn boetwilligheid kon verzekeren, hem en
zichzelven en den anderen aldus troostend
en vergoedend voor het leed, dat de tafel
hen had aangedaan, door hen vandaag niet
te hebben rijk gemaakt.