Historisch Archief 1877-1940
r. 1845
DE AMSTERDAMIER
A'. 191
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
redactie -van. IMJc. H. F. L.
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Uitgevers: VAN HOLKEMA ft WAfiENDORP, Eelxengra,oht 833, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 134).
Abonnement per S maande»....../ 1.50, fr. p. post / 1.65
Toor India per jaar, bfl vooruitbetalini, ..... . . mafl , 10.
Afzonderujke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar , 0.121/
Zondag 3 November,
Adyertentien Tan 1?6 regels ? 1.35, elke regel meer. .
Advertenün op de finantieele- en kunstpagina per ngel
Reclames per regel
? O25
.030
040
INHOUD:
VAN VERRE EN VAN NABIJ: Da Vrij,
ilnnige samenwerking. Tarkye's neder
laag. FEÜILLETO.NT: Schilders-Vreugd,
door Job. W. Broedelet. KUNST EN
LETTEREN; In Memoriam E. W. Moes, door
jbr. H. Teding van Berkhout. Kroniek
der Gedichten, door Karel van de Woestyne
Catfcérine de Médicis, beoordeeld door I.
BEEICBTEN. INGEZONDEN. VROU
WENRUBRIEK: Eerste Congres van dan
Internationalen Mannenbond voor
Vrouwenkiesrfcbt.doorN.Mansfeldt-de Witt Huberts.
ALLERLEI, door Allegra. UIT DE NA
TUUR, door E. Heiman?. De Synagoge
der Portugeesch-Iert ëliticche Gemeente te
Amsterdam, met af b., (slot), door J. H.
Röasing. Collection Ls Maistre, Fax in
Nnmmis, door A. O. van Kerkwijk. Muziek
in de Hoofdstad, door Ma 11 hijs Vermeulen.
Jonen Wagenaar, met portret, door J. D. C.
van Ookknm. Kennis van h* t Duitse h in
1835, door H. E. K. Bnitenlandeche Romans,
door Heseel Jongsma. De Futuristen, door
J H. Speenhoff. CHARIVARI.
FINANOIEELE EN OECONOMI8CBE KRONIEK,
door v. d. M. en v. d. 8. Brieven over
Belangrijke Onderwerper, door Leonydas.
DAM8PEL. _ SCSAAKSPEL,
ADVERTENTIEN.
De Vrflzinnige samenwerking.
Vlugger dan de Groote Mogendheden
yan Europa het eens worden over de
inbezitneming yan Macedonië, zijn de
Groote Mogendheden (of Groot Mogolen)
der drie liberale partijen het eens ge
worden over de a.s. inbezitneming van
Kuypers Dominium (zooals men weet
is Kuyper, hoewel niet in naam, toch
feitelijk onze Meester, en nog lang niet
onze Abdul Hamid).
De Hoofdbesturen der vrij zinnige (d.w.z.
liberale) partijen hebben blijk gegeven
van een onverwachte en voorbeeldige
veerkracht! want het samenbrengen tot
een vast, en waarljjk, erkennen wij het
dadelyk, niet onaanzienlijk accoord
tusschen de langverzwakte Nederlandsche
politieke groepen, scheen een moeielijk
vraagstuk: Zouden er miet nog meer
angels in gezeten hebben, dan er steken
in het Balkan-wespennest P
Een eerlijke hulde is dus verdiend.
Al bleven wij na de hulde even nieuws
gierig waaraan we precies deze opleving
vao het vaderlandsehe liberalisme te
danken hebben....
Het is toch zeker, dat gegeven onze
linkerzij de-politiek van jaren her het
Liberalisme zijn vertrouwenwekkende
sterkte verloren had en nog 't meest
voor zijne geknakte gezondheid scheen
te verwachten van een gerekten dut, of
van gezapig glunderen, gezeten op de
oude lauweren.
Ia deze heldhaftige positie hebben wij
het lang gezien. Niet alleen tijdens het
Ministerie de Meester, dat een benauwden
droom gelijk was, maar vooral daarna,
toen een deel der liberalen en de
oudliberale pers (N. E. Ct. en N. Ct.) open
lijk hun tevredenheid betuigden met het
régime van de Kerkelijken! Het was in
die dagen, dat Amsterdamsche liberalen
een partijgenoot van Heemskerk op
droegen het neutraal Openbaar Onderwijs
tet bloei te brengen.
Heemskerk, de Minister, bewoog zich
niet. En daar wat stilstaat verwantschap
voelt met wat niet beweegt, gevoelden
de behoudende linker-elementen, alleen
van Kuypers vurigheid wat wars, zich bij
Heemskerk als in... Abrahams sohoot
(men begrijpe Abraham zonder toevoe
ging).
Met Heemskerk n van ZID, vroegen
zij, als de uilen van Baudelaire: wat
winste is er... in het zich verplaatsen P
Welnu, de heer Heemskerk heeft zich
toch, in 't zicht van de nieuwe ver
kiezingen, meer en meer moeten ver
plaatsen", hij heeft meer en meer voor
't oog en voor de hand van zijn broeders"
iets moeten verrichten, hij heeft den
kerkelij ken kiezers brood en spelen
moeten geven naar hunnen aard, het
kerkelijk brood der benoemingen en
schoolsubsidies, de kerkelijke spelen der
zedelijke wetsartikeltjes: een spelletje
van zedelijkheden-naloopen, als
Prikkebeen het kapellen doet: Zoo was het in
den aanvang tenminste. Het onschuldigst
spel wordt immers gevaarlijk bij over
drijving. De appetijt der subsidieering
groeide met het eten, en de anti- vrij zinnige
wettelijke willekeur, hand over hand
toegenomen, prikkelde het intellectueel
liberalisme, dat den toon aangeeft in de
pers. Per slot van rekening deed
Heemskerk nog aan sociale politiek,
waarvan het land de rekening zou betalen
en de Coalitie de eer opstrijken, en
dreigde hij met het begin van een
tariefwet ... boeman van den Nederlandschec,
hoofdzakelijk liberalen handel.
Dit laatste heeft misschien de deur
toegedaanP
Of het most de overmoed der benoe
mingen geweest zijn, die tot zelfs in de
universiteiten het oude liberale overwicht
te verplaatsen poogde!
Het Liberalisme is wakker geschrok
ken. Tenminste in zijn leiding. Dat
Tydeman op 't punt van Algemeen
Stemrecht de Vrijzinnig-Democraten volgt
en dat de Vrijz.-Damocraten hun dierbaar
theoretiseeren tegen Staatspensioen op
geven, geeft blijk yan den moed der
zelfverloochening, die het begin is van
eenswillend handelen.
Bij de leiding is dus ongetwijfeld een
ernstig streven aanwezig.
Zal het in ons land van kleine polders,
door sïooten in duizenden stukjes ver
deeld, in ons land van eigen huisjes en
nauwe tuintjes, van individualiteiten
precies twaalf op een dozijn, voldoende
blijken, dat de leiding het eens is P
Wee, het manifest! Het is door de
vertrouwensmanLen der partijen aange
nomen, na natuurlijk te zijn gewikt en
gewogen, het is daarna tot een eenheid
versmolten, maar nu moeten de drie
maal tien steden en dertig grietenijen
van de drie hberalismes zich er nog over
uitspreken"....
***
Indien de liberalen van diverae plui
mage in ons land n oogenblik hebben
gehad, dat hun leeren kan vooral niet
te eigenzinnig te wezen, te eigenwijs en
te eigengerechtigd, en niet op hun eigen
individueele willetjes te veel te letten,
zoo is het Ommen, waar een handvol
kerkelijken en een aetelbegeerige man
van Rechts een eclatante overwinning
bevochten voor de Linkerzijde.
Want al neemt men aan, dat eenige
Chr. Historische kiezers, eene minderheid
in hunne afdeeling, liever schade deden
aan de Coalitie dan aan Kuypers burcht
te bouwen, de afdealing als zoodanig
heeft ongetwijfeld met haar echt
Nederlandech ondisciplinaire daad slechts aan
het eigen geval, den eigen zetel, den eigen
kring kunnen denken. Het gevolg ervan,
de zeldzaam goed geslaagde propaganda
tegen de Coalitie-regeering, was natuur
lijk door de meerderheid niet bedoeld!
Men kan begrijpen, dat de geboren
organisator, de samensmeiler der Coalitie
dr. Kuyper, de man die van eenheid om
zoo te zeggen leeft, en geen versnippe
ring of anarchie zou kunnen waardeeren,
deze nederlaag als eem deuk major voelt.
In een asterisk in zijne courant, met
grooter letter gezet dan sedert jaren
de asterisken werden, woedt de 75-jarige
als een Simson, wien zijn haren geknipt
zijn: onmachtig voor het moment en
gevaarlijk voor de toekomst I
Het is een kranig stukje, en des
meesters woede begrijpelijk.
Wensehen wij aan de drie maal elf
steden en dertig grietenijen van de drie
Liberalismes meer zelf bedwang en verder
doorzicht toe dan de lieden van Ommen
hadden.
Zij mogen bedenken, dat een ongeluk
(evenals een Ommengeluk) zelden alleen
komt, en dat n enkel verzet in zijn
indirecte gevolgen meer kwaad kan be
rokkenen aan wat men hoofdzakelijk
wenscht te bereiken, dan het goeds ztu
vermogen uit te werken voor een belang
van tweede grootte.
Wij maken ons nog geen illusies, maar
nu zelfs Serviërs, Grieken en
Montenegrijnen de overhand krijgpn op vuur
vreters als de beroemde Turken, zou
het toch niet vreemd zijn, dat de liberalen
ons verrasten en dat wij de
Kuyperiaansche bay's en bloeddorstige pacha's
in 19115 in de pan zagen hakken.
Turkije's nederlaag.
De Turken schijnen voor 't oogenblik
over de gatsche linie verslagen, en wij
in Nederland staan eanigszins verbaasd.
Toen de eerste telegrammen kwamen,
de overwinningen meldend van Nikita's
en Peter's oudste zonen (jongelieden
zonder voorkomen van beteekenis) op
duizenden Turken, bekend om hun
doodsverachting, en die zich nu bij massa's
overgaven, dacht men aan Servischen en
Montenegrijnschen bluf. De dagbladen,
wantrouwig, vermeldden vlijtig erbij uit
wat bron" het telegram afkomstig was.
Maar zie, daar joegen de kleine Grieken,
met hun onrecommendabele gezichten,
den vijand smadelijk Macedonië .in, en
Bulgarije nam zegevierend stelling na
stelling. Totdat de waarheid zich opdrong:
de Turken zijn niet meer de helden van
Plevna en hun doodsverachting is met
de jaren veranderd....
Dit wist men dan, ondanks de grootere
snelheid van het internationaal verkeer,
toch eigenlijk buiten Turkije niet alge
meen.
Europa dacht zich de Turken rog
anders.
Is het wel wonder, dat men zich zoo
zeer vergist in de waardeschatting van'
vreemde volken, als men bedenkt hoeveel
verrassingen de eigen publieke opinie
biedt bij markante gelegenheden P
Men denke maar aan onze
vaierlandsche geschiedenis in een spanne tij ds
van nog geen tien jaar.
* *
*
Wat bij iederen nieuwen oorlog tel
kens mér opvalt is de wassende
tezenzin tegen de gruwelen van de slachting.
Wij lezen van de barbaarschheien,
maar stellen ons nauwelijks meer voor,
dat de georganiseerde moord en doodslag
ons eigen land zou atioopen, en dat bij
ons de verwarde vlucht en de brand onze
landwegen op hartverscheurende wijze
zou romantiseeren.
Da kleine man heeft nimmer van het
oorlogsspook gehouden I... maar hij had
nimmer iets te zeggen, zelfs niet te
denken, en de tijd nadert, dat er niet meer
in eene mate, als vroeger gebeuren kon,
buiten de menschen zelf kan worden
gehandeld.
Ik zie ze passeeren als vee, dat men
ter slachtba"k voert, schreef Douwes
Dekker in '70 uit Nieder-Ingelheim.
Dat was de stem van den enkelen
mensch. Kort te voren was de oorlog
met geweld te voorschijn geroepen, de
oorlog, dien men meende niet te kunnen
koeren, was door Bismarck zooals men
weet gemaakt: de bekende vervalsching
van de Ecnser Depesches" : de stem van
iemand die handelt uit den geest van
volkeren. Men leze wat hijzelf over deze
gebeurtenis vertelt 1): ontslag te nemen
als eerste minister was ik, zegt hij, van
plan, omdat mijn politiek niet gevolgd
werd. Ik noodigde Roon en Holtke uit
bij mij (te Berlijn) te kernen eten, en
wilde hun meedeelen wat ik dacht en
verder zou doen. Zoodra ik gezegd had,
dat ik, die oorlogsgezind was, het tooneel
verliet, waren zij bekommerd en tegen
mij ingenomen. Onder het diner be
reikte ons het beiicht, dat een cijfer
telegram van den Koning was inge
komen en dat men bezig was het voor
ons te vertalen. Het telegram werd
mij gebracht en hield in, dat de Koning
den Franschen gezant, die onbeschaamd
was opgetreden, had te kennea gegeven
hem niet meer te kunnen ontvangen,
maar hem bericht had gezonden ter
verklaring, omdat hij een zeker telegram
nu in handen had. Nadat ik dit mijn
gasten had voorgelezen werden deze
zoo terneergeslagen, dat zij spijs en
drank lieten staan. Mijn oogen wijlden
op de slotzinsnede. Ik vroeg Moltke of
hij den oorlog dadelijk werkelijk
verkieselijk vond boven een oorlog later.
Zijn antwoord was uitvoerig en bevesti
gend. Een potlood nemend redigeerde
ik toen het telegram, zonder er een woord
aan toe te voegen, maar met weglating der
verzachtende zinsdeelen, aldus, dat er
uit overbleef: de Koning het f c den
Franschen gezant gezegd, dat hij hem
niet meer ontving. Tot Roon en Moltke,
wien ik dit telegram voorlas, zeide ik:
indien dit telegram aldus hedenavond
naar onze gezantschappen wordt gezonden
en in handen gegeven van de pers, gelijk
ik zal doen, weet men het nog heden
avond te Parijs, en is het oorlog.
Deze woorden deden in de twee gene
raals alles omslaan. Zij werden vroolijk
gestemd. Zij hadden plotseling hun trek
in eten en drinken weer teruggevonden
en werden uitbundig.
Tot zoover, samengevat, Bismarcks
herinneringen.
Zóhebben ook de staatslieden van
den kleineren Hohenzollern, Ferdinand,
wellicht vergaderd, die nu de Bulgaarsche
troepen op het Turksche leger hebben
afgezonden, en te midden van het
afschuwelijk tooneel van den oorlog ziet
men hen vroolijk om het succes.
Het is noodzakelijk, weerzinwekkend
en groot.
*
*
De sympathie voor de Turken in dezen
oorlog is in ons land vrij algemeen. Wij
hebben kort geleden met de Japanners
meegevoeld in hun strijd tegen Rusland.
In beide gevallen waren het eervolle
motieven, die ons leidden tot dezen voor
keur, maar ... is het niet of het lot beter
zorgt voor onze belangen, dan de
ver
l) Gadanken umi Erinnerungen II. p. 87 ?lg.
vulling van onze wenschen het zou heb
ben gedaan P
Japan zegevierde, maar het heeft
meteen moeten inbinden. Da volle vrucht
van zijn overwinning heeft het niet gehad.
De opleving van het Oosten is niettemin,
merken wij thans, reeds in zoodanige
mate gevolgd, dat wij Nederlanders met
de evolutie van den volksgeest op onzen
archipel weldra nauwelijks gelijken tred
kunnen houden.
Wat zou de uitwerking geweest zijn
van een overwinning door den
behearscher der geloovigen op vier christen
volken behaald, de uitwerking in het
verre Oosten?
Zoolang wij hopen, dat geen andere
rassen, dan de Europeesche, den hoogsten
toon voeren op het wereldtooneel, moeten
wij in de nederlaag van Turkije, met
terzijdezetting van persoonlijke sympa
thieën, voorloopig geen reden vinden tot
staatkundig beklag.
Hierbij denken wij dan, dat de vrede
in Europa zelf gehandhaafd kan blijven
want kost de overwinning van het
Europeesch element een Europeeschen
oorlog... wie zal dan nog weten welke
natie hij succes hai moeten wenschen P
IQ Memoriam E, f, Moes.
Da treurige mededeeling van het
van den heer E. W. Moes, die de dagbladen
den 30 October bevatten, kwam onverwachts,
zelfs voor hen, die hem van naby kenden.
Wél had de directeur van 'aRiJks Prenten
kabinet ia dit voorjaar om
gezondheidtredeiien een verlof van drie maanden ge
kregen, wél kwam hy daarna, gedurende
anderhalve maand, slechts drie dagen per
week in het Museum, maar toen hjj begin
September zijne werkzaamheden weer geheel
hervatte, meenden zy, die hem kenden, hierin
een bawys te mogen zien van een vooruit
gang, grooter dan de meest optimistische
aanvankelijk had durven verwachten. Hy leek
ons weer opgewekter, zyn buitengewone ijver
was niet verflauwd, zijn stalen werkkracht
niet gebroken. Toen hij, een paar uren vór
zijn overladen, het Muaenm verliet, dacht
zeker geen van ons allen er aan dat daar
een ernstig zieke ging. En hu zelf? Ver
moedde hy wel eens dat het einde niet T er
meer was, wist en vreesde hy meer dan w\j
dachten ? 't Ia niet onmogelijk, en dan moeten
wy wel groote bewondering hebben voor de
kracht waarmee by' deze gedachten wist te
verbt rgen, voor de zelf beheersching.die noodig
was om toch nog just succes te kunnen werken
en dia voor zijne omgeving van zoo groote
waarde is geweest.
Ernst Wilhelm Moes werd den 5en Sep
tember 1864 te Amsterdam geboren. Zijne
aldaar in 1881 begonnen academische stadie
brak bij in 1886 af om het adjunct
archivarieambt te Rotterdam te aanvaarden. In
1890 werd hu adjunct-bibliothecaris aan de
Amsterdamsche Universiteits-Bibliotheek, in
1898 onder-directeur van 'sKy'ks Prenten
kabinet, aan welke instelling bjj in 1903 den
heer J. Pu. van der Keilen, die om gezond
heidsredenen aftrad, als directeur opvolgde.
De heer Moes droeg der aan zijne zorgen
toevertrouwde instelling een warm hart t o a,
was zeer belezen, bezat een uitstekend
gehengen en een benijdenswaardige werkkracht
en was zeker wel een van de verigste amb
tenaren die het Rijk in dienst had. Dat het
Pi entenkabinet, en dus ook allen, die daar
kwamen werken, ruimschoots yan die vele
kwaliteiten en van zijn groote historische en
kunsthistorische kennis profiteerden, behoeft
geen betoog en hij zal, al was 't alleen reeis
nlerom, door zeer velen oprecht betreurd
worden.
De verschillende verzamelingen werden
onder zijn beheer belangrijk uitgebreid. Zoo
werd de collectie Hollandeche
zwarteknnstprenten. waarschijnlijk wel de volledigste,
die op dat gebied bestaat, nog vergroot
door den aankoop van. de verzameling
Verloren van Themaat, terwijl eene groote
collectie 19a eeuwache Belgische steen eene
belangrijke lacune vulde. Zeer . vele
diensten vooral bij de illustratie van histo
rische werken bewees de verzameling
portretten, die aan den heer Moes enorme
uitbreiding dankt. Teneinde de ecoatten van
het Prentenkabinet in minieren kring bekend
te maken en de bezoekers van het Museum
van de aankoopen en schenkingen op de
hoogte te honden, liet hu driemaandslyksche
tentoonstellingen inrichten en de belang
rijkste aanwinsten geregeld expoeeeren.
De velen, die inlichtingen kwamen vragen,
werden ie,den teleurgesteld. Dit was, behalve
aan de uitgebreide kennis van den heer Moes
en aan zijne groote hulpvaardigheid, vooral
te danken aan de verschillende zeer om
vangrijke kaartcatalogi waaraan hij met
taaie volharding werkte en aan de boekerij,
dieaan zijn initiatit f hare groote bruikbaarheid
verschuldigd is. De waardeerinp, die de
inrichting van 's Rijks Prentenkabinet bij
binnen- zoowel buitenlandsche kunsthistorici
ondervindt, is eene welverdiende erkenning
van wat hij in deze tot stand bracht
In 1887?1904 was da heer Moes redacteur
van het Amsterdamsen Jaarboekje", sedert
1893 mederedacteur van Oad-Holland" en
in 1899?1908 mederedacteur van het
Billetin van den Oudheidkundigen Bond." In 1900
gaf hy het eerste deel uit van De Amster
dams che Boekdrukkers en Uitgevers in de
zestiende eeuw", welke publicatie door dr.
C. P. Burger wordt voortgezet. In 1897?1905
verscheen zijn bekende werk orer geschil
derde en gebeeldhouwde portretten van
Nederlanders, de Iconograpbia Batava", en
in 1909 Frans Hals, sa ne et son oauvre",
terwijl hu in 1911 samen met prof. K.
Sluyterman de uitgave begon van Nederlandgche
Kasteelen en hun historie". Verder was hij
medewerker van het sedert 1907 verschijnende
Allgemeines Lexikon der bildenden E.
astIer" (dr. U. Tnieme en dr. F. Becker) en
van het Nieuw Neierlandfca Biographisch
Woordenboek" dat sedert 1911 onderredactie
van dr. P. C. Molhuyaen en prof. dr. P. J.
Blok wordt uitgegeven, terwijl hij nu en dan
bijdragen leverde voor het Bulletin van den
Oudheidkundigen Bond" en voor enkele bui
tenlandsche kunsthistorische tijdschriften.
Bovendien vindt men in eenige plaatwerken
bijschriften van zijn hand en verzorgde hy
de illustratie van menig historisch werk; ik
noem slechts Oude Schilderkunst in Neder
land", door hem in samenwerking met prof.
dr. W. Martin uitgegeven en waarvan n
jaargang is verschenen, bevattende reproduc
ties naar schilderijen in Raadhuizen, Wees
huizen, Hofjes enz.
Behalve in zijn ambtelijk leven bewees de
heer Moes zijne groote belangstelling in kunst
en kunstgeschiedenis door zijn lidmaatschap
van verschillende vereenfgingeo. Hy was on
der-voorzitter van het Oudheidkundig Ge
nootschap, lid van het dagelykseh bestuur
van de Vereeniging Rembrandt," bestuurslid
van de Yereeniging Amstelodamam", van
den Bond Heemschut," e.a. Hier zoowel als
in den eogeren kring van zijn dagelyisch werk
zullen zijn oprechte belangstelling en groote
werkkracht ten zeerste gemist worden.
H. TBDINQ VAN BERKHOUT.
Kronitóder (Meuten.
XVI.
Onder de tallooze verzenbnndels der jongste
dichters-generatie heb ik er weinigen, heb
ik er geen enkelen misschien, gelezen met
evenveel onmiddellijk, haast pbydiek genot,
als voor een goed deel de verzen", die
A. Roland Holst in 1912 bij C. A. J. van
Disboeck te Bnssum heeft uitgegeven. Vele
der gedichten, beter gezegd: der verzenreek
sen, der strofen, der vorm-complexen, in dit
boekje vervat, hebben mij inderdaad met
eene vredige vreugde aangedaan, die, ik ver
haast mij het te zeggen, niet geheel aan den
inhoud", aan het psychisch gehalte, aan
net gevoelsbedrag kan heeten te liggen, maar
haar nalerend bestaan dankt aan elementen,
die misschien het oerwezen zelf der poëzie
zijn ik verklaar ze straks , en die men
helaas al te dikwijls mist zelfs bij de aller
besten van het jongere bent onzer poeren.
Dezen immers, uitgaande van Verwey's
b?werinp, als zon knust bezonnenheid zijn;
verleid tot nadenken en analyseeren door
eene opleiding, die niet dan eene
reeda-vannatnre-aanwezige neiging ontwikkelde en
intellectueel fantaseeren boven de eenvoudige
innigheid des gemoeds moest doen verkiezen;
trouwens voorgegaan door kunstenaars als
den Van Deyssel van sommige latere kritieker,
van de Adriaantjes, van den Frank Rozelaar,
en den platoniaanschen schakeeringkeurenden
Boutens, zonder echter de groote spar-kracht
van dezer gevoel en hun hoogeren kunst-zin
die steeds 't bloote bedenksel buiten de ge
louterde, gesablimiseerde gemoeds-logica weet
te honden, in eigendom te bezitten, zódat
zij nimmer da diepe muziek dezer groite
dichters mochten benaderen of zelfs te vatten
schenen; dezen, de dichters der jongste
generatie, tuk op Deradenheid, zat aan
nitgerafelde lectuur, en vol vereering voor
sommige woord-artiesten waarvan de
vormaanwendingen ze aan moest trekken zonder
dat zij er den tijken, diepen, doorwoelden
ondergrond van peilen mochten, tenzij niet
een stel van gissingen of een systeem van
ontleding; deze dichters missen al te zeer
onmiddelijke voeling met het lever, dan dat
wüin han werk, dien soms pijnlijken harts
tocht gewaar zonden worden, die zich in het
vers, buiten alle beteekenis der woorden om,
uit in wat ik. er den bloedstroom, den pols
slag van noemen zal, dat er de spierbe
weging en den zenuwschok van uitmaakt,
en dat is: de Rhythmus, de spontane onwille
keurige levensrtflex van deze gekorenen
of noemt gij ze nu liever gedoemden?
die Dichter zijn.
Op deze jongste verzenschrijvers nu maakt
A. Roland Holst vaak uitzondering. Echter
niet altjjd. Ook hy begaat van die ragfijne
redenaties, die nimmer tot poësie vermogen
te zwellen omdat men er al te goed de bloed
armoede in voelt, die al te zeer de levende
wentelkracht ontberen, en die zelf a de schoon
heid niet bezitten van eene met passie
doorgloeide gedachte of den weemoedtgen naglans
van eene geestelijke ontgoocheling. (Want
ook intellectueele staten, en zelfs de meest
ir ge wikkelde philosophicën kunnen pralen
in poëiie, als de denker ze maar doorleden
heeft in heel zijn lichaam, als hij ze maar
gedragen heeft met de liefde van een moeder,
als hy ze maar te vertoonen weet met de
bewogen fisrheid van een vaderhart). Ook
hij, uitgaande van eene overtuiging die