De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 3 november pagina 1

3 november 1912 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

r. 1845 DE AMSTERDAMIER A'. 191 WEEKBLAD VOOR NEDERLAND redactie -van. IMJc. H. F. L. Dit nummer bevat een bijvoegsel. Uitgevers: VAN HOLKEMA ft WAfiENDORP, Eelxengra,oht 833, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 134). Abonnement per S maande»....../ 1.50, fr. p. post / 1.65 Toor India per jaar, bfl vooruitbetalini, ..... . . mafl , 10. Afzonderujke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar , 0.121/ Zondag 3 November, Adyertentien Tan 1?6 regels ? 1.35, elke regel meer. . Advertenün op de finantieele- en kunstpagina per ngel Reclames per regel ? O25 .030 040 INHOUD: VAN VERRE EN VAN NABIJ: Da Vrij, ilnnige samenwerking. Tarkye's neder laag. FEÜILLETO.NT: Schilders-Vreugd, door Job. W. Broedelet. KUNST EN LETTEREN; In Memoriam E. W. Moes, door jbr. H. Teding van Berkhout. Kroniek der Gedichten, door Karel van de Woestyne Catfcérine de Médicis, beoordeeld door I. BEEICBTEN. INGEZONDEN. VROU WENRUBRIEK: Eerste Congres van dan Internationalen Mannenbond voor Vrouwenkiesrfcbt.doorN.Mansfeldt-de Witt Huberts. ALLERLEI, door Allegra. UIT DE NA TUUR, door E. Heiman?. De Synagoge der Portugeesch-Iert ëliticche Gemeente te Amsterdam, met af b., (slot), door J. H. Röasing. Collection Ls Maistre, Fax in Nnmmis, door A. O. van Kerkwijk. Muziek in de Hoofdstad, door Ma 11 hijs Vermeulen. Jonen Wagenaar, met portret, door J. D. C. van Ookknm. Kennis van h* t Duitse h in 1835, door H. E. K. Bnitenlandeche Romans, door Heseel Jongsma. De Futuristen, door J H. Speenhoff. CHARIVARI. FINANOIEELE EN OECONOMI8CBE KRONIEK, door v. d. M. en v. d. 8. Brieven over Belangrijke Onderwerper, door Leonydas. DAM8PEL. _ SCSAAKSPEL, ADVERTENTIEN. De Vrflzinnige samenwerking. Vlugger dan de Groote Mogendheden yan Europa het eens worden over de inbezitneming yan Macedonië, zijn de Groote Mogendheden (of Groot Mogolen) der drie liberale partijen het eens ge worden over de a.s. inbezitneming van Kuypers Dominium (zooals men weet is Kuyper, hoewel niet in naam, toch feitelijk onze Meester, en nog lang niet onze Abdul Hamid). De Hoofdbesturen der vrij zinnige (d.w.z. liberale) partijen hebben blijk gegeven van een onverwachte en voorbeeldige veerkracht! want het samenbrengen tot een vast, en waarljjk, erkennen wij het dadelyk, niet onaanzienlijk accoord tusschen de langverzwakte Nederlandsche politieke groepen, scheen een moeielijk vraagstuk: Zouden er miet nog meer angels in gezeten hebben, dan er steken in het Balkan-wespennest P Een eerlijke hulde is dus verdiend. Al bleven wij na de hulde even nieuws gierig waaraan we precies deze opleving vao het vaderlandsehe liberalisme te danken hebben.... Het is toch zeker, dat gegeven onze linkerzij de-politiek van jaren her het Liberalisme zijn vertrouwenwekkende sterkte verloren had en nog 't meest voor zijne geknakte gezondheid scheen te verwachten van een gerekten dut, of van gezapig glunderen, gezeten op de oude lauweren. Ia deze heldhaftige positie hebben wij het lang gezien. Niet alleen tijdens het Ministerie de Meester, dat een benauwden droom gelijk was, maar vooral daarna, toen een deel der liberalen en de oudliberale pers (N. E. Ct. en N. Ct.) open lijk hun tevredenheid betuigden met het régime van de Kerkelijken! Het was in die dagen, dat Amsterdamsche liberalen een partijgenoot van Heemskerk op droegen het neutraal Openbaar Onderwijs tet bloei te brengen. Heemskerk, de Minister, bewoog zich niet. En daar wat stilstaat verwantschap voelt met wat niet beweegt, gevoelden de behoudende linker-elementen, alleen van Kuypers vurigheid wat wars, zich bij Heemskerk als in... Abrahams sohoot (men begrijpe Abraham zonder toevoe ging). Met Heemskerk n van ZID, vroegen zij, als de uilen van Baudelaire: wat winste is er... in het zich verplaatsen P Welnu, de heer Heemskerk heeft zich toch, in 't zicht van de nieuwe ver kiezingen, meer en meer moeten ver plaatsen", hij heeft meer en meer voor 't oog en voor de hand van zijn broeders" iets moeten verrichten, hij heeft den kerkelij ken kiezers brood en spelen moeten geven naar hunnen aard, het kerkelijk brood der benoemingen en schoolsubsidies, de kerkelijke spelen der zedelijke wetsartikeltjes: een spelletje van zedelijkheden-naloopen, als Prikkebeen het kapellen doet: Zoo was het in den aanvang tenminste. Het onschuldigst spel wordt immers gevaarlijk bij over drijving. De appetijt der subsidieering groeide met het eten, en de anti- vrij zinnige wettelijke willekeur, hand over hand toegenomen, prikkelde het intellectueel liberalisme, dat den toon aangeeft in de pers. Per slot van rekening deed Heemskerk nog aan sociale politiek, waarvan het land de rekening zou betalen en de Coalitie de eer opstrijken, en dreigde hij met het begin van een tariefwet ... boeman van den Nederlandschec, hoofdzakelijk liberalen handel. Dit laatste heeft misschien de deur toegedaanP Of het most de overmoed der benoe mingen geweest zijn, die tot zelfs in de universiteiten het oude liberale overwicht te verplaatsen poogde! Het Liberalisme is wakker geschrok ken. Tenminste in zijn leiding. Dat Tydeman op 't punt van Algemeen Stemrecht de Vrijzinnig-Democraten volgt en dat de Vrijz.-Damocraten hun dierbaar theoretiseeren tegen Staatspensioen op geven, geeft blijk yan den moed der zelfverloochening, die het begin is van eenswillend handelen. Bij de leiding is dus ongetwijfeld een ernstig streven aanwezig. Zal het in ons land van kleine polders, door sïooten in duizenden stukjes ver deeld, in ons land van eigen huisjes en nauwe tuintjes, van individualiteiten precies twaalf op een dozijn, voldoende blijken, dat de leiding het eens is P Wee, het manifest! Het is door de vertrouwensmanLen der partijen aange nomen, na natuurlijk te zijn gewikt en gewogen, het is daarna tot een eenheid versmolten, maar nu moeten de drie maal tien steden en dertig grietenijen van de drie hberalismes zich er nog over uitspreken".... *** Indien de liberalen van diverae plui mage in ons land n oogenblik hebben gehad, dat hun leeren kan vooral niet te eigenzinnig te wezen, te eigenwijs en te eigengerechtigd, en niet op hun eigen individueele willetjes te veel te letten, zoo is het Ommen, waar een handvol kerkelijken en een aetelbegeerige man van Rechts een eclatante overwinning bevochten voor de Linkerzijde. Want al neemt men aan, dat eenige Chr. Historische kiezers, eene minderheid in hunne afdeeling, liever schade deden aan de Coalitie dan aan Kuypers burcht te bouwen, de afdealing als zoodanig heeft ongetwijfeld met haar echt Nederlandech ondisciplinaire daad slechts aan het eigen geval, den eigen zetel, den eigen kring kunnen denken. Het gevolg ervan, de zeldzaam goed geslaagde propaganda tegen de Coalitie-regeering, was natuur lijk door de meerderheid niet bedoeld! Men kan begrijpen, dat de geboren organisator, de samensmeiler der Coalitie dr. Kuyper, de man die van eenheid om zoo te zeggen leeft, en geen versnippe ring of anarchie zou kunnen waardeeren, deze nederlaag als eem deuk major voelt. In een asterisk in zijne courant, met grooter letter gezet dan sedert jaren de asterisken werden, woedt de 75-jarige als een Simson, wien zijn haren geknipt zijn: onmachtig voor het moment en gevaarlijk voor de toekomst I Het is een kranig stukje, en des meesters woede begrijpelijk. Wensehen wij aan de drie maal elf steden en dertig grietenijen van de drie Liberalismes meer zelf bedwang en verder doorzicht toe dan de lieden van Ommen hadden. Zij mogen bedenken, dat een ongeluk (evenals een Ommengeluk) zelden alleen komt, en dat n enkel verzet in zijn indirecte gevolgen meer kwaad kan be rokkenen aan wat men hoofdzakelijk wenscht te bereiken, dan het goeds ztu vermogen uit te werken voor een belang van tweede grootte. Wij maken ons nog geen illusies, maar nu zelfs Serviërs, Grieken en Montenegrijnen de overhand krijgpn op vuur vreters als de beroemde Turken, zou het toch niet vreemd zijn, dat de liberalen ons verrasten en dat wij de Kuyperiaansche bay's en bloeddorstige pacha's in 19115 in de pan zagen hakken. Turkije's nederlaag. De Turken schijnen voor 't oogenblik over de gatsche linie verslagen, en wij in Nederland staan eanigszins verbaasd. Toen de eerste telegrammen kwamen, de overwinningen meldend van Nikita's en Peter's oudste zonen (jongelieden zonder voorkomen van beteekenis) op duizenden Turken, bekend om hun doodsverachting, en die zich nu bij massa's overgaven, dacht men aan Servischen en Montenegrijnschen bluf. De dagbladen, wantrouwig, vermeldden vlijtig erbij uit wat bron" het telegram afkomstig was. Maar zie, daar joegen de kleine Grieken, met hun onrecommendabele gezichten, den vijand smadelijk Macedonië .in, en Bulgarije nam zegevierend stelling na stelling. Totdat de waarheid zich opdrong: de Turken zijn niet meer de helden van Plevna en hun doodsverachting is met de jaren veranderd.... Dit wist men dan, ondanks de grootere snelheid van het internationaal verkeer, toch eigenlijk buiten Turkije niet alge meen. Europa dacht zich de Turken rog anders. Is het wel wonder, dat men zich zoo zeer vergist in de waardeschatting van' vreemde volken, als men bedenkt hoeveel verrassingen de eigen publieke opinie biedt bij markante gelegenheden P Men denke maar aan onze vaierlandsche geschiedenis in een spanne tij ds van nog geen tien jaar. * * * Wat bij iederen nieuwen oorlog tel kens mér opvalt is de wassende tezenzin tegen de gruwelen van de slachting. Wij lezen van de barbaarschheien, maar stellen ons nauwelijks meer voor, dat de georganiseerde moord en doodslag ons eigen land zou atioopen, en dat bij ons de verwarde vlucht en de brand onze landwegen op hartverscheurende wijze zou romantiseeren. Da kleine man heeft nimmer van het oorlogsspook gehouden I... maar hij had nimmer iets te zeggen, zelfs niet te denken, en de tijd nadert, dat er niet meer in eene mate, als vroeger gebeuren kon, buiten de menschen zelf kan worden gehandeld. Ik zie ze passeeren als vee, dat men ter slachtba"k voert, schreef Douwes Dekker in '70 uit Nieder-Ingelheim. Dat was de stem van den enkelen mensch. Kort te voren was de oorlog met geweld te voorschijn geroepen, de oorlog, dien men meende niet te kunnen koeren, was door Bismarck zooals men weet gemaakt: de bekende vervalsching van de Ecnser Depesches" : de stem van iemand die handelt uit den geest van volkeren. Men leze wat hijzelf over deze gebeurtenis vertelt 1): ontslag te nemen als eerste minister was ik, zegt hij, van plan, omdat mijn politiek niet gevolgd werd. Ik noodigde Roon en Holtke uit bij mij (te Berlijn) te kernen eten, en wilde hun meedeelen wat ik dacht en verder zou doen. Zoodra ik gezegd had, dat ik, die oorlogsgezind was, het tooneel verliet, waren zij bekommerd en tegen mij ingenomen. Onder het diner be reikte ons het beiicht, dat een cijfer telegram van den Koning was inge komen en dat men bezig was het voor ons te vertalen. Het telegram werd mij gebracht en hield in, dat de Koning den Franschen gezant, die onbeschaamd was opgetreden, had te kennea gegeven hem niet meer te kunnen ontvangen, maar hem bericht had gezonden ter verklaring, omdat hij een zeker telegram nu in handen had. Nadat ik dit mijn gasten had voorgelezen werden deze zoo terneergeslagen, dat zij spijs en drank lieten staan. Mijn oogen wijlden op de slotzinsnede. Ik vroeg Moltke of hij den oorlog dadelijk werkelijk verkieselijk vond boven een oorlog later. Zijn antwoord was uitvoerig en bevesti gend. Een potlood nemend redigeerde ik toen het telegram, zonder er een woord aan toe te voegen, maar met weglating der verzachtende zinsdeelen, aldus, dat er uit overbleef: de Koning het f c den Franschen gezant gezegd, dat hij hem niet meer ontving. Tot Roon en Moltke, wien ik dit telegram voorlas, zeide ik: indien dit telegram aldus hedenavond naar onze gezantschappen wordt gezonden en in handen gegeven van de pers, gelijk ik zal doen, weet men het nog heden avond te Parijs, en is het oorlog. Deze woorden deden in de twee gene raals alles omslaan. Zij werden vroolijk gestemd. Zij hadden plotseling hun trek in eten en drinken weer teruggevonden en werden uitbundig. Tot zoover, samengevat, Bismarcks herinneringen. Zóhebben ook de staatslieden van den kleineren Hohenzollern, Ferdinand, wellicht vergaderd, die nu de Bulgaarsche troepen op het Turksche leger hebben afgezonden, en te midden van het afschuwelijk tooneel van den oorlog ziet men hen vroolijk om het succes. Het is noodzakelijk, weerzinwekkend en groot. * * De sympathie voor de Turken in dezen oorlog is in ons land vrij algemeen. Wij hebben kort geleden met de Japanners meegevoeld in hun strijd tegen Rusland. In beide gevallen waren het eervolle motieven, die ons leidden tot dezen voor keur, maar ... is het niet of het lot beter zorgt voor onze belangen, dan de ver l) Gadanken umi Erinnerungen II. p. 87 ?lg. vulling van onze wenschen het zou heb ben gedaan P Japan zegevierde, maar het heeft meteen moeten inbinden. Da volle vrucht van zijn overwinning heeft het niet gehad. De opleving van het Oosten is niettemin, merken wij thans, reeds in zoodanige mate gevolgd, dat wij Nederlanders met de evolutie van den volksgeest op onzen archipel weldra nauwelijks gelijken tred kunnen houden. Wat zou de uitwerking geweest zijn van een overwinning door den behearscher der geloovigen op vier christen volken behaald, de uitwerking in het verre Oosten? Zoolang wij hopen, dat geen andere rassen, dan de Europeesche, den hoogsten toon voeren op het wereldtooneel, moeten wij in de nederlaag van Turkije, met terzijdezetting van persoonlijke sympa thieën, voorloopig geen reden vinden tot staatkundig beklag. Hierbij denken wij dan, dat de vrede in Europa zelf gehandhaafd kan blijven want kost de overwinning van het Europeesch element een Europeeschen oorlog... wie zal dan nog weten welke natie hij succes hai moeten wenschen P IQ Memoriam E, f, Moes. Da treurige mededeeling van het van den heer E. W. Moes, die de dagbladen den 30 October bevatten, kwam onverwachts, zelfs voor hen, die hem van naby kenden. Wél had de directeur van 'aRiJks Prenten kabinet ia dit voorjaar om gezondheidtredeiien een verlof van drie maanden ge kregen, wél kwam hy daarna, gedurende anderhalve maand, slechts drie dagen per week in het Museum, maar toen hjj begin September zijne werkzaamheden weer geheel hervatte, meenden zy, die hem kenden, hierin een bawys te mogen zien van een vooruit gang, grooter dan de meest optimistische aanvankelijk had durven verwachten. Hy leek ons weer opgewekter, zyn buitengewone ijver was niet verflauwd, zijn stalen werkkracht niet gebroken. Toen hij, een paar uren vór zijn overladen, het Muaenm verliet, dacht zeker geen van ons allen er aan dat daar een ernstig zieke ging. En hu zelf? Ver moedde hy wel eens dat het einde niet T er meer was, wist en vreesde hy meer dan w\j dachten ? 't Ia niet onmogelijk, en dan moeten wy wel groote bewondering hebben voor de kracht waarmee by' deze gedachten wist te verbt rgen, voor de zelf beheersching.die noodig was om toch nog just succes te kunnen werken en dia voor zijne omgeving van zoo groote waarde is geweest. Ernst Wilhelm Moes werd den 5en Sep tember 1864 te Amsterdam geboren. Zijne aldaar in 1881 begonnen academische stadie brak bij in 1886 af om het adjunct archivarieambt te Rotterdam te aanvaarden. In 1890 werd hu adjunct-bibliothecaris aan de Amsterdamsche Universiteits-Bibliotheek, in 1898 onder-directeur van 'sKy'ks Prenten kabinet, aan welke instelling bjj in 1903 den heer J. Pu. van der Keilen, die om gezond heidsredenen aftrad, als directeur opvolgde. De heer Moes droeg der aan zijne zorgen toevertrouwde instelling een warm hart t o a, was zeer belezen, bezat een uitstekend gehengen en een benijdenswaardige werkkracht en was zeker wel een van de verigste amb tenaren die het Rijk in dienst had. Dat het Pi entenkabinet, en dus ook allen, die daar kwamen werken, ruimschoots yan die vele kwaliteiten en van zijn groote historische en kunsthistorische kennis profiteerden, behoeft geen betoog en hij zal, al was 't alleen reeis nlerom, door zeer velen oprecht betreurd worden. De verschillende verzamelingen werden onder zijn beheer belangrijk uitgebreid. Zoo werd de collectie Hollandeche zwarteknnstprenten. waarschijnlijk wel de volledigste, die op dat gebied bestaat, nog vergroot door den aankoop van. de verzameling Verloren van Themaat, terwijl eene groote collectie 19a eeuwache Belgische steen eene belangrijke lacune vulde. Zeer . vele diensten vooral bij de illustratie van histo rische werken bewees de verzameling portretten, die aan den heer Moes enorme uitbreiding dankt. Teneinde de ecoatten van het Prentenkabinet in minieren kring bekend te maken en de bezoekers van het Museum van de aankoopen en schenkingen op de hoogte te honden, liet hu driemaandslyksche tentoonstellingen inrichten en de belang rijkste aanwinsten geregeld expoeeeren. De velen, die inlichtingen kwamen vragen, werden ie,den teleurgesteld. Dit was, behalve aan de uitgebreide kennis van den heer Moes en aan zijne groote hulpvaardigheid, vooral te danken aan de verschillende zeer om vangrijke kaartcatalogi waaraan hij met taaie volharding werkte en aan de boekerij, dieaan zijn initiatit f hare groote bruikbaarheid verschuldigd is. De waardeerinp, die de inrichting van 's Rijks Prentenkabinet bij binnen- zoowel buitenlandsche kunsthistorici ondervindt, is eene welverdiende erkenning van wat hij in deze tot stand bracht In 1887?1904 was da heer Moes redacteur van het Amsterdamsen Jaarboekje", sedert 1893 mederedacteur van Oad-Holland" en in 1899?1908 mederedacteur van het Billetin van den Oudheidkundigen Bond." In 1900 gaf hy het eerste deel uit van De Amster dams che Boekdrukkers en Uitgevers in de zestiende eeuw", welke publicatie door dr. C. P. Burger wordt voortgezet. In 1897?1905 verscheen zijn bekende werk orer geschil derde en gebeeldhouwde portretten van Nederlanders, de Iconograpbia Batava", en in 1909 Frans Hals, sa ne et son oauvre", terwijl hu in 1911 samen met prof. K. Sluyterman de uitgave begon van Nederlandgche Kasteelen en hun historie". Verder was hij medewerker van het sedert 1907 verschijnende Allgemeines Lexikon der bildenden E. astIer" (dr. U. Tnieme en dr. F. Becker) en van het Nieuw Neierlandfca Biographisch Woordenboek" dat sedert 1911 onderredactie van dr. P. C. Molhuyaen en prof. dr. P. J. Blok wordt uitgegeven, terwijl hij nu en dan bijdragen leverde voor het Bulletin van den Oudheidkundigen Bond" en voor enkele bui tenlandsche kunsthistorische tijdschriften. Bovendien vindt men in eenige plaatwerken bijschriften van zijn hand en verzorgde hy de illustratie van menig historisch werk; ik noem slechts Oude Schilderkunst in Neder land", door hem in samenwerking met prof. dr. W. Martin uitgegeven en waarvan n jaargang is verschenen, bevattende reproduc ties naar schilderijen in Raadhuizen, Wees huizen, Hofjes enz. Behalve in zijn ambtelijk leven bewees de heer Moes zijne groote belangstelling in kunst en kunstgeschiedenis door zijn lidmaatschap van verschillende vereenfgingeo. Hy was on der-voorzitter van het Oudheidkundig Ge nootschap, lid van het dagelykseh bestuur van de Vereeniging Rembrandt," bestuurslid van de Yereeniging Amstelodamam", van den Bond Heemschut," e.a. Hier zoowel als in den eogeren kring van zijn dagelyisch werk zullen zijn oprechte belangstelling en groote werkkracht ten zeerste gemist worden. H. TBDINQ VAN BERKHOUT. Kronitóder (Meuten. XVI. Onder de tallooze verzenbnndels der jongste dichters-generatie heb ik er weinigen, heb ik er geen enkelen misschien, gelezen met evenveel onmiddellijk, haast pbydiek genot, als voor een goed deel de verzen", die A. Roland Holst in 1912 bij C. A. J. van Disboeck te Bnssum heeft uitgegeven. Vele der gedichten, beter gezegd: der verzenreek sen, der strofen, der vorm-complexen, in dit boekje vervat, hebben mij inderdaad met eene vredige vreugde aangedaan, die, ik ver haast mij het te zeggen, niet geheel aan den inhoud", aan het psychisch gehalte, aan net gevoelsbedrag kan heeten te liggen, maar haar nalerend bestaan dankt aan elementen, die misschien het oerwezen zelf der poëzie zijn ik verklaar ze straks , en die men helaas al te dikwijls mist zelfs bij de aller besten van het jongere bent onzer poeren. Dezen immers, uitgaande van Verwey's b?werinp, als zon knust bezonnenheid zijn; verleid tot nadenken en analyseeren door eene opleiding, die niet dan eene reeda-vannatnre-aanwezige neiging ontwikkelde en intellectueel fantaseeren boven de eenvoudige innigheid des gemoeds moest doen verkiezen; trouwens voorgegaan door kunstenaars als den Van Deyssel van sommige latere kritieker, van de Adriaantjes, van den Frank Rozelaar, en den platoniaanschen schakeeringkeurenden Boutens, zonder echter de groote spar-kracht van dezer gevoel en hun hoogeren kunst-zin die steeds 't bloote bedenksel buiten de ge louterde, gesablimiseerde gemoeds-logica weet te honden, in eigendom te bezitten, zódat zij nimmer da diepe muziek dezer groite dichters mochten benaderen of zelfs te vatten schenen; dezen, de dichters der jongste generatie, tuk op Deradenheid, zat aan nitgerafelde lectuur, en vol vereering voor sommige woord-artiesten waarvan de vormaanwendingen ze aan moest trekken zonder dat zij er den tijken, diepen, doorwoelden ondergrond van peilen mochten, tenzij niet een stel van gissingen of een systeem van ontleding; deze dichters missen al te zeer onmiddelijke voeling met het lever, dan dat wüin han werk, dien soms pijnlijken harts tocht gewaar zonden worden, die zich in het vers, buiten alle beteekenis der woorden om, uit in wat ik. er den bloedstroom, den pols slag van noemen zal, dat er de spierbe weging en den zenuwschok van uitmaakt, en dat is: de Rhythmus, de spontane onwille keurige levensrtflex van deze gekorenen of noemt gij ze nu liever gedoemden? die Dichter zijn. Op deze jongste verzenschrijvers nu maakt A. Roland Holst vaak uitzondering. Echter niet altjjd. Ook hy begaat van die ragfijne redenaties, die nimmer tot poësie vermogen te zwellen omdat men er al te goed de bloed armoede in voelt, die al te zeer de levende wentelkracht ontberen, en die zelf a de schoon heid niet bezitten van eene met passie doorgloeide gedachte of den weemoedtgen naglans van eene geestelijke ontgoocheling. (Want ook intellectueele staten, en zelfs de meest ir ge wikkelde philosophicën kunnen pralen in poëiie, als de denker ze maar doorleden heeft in heel zijn lichaam, als hij ze maar gedragen heeft met de liefde van een moeder, als hy ze maar te vertoonen weet met de bewogen fisrheid van een vaderhart). Ook hij, uitgaande van eene overtuiging die

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl