De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 10 november pagina 7

10 november 1912 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1846 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. dat sarcastisch Notre peltte campagne ge titeld i». Haar gansene verleden en beden ?ebenen zich hier samen te trekken, gericht op de evocatie van De VrouwSphinx in «l haar nootlottige eenzijdigheid. De schaamtelooze canaille van Montmartre, het angstig raadselvolle Egyptische godenbeeld, de kwij nende esthèse" met de platte blondeaux «n de vreemde amandeloogea, de wreede en zachte, deemoedige en opstandige, coquette «n aanhankelijke, ten slotte deze allen te «amen in een Satan triumfans. . . . wij hebben ze allen voor ons gezien, zij het in een enkelen oogblik, binnen de ruimte van wei nige coupletten. Hiermede was, dunkt mij, het hoogste volbracht, het uiterste dat een mensen geven kan ... en nog een mensck blijven. En tevens heeft zij in haar persoon en in eenen avond geresumeerd het allerbeste, dat een gansch tooneelseizoen bij ons pleegt op te leveren. Gelukkig de oogen die hebben gezien «n de ooren die hebben gehoord! FRANS COENEÏT. CRpt Ifntpnn-hpkppT " ? HOL JuUSuUal Uüluult Waarde heer PlastchairtJ Er was in uwe beschouwing over Museumbeheer een zeer onaesthetkche verbrokkeldDit BW kunstwerk want zoo wilt ge toca immers elk uwer opstellen beschouwd xien deed mij denken aan het treflalijk en uitnemend g:èazend beeld van Nibuchadnossoi'd droom. G(j hebt het, naar gjj '.f ons mededeelt, «uiver giiacht en znivir geschreven. De kunsthistorici" hadden, daarentegen, hun ei <r,en- zinnig oordeel naiüiirljjk dadelijk Klaar. Deze door uw betoog gesuggereerde tegen stelling is, om te beginnen, niet zeer fijn. M aar fi.jnb.eia" is, ten slotte, een secundaire en veelal verslappende deugd, het tegenover gestelde geen doodzonde. Leelijker is het zooals gütoch ook weer aan n w beeld alle monumentaliteit ontnaamt. Want güsteldtt ietwat grotesk bet saiver gouden hoofd onmi ddelly k op voeten van ijzjr en leem. DB sirene en ie radere wzitiinstnii enten. Scblafc ein Lied in allen Dingen Die da traumen foit und fort. Und die Welt hebt an zn singen Findst du nnr das Zm^er wort. (EÜCKSET.) Es klingt ein Ton so wunderbar. (Bekend lied van PETBB COHNELIUS). In de techniek heerscht de wet der evolutie. Onverschillig wat wrj beschouwen: neem een moderne, amerikaansche draaibank of een oude stradivari-viool, beide instrumenten, hoe niteenloopend van aard, hebben, eer zij in hunnen vanzelfsprekender^ tchoonen toe stand, van logische doalmatigheid (menveroorlove dete zwaarwichtige pleocasmen) vó6r ons stonden, een lange iceks van ontwikkelingsptasen doorgemaakt. Treffend vindt men dit giïlustreerd inhet vermaarde Scienca-museum, Sout^-Kensington te Londen, met zijne uitgebreide collectie modellen op allerlei techniach gebied. (1) Kwam evenwel de eeuw van stoom en electricit it, (vooral in hare laatste helft met steeds nieuwe en vérstrekkende veracderingen, de muaiekinatrumeatenbou wtechniek scaeen wat de grondbeginselen betreft, vrij wel stil te staan. Het kan de bedoeling nu niet zijn hierin den breede over de verschillende, ook anti quarisch zeer belangrijke voorvormen van ome hedendaagsche pianoforte, harp, blaasof strijkinstrumenten te gaan uitweiden en ?daardoor niet te vermijden détails aan te roeren, die meer in de speciale handboeken thuis hooren. Evenmin willen we, hoe inte ressant ook, gaan naplnizen, waarom de pianist en pianoconstructeur Henrl Her?, met zijn piano olien" niet mér heef c vermocht dan slechts een bijdrage tot de curioaia der muziekgeschiedenis te Ie veren (2) en allerminst behoeven we de hier niet direct ter zake dienende pneumatische speelmechanismen,de muziekpopularigeerecde piano l a en de moderne wedergeboorte der oude lieren, de Deaviolina" te behandelen. We willen slechts enkele opmerkingen maken over het aeer bizondere, en toch zoo bekende instrument, dat den meeslepen den naam draagt van: Sirene, en wel in hare jongste hoedanigheid: muziekin strument. Z >oais men weet, vindt bij een muziek instrument de toon haar ontstaan in de elastische eigenschappen van een maar of minder vaste stof, b.v. staar, membraar, plaat, staaf of klok, van een ges, b.v. lachtkolom in orgelpijp en flait f de op combina tie van beide berustende verschillende blaas instrumenten. Vorm, meer of mitdere vast heid, soortelijk gewicht en spannings toestand, beievensde wij te (3), waarop de stof in trilling gebracht of gehouden wordt en last not least" de resonantie zijn facto ren die het voortgebrachte geluld bepalen. Alleen de sirene vervult nu, zooa'.s straks uadttr toegelicht zal worden, de rol der gebruikelijke, den regel berestigeide uitzon dering. ZJ neemt de trillingverwekkende. stofieiyke veerkracht het werk uit de banden en o/engt een lucht- of vloeistofatroom (4) In gelnidprodncaerende schommelingai (5), aooals men weet, met behulp van een roteerende scnvf, voorzien van kransgewrjs geplaatste dóstroomicgdopeningen, en een dito vaste schijf. E in volledige beechrijnng van het door SEEBKCK vervaardigde en later door CHABLKS BABON DE CAONIARD DB LA TOUR en BOVB verootbide toestel is hier overoudig. Man vindt in de Februaü-aflavering van Ue Natuni" jaarg. 1911 over een en ander een duidelijke uiteenzetting, ia verband met recente propfnemingen van den heer dr. J. A. NABEB te Hojrn. De^e was de eerste, die op betrekkelijk eenvoudige manier er in slaagde de sirene met n rij gaten tot muziek instrument te promoveeren, een mnziek-lnstrnment met den voor een begin zeer respectabelen toonsomvang van ongeveer t vee octaven. Het beginsel van dr. NABBB ia, naar men zich hatinnert, in korte Uvkken: De sirene wordt bevestigd op een als riemscbijf" fangeerende as van (logarithmisch) veranderlijke dikte, waarover een met hars ingewreven snoer loopt, dat deze tireneas verbindt met de snoerechijf van een motor van constant aantal toeren. Man kan het snoer makkelijk met een vinger of staafje Wat toeh was, om, voor een oogenblik, uit het land van den vorstelijken roomer in de groene weiden der realiteit terug te keeren, uw punt van Bitgang? Een tegen stelling tusschen schilders en kunsthisto rici." Hoe, echter, was het vervolg van uw betoog? De tegenstelling tnsscben aesthetici en kunsthistorici" was er het Leitmotlv van. En na kunt gij de bondigheid van dat betoog alleen redden door wat ge nog naliet opzettelijk te verklaren dat voor de woorden schilder en aestheticus evaonyma zijn. Streng taalgebruik is dat niet. Ik wijs u op het merkwaardig toeval dat ten onzent de hoogleeraren in de kunstgeschiedenis tevens de aasthetiek heeten te onderwijzen en dat, Haar ik reden heb te vermoaden, ook inderdaad doan. Het is dus niet geheel uitgesloten dat het merkwaardig cultuur product dat men gewoonlijk kortweg kunst historicus" noemt, zich ook aan déze levens bron zal hebben gelaafd. Aan den anderen kant is wel beweerd, dat een goed schilder laten w\j de zaak algemeener houden en van beeldend-knastenaar spreken?slechts bij sublieme uitzondering aestheticus kan zijn. Méital zal, zjo segt men wel, het geloovig en geheel opgaan in de beschouwing; van anderer kunstwerken de macht tot zélf scheppen zeer verminderen. Maar ik voel mij in deze zaken juist EÖ> veel partij ?) dat ik er niet nu noch later over uitweiden zal. Güzij t, meen ik, niet beeldend kunstenaar en niet kunsthistoricub". Gg kunt dus trachten onbeschroomd deze moeilijke en Eubtiele zaken eens dui delijk te maken. Het was er mij slechts om te doen u op de gevaarlijke leemte in het door n op het voetstuk der vorige Groene f) opgerichte Babylonsche Beeld opmerktaam te maken. N. BBETS *) Hoewel ik, tot mijn spijt, het g smak der academische opleiding tot kunsthisto ricus" heb moeten missen. t) Van 27 Oatober. Dit stuk werd den SOiten October geschreven en der redactie aangeboden. *** volgens de as heen en weer schuiven en op elke willekeurige diameter halt honden. Alle snelheden resp. toonshoogten binnen bepaalde grenzen zijn door deze verschuiving mogelijk (6). Het intoneeren klinkt dan ongeveer als op een vioolanaar, die men met n vinger bespeelt: voor trillers en brillante passages is het instrument dus minder bruikbaar'. Orerigens is het glissando (dat theore tisch natuurlijk bestaat) bij ean snelle verschuiving, een sirenesciijf met niet te groot traagheidsmoment (dus klein en licht) en een go ad met hars ingewreven draad niet noemenswaard merkbaar, zoodat een een voudige, gedragen melodie uitnemend tot haar recht komt. Past men het glissando portamentoVhalve opzettelijk toe, dan klinkt het als bij de met a vinger bespeelde vioolsnaar. Op den eersten indruk geef b dit de sirene iets, da' aan meuEchelijken zang doet denken. Het is t cïiter de vraag of instrumentaal ean d e r g e l ij k glissando, vooral naar boven, mooi is. Dit zij een kwestie van smaak; de vlolht zal het in elk geval, bij grootere intervallen zooveel mogelijk vermijden. Keeren we echter tot onze algemeene beschouwing terug. Wij hebben bij het woord sirene steeds aan de gebruikelijke gaten-schijf van Cagniard de la Tour gedacht. Wat echter bij de sirene pneumatisch, met lacht of stoom geschiedt, is eren goed, misschien nog beter e l e c t r i s c h mogelijk 7) Zonder hierop verdar in te gaan, mogen we beweren, dat het begrip sirene" zér algemeen geno men, te beteekenen heeft een principieel ge heel op zichzelf staande wijze van muzikale toonprodnctie. De toekomst zal moeten leeren of dit een stap, misschien een zeer groote stap vooruit is in de ontwikkeling der mu siekinstramenten. Hadden we in de muziek maar n toonshoogte, zooals in de zangpartij van het be kende lied van PETER CORNELIUS : Ein Ton", dan waa het pleit voor de sirene iets makkelijker te winnen. Want niet alleen elke toonsterkte, vau het meest aetherische piano tot het donderendst fortissimo, ook elk gewenscht timbre is met ean sirene te verkrijgen; de klank van hoorn, fluit en strijkinstrumenten, zelf a klinkers (8) zoo men wil. Dit laatste zon een geheel nieuw (mis schien den heeren musici eanigszinj beden kelijk dunkend) terrein voor orchestraal co!oriet openen. Hoe dit ook zij, men ie bij de sirene wat timbre aangaat, onafhanke ijk van de materie, die j niet bij da andere muziekinstrumenten zoo'n gewichtige rol speelt 9). Grootte, vorm of groepeer ie g der gaten of sleuven, m. a. w. ruimtelijke factoren bepalen hoofdzakelijk het timbre. Gegeven een bepaalde siteneschijf dan is dus tiet timbre daardcor in zekeren zin vast' gelegd. Hier heeft de sirene wat men noemt: les défauts de ses qialitéa." Want het persoonlijk element, dat de mogelijkheid van tlmbre-nuanceerlng VODIonderstelt, komt nu een weinig In de klem. De eereplaats, die het strijkinstrument nog steeds heeft weten te handhaven in het orchest, dankt het behalve aan de eigen aardige onmiddellijkheid der arm- en stokspeelwijze, die de subtielste rbytmieche en dynamische nuances oo^enblikkelijk veroorloofc, aan da mogelijkheid de fijnste kleuracbakeeringen zonder veel mechanischen omslag te verkrijgea. T tree voorname speelwijzen hebben zich in den loop der tijden in de muiiek natuurlijk ontwikkeld, in techniek gelijken tred houdend met de evolutie der muziek instrumenten, die zich Bteeds zuiverder aau het mechanisme der in het spel komende mamcheJijke organen hebben aangepast. Daze speelwijzen zou ik willen noemen de ISCHE tUCHTKANER.5 Schema van ds doorsnedn van (4 tonig) sireneharmonium. Garard Hauptmann wordt dezer dagen vijftig jaar en daarom gehuldigd. ANTWOORD I. Geachte Heer Baets. Het stukje, waartegen ik mijt Museum-beheer" richtte, was van den beer Henkei, dien U kent en ik. In zijn plaats antvoo ddet ei). Het bevestigt mijn veronderstelling dat U, zooals dat heat, zoo niet eeheel toch gedeel'elijk de geestelijke vader" ervan zijt. Het doet mij daarom ge noegen V hier te antwoorden. O f et uw' stijl (looa's gij doat over den mijnen) zal Ik mij niet uitlaten, daar ik er geen zie. Wel heb ik iets te antwoorden wat uit uw verward betoog? mij duidelijk werd. Hat gaat tusschen kunsthistoricus en schilder. De kunsthistorici meenen het recht te hebben op directeurspbatscn (zie ook het snaarspeelwijze (linkerhand bij strijk instrumenten) en haar jongere zuster de t o e t 8 s p e e l w z e, die m het tegenwoordig pianoforte haar hoogs'en ontwikkelingstrap heeft bereikt. Het eenige instrument waarbij schnifbewegingen voorkomen, zij het dan ook niet bij lederen interval, i? de echuiftrompet, die, hoe nuttig ook in een orkest-ensemble, nu wel niet het muziekinstrument par excelleuca ta noemen i?. Mechanisch is zij, als alle orkestInstrumenten (misschien met uitzondering der harp) maar weinig gecompliceerd, Bjzat de sirene van dr. N. ook nog deze goede eigemschap (10), dan ware de groote kans, dat zij, d or hare onorertref bare toonkwaliteiten en hare ouvatbaarheid voer temperatnnrsveraaderiugen een belangrijke plaats ouder de andere instrumenten zou innemen, moeilijk te ontkenner. Wat het tot nu toe geconatruëarde appa raat zelf betreft, vergete men niet, dat het beginsel nog zeer j on i is, dua het tegen woordig instrument niet meer daneenv rvorrr, een prototype kan zijn 11), Ooi polyphone muziek te maken wil dr. N. meerdere sirenes met diverse vingers gelijk tijdig bespelen en nu stuit men op groote, m.', onoverkomelijke bezwaren. Wij zullen deze niet breedvoerig uiteen zetten, immers de physlologische moeilijk heid om met verschillende vingers van n hand of zelfs in 'c, eenvoudigste getal, met a vinder van elke hand, pijnlijk nauwkeurig luisterende verschuivingsbewe gingen in gelijken of tegengestelden zin te maken, valt direct in het oog. Evenzeer als de sirene blijkens noot (9) af wijkt van een grondbeginsel der toi dus verre gebruikte instrumenten, (wat gean overwegand bezwaar behoeft te wezen) is bovengenoemde speelwijzs in fl igranten strijd met dat wat eeuwenlange empirie ten slotte heef»geleerd in p-ycho-en pbyaiologischen zin als speel wij se het doelmatigst te zijn. Er ia evenwel een voor de hand liggende uitweg, een aanlokkelijke en oogenschijnlijk makkelijke oplossing van het sirenevraagstnk: Het sireneharmoninm l Eens ver/aardig ie schrijver dezes van dun plaatyaer een ronde schijf met acht concsntrische rijen gater, resp. 24, 27, 30, 32, 36, 40, 45 en 48, waarop, nadat de echijf op d >) as van een electromotor bevestigd was ('erdere transmissie is overbodig) een phyaische dnr-*oonladder en ook accoorden, met blaaspijpjes gespeeld kouden worden. Liten we, beter nog, de schijf draaien over een va*ta met dito gaten, waarocdar con centrische luchttoavoerfcamers (in plaats van onze primitieve blaaspijpjes) en commandeeren we daze luchttoevoer met behulp van ean toetsenmechanlame, dan hebben we een sireneharmoninm inzijnallerbpknopsten vorm, dat, Kv. wanneer de schijf 435/40 d. i. 10 7/8 omwentelingen per secunde maakt, de eengeatreepte octaaf n + <??_> doet hooren. We kuaren niet uitvoerig ingaan op de vraag of bet practisch wenschelyk ea gced mogelijk ia, de geheele omvang van het klaïier KV. op n schijf onder te brengen en willen alléa op het volgende bezwaar wijzen : Men wete, dat de octaaf op de toetsinstrumeuten gemakshalve in twaalf trappen verdeeld is. j*" b : a \bb bc' ba: I)tbf f \bg'' * ,60 volgens de practisch alleen bruikbare g e l ij kzwevende temperatuur, zoodat de trillingegetallen vas dese chromatische toonladder sich ver'r ouden als de termen eener meet kundige rfeks metdairrationeele leden r = j 7 2. Met n sireceschijf, waarin we v Da'uurlijk geen irratioree1 aanlalgatenknnnen gaan Dorer, is daarom de ge ijkzw. temp. alleen te banaderen door rijen ean een zaer groot aantal sa'en. Het blijve aan den musicus te beoordea'eu bij welk aan>al een vo doende benadering ?al zijn verkregen, in elk go?al mo<ea wij beweieo, dat de practiscv:e uit voerbaarheid noch technisch, noch financieel er giooter op * o dt. O ik het denkbeeld om voor e'ke loon ean apart s'rene^ctiijfj^, voorzien van tand ad-of wo'mo?erbrenging beschikbaar te btei.'en, stuit o.m. op analcga bezwaren (12) 8<nk van den heer Wichmaa). Hun opleiding geeft hun geen enkel recht daartoe; zij kunnen ten eenen male onaejthetisch gijn en toch het examen afleggen. En de schilder? zegt dat een go3d beeldend kunstenaar slechts bij enblieme uitzondering aestheticus kan zijn". Dit is een font. die niet van inzicht getuigt. Ean goed schilder is altijd de aesthetikus (dat is de schoonheid-ondervindenda) van zijn eigen gevoelens; anders is het geen goed schilder immers? Hoe grooter hij is als schilder, hoe zuiverder en hoa meer hij de uitingen van anderen zal erkennen. Een schilder kan eenzijdig zijn in het ergste geial, maar ean kunsthistoricus kan heel gemakkelijk zelfs dat niet zijn: hu kan totaal buiten de schoonheid staan; en ik ken er, die dat deden. Ik ion dus altijd bij een museum, dat aankoopt, liever een goed schilder voor dia aankoopen vertrouwen dan zoo goed als alle kunsthistorici (uitzonderingen bevestigen hier den regel niet). Het ideaal echter is voor mij nog steeds: aesthetikus voor aankoop en rangschikking; kunsthistoricus voor beschrij ving ; geschiedenis. By het toenemen der kunsthistorici in getal zal dit ongetwijfeld meer en meer noodig blijken. PI.ASSCIIAEKT. Eet Museum-toneer. Ifijnheer de Hoofdredacteur. Wil eenige plaatsruimte tot mijn beschik king stellen voor een opmerking, in ver band met de beschouwingen van den heer Plasschaert, in de vorige a fl a vering van dit blad, onder bovenstaanden titel afgedrukt. Met den heer P. wil ik het concrete ge val in deze geheel buiten bespreking laten en alleen in abstracto onderzoeken, of schil ders dm wel kunsthistorici als zoodanig, voor museum-directie allereerst z\jn aange wezen. Uit het stuk van den heer P. spreekt m. i. de innerlijke en onvermijdelijke anti pathie, die de aesthetische" mensch nu eenmaal tegen den wetenschappelijke a' heeft. Veelvuldig merkten wij deze houding Alexej, czarewiicb, eeniae zoon van het RussUcHe Keizerspaar. op, zoowel als de omgekeerde. Jammer ia het alleen dat hier zooals meer gebaart, wanneer twee, elk op zich zelf onvolledige, maar zich volledig wanende, beginselen tegenover elkaar staan niet alleen wedeizijdsche antipathie, maar ook wederzijdsche miskenning blijkt te bestaan. De miskenning die de geleerde" ten op zichte van den aesthet" vertoont, kan hier gevoeglijk buiten beschouwing blijven. iiiiiMjimmiMiiiiMm SNOER j LUCHT TOFVOERS Irene en motor van dr. Naber. Het was daarom den belangstellenden, die zich ook <ran meer nabij voor het niettemin mooie slrene-prlncipa intereaseeren, een mo ment van sceptische verrassing toen op hei dezen zomer gehouden mnziek-eongres te Amsterdam, een bekend componist, de heer A. D. LOMAN (die bovendien als uitvinder van de reflex-camera op technisch gebied zijn sporen verdiende) gemoedelijk kwam mededeelen, dat hu da constructie van een sireneharmonium ter hand had genomen en vojr 19.9, het eeuwfeest der sirene, octrooi hoopte te nemen. Voorleopig hebbe men dus af te wachten. In het bovenstaande is getracht, om, zonder te veel in technische finesses te treden, aan te toonen, dat de be.waren aan eene al of niet nniverseale toepassing der sirene als muziekinstrument verbonden, groot, zoo niet onoverkomelijk zyn, m. a. w. hare kansen als toekomstinstrument nog twijfelachtig. Al te met behoeft de ontwikkeling der bestaands instrumenten niet geheal stil te staan. Wanneer het natuurwetensciappelijk experiment (13) zich eens meer op dit gebied gaat bewagen, kan men het ongetwijfeld verder brengen dan de alweer vergeten sonorofoon" (14) de verbeterde" patentviooikam (ran ahornhout met een kern van dennenhou') of da laatste muaiehall-oddity, de phonofidile van Howson 15). Dat er inderdaad geen stilstand is, bewust een vinding op hat gebied der blaasinstru menten : de aerophoon. Maar daarover later. Eindigea we met eane opwekking. Indruk wekkender dan argumenten zij a faiten. Man overtuige zic'a das nader en besoeke de demonstratie!ezing die eerstdaagsch, volgens een mededeeling in het Handels blad", te Amsterdam gehouden wordt en waarvoor da firma Duwaer en Naesaens haar zaal beschikbaar heef c gesteld. DB. NABBB zal zija beginsel op de hem eïgan, pakkenda wijze toalichten, terwijl de sirene-solo';) door een pianist zullen woidan begeleid, Daar zal ook de heer LOMAN voor zijne beginselen in het krijt treden en met DB. N. de zaak bedebatteerer. Dit kan dus interessant wordea, zoowel voor den ontwikkelden oeroapsrauaicus als voor dan m«;iekmiBnaar, Aangenaam zou hei schrijver dezes zijn. indien de bedenkingen die hij in dit opstel ten beste gaf een voldoendea graad van on juistheid bleken te bezitten om zyne in mineur gesteude rerwacatingen te kunnen dosn omslaan in blijmoediger tonen. Want de ru»tige eenvoud n de praugnante vol ledigheid van het sirene-beginsel is hem sympathiek tegenover de eigenaardige vèlleiigheid der andere muziekinstrumenten Wie weat, Tnere are more thlngs In heaven " Del 11, Oct. '12. J. 8. HOOQHIEMSTBA. 1) Ook de musiekinstrumanten zijn in het K. M. vertegenwoordigd, terwijl een nog uit gebreider verzameling, die evenwel tijdens de vacantiën gesloten is, zich in het na Bij gelegen Royal College of Music" bevindt. De voornaamste verzameling in ons land is die van Dr. Scheurlear te 's G-avenhage. 2) Auemoehord (Auimocorde, 8.v.w. pneumaüschea Saiteninstrumen1) ein geistreicher Versnch desPianofortefabrikanten J. J. Sc mell zu Paria (1789) mittels küastlich (inrch Ba'.ga) erzeugten) Windes", den Effdkt dar Aeolsharfe aaf einem piaroforteartigen In strument für eine kunstgemasze Musik «u verwenden. Vgl. Allgemnne Mnsikalische Zeitung" 1798 S. 39 ff Die Idee wurdesjater von Kalkbrenner und auch von Henri Herz wieder anfgenommen, welch Ietzte-er sein 1851 konstrniertes derartiges Instrument Piano olien (Aolklavier) nannte. Riemann's Mnaik-Lex'kon 6 Aufl. 8. 36). 3) Strijkinstrumenten b.v. zullen, wanneer men ze dichter bij de kam aanstrijkt boventoonrijker en forccher klinken. 4) Vandaar de vrij enphemistische benaming. 5) Ia dezen zin staat het bekend a harmo nium nog het dichtit bij de sirene. 6) In de werktuigbouwkunde bestaan ana loge constructiep, b.v. koppelingen der papiermachines: eonische rollen met verschuifbare, lederen ring. 7) Tae Telharmoninm. An apparatns for the electrical generation and transmim-ionof Muslc (?Seientific American" van 1907 vol. 96 pag. 210, waarin ook verwezen wordt naar een artikel van prnf A. S. Mc. Allister in de E ectrical World"). De uitvirder Dr. Thaddeu? Cahill zon toentertijd reeds een plant at Tnirty ninth street and B oadway" hebben gehad. i)e illustraties in de Seientific zijn tomeijk onwaarschijnlijk. 8) Sy ne a voyelles de Marage. 9) Pint is teekenend, dat de meest onstcff 'lijke kuns'. de muziek, in hare uiting bet stoffe lijke in zijn verschillende gedaanten en eigen schappen het minst schijnt te kunnen ont beren. Les extrémes se touchenr. Bchapedarm, zilvsrdraad, staal- en koper draad, dennen- en aiornbout, zilver, koper, tin, ebbenhont, riet. spier vezels en lucht een veelsoortig arsenaal. 10) Snelrotearende deelen, hoa eenvoudig cok in technlechen zin, zijn nu eenmaal voor een orkest natrament, zoo niet uit den booze, dan toih minder aanbevelenswaard. 11) Pogingen, die ik terloops aanwendde om een soort van snaarspeelwy'ie toe te passen, garen geen hoop op befredlgecda resultaten. E»n toetsspeelwjjze, die bij de sirene van Dr. N. ze ar goed toe te paseen is, maakt het apparaat nog weer minder geschikt voor de praktijk, waarin men met musici en niet met Pracisionsmec h a n i k e r te do ^n heeft. 12) Snoer- of andere frictieoverbrenging in dit geval geeft aanleiding tot slippen reap. zeer or muzikale gelui der. 13) Eerst in den laatsten tijd b.v. heeft men proefondervindelijk een juist inzicht gekregen t. o. van dn trillingen, da een viooikam uitvoert. Zie daardoor: J.W. GILTAY en M. DE HAAS Ie:s over de beweging van den kam van de viool. O?ergedrukt uit: Verslag van de Gewone Vergadering der WIF- ea Natuurkundige afd^eling van 27 November 1909 (verschenen 8 Dec. 1909). lo het klassieke werk Oie Lehra vonden ToneoH'fi'jduogen van Hnlmholtz wordt aan dit onderwerp (op pag. 146, 3j omgew. druk) ternau «ernco l een tiental regels gewijd en noj; de o'jniate theorie verkondigd. 14) Ean technisch niet zeer aesthetisch, verhoogd staarts'uk voor da viool, met de goede bedoe'ing d»toocsterktete vergrooten, wet (arnnali bij de t.r. I nldsprekenrte telefoon) geschiedde ten koste der toonkwaliteit. 15) Een strijkinstrument KOI der kam en resonan'iebodem. [Oe snaar rmt op ean fijn metalen hef boo pjp, dat in v «rbindlng staat met de membraan van een sonodbox, waarop even als hij de fono^raaf een toorn is aan gebracht.]

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl