De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 17 november pagina 2

17 november 1912 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1847 De nieuwe auteurswet zal aan dezen toestand weinig veranderen. Artikels over alle mpgeljjke onderwerpen, leading-articles en politieke entrefilets incluis, worden sinds jaar en dag door meestal op de Yeluwe wonende bescheiden talenten aan de redac ties" aangeboden voor 15, 20, 35 ets. per stuk. Deze mensehen verdienen op die wijze met hun huisindustrie, als maar een tiental provinciale bladen op hun offertes ingaan, een loon van enkele guldens. Yoor de rest kan de kleine krant doorgaan met het over nemen van alle mogelijke berichten". Bron vermelding wordt door de nieuwe wet wel geëischt, maar, net als tot op den Sisten Oot. 1912 geschied is, zal het kleine blad eenvoudig in berichten uit andere bladen eenige woorden wijzigen of omgooien om ze voor een ander berich^" te kunnen doen doorgaan! Als men 't wel nagaat, doen, o intelligente lezer, gij en wij in onze gesprekken en geschriften wel gewoonlijk veel anders dan omwerkem" van wat we al wisten P Dit z\j een troost voor de gesmade kleine pers. Men zond ons nu dezer dagen een nr. van het Haagsch Nieuwsblad, Nieuws- en Advertentieblad, 17de Jaargang, 31 Oct. 1912, waarin wij een kluchtig bewijs vonden, aldus op de valreep (13 Oct.) van het oude stelsel, van hetgeen meermalen in ons blad WM beschreven: het luk raak overnemen uit andere kranten, omgewerkt en onomgewerkt. In nog geen twee kolommen gemengd nieuws", bevattende 24 berichten", vindt men in dat nr. van 31 Octr. deze 8, die wij in behoorlijke volgorde hier afdrukken. Dat ze alle droeve ongevallen betreffen, geeft iets door ons niet gewild makabers aan deze betrapping... op heeterdaad en op 't laatste oogenblik: Treurig. Te Kootwijker broek, Ge meente Baraeveld, is een tweejarig kind van den landbouwer D. R. dat uit een kan met kokende koffie had gedronken, na een vreeselijk lijden overleden. Ongelukken. Te Kootwijterbroek, gem. Barneveld, is een tweejarig kind van den landbouwer D. B. dat Maandag uit een kan met kokende koffie had gedronken, na een vreeselijk lijden, den volgenden dag overleden. Gevel ingestort. Van het in aan bouw zijnde woonhuis van den heer A. van O., te Wamel, is plotseling een gevel ingestort. Een van de arbeiders, de onge huwde ongeveer 50-jarige H. V., werd onder de massa bedolven. Ofschoon hij nog leeft, heeft hu zoo ernstige wonden opgeïoopen, dat men het ergste vreest. Ingestort. Te Wamel, bij Tiel, is door een rukwind ingestort de gevel van het in aanbouw zijnde woonhuis met pakkistenfabriek der firma E. C. van Ooyen en Co., welk pand onlangs afbrandde. Van de werklieden werd niemand gekwetst, doch zekere van C., die het werk eens in oogenschouw kwam nemen, geraakte onder het neerstortende puin bedolven. Toen men hem bevrijd had, bleek de man er, wonder boven ?wonder, vrij goed te zijn afgekomen, hoewel hij toch enkele ernstige verwondingen bebekwam. Verstikking. Te Kostverloren, zoo meldt de N. Gr. Ct. was men gisteren morgen büde kunstmeststoffenfabriek van de Naaml. Venn. v. h. van Hoorn, Luitjes en Eamminga", zooals gewoonlijk aan het werk met phosphaat naar de molens der fabriek te brengen. Op zeker oogenblik kwam er eene verzakking in de phosphaat. Dit had het ongelukkig gevolg, dat een der werklieden de 65-jarige J. B. er onder geraakte. Zijn kameraden gingen dadelijk aan het werk om hem, indien mogelijk, nog behouden ouder het phosphaat weg te halen. Helaas het verzakte nog meer. Eindelijk haalde men er B. onder weg, echter dood. Dood door verstikking. Men meldt ons uit Amsterdam: Dinsdag had op de fabriek van Kunstmest van de H. Y. voorheen van Hoorn Lutjes en Tamming, te Kostverloren een ernstig ongeluk plaats. Door een verzakking in het bij de fabriek opgehoopte phosphaat, geraakte de 65 jarige J. B. te Kostverloren er onder. Toen men hem na veel moeite onder het phosphaat IHimlIlllMIIIIIII Het hiervolrjende feuilleton behaalde lij de Novellenprijsvraag. door dit Weekblad uitgeschreven, een der Derde Prijzen. DE MIRAKULEUZE PILLEKES DOOK ELINE MARE Eentonig van kleurlooze grauwheid, drev«n de trage wolken, als een eindloozen, droeven stoet die zich voortsleepte, afgemat van den langen stofHgen weg. Het heelal treurde troostloqs onder het somber-lage geluchte. Een fijnen smoor bemijzelde de kale boomen en heesters, die'het vocht weer lieten weg-smokkelen in kleine dropkes, als speldeknopkes zoo nietig. De oude madame Waesdonck piepte efi'ekes aan de achterdeure, om te zien of de papegaai veilig zat op zijn boomke, zoo vrij en los in den grooten hof, omringd door hooge boomen en de volle massieven. Kleine Dora huppelde rond en de vogel zong schor 't begin van een liedje. Za kon dus gerust zijn hierover. 't Wakke weer deed geen goed aan de rhumatiek en madame Waesdonck pruttelde in haar eigen, terwijl ze weer naar de voorkamer drentelde. Voornaam glimden de donker mahonie houten zitmeubels, met hun bekleeding van ge vlochten-paarden-haar. Het groote schrijfbureau beladen met geleerde boeken, waar geen mensch inkeek, het pijpenrek, de chineesche tabakspotten en zelfs de aan lokkelijke zetels, alles hinderde de oude, dikke madame Waesdonck. Met zooveel liefde en zorg richtte ze dit schoon buiten in, toen hare zoon trouwde en nu leek het haar of het alweer mis liep met hem. Toen ze hem zoo handig aan dit vrouwke smokkelde, ging haar herte en ook haar brandkast open. Niets spaarde ze, moeite had weggehaald bleek hij reeds aan ver stikking te zijn overleden. Aan de fabriek was men zeer onder den indruk van het ;ebeurde daar J. B. zoowel büpatroons als :ameraden zeer gezien was. Men meldt ons uit Kostverloren: Gis teren had op de fabriek van kunstmest van de N. V. voorheen van Hoorn, Luitjes en Kamminga, een ernstig ongeluk plaats. Door een verzakking in het bij de fabriek opge hoopte phosphaat, geraakte de 65-jarige J. B. te Kostverloren er onder. Toen men hem na veel moeite onder het phosphaat had weggehaald, bleek hij reeds aan verstikking^te zijn overleden. Aan de fabriek was men zeer onder den indruk van het gebeurde, daar J. B. zoowel bij patroons als bükameraden zeer gezien was. Te Koatverloren is in de kunstmestfabriek van de firma Van Hoorn Luitjens & Kam. minga een 65-jarige werkman onder een hoop kunstmest bedolven geraakt en gestikt. *** twee Dat stond dus alles in dezelfde kolommen van dezelfde krant! Onder geen van deze berichten staat ver meld of ze uit een ander dagblad zijn over genomen. En daar by de reat van de 24 berichten" (waaronder een verslinding door ratten en een groot aantal branden) een paar maal staat aangegeven, dat aan bet Hbl. of de Botterd. d. w. z. N. R. Ct. ontleend werd, beteekent dit dat 't krantje 't bericht als afkomstig uit eigen koker wilde doen voorkomen. Die tweemaal voor komende mededeeling, dat een bericht ont leend" was, gaf aldus een cachet van eer lijkheid aan de krant!! Dit geschiedenisje halen wij waarlijk niet op om het ons verder volkomen onbekend dagblad een mauvais quart d'heure te be zorgen of het blad als slechter geredigeerd aan te duiden dan vele tientallen andere, maar, vragen wij, hebben zij geen gelijk, die ook die kleine pers in de aandacht aanbevelen van wie zich beijveren voor de verhooging der volkscultuur? Inziet in te BoofdM Iberia van Claude Debutsy. De verschijning van Dabuasy viel samen met Gevaerts nasporingen der Griekscha muziek, met de reconstructie van het Gregoriaanschdoor de Benedictijnen van Solesmes, met Experi'd opdelvingen der oude druk ken en manuscripten uit den tjjd der Fransche Renaissancisten. Ean zelfde antiquiseerende richtiag zag men in Dnitschland ontstaan, maar 't zy dit land niet de nanwlyks onderbroken cultuur en traditie bezit als Frankrijk, of 't zij die lichting van de Germaansche cultuur afwijkt, de representatieve componisten kwamen er niet mee in contact, zij zetten zich integendeel vjjandig schrap, Richard Strauss ondanks zijn beweerde afstamming van Wagner (die de omwenteling voorzag en aanvoelde) Brahms en Rager ondanks hu u successie-reenten op Bach en het Dnitsche volkslied. Maar zij begrepen Bach verkeerd en de tijd die her leven ging lag ver vór Bach. Het is de eenw der polyphonie, van de geconcentreerde, phantastÏBche en tienvoudige passie, de polyphonie, welke de verstrengeling is en het samenklinken van verscheidene harts tochtelijke en melodiense psychea. De renaissance van dit vroegere beginsery dat door gebreken der techniek onvoltooid bleef ligger, had men liever zonder omwegen zien geschieden. Maar een deel der menschheid moet o ver verzadigd zy'n geweest van drie honderd jaren monodie, absolute melo die ! Misschien is 't ook een noodwendigheid dat iedere ontwikkeling of hervorming der muaiek aanvangt mat het rythme en tot 'c rythme beperken zich hoofdzakelijk de uitkomsten der Benedictijnen, van Debussy, en Gevaert. Welk een waarde deze geniale onderzoeker toekende aan de antieke lyihmiek, blijkt uit zijn eigen woorden : Je suis noch kosten. Ze meende in haar gemakkelijk vertrouwen, dat de luchtige Don-Jiian, eenmaal onder den invloed van dit reine en strenge meiske, plots zijn kazakke zou keeren en altemet eeu zuiveren, braven minnebroeder worden zou. Doch ze vergiste zich deerlijk, dat zag ze nu. 't Bloed steeg haar naar de blasse kaken van vreeze dat hij ging hervallen in 't ge vaarlijk leven van voor zijn huwelijk, wat ze tegenover de familie en zelfs voor haren man zaliger, zoo zorgvuldig had weten te bedekken en te verbloemen.. Renneke wist daar niets van en de angst dat ze erachter ging komen, het haar, de moeder, verwijten zou, zat daar als een doorn in haar conscieneie. Za zou zich kunnen verweren natuurlijk, voorleggen dat hij geen sprink haan meer was toen hij trouwde en men begrijpen moest, dat zoo iemand allicht een verleden achter zich kon hebben. Maar och, dat verleden van hem had zoo 'n langen staart. 't Sehaamterood gloeide op haar oude wezen als ze dacht aan al de ellende die hij haar had aangedaan, de plaatseu waar ze moest verschijnen voor hem, de sommen die ze betaalde, stillekes weg, somtijds met de grootste moeite en vernedering. Alles de schuld van dien verfoeilijken drank! De gejaagdheid knaagde haar danig. Ze moest verandering zien te brengen in den dreigenden toestand. Ze dacht aan de pillekes ea betwijfelde of ze het zou durven wagen. Van zenuwachtigheid tort ze weer naar de achterkamer en klapte in haar eigen, hoe ze eigenlijk met hem moest redekavelen. Ze hield lange toespraken alsof haren zoon, in boetveerdigheid voor haar zat. Dan weer nam ze haar schoondochter onder handen, net of die geduldig luisterde. 't Was waar, 't ging zoo goed met het verzamelen van timbers, antieke dingskes, stempels en al die onnoozele prutsdingen. 't Kon haar niet verschelen, als het hem maar bezig hield, al verzamelde hij puien en teeken! Dat bleef haar princiepe. Renneke zat in het schuitje en ze moest varen; met onverschilligheid bereikte ze niets. Kleine Dora, pips en teerkes, haar wipconvaineu qu'nne intelligence complèe de la contextnre rythmiqne des oeuvres de nos grands mnsiciens dassiquea n'est pas possible sans une tude eoigneuse de la ry t n mi que d'Aristoxène: une theorie moderne dn rythme n'existe pas." Men heeft alle reden om Debnssy te be schouwen als antagonist der mathematische en ongevoelige metriek, welke pi .m. 1600 hare invasie deed. Den tegenwoordigen stand van het vraagstuk kan ik den lezer niet beter verduidelijken dan door een citaat van een hedendaagschen geschiedschrijver, die in vele opzicnten opmerkzaamheid verdient: Manrice Emmanuel, Histoire de la langne musicale, een gelukkige synthese van de geheele toon kunst. Het rythmische vierkant is een uiting van de allerprimitiefste cnltnur. Welnu, de componisten van Griekenland toonden al vroeg het verlangen om te ontkomen aan dien rythmischen dwang. Za h eb oen hem laten regeeren in de populaire orchestiek, waar hy rechten had, doch elders hebben z\j er zich volkomen van losgemaakt. Wat zonden ze zeggen, als zy konden aanschouwen dat wij nog leven onder het regiem van 2-4-8! afl zonden over onze rythmen oordeelen als over onze toonladders en ze kinderachtig noemen. Onza solfèges zonden hun geluk geven. >e theorie van het oterke maatdeel" zou hun enkel geschikt lijken voor de gezellen van Komos, die na een billerij i den goddelijke.n Bacchvs vierden en den vloer beukten in effen en vierkante patsen.... Het is waar dat de werken der moderne meesters deze kinderachtige pedagogie dik wijls verloochenen en dat na Barlioz en vooral na Wagner de dagen der tyrannie van 't vierkant geteld zy a. Maarzij liet zulke aporen achter, dat de verachting, waarmee het publiek zeer scnoone werken van tijdgenooten ver welkomt, veeleer is toe te schrijven aan de afwezigheid der quadratnur in deze compo sities dan aan den rijkdom der polyphonie of de nieuwheid hunner melodische vormen. Zoo de fatsoenlijke lieden" van het Athene der vijfde eeuw voor Christus behagen konden scheppen in den uniformen dreun der militaire mare c hen, in bet hossen der Bacchanten bij de Dionysischfeeater, in de blijspel-dansen op de heilige formule 4+4,?van hunne componisten en dichters verwachtten zij wat anders dan sterke maatdeelen en viei kante zinnen. Terwijl het moderne publiek, in macsa, bij dat rudi mentaire stadium der lytnmiek bleef stil staan en er nauwlyks over heen begint te komer, wist het Atheensche volk de andere lytnmiek te waardeeren, even levendig als de beroepsmusici, gelijk we zagen, de andere muziek wisten te schatten. Dit voorloopig naar aanleiding van Debussy's Iberia, een levensgroote en warme evocatie van de Spaanecfce straten en wegen, nachten en feesten, welke door het Concertgebouworchest volmaakt zon zy'n weergegeven als Mengelberg zich niet te eenvormig beperkt had tot de sterke maatdeelen". Dase ver fraaien misse jien Brabma en de achttiendeeeuwsche muziek, doch we kennen geen andere richting, waarmee deze populaire opvatting overeenstemt, allerminst die van Debnssy. De hoorders mogen zich Iberia ongeveer tienmaal boeiender voorstellen, want nooit zag men den dirigent zich in die mate onthouden van alle rubato en in telligent meeleven in den klank. Dit is zeer jammer omdat er van La Her" enkel aan gename herinneringen resten en wijl Franc c h niuiiek dit jaar wederom zelden ter uitvoe ring komt. MATTHIJS VERMEULEN. Brabantse Sagen. Brabantscb Sanenboek, door A. DB COCK en Is. TEIELINCK. Deel II en III. Gmt, 8 ffer. (Uitgave der Vlaamsche Akademie). Indertijd schreven wij in de Groene" iets over deel I van deze merkwaardige ver zameling ; deel II en III zijn Liet minder interessant. Dl. II bevat de Christelijke Sagen, bepaa da ijk verhalen over wonderdadige Mariabeelden en plaatselijke heiligen, zooals Margareta van Lsn ven (?fiern Margriet"), Maria de ellendige" vereerd te Volusve en andere dergelijke. Deze soort heiligen zijn te op merkelijker omdat hun cultus in sommige gevallen niet van de geestelijkheid uitging. maar van het volk. Ook in het door en door katholieke Bretagne kwamen nog niet lang neuske armentierig rood door klamheid, stond, sprieterig dun als een wormke, in haar jersey lijveke dat haar tengere leden nauw omspande. Haar heeie groote oogen, als van een verwonderd kalveke, blikten begeerig naar de achterdeure van het huis. alwaar ze tante zag bewegen. Ze durfde niet naar binnen piepen, waar het toch zooveel plezanter leek. Vapeurke. haar hondeke, wilde ook niet naar buiten komen, al riep ze hem verscheidene keeren. Weer gluurde ze over het perkske naar de achterkamer en ze zag vapeurke liggen op een stoel, alsook deu witten fox. Zij en de groote hond en Coco moesten in den hof blijven voor de gezondheid. Nu hoorde ze tante klappen. Toch was er niemand thuis. Dat wist Dora voorzeker, kozijn en nichte gingen uit voor den noene en het meisse zag ze zooeven haren doek omslaan om kommissies te doen. Tante klapte dus weer in haar eigen. De papegaai, in den heester, gilde en floot ineens scherp, laehte toen schreeuwe rig uit, alsof hij Dora voor den zot hield. Na een wijlke kon 't meiske haar drang om naar binnen te wippen niet meer be dwingen. Speelsgewijze trippelde ze de tredekes af rond het perkske en bleef altemet verbauwereerd staan op de zulle. De oude dikke tante schrok, hield fluks op met redekavelen. Kwaad zei ze: Gij onnoozelesse... Ge doet mij ver schieten, 'k heb u gezeid dat ge in den hof moet blijven... ge zijt hier toch voor uw gezondheid... maar ge stond zeker te herken ... *) stout kind. Neen-ik tante, griende 't meiske, ik heb niet gehorkt... omdat het slechte manieren zijn, tante. ?. ? 't En is op verre na niet treffelijk... maar allez, kom hier, kom binnen, tante gaat u wat vertellen. Gauwe zat Dora op vapeurkes stoel en deed het hondeke im haren schoot neere liggen. Haar beentjes hield ze opgetrokker, en de oogen wijdgesperd van nieuwsgierig"~ *.. *) Horken: luisteren. geleden dergelijke populaire canonisaties voor. Deel III bevat de historieche sagen. Natnurlyk is niet alles in dase deelen op Belgischen bodem ontstaan. De verzamelaars teekenem dit zelven aan bij de zoogenaamde wandernsagen", verhalen die ons Christus voorstellen, op aarde rondwandelend en er ontmoetingen hebbend. Ojk met Maria mirakelen is dit het geval. De geschiedenis vfln den ridder die de mis hcort, terwijl de H. Maagd in zijn plaats en gestalte op bet tournooi kampt, zoodat hij overwinnaar is zonder het te weten (II, 76?77) was in de Middeleenwen in verschillende vormen ver breid en komt o. a. voor in een allerliefst oud fransch gedicbt. Het verhaal dl. II blz. 91 vgp. heeft groote overeenkomst met de voorlaatste vertelling van den Decamerone van Boccaccio. By Boc caccio wordt een kruisvaarder op boven natuurlijke wijze, door de toovermacht van een duivelskunstenaar in dienst van Sultan Saladyu, naar lyn vaderstad Pa via terugge bracht, juist op het oogenblik dat zy'n vrouw op het punt is, haar hand aan een ander te ichenken. In de Brnsselsche sage is het de H. Maagd die denzelfden dienst bewijst, eveneens aan een kruisvaarder: zübrengt hem op haar gulden vleugels" in n oogen blik van het Heilige Land naar Schaarbeek, bij B.u'sel. Men kan zich in dit geval even wel afvragen of het verhaal wel echt is, d. w. z. weienlyk uit de volkstraditie opgeteekend en niet direct aan Boccaccio ontleend. Het werd door de verzamelaars ontleend aan een werk dat verscheen van 1853?1857: er zat toen nog veel romantiek in de lucht" en in de dagen dar romantiek zijn wel meer legenden verzonnen of aan schriftelijke bron nen ontleend. Opmerkelyk is dl. II, blz. 343 de legende van het wonderbare beeld dsr H. Pmlomena, dat de gouden schoenen waarmede het ver sierd is afstaat aan een ongelukkigen bedelaar, die van honger steift. Zooals de verzamelaars aanteekenen, vindt men het verhaal, vaatgehecht aan den naam van andere heiligen, temg in Duitschland en zelfs bij Slavische volken. Maai het opmerkelijke in dit geval is de naam-zell der H. Pmlomena. De caltus dezer heilige is nl. niet oud: hy kwam eerst op in Italië, in de eerste jaren der negen tiende eeuw, tengevolge van ontdekkingen in de Romeinsche Catacomben, die aanlei ding gaven tot veel geschrijf en discussies; buiten Italië werd de dienst der H. Pnüomen», wonderdoenster der 19e eeu n", eerst alge meen na 1820?30. Het ia d as na dien datum ongeveer dat de oude legende, op Belgischen bodem, is vastgeknoopt aan den naam der nieuwe heilige. Ook onder de historische legenden, in dl. III zijn er die algemeen verbreid zijn, en aanvankelijk aan andere personen waren vastgehecht. Een voorbeeld is de anecdote van keizer Karel V en zijn hoveling, dl. III blz. 81. De schrijver zelf aan wien de ver zamelaars het verhaaltje ontleenen doet op merken dat bet ook verteld worde van keizer Sigiamund. Maar de vertelling is onder dan fKaielVöf Sigtsmund: men vindt haar by' Boccaccio (Uecamerome, X, 2), bij wien een koning Alfoss van Spanje de held ia. Op merkelijk is dat Karel V, die voor België b slot van rekening zoo weinig deed, toch aan leiding gaf tot zulk een d root aantal traditioneele verhalen; het feit dat hij in Vlaanderen geboren en dus voor de E algen ean nationale figuur was, schijnt o arcaak van die populariteit. Curieus voor de studie der sagenvormiag zijn de verhalen die in veroand staan met het bekende Brueselscae bteldje Manneke-pis" (dl. III, blz. 109 en vgg.) Personen die wel eens gebladerd hebben in veriamelingen oude plaatwerken en ornament-teekeningen weten dat deze soort figuren, aangebracht aan fonteinen, in de zestiende en zeven? tiende eeuw niet zeldzaam waren: het voor geslacht, dat hield van naïeve indecenties, verlustigde zich in de voorstelling. Maar de andere beeldjes van die soort, die bestaan hebben, verdwenen langzamerhand, bet Ernaseische bleaf en werkte door de incongruïieit zelve van het thema op da verbeelding; men bedacht allerlei verhalen om den oorsprong van het manneke" te verklaren en in u dier verhalen werd Minneke-pis zelfs redder der stad Brussel. De behoefte om te verheerlijken vooral werkzaam op godsdienstig gebied en de meer algemeene behoefte om te verklaren liggen ten grondslag aan een goed dael der heid, leek ze een klein, oud wijveke met een onnoozel snuitje. De deftige, dikke tante zoo proper en schoone in haar huiakleed van zwart met de zijden linten, het grijze haar zorgvuldig gekroezeld, nam plaats in den zetel en toonde geheimzinnig een dooske aan 't kleine wipneuske. Dora zag subiet een manneke op het dooske geschilderd, datzelfde manneke met een tlesch voor lichaam en dat werd ge wurgd, zooals er eentje in de Gazette stond. Tante wees het haar verleden, en sinds keek ze ernaar iederen dag, omdat ze het zoo'n griezelig prenteke vond. Awel? weet ge niet meer wat ik ge zegd heb hiervan? vroeg tante vezelend. Ja, knikte Dora, ge zei dat het den drankduivel beteekende, tante! Seessa, mijn kind, en wat nog meer? Ge zei... tante, dat het een mirakel kon zijn. Bij ten doet... gij dompelesse ... 'k zei dat het een reclame was, van een soort mirakuleuze pillekes die eeu dronkaard konden genezen. Dora nikte. En zei ik u niet, dat wij tegare, gij en ik kozijn*) gingen genezen? Dora nikte heftig. Haar wegvliedend kinneke zat haast in haren hals en haar wipneugke puntte eigenwijs naar boven. Ja, tegare zouden ze kozijn genezen. Awel, mijn yriendeke, sprak nu tante vertrouwelijk, wilde gij uw tante schoone helpen ?... Dora nikte weer, terwijl haar vingers zenuwachtig de ooren van Vapeurke om krulden, totdat 't beesteke van haren schoot sprong. Ze schrikten alletweeë, de oude tante en kleine Dora, alsof ze een slechte daad be raamden en overvallen werden. We zullen den papegaai binnen pakken, en de deure toedoen ... dan zijn we gerust, zei tante, een beetje verlegen over haar eigen schuwheid. De vogel werd op zijnen ijzeren standaard *) Neef. sagevorming', in alle landen en tijden ; ook deze, met zooveel zorg bijeengebrachte bun dels, leveren het bewijs. P a r ij s. G. BUSKEN EUET. Notre putte In aansluiting bij hetgeen de heerCoenen in ons vorig nr. schreef over Y vette Guilberts voordracht van Notre petite Compagne", geven wij hier dit gedicht in zijn geheel weer. Men zal ontwaren, dat de dichter, Jules Laforgue, den titel niet idyllisch bedoeld heeft. * Si mon air vous dit qnelqne chose, Vons auriez tort de vons géner; Je ne la fais pas :ïla pose; Je suis La Femme"', on me connait. Bandeaux plats on crinière folie, Dites? quel front vons rendrait fon? J'ai l'arc de toutes les coles, J'ai des a mes pour tona les gou is. Cuelllei la fknr de mes visages, Buvez ma bouche et non ma voix, Et n'en cherchez pas davantage . . . Nul n'y vit clair; pas mézne mol. Noa armes ce sont pas gales Pour que je vons t ei de la main. Vous n'êes que de naiifa miles, Je suis l'Eternel Féminin. Mon But se perd dans les Etoilesl C'est moi qui suis la grande I sis l Nul ne m 'a retroussémon voile. Ne songez qn'a mes oasis. -- Si mon air vous dit qne'qus chose, Voua anriez tort de vous kéaer; Je ne la fais pas a la pose; Je suis La Femme" l On me connait. Meip. Estifir fle BOCMUI RE Vroeg bekend met de zorgen van het leven, met diep gevoel voor tobbers en zwoeger?, met her, die het leven harde slagen had geslagen en wier lijden en dulden zij begreep, kwam z|j, nog jong, te Rotterdam aan het tooneel en wist er al spoedig van zich te doen spreken door het innige, het gevoelige het ware en het eenvoudige, het Hollaadsche in hare kunst, zooals in hare ciéatiea van Suze in Vriend Pritz" en later te Amaterdam door het uitbeelden van beproefden en verslagenen als de moeder in de pantomime De ver loren zoon", het beeld der smart, het beeld der moederliefde. Een ongekenden kant van haar talent zon zij doen kennen als het Rattenvrouwtje, in losen'd Kleine Eyolf": het geheimiinnige. Nog had zij al baar gaven niet ontplooid. Daar kwam Heyerrnan's Op Hoop van Zegen". Zij speelde er de ai me vieschergvronw: Knierij e", in, met eene eenvoudig heid, e ene klaarheid, een ga roei, een in nigheid, en een soberheid van het geheel, die haar kunst ten top hief. Zij liet ge voelen en doorleren Wat eene moeder lijden kan". Haar kunst kwam uit het hart en ging tot het hart. Heel Nederland acht Mevr. Either de Baer-van Rjk en haar kunst hoog, en ataart vol bewondering naar haar creatie van Kniertje", een ongeëvenaard meesterwerk. Taans, nu zy viernonderd maai, en steeds even voartrtflelijk, met hart en ziel Kniertje" gespeeld heefr, worde deze kleine vrouw, maar groote kunstenares, oprechte dank en hulde gebracht. J. H. R. «e s ris waniilatei. Het is niet geheel zonder bedenking, dat kunstschilders debet zijn aan de ongineelen dezer, voor de lagere school bestemde, kleur rijke wandplaten. Ik vrees zeer, dat de, ofeiigena te loven, subjectiviteit der schilders bet kinderlijk aanvoelen en begrijpen in ernstige mate zal bemoeilijken. Ofschoon de heer R. Schuiling, die het eerst de kunst matige indeeling van ons land in provincies naar hare voor het onderwijs geringe waarde fchatte, aan de serie zy'n naam gaf, evenals d 3 heer J. M. da Feu ter, kon dat haar niet voor tweeslachtigheid bewaren. Een kunstzinnige wandversiering, voor gezet, en tante sloot de glazen buitendeur. Dan nam ze Dora mee in de voorkamer en sloot eveneens de tusschendeur. Nu vertrouwelijker schoven ze dichter bijoen, en tante haalde uit het dooske een eschke voor den dag. Hier zijn ze, sprak tante weer fluiste rend. Oh! zijn dat de mirakuleuzo pillekes, tante ? Ja... en die moeten den ommekeer brengen ... en Dora zal tante bijstaan ... maar ... mondeke toe ...! deed tante ge wichtig, haren vinger op de lippen leggend. Dora kneep haar mond stijf toe, om tante te toonen hoe ze zwijgen zou. Goed l sprak tante weer geheimzinnig. En nu vertelde ze in vezelklap, hoe het geschieden moest. Tante zou met kozijn en nicht babbelen, ze zou ze goed bezig houden en dan, wanneer die twee een anderen kant uitkeken, kon Dora met haar kleine, vlugge vingerkes twee pillekes in koziju zijnen kaffee friemelen. Ik en durve niet, vervolgde tante droevig, 'k zou te vele beven ... maar gij zult niet benauwd zijn? Ik durve... ik durve wel I 't Is om koziju te genezen, en omdat hij tante geen verdriet meer zal aan doen. Goed mijn kind, ge zijt een braaf meiske. Ze liet wipneuske nu herhaaldelijk voor doen, hoe handig ze de twee pillekes in de tasse slippen zou, zonder van iets te gebaren en tante bleek zeer ingenomen. Plots kraakte de deure open. Dora liet van verbauwereerdheid de pil lekes op den grond vallen en tante stond met open mond van den schrik. Gelukkig! 't Was enkel het meisse die hen dwaas aangaapte. Gij domme kalle, hakkelde tante toen ze haar sprake terug kreeg. Ge zoudt mij een geraaktheid doen krijgen . .. Alzoo iemand te doen verschieten...! Steekt u op, ga naar de keuken... Wat meende wel, binnen komen zonder kloppen. Dora gaarde de pillekes weer van den grond. Azoo 't waa dus afgesproken. Te vieren

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl