Historisch Archief 1877-1940
No. 1847
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
56 ? 5 -6O
INRICHTING TOT MET M EUBILEEREN- EN VER-SIEREN -DER WONING
J. LE MINJE,
Amsterdam.
OUDE GENEVER
merk Nectar".
?1.38 per D literflesch.
WIJNEN, COGNAC etc.
GRANDS VINS DE CHAMPAGNE
Perrier-Jouet
Epernay.
Concessionnaires,
Sauter & Polis,Maastricht.
PrimaAnthraciet;Gascokes,
Brechcokes enz.
Firma H. F. i
Lgnbaansgr. 296. - Telef. N. 4276.
BOUWT TE NUNSPEET.
Inlichtingen bij het bonwbureau DE
VELUWE", aldaar.
Wintersport. Pontresina. - Hotel Pontresina.
Hotel laten Rang met allen comfort. Voortreffelijke Skivelden.
Gaillustreerd proapectua gratis. Intern. Verkeersbureau R*aahuisBtraat 16, Amsterdam.
WINTERSPORT. ADELBODÊN.
?^^?????i.^??????^??^?F4.MILIEHOTEL BEAU SITE.
. LIFT, BAR, CONCERTZAAL MET
EIGEN ORCHEST. _ GR. VESTIBULE. PENSION. ZOMER 7?12 Fr. WINTER3
8?15 Fr. PROSP. GR. INTERN. VERKEERSBUR., AMST., RAADHUISSTRAAT 16.
Wintersport Pontresina. Schlosshotel Enderlïn.
Voornaa Hotel Isten Bang:.
Prospectus gratis. Interna lonaal Verkeersbnieau Baadt maatraat 16, Amsterdam.
Eenige
Fabrikante
W.BengerSöhne
Stuttga
Hoofddepöt te AMSTERDAM: Kalverstr. 166
K. F. DEUSCHLE-BENGEB.
DELAÜNAY BELLEVILLE
AUTOMOBIELEN.
H««fd-Afemt r*or Nederland!
J. LEONARO LANG,
Stadhondersliacle,
UttSTEEDAJL
naam en deugdelijk, misgun ik het kind
geenszins, integendeel, ik heb een groots,
misschien wel eenigszina naïeve, verwachting
van den invloed eener smaakvolle en ver
zorgde omgeving, en zou die eerder preciens
dan Hollandsch-degelyk wenachen, doch het
gaat bezwaarlijk deze dienstbaar te maken
aan het eigenlijke, meer onmiddellijk onop
zettelijk werkend onderwas, dat zoo zeer
zijne aparte eischen heeft. Aan den anderen
kant wordt het doel der uitgave (het aan
brengen van heldere geografische kennis)
nit ket oog verloren, wanneer men tegelijker
tijd lietüazelt naar de mecgchec, die naarstig
streven raar schoonheid in opvoeding en
onderwijs. Het juiste geogrufiache bejrip is,
m.i., dikwijls beter gediend met een foto, dan
met een p!aa+, waar bovendien in dit geval
de kleur zno dikwijls onnatuurlijk ia.
De handleidingen vind ik het bette deel
der nitgavp, de verdieaste van handlei
dingen in 't algemeen een oogenblik buiten
bespreking gelaten o. a. die bij het
duinlandschap by fchooi", waarin, naast de heer
Schnilirg, de heer E. Heimans aan 't woord
komt ter behandelirg van de duinflora en
?fauna.
Ofschoon namen als P. van der Hem,
F. Hart Nihbrig e. a. wel eenigea klank
hebber, heeft door hun medewnrkicg aller
minst deze uitgave.een bizonder cachet
gekrpgen, en wij kunne»er i och da school
nöoh den uitgever (P. NoordhrflF, Groningen)
mee geluk wenschen. Het probleem kunst
in de schooV' ig er in 't geheel niet mee
opg»)o3t, terwyïbet onderwijs inde aardrijks
kunde door schilderijen van sommige streken
niet het beate wordt gediend.
HESSEL JONGSMA.
laiiweeriroefatefi.
They also serve, who only
stand and wait."
MlLTON.
De feiten" door X als grief teeen het
legerbes'uur te berde g «bracht in de Groene"
van 10 November zijn de volgende:
1. Een voormiddag werd besleed aan
uitreikicg van wapens en inspectie van equ
pementsstukken, waardoor kostbare tyd (Time
ia money ter beurze 1) z. i. niet op de juiste
wijze werd besteed.
2. Da troep werd ondergebracht in een
onverwarmd ongezellig, tochtig gabonw, en
het leger was etrco.
3. In p'aats "an veldd lenst en
tiraillenredieust, zooals X meent dat leerzamer voor
hem zon zijn geweest, heeft hy moeten
marcheeren en nog eens marcheeren op stoffige
wegen.
zou het geschieden. Kozijn zou genezen
worden tegen wil en dank.
In vreemde blijheid giechelden ze thoope
over haar slimheid. De oude, deftige tante
met den dubbelen kin en het wipneuske
die de groote daad verrichten zou.
Na een wijlkeknerste de grielde en kozijn
en nichte zagen ze 't hof op trutselen.
Tante dribbelde gauw naar de achter
kamer alwaar ze rap het ammelaken op de
tafel vlijdde. Ze was zeer doende toen haren
Bacchus-achtigen zoon binnen tort. Achter
hem amn trippelde zijn blond, tenger
vrouwke, met haar vastberaden, vierkant
kinneke dat parmintig naar voren stak. Ze
zag er zoo jeugdig uit met dien grooten,
zwarten hoed en haar hermelijnen kraagske,
zoo nieaw en blank; 't leek wel de dochter
van den dikbuikigen Herbert, in plaats van
zijn vrouw.
Madam Waesdonck overzag haar schoon
dochter welgevallig. Zoo was het goed. Een
beetje opgekleed zag ze er waarlijk lief
nit en hij kon trots op zijn vrouwke
wezen.
Eenneke liep dadelijk naar boven om
haar schoone dingen uit te doen en Bacchus
liet zich in den zetel zakken. Hij streelde
de hondekes die tegen hem opsprongen en
wel gezind floot hu tegen den papegaai, die
schuifelde als een lijster, naar kozijn zei.
Dora zat Bacchus aan te gluren met haar
groote oigen, dat begon hem te verleen.
Wat is er mijn kind ...? waarom loerde
azoo naar mij? gij kalveke Mozes!
Dora dacht dat kozijn de pillekes zien
kon, die ze straf in haar hand hield. Ze
smolten baast van de warmte.
Gelukkig tort nichte alweer aan in haar
rooderig huiskleed en die babbelde subiet
over wat ze zagen in de stad.
Tante draaide ongedurig overentweer,
klapte nu ook druk en ze schoven zich
allen om de tafel, terwijl 't meisse den
kaffee ronddiende.
Nu ze eenmaal thoope zaten, begreep
tante niet hoe er gelegenheid zich zou
voordoen om de mirakuleuze pillekes toe
te dienen en de vreeze rees in haar op,
dat wipneuske onhandig ging zijn en wat
IIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIII IJlllllllllIIIIIIIMItllllllllMltim
Aan deze breed uitgemeten Briefjes staat
nwe Kidactie twee kolommen af op de eerste
pagina van uw blad, hetgaea er een bet eekenis
aan geeft, welke de inhoud op zichzelf niet
zon verdienen.
Schry'yer's ongeduld op den dag zijner
indiensttreding doet me denken aan die van
den jongen die door sijn moeder was mee
genomen naar een drama van Ibsen, welks
laatste bedrijf eindigt met het afbranden
van de kerk, terwijl in de pastoriekamer er
naast da geestelijke zyn zielestryd uitvecht.
Tydens h* t eerste bedrijf reeds, en telkens
weder gedurende de voorstelling vroeg de
knaao maar: Ma, wanneer komp non de
Brund!
X. verwacht blijkbaar, dat hij als soldaat
alles voor zich gereed zal vinden staan even
als hy op zyn kantoor maar heeft te schel
len voor den procuratiehouder. Tn dat
wachten op de binienplaa^s van de kazerna
schuilt een les, welke hem blijkbaar ontgaan
is, maar die toch haar waarde heeft, n.!, het
groote belang van het to?d in orda zyn
der eqnipementstnkken, uniformen en wapinp,
en voorts als tweede les de ondergeschikt
heid van 4en soldaat aan de I««erorgwisatie.
Wy willen aannemen dat X's wapens enz.
T o1 maak t in -orde waren, doch indien de
insoectie van acht tot twaalf uur geduurd j
heeft, waren er ook blijkbaar bij veel mui- 2
ciens aanmerkingen, en in zoo n geval moe
ten de goeien voor de kwaden lijden (selfs
op de beurs krifgt men wel een krauw door
de zorgeloosheid van een ander 1) Ia het
gelid staan, schijnbaar zonder doal, althans
zonder dat te begrijpen, toch geinldig, op
gewekt, waakzaam, by de hand, is ook
soldatenplicht, waarvoor herhalingsoefeningen
allerminst overbodig zijp.
Ea hetzelfde geldt voor de ontberingen (!)
in die schnu'. Ook d:e zijn by uitstek nuttig
en geen officier zal paarne ten oorlog trek
ken met soldaten, die pp al hun herhalings
oefeningen zouden zijn ingekwartierd geweest
in villa's of hotels, nooit in de kleeren ge
slapen hadden, en die den neus optrekken
voor een onverwarmd vertrek, en ean
strffigen weg.
O! indien X. en zyns g^iyken toch eens
konden van zich zetten wanneer zy onder
dienst gaan hun concentratie op eigen ik,
indien ze zich een deel konden voelen van
het leger, van 'dLands Weerbaarheid, hoe
zonden al die grlefjes verdwijnen als kaf
voor den wind l Het Leger werd geoefend
tusschen 23 en 28 September op een wyze
zooals het legerbestnur dat noodig vond;
en Indien daarvoor een compagnie haar
ve'den tirailleursdienst moest mhsen doet dat
er heel weinig toe; een volgend maal ia zij
juist op het punt waar het spant; dat moet
men nemen zooals het valt.
Kent X aartsblsschops Frenc'i's schoon
sonnet, beginnend:
lumiiiMuimiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiMiniiiii
kon ze dan zeggen ? Ze stikte bijkanst van
de danige angst die ineens haar aangreep.
Ze zag Dora's groote oogen die voort
durend op Herbert waren gericht. Oeh,och,
hij zou het merken. Ze wilde 't kind be
duiden niets te doen, maar dan durfde ze
weer niet. Die kleine mocht haar verkeerd
begrijpen.
Kwaad werd ze op haar eigen, dat ze
Thou cam'st not to thy place by accident,
It was the place Gad meant for thee,
And thongh thon here small scope for
action see,
Let not thy heart give way to discontent;
Het is aan een ontevreden geestelijke ge
richt, maar het kan wyier toepassing vinden.
Het tweede terzet vangt aan:
O wouldst thou did one duty to His mind,
The Imposer's...
Ja, deed gy eens n uwer militaire plich
ten in den geest van Haar die ze u oplegt,
's Land»Weerbaarheid, een krachtige, flinke
geest, die over den znigenden modder en de
warrelende stof onzer grintwegen heen naar
'sLands grens ziet, zekerlyk, overstelpt door
de waar ie van nw zes dagen dienst voor u
zelf en voor nw land, zondt ge aan bet eind
daarvan alleen oog hebben voor uw eigen
tekortkomingen, en met een hartgrondig
voornemen volgend maal nog beter" uw
uniform afleggen.
Z.
* *
?
Wy plaatsen het bovenstaande zonder
eenige instemming met de strekking ervan,
die er eene is van optimisme zonder bodem,
gelyk vooral tot voor kort in het Hbl
geklonken heeft. Het vragen van 'd volks
gees drift voor zaken, die a geheele omvor
ming van boven af broodnoodig hebben, is
gevaarlijk. Het is een slaapliedje voor die
hooger geplaatsten.
EED.
Het
Unsere Gegner glanben manchmal
uns zu widerleaien, wenn sia ihre eignen
Argnmente wiederholen, ucd die Unseren
für nichts achten."
GOBTHB.
Mijnheer de Hoofdredacteur,
Daar de heer Plasschaert mijn redeneering
in 't minst niet heeft aangetast, behoef ik
geen moeite te doen, nogmaals de zijne te
weerlegger. Maar op enkele bijzaken, die hi',
merkwaardig genoeg, zelfs met zichtbaar wel
behagen verwerkt heeft, kom ik even terug.
1. ,,Snhildei"iswè' een praedikaat
(=:ambtstite ). Gfnoeg weiden er toevallig schilder",
omdat zy' niet ambtenaar 8.8." werden b.v.
Die zonden dn* ook wel eens totaal bnit»n
de schoonheid" kunnen blijken te staan".
Zoo zullen er vele zijn, aan wie ook de heer
P. geen nmseun zou toevertrouwen, dunkt
m\j. Dti« nietwaar: schilders met smaak",
Voortreffilijk. Maar... die smaak" zou ook
een schilder eerst moeten bewijzen te
bezitten, precies als... een kunsthistoricus.
2. Heeft de heer P. waarlijk niet begrepen,
iimimiiiiMiimi
Dora, als een kleine giftmengster zoo
doorzettend, zei nu tot kozijn schuchterkes:
Kozijn, ge hebt nog geen suiker in
uwen kaffee.
Azoo, mijn pierootje, hebde gij dat
gezien ?
Ja ik.
Doet er dan twee klontjes in.
Ze deed het en roerde alles dooreen
zoo'n geval aan dat kieken van 'n kind j terwijl ze veelbeteekenend tante aankeek.
opdroeg. En haar brokske mastelle bleef in l Da zwaarlijvige reus lachte schokkend,
haar kele steeken van de benauwtigheid.wzei toen:
Ze hoorde Herbert klappen over de socie- | Die uugen, die uugen van da' kind!
klappe
teit, vertellen dat den president was ge
storven. Ze vatte maar half de woorden,
maar ze beproefde eenigen intrest te stellen
in zijn relaas om hem af te leiden van
wipneuske dat daar als een spinnekobbe
zat te turen.
Onderwijl dacht ze na of ze haar niet
van tafel kon sturen. Maar 't bleeke snuitje
zat daar zoo brave. Nee, dat zou argwaan
opwekken. Och Heere, wat een ruzie zou
het geven als hij maar iets gewaar werd l
Dat hu reeds in 't glazeke had gekeken
zag ze seffens, doch verder dan een klein
tjiepke mis liep 't nog niet.
Hij taterde over die sociëteit alsof hij
er in geboren was. Onnoozelen ze verpraat
vaneigens, die ze nu goedsmoeds aanhoorde,
goedkeurend knikkend, terwijl ze anders
al lang grammoedig zou zijn uitgevallen.
Renneke knikte ook onverschillig en
amuzeerde zich met den papegaai, en Herbert
liet den vogel in zijnen koeke pikken.
Plots, terwijl tante er niet op bedacht was,
friemelde Dora de pillekes in Herbert's
tasse.
Tante's herte viel ervan stille I De vlam
men sloegen haar uit. Heftig schudde ze
't hoofd tegen 't wipneuske die nu haren
kaffee in een slok leeg dronk.
Nichte meende dat Dora onbeleefd deed
en tante daarom kwaad werd. Om af te
leiden lachte ze 't rneïske goeig toe.
Tante gauw over dan schrik heen, glim
lachte al eveneens, bovenmatig blije en
opgelucht knikte ze in verstandhouding.
Niemand had het gezien of gemerkt, zoo'n
ding toch!
heinl ze heeft een paar uugen in haar
kopke die spreken... 't Is waar zulle!
Za kan u azoo aankijken gelijk een
schooiereske, meende nu ook tante opgewekt.
En Dora proeste van de leute, omdat nie
mand van haar schranderheid iets begreep.
Nu zou ze het mirakel zien.
Vapeurke lei zijn pooters op tafel en dat
mocht niet. De papegaai zag het suhiet,
wilde op den hond losstormen. Maar Dora
ge raar ziend voor haar Yapeurke, vroeg of
ze mocht opstaan en nam 't hondeke mee.
Ook tante maakte van de gelegenheid
gebruik om van tafel te gaan. In het
schotelhuis, effekes alle-ne met Dora, gi chelden
ze stillekes over het schoon affairke. Tante
prees Dora, noemde haar een wijze joffar,
en haar zielke zou recht naar den hemel
rijzen als ze etierf.
Bizonder gestreeld, rende wipneuske nog
eens naar buiten met de hondekes, aan wie
ze 't geheim verklapte.
De deemster vroeg gevallen, sloot de
oude madame Waesdonck de buitendeur
en liet het meisse de blaffeturen hangen.
Ze vervoegde zich dan bij haar schoon
dochter, die alweer in de eetplaatse zat te
lezen. En dat klein ding van een Dora ook
al verzonken met haar wipneuske in de
geheimenissen van een verhaalingske, haar
pipse wezeke vol aandacht op de stomme
letterkes gericht.
Madame Waesdonck voelde zich teleur
gesteld omdat Herbert achter den vieruur
kaffee uitliep, voor gewichtige affaires, naar
hij zei.
dat Jk met de uitdrukking gemeene kerels" *)
een bepaald en zér groot kunstenaar wilde
citeeren, die met dit epitheton de tem
geestelijk vreemden placht dood te doen?
3. Als de heer P. m|j beschuldigt tegenover
Mesdag enz. te intinueeren" (?in dengroven
zin" nog wel) maakt hy zich niet alleen aan
een onhebbelijkheid, zooals hij er meer
schreef (waarom?), maar ook in meer-dan
n opzicht, aan een taalfout schuldig, en
bewust bovendien al bijzonder slordig te
hebben gelesen: my'n bewering toch kan voor
de betrokken personen niet grievend zijn,
tenzij die beklagenswaardige ijdele menschen
mochten blijken.
4. Het schynt mij toe dat ik de schilders
bater ken dan a" e. d. Zinnen als deze doen
iemand, die zich als ik nu allereerst
schilder voelt, eeuigzins... comischaan, ja.
Utrecht, 10.11.'12.
E. WiCHMiNN.
*) Het woord strnikrooms" werd eerst
onlangs in het openbaar in dit verband
gebruikt.
***
Den Heere Wichmann.
i. Dat n («ie 4 van uwe dupliek) ten
eerste als sthilder voelt, doet mij inderdaad
komisch aan.' Uw stukje gaf daarvan geen
blijken.
2. Dat n nogmaals eerst als schilder
gevoeldet, toen u de woorden struikroovers"
en gemeene kerels" citeerdet, doet mij nog
maals komisch aan. Dit citaat karakteriseert
voor my volledig uw in jicht in den geest
van nwe ambtgeneoten", de schilders.
3. Koppig herhaalt n nwe nieuwigheid:
schilder is een praedicaat, een ambtstitel.
Met welke titulatuur? De geestigheid die n
hierop laat volgen, blijf; voor uwe rekening.
Zy komt wellicht daaruit voort dat u eerst
als schilder n gevoelt ?
4. Uw qualiflcatie van den heer Mesdag
en van den heer Drncker lijkt me nog eren
ongepast en ongeoorloofd als toen ik u de
eerate maal beantwoordde.
5, En ten. slotte: ter zake. Uw betoog
eindigde met de bewering, dat een kunst
historicus ten minste geen kwaad doet (een
fraai eind, dit negatieve, voor een studie)!
Zij is daarenboven orjuis*1. De kunatkistoricus
deed reeds kwaad (zie de collecties) en wijselijk
laat gy en mijn andere tegenstander het
geval rusten dat er zoo weinig, of niets,
aangekocht weH, toen de prijzen der groote
Hollandacbe 101e eenwsche schilders laag
waren (wat zonden we er van bezitten zon der
de ock n toch wel bekende giften?) My'n
betoog was, dat er by den kunsthistoricus
(zelfs bekend en befaamd) uit hoofd van zijn
kunsthistoricus- zy n geen ei kele zekerheid
van smaak is, hoe wel ze zich dit aanmatigen;
dat een goed schilder altijd een aestheticus
is en over een aantal gevallen van schoon
heid kan oordeeleu. Hiertegen is niets be
weerd wat stand houdt; allaen veel werd
er geechreven, waar-nit blijkt dat er niet
begrepen is waar-om het gaat. Ik geef toe
dat het niet aesthetiech voelenden moeilijk
by te brengen is.
PLASSCHAERT.
Wij mogen deze discussie wel sluiten.
RED.
Waarde heer Plaiichatrtl
Ik kan niet nalaten een insinuatie in nw
antwoord van het laatste nummer met alle
beslistheid tegen te spreken. Het stukje in
de Kunstkroniek waarop n zinspeelt, was
van my en de heer Beets was ook niet eens
jedeeltelyk de geestelijke vader" er van.
Tasschen uwe beschouwingen over het
mnsenmbeheer in de ,,Groene" van 2 Kor.
en het artikeltje van mij zag ik alleen een
los verband. Ik berichtte daarin over een
enkel feit en trok daaruit twee onbetwistbare
conclusie?, waarvan de een e de verhouding van
schilder en kunsthistoricus, de andere de
peldquaestie betrof. Ik constateerde alleen.
U daarentegen nam dat feit juist tot
uitgangspnnt voor principiëale bespiegelingen.
Daarom en omdat n myn persoon heelemaal
uit de zaak liet, maar alleen zuiver over de
alge»eene quiestie redeneerde, zag ik my
niet genoodzaakt H te antwoorden. Maar nwe
opmerkingen mijn persoon en my'ne verhou
ding tot mijne collega Beets betreffende, kon
ik niet onbeantwoord laten.
11 Novenber.
M, D. H ENKEL.
BericHten.
JOHAN BKAAKENSIEK. In de Kunstgalery' De
Protector", Znidblaak 70* Rotterdam, heeft
tot 28 November a.s. een tentoonstelling plaats
van teekeningen door Johan Braakensiek.
Dagelijks 10-5. Zondags 2?5.
MAZ ADLKB. Dan 18en November a.s., des
avonds te 8 ure, in het Nat van 't Alge
meen", zal deze bekende theoreticns der
sociaal-democratie voor de
studenten-vereenigirg S. L. een lezing houden over:
Wissenschaft und Politiek". Max Adler (wel
te onderecheiden van Victor Adler, den vader
der Oostearyksche sociaal-democratie en
evenmin te verwarren met Fried. W. Adler,
wiens naam ook in de soc.-dem. litteratuur
voorkomt) is, zoo schrift de heer B! Knypers
in Propria Cures, een van de jongere
Oostenrykeche Marxisten die nn al sinds ettelijke
jaren de Marxistische litteratuur verrijken
met talrijke penne vruchten, die tot 't aller
beste behooren, dat op dit gebied wordt
geschreven.
"Wat die zwaarwichtigheid inhield wist
ze niet, doch dat het stamnee-affaires
golden, begreep ze seffens. En Kenneke, t
stiifhoofdig, hield hem niet tegen.
Toch glimlachte de oude dame, nu het in
haar opkwam wat een vies gezicht hij trekken j
zou, wanneer de pillekes aan 't werken !
gingen. De drank zou hem niet smaken, j
Deze overweging kalmde haar
misnoegdheid. Ze vatte nu zelf de Gazette en
begon haren feuilleton van Het Roode '
Testament". _ |
Vredig lag de papegaai zoo koddig in
Eenneke's arm te slapen, terwijl ze zijn
kopke bestreelde. 't Gulden licht bescheen
glanzend 't jonge vrouwke's blonde haren
en de blankheid van haar teere huid.
Madam Waesdonck kon niet haar ge
dachten bij het feuilleton houden en zonder
dat ze 't wist, raakte ze aan het mijmeren.
Ze begreep niet dat Herbert zoo weinig
behagen schiep in Eenneke. Oprecht, 't
meiske kon lief, en intelligent, en jeugdig
genoemd worden. Er viel met haar te
klappen over van alles. Ze speelde piano,
kon een schoon liedje zingen, ze interesseerde
zich in alles waar hij wat voor voelde en
ondanks dat, wist hij niet wat te verzinnen
om er van onder te trekken. Hij zat liever
met dat gespuis van stamnee-loopers. Ja,
ze noemde ze gespuis, daar! Ze vatte zoo'n
man zijn rare neigingen niet. Zyn papa
gaf het slecht voorbeeld niet, den braven
man, en zijzelve ondervond het grootste
genot in plezantig zitten in het wel ver
warmd en schoone huis. De wereld scheen
vreemd ingericht, dat de hersens van haar
eigen zoon, zoo heel iets anders verlangden,
zooiets onbegrijpelijk onnatuurlijks.
De oude dame schudde het hoofd en
zuchtte; het hinderde haar, Eenneke daar
zoo stilzwijgend te zien piekeren, over dat
dwaze vod van een roman, letterlijk alle
woorden prevelend, geheel haar denkkracht
op die blaarkes gericht die ze fluks en
gauwe omdraaide, alsof het verdere bestaan
er vanaf hing. 't Was waar Eenneke, hoe
goed en recht veerdig van aard, ze deed
niets om hem te boeien, hem naar zich toe
te halen. Te weinig behaagzuchtig om zich
een beetje op te smukken, zat ze daar als
een sloof ke, met dat afzichtelijk huiskleed.
Waarom niet een roze peignoirke, met wat
kantjes enstrikskes? Waarom niet het haar
wat gekruld op haar overmatig voorhoofd ?
De liefheid van hét strenge wezen, dat
de oude dame zelf bewonderde, viel haar
nu op als een fout tegenover hem; hij den
bambocheur, den uitgaander. Hij had een
andere goesting, dat voelde ze, maar ze
kon dit moeilijk aan Eenneke verkondigen.
Ze draaide op haren stoel en gluurde
voortdurend naar de klok, en dan naar de
deure. Ze begreep niet dat hij zoo lange
weg bleef.
Eindelijk werd het haar te machtig, zei
ze gemelijk:
Waar zit hij nu toch weere... kijk
'nen keer Eenneke hoe laat het is... Wat
peinsde gij ervan ?
Dat we maar moeten soupeeren, mama!
Soupeeren ? Zonder hem ?
Eenneke keek verwonderd op.
Het is toch den eersten keer niet,
sprak ze wijsjes.
Ja maar... vandaag zal hij wél komen.
Madam Waesdonck hield zich in en keek
bedenkelijk naar Dora, die heftig het hoofd
van nee schudde.
't Eind had gelijk, ze mocht zich niet
verspreken.
Een beetje in de werre door haar eigen
onvoorzichtigheid, nu Eenneke zoo noensch
haar gadesloeg, zei ze wrevelig:
Kom, we zullen dan maar eten...
't loopt al naar den halver-achte.
Eenneke stond erop in de achterkamer
te eten om haar boek niet hoeven te ver
leggen. Dit ergerde weer de moeder. Zoo'n
boek ging voor alles. Groote goeste kreeg
ze eens uit te vallen en haar schoondochter
te laten voelen dat de schuld aan haar lag.
Doch ze bedwong zich, hu mocht plots
binnenkomen; ze verwachtte hem ieder
oogenblik, dat kon ze niet verhelpen.
(Slot volgt.)