De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 17 november pagina 3

17 november 1912 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1847 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. 56 ? 5 -6O INRICHTING TOT MET M EUBILEEREN- EN VER-SIEREN -DER WONING J. LE MINJE, Amsterdam. OUDE GENEVER merk Nectar". ?1.38 per D literflesch. WIJNEN, COGNAC etc. GRANDS VINS DE CHAMPAGNE Perrier-Jouet Epernay. Concessionnaires, Sauter & Polis,Maastricht. PrimaAnthraciet;Gascokes, Brechcokes enz. Firma H. F. i Lgnbaansgr. 296. - Telef. N. 4276. BOUWT TE NUNSPEET. Inlichtingen bij het bonwbureau DE VELUWE", aldaar. Wintersport. Pontresina. - Hotel Pontresina. Hotel laten Rang met allen comfort. Voortreffelijke Skivelden. Gaillustreerd proapectua gratis. Intern. Verkeersbureau R*aahuisBtraat 16, Amsterdam. WINTERSPORT. ADELBODÊN. ?^^?????i.^??????^??^?F4.MILIEHOTEL BEAU SITE. . LIFT, BAR, CONCERTZAAL MET EIGEN ORCHEST. _ GR. VESTIBULE. PENSION. ZOMER 7?12 Fr. WINTER3 8?15 Fr. PROSP. GR. INTERN. VERKEERSBUR., AMST., RAADHUISSTRAAT 16. Wintersport Pontresina. Schlosshotel Enderlïn. Voornaa Hotel Isten Bang:. Prospectus gratis. Interna lonaal Verkeersbnieau Baadt maatraat 16, Amsterdam. Eenige Fabrikante W.BengerSöhne Stuttga Hoofddepöt te AMSTERDAM: Kalverstr. 166 K. F. DEUSCHLE-BENGEB. DELAÜNAY BELLEVILLE AUTOMOBIELEN. H««fd-Afemt r*or Nederland! J. LEONARO LANG, Stadhondersliacle, UttSTEEDAJL naam en deugdelijk, misgun ik het kind geenszins, integendeel, ik heb een groots, misschien wel eenigszina naïeve, verwachting van den invloed eener smaakvolle en ver zorgde omgeving, en zou die eerder preciens dan Hollandsch-degelyk wenachen, doch het gaat bezwaarlijk deze dienstbaar te maken aan het eigenlijke, meer onmiddellijk onop zettelijk werkend onderwas, dat zoo zeer zijne aparte eischen heeft. Aan den anderen kant wordt het doel der uitgave (het aan brengen van heldere geografische kennis) nit ket oog verloren, wanneer men tegelijker tijd lietüazelt naar de mecgchec, die naarstig streven raar schoonheid in opvoeding en onderwijs. Het juiste geogrufiache bejrip is, m.i., dikwijls beter gediend met een foto, dan met een p!aa+, waar bovendien in dit geval de kleur zno dikwijls onnatuurlijk ia. De handleidingen vind ik het bette deel der nitgavp, de verdieaste van handlei dingen in 't algemeen een oogenblik buiten bespreking gelaten o. a. die bij het duinlandschap by fchooi", waarin, naast de heer Schnilirg, de heer E. Heimans aan 't woord komt ter behandelirg van de duinflora en ?fauna. Ofschoon namen als P. van der Hem, F. Hart Nihbrig e. a. wel eenigea klank hebber, heeft door hun medewnrkicg aller minst deze uitgave.een bizonder cachet gekrpgen, en wij kunne»er i och da school nöoh den uitgever (P. NoordhrflF, Groningen) mee geluk wenschen. Het probleem kunst in de schooV' ig er in 't geheel niet mee opg»)o3t, terwyïbet onderwijs inde aardrijks kunde door schilderijen van sommige streken niet het beate wordt gediend. HESSEL JONGSMA. laiiweeriroefatefi. They also serve, who only stand and wait." MlLTON. De feiten" door X als grief teeen het legerbes'uur te berde g «bracht in de Groene" van 10 November zijn de volgende: 1. Een voormiddag werd besleed aan uitreikicg van wapens en inspectie van equ pementsstukken, waardoor kostbare tyd (Time ia money ter beurze 1) z. i. niet op de juiste wijze werd besteed. 2. Da troep werd ondergebracht in een onverwarmd ongezellig, tochtig gabonw, en het leger was etrco. 3. In p'aats "an veldd lenst en tiraillenredieust, zooals X meent dat leerzamer voor hem zon zijn geweest, heeft hy moeten marcheeren en nog eens marcheeren op stoffige wegen. zou het geschieden. Kozijn zou genezen worden tegen wil en dank. In vreemde blijheid giechelden ze thoope over haar slimheid. De oude, deftige tante met den dubbelen kin en het wipneuske die de groote daad verrichten zou. Na een wijlkeknerste de grielde en kozijn en nichte zagen ze 't hof op trutselen. Tante dribbelde gauw naar de achter kamer alwaar ze rap het ammelaken op de tafel vlijdde. Ze was zeer doende toen haren Bacchus-achtigen zoon binnen tort. Achter hem amn trippelde zijn blond, tenger vrouwke, met haar vastberaden, vierkant kinneke dat parmintig naar voren stak. Ze zag er zoo jeugdig uit met dien grooten, zwarten hoed en haar hermelijnen kraagske, zoo nieaw en blank; 't leek wel de dochter van den dikbuikigen Herbert, in plaats van zijn vrouw. Madam Waesdonck overzag haar schoon dochter welgevallig. Zoo was het goed. Een beetje opgekleed zag ze er waarlijk lief nit en hij kon trots op zijn vrouwke wezen. Eenneke liep dadelijk naar boven om haar schoone dingen uit te doen en Bacchus liet zich in den zetel zakken. Hij streelde de hondekes die tegen hem opsprongen en wel gezind floot hu tegen den papegaai, die schuifelde als een lijster, naar kozijn zei. Dora zat Bacchus aan te gluren met haar groote oigen, dat begon hem te verleen. Wat is er mijn kind ...? waarom loerde azoo naar mij? gij kalveke Mozes! Dora dacht dat kozijn de pillekes zien kon, die ze straf in haar hand hield. Ze smolten baast van de warmte. Gelukkig tort nichte alweer aan in haar rooderig huiskleed en die babbelde subiet over wat ze zagen in de stad. Tante draaide ongedurig overentweer, klapte nu ook druk en ze schoven zich allen om de tafel, terwijl 't meisse den kaffee ronddiende. Nu ze eenmaal thoope zaten, begreep tante niet hoe er gelegenheid zich zou voordoen om de mirakuleuze pillekes toe te dienen en de vreeze rees in haar op, dat wipneuske onhandig ging zijn en wat IIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIII IJlllllllllIIIIIIIMItllllllllMltim Aan deze breed uitgemeten Briefjes staat nwe Kidactie twee kolommen af op de eerste pagina van uw blad, hetgaea er een bet eekenis aan geeft, welke de inhoud op zichzelf niet zon verdienen. Schry'yer's ongeduld op den dag zijner indiensttreding doet me denken aan die van den jongen die door sijn moeder was mee genomen naar een drama van Ibsen, welks laatste bedrijf eindigt met het afbranden van de kerk, terwijl in de pastoriekamer er naast da geestelijke zyn zielestryd uitvecht. Tydens h* t eerste bedrijf reeds, en telkens weder gedurende de voorstelling vroeg de knaao maar: Ma, wanneer komp non de Brund! X. verwacht blijkbaar, dat hij als soldaat alles voor zich gereed zal vinden staan even als hy op zyn kantoor maar heeft te schel len voor den procuratiehouder. Tn dat wachten op de binienplaa^s van de kazerna schuilt een les, welke hem blijkbaar ontgaan is, maar die toch haar waarde heeft, n.!, het groote belang van het to?d in orda zyn der eqnipementstnkken, uniformen en wapinp, en voorts als tweede les de ondergeschikt heid van 4en soldaat aan de I««erorgwisatie. Wy willen aannemen dat X's wapens enz. T o1 maak t in -orde waren, doch indien de insoectie van acht tot twaalf uur geduurd j heeft, waren er ook blijkbaar bij veel mui- 2 ciens aanmerkingen, en in zoo n geval moe ten de goeien voor de kwaden lijden (selfs op de beurs krifgt men wel een krauw door de zorgeloosheid van een ander 1) Ia het gelid staan, schijnbaar zonder doal, althans zonder dat te begrijpen, toch geinldig, op gewekt, waakzaam, by de hand, is ook soldatenplicht, waarvoor herhalingsoefeningen allerminst overbodig zijp. Ea hetzelfde geldt voor de ontberingen (!) in die schnu'. Ook d:e zijn by uitstek nuttig en geen officier zal paarne ten oorlog trek ken met soldaten, die pp al hun herhalings oefeningen zouden zijn ingekwartierd geweest in villa's of hotels, nooit in de kleeren ge slapen hadden, en die den neus optrekken voor een onverwarmd vertrek, en ean strffigen weg. O! indien X. en zyns g^iyken toch eens konden van zich zetten wanneer zy onder dienst gaan hun concentratie op eigen ik, indien ze zich een deel konden voelen van het leger, van 'dLands Weerbaarheid, hoe zonden al die grlefjes verdwijnen als kaf voor den wind l Het Leger werd geoefend tusschen 23 en 28 September op een wyze zooals het legerbestnur dat noodig vond; en Indien daarvoor een compagnie haar ve'den tirailleursdienst moest mhsen doet dat er heel weinig toe; een volgend maal ia zij juist op het punt waar het spant; dat moet men nemen zooals het valt. Kent X aartsblsschops Frenc'i's schoon sonnet, beginnend: lumiiiMuimiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiMiniiiii kon ze dan zeggen ? Ze stikte bijkanst van de danige angst die ineens haar aangreep. Ze zag Dora's groote oogen die voort durend op Herbert waren gericht. Oeh,och, hij zou het merken. Ze wilde 't kind be duiden niets te doen, maar dan durfde ze weer niet. Die kleine mocht haar verkeerd begrijpen. Kwaad werd ze op haar eigen, dat ze Thou cam'st not to thy place by accident, It was the place Gad meant for thee, And thongh thon here small scope for action see, Let not thy heart give way to discontent; Het is aan een ontevreden geestelijke ge richt, maar het kan wyier toepassing vinden. Het tweede terzet vangt aan: O wouldst thou did one duty to His mind, The Imposer's... Ja, deed gy eens n uwer militaire plich ten in den geest van Haar die ze u oplegt, 's Land»Weerbaarheid, een krachtige, flinke geest, die over den znigenden modder en de warrelende stof onzer grintwegen heen naar 'sLands grens ziet, zekerlyk, overstelpt door de waar ie van nw zes dagen dienst voor u zelf en voor nw land, zondt ge aan bet eind daarvan alleen oog hebben voor uw eigen tekortkomingen, en met een hartgrondig voornemen volgend maal nog beter" uw uniform afleggen. Z. * * ? Wy plaatsen het bovenstaande zonder eenige instemming met de strekking ervan, die er eene is van optimisme zonder bodem, gelyk vooral tot voor kort in het Hbl geklonken heeft. Het vragen van 'd volks gees drift voor zaken, die a geheele omvor ming van boven af broodnoodig hebben, is gevaarlijk. Het is een slaapliedje voor die hooger geplaatsten. EED. Het Unsere Gegner glanben manchmal uns zu widerleaien, wenn sia ihre eignen Argnmente wiederholen, ucd die Unseren für nichts achten." GOBTHB. Mijnheer de Hoofdredacteur, Daar de heer Plasschaert mijn redeneering in 't minst niet heeft aangetast, behoef ik geen moeite te doen, nogmaals de zijne te weerlegger. Maar op enkele bijzaken, die hi', merkwaardig genoeg, zelfs met zichtbaar wel behagen verwerkt heeft, kom ik even terug. 1. ,,Snhildei"iswè' een praedikaat (=:ambtstite ). Gfnoeg weiden er toevallig schilder", omdat zy' niet ambtenaar 8.8." werden b.v. Die zonden dn* ook wel eens totaal bnit»n de schoonheid" kunnen blijken te staan". Zoo zullen er vele zijn, aan wie ook de heer P. geen nmseun zou toevertrouwen, dunkt m\j. Dti« nietwaar: schilders met smaak", Voortreffilijk. Maar... die smaak" zou ook een schilder eerst moeten bewijzen te bezitten, precies als... een kunsthistoricus. 2. Heeft de heer P. waarlijk niet begrepen, iimimiiiiMiimi Dora, als een kleine giftmengster zoo doorzettend, zei nu tot kozijn schuchterkes: Kozijn, ge hebt nog geen suiker in uwen kaffee. Azoo, mijn pierootje, hebde gij dat gezien ? Ja ik. Doet er dan twee klontjes in. Ze deed het en roerde alles dooreen zoo'n geval aan dat kieken van 'n kind j terwijl ze veelbeteekenend tante aankeek. opdroeg. En haar brokske mastelle bleef in l Da zwaarlijvige reus lachte schokkend, haar kele steeken van de benauwtigheid.wzei toen: Ze hoorde Herbert klappen over de socie- | Die uugen, die uugen van da' kind! klappe teit, vertellen dat den president was ge storven. Ze vatte maar half de woorden, maar ze beproefde eenigen intrest te stellen in zijn relaas om hem af te leiden van wipneuske dat daar als een spinnekobbe zat te turen. Onderwijl dacht ze na of ze haar niet van tafel kon sturen. Maar 't bleeke snuitje zat daar zoo brave. Nee, dat zou argwaan opwekken. Och Heere, wat een ruzie zou het geven als hij maar iets gewaar werd l Dat hu reeds in 't glazeke had gekeken zag ze seffens, doch verder dan een klein tjiepke mis liep 't nog niet. Hij taterde over die sociëteit alsof hij er in geboren was. Onnoozelen ze verpraat vaneigens, die ze nu goedsmoeds aanhoorde, goedkeurend knikkend, terwijl ze anders al lang grammoedig zou zijn uitgevallen. Renneke knikte ook onverschillig en amuzeerde zich met den papegaai, en Herbert liet den vogel in zijnen koeke pikken. Plots, terwijl tante er niet op bedacht was, friemelde Dora de pillekes in Herbert's tasse. Tante's herte viel ervan stille I De vlam men sloegen haar uit. Heftig schudde ze 't hoofd tegen 't wipneuske die nu haren kaffee in een slok leeg dronk. Nichte meende dat Dora onbeleefd deed en tante daarom kwaad werd. Om af te leiden lachte ze 't rneïske goeig toe. Tante gauw over dan schrik heen, glim lachte al eveneens, bovenmatig blije en opgelucht knikte ze in verstandhouding. Niemand had het gezien of gemerkt, zoo'n ding toch! heinl ze heeft een paar uugen in haar kopke die spreken... 't Is waar zulle! Za kan u azoo aankijken gelijk een schooiereske, meende nu ook tante opgewekt. En Dora proeste van de leute, omdat nie mand van haar schranderheid iets begreep. Nu zou ze het mirakel zien. Vapeurke lei zijn pooters op tafel en dat mocht niet. De papegaai zag het suhiet, wilde op den hond losstormen. Maar Dora ge raar ziend voor haar Yapeurke, vroeg of ze mocht opstaan en nam 't hondeke mee. Ook tante maakte van de gelegenheid gebruik om van tafel te gaan. In het schotelhuis, effekes alle-ne met Dora, gi chelden ze stillekes over het schoon affairke. Tante prees Dora, noemde haar een wijze joffar, en haar zielke zou recht naar den hemel rijzen als ze etierf. Bizonder gestreeld, rende wipneuske nog eens naar buiten met de hondekes, aan wie ze 't geheim verklapte. De deemster vroeg gevallen, sloot de oude madame Waesdonck de buitendeur en liet het meisse de blaffeturen hangen. Ze vervoegde zich dan bij haar schoon dochter, die alweer in de eetplaatse zat te lezen. En dat klein ding van een Dora ook al verzonken met haar wipneuske in de geheimenissen van een verhaalingske, haar pipse wezeke vol aandacht op de stomme letterkes gericht. Madame Waesdonck voelde zich teleur gesteld omdat Herbert achter den vieruur kaffee uitliep, voor gewichtige affaires, naar hij zei. dat Jk met de uitdrukking gemeene kerels" *) een bepaald en zér groot kunstenaar wilde citeeren, die met dit epitheton de tem geestelijk vreemden placht dood te doen? 3. Als de heer P. m|j beschuldigt tegenover Mesdag enz. te intinueeren" (?in dengroven zin" nog wel) maakt hy zich niet alleen aan een onhebbelijkheid, zooals hij er meer schreef (waarom?), maar ook in meer-dan n opzicht, aan een taalfout schuldig, en bewust bovendien al bijzonder slordig te hebben gelesen: my'n bewering toch kan voor de betrokken personen niet grievend zijn, tenzij die beklagenswaardige ijdele menschen mochten blijken. 4. Het schynt mij toe dat ik de schilders bater ken dan a" e. d. Zinnen als deze doen iemand, die zich als ik nu allereerst schilder voelt, eeuigzins... comischaan, ja. Utrecht, 10.11.'12. E. WiCHMiNN. *) Het woord strnikrooms" werd eerst onlangs in het openbaar in dit verband gebruikt. *** Den Heere Wichmann. i. Dat n («ie 4 van uwe dupliek) ten eerste als sthilder voelt, doet mij inderdaad komisch aan.' Uw stukje gaf daarvan geen blijken. 2. Dat n nogmaals eerst als schilder gevoeldet, toen u de woorden struikroovers" en gemeene kerels" citeerdet, doet mij nog maals komisch aan. Dit citaat karakteriseert voor my volledig uw in jicht in den geest van nwe ambtgeneoten", de schilders. 3. Koppig herhaalt n nwe nieuwigheid: schilder is een praedicaat, een ambtstitel. Met welke titulatuur? De geestigheid die n hierop laat volgen, blijf; voor uwe rekening. Zy komt wellicht daaruit voort dat u eerst als schilder n gevoelt ? 4. Uw qualiflcatie van den heer Mesdag en van den heer Drncker lijkt me nog eren ongepast en ongeoorloofd als toen ik u de eerate maal beantwoordde. 5, En ten. slotte: ter zake. Uw betoog eindigde met de bewering, dat een kunst historicus ten minste geen kwaad doet (een fraai eind, dit negatieve, voor een studie)! Zij is daarenboven orjuis*1. De kunatkistoricus deed reeds kwaad (zie de collecties) en wijselijk laat gy en mijn andere tegenstander het geval rusten dat er zoo weinig, of niets, aangekocht weH, toen de prijzen der groote Hollandacbe 101e eenwsche schilders laag waren (wat zonden we er van bezitten zon der de ock n toch wel bekende giften?) My'n betoog was, dat er by den kunsthistoricus (zelfs bekend en befaamd) uit hoofd van zijn kunsthistoricus- zy n geen ei kele zekerheid van smaak is, hoe wel ze zich dit aanmatigen; dat een goed schilder altijd een aestheticus is en over een aantal gevallen van schoon heid kan oordeeleu. Hiertegen is niets be weerd wat stand houdt; allaen veel werd er geechreven, waar-nit blijkt dat er niet begrepen is waar-om het gaat. Ik geef toe dat het niet aesthetiech voelenden moeilijk by te brengen is. PLASSCHAERT. Wij mogen deze discussie wel sluiten. RED. Waarde heer Plaiichatrtl Ik kan niet nalaten een insinuatie in nw antwoord van het laatste nummer met alle beslistheid tegen te spreken. Het stukje in de Kunstkroniek waarop n zinspeelt, was van my en de heer Beets was ook niet eens jedeeltelyk de geestelijke vader" er van. Tasschen uwe beschouwingen over het mnsenmbeheer in de ,,Groene" van 2 Kor. en het artikeltje van mij zag ik alleen een los verband. Ik berichtte daarin over een enkel feit en trok daaruit twee onbetwistbare conclusie?, waarvan de een e de verhouding van schilder en kunsthistoricus, de andere de peldquaestie betrof. Ik constateerde alleen. U daarentegen nam dat feit juist tot uitgangspnnt voor principiëale bespiegelingen. Daarom en omdat n myn persoon heelemaal uit de zaak liet, maar alleen zuiver over de alge»eene quiestie redeneerde, zag ik my niet genoodzaakt H te antwoorden. Maar nwe opmerkingen mijn persoon en my'ne verhou ding tot mijne collega Beets betreffende, kon ik niet onbeantwoord laten. 11 Novenber. M, D. H ENKEL. BericHten. JOHAN BKAAKENSIEK. In de Kunstgalery' De Protector", Znidblaak 70* Rotterdam, heeft tot 28 November a.s. een tentoonstelling plaats van teekeningen door Johan Braakensiek. Dagelijks 10-5. Zondags 2?5. MAZ ADLKB. Dan 18en November a.s., des avonds te 8 ure, in het Nat van 't Alge meen", zal deze bekende theoreticns der sociaal-democratie voor de studenten-vereenigirg S. L. een lezing houden over: Wissenschaft und Politiek". Max Adler (wel te onderecheiden van Victor Adler, den vader der Oostearyksche sociaal-democratie en evenmin te verwarren met Fried. W. Adler, wiens naam ook in de soc.-dem. litteratuur voorkomt) is, zoo schrift de heer B! Knypers in Propria Cures, een van de jongere Oostenrykeche Marxisten die nn al sinds ettelijke jaren de Marxistische litteratuur verrijken met talrijke penne vruchten, die tot 't aller beste behooren, dat op dit gebied wordt geschreven. "Wat die zwaarwichtigheid inhield wist ze niet, doch dat het stamnee-affaires golden, begreep ze seffens. En Kenneke, t stiifhoofdig, hield hem niet tegen. Toch glimlachte de oude dame, nu het in haar opkwam wat een vies gezicht hij trekken j zou, wanneer de pillekes aan 't werken ! gingen. De drank zou hem niet smaken, j Deze overweging kalmde haar misnoegdheid. Ze vatte nu zelf de Gazette en begon haren feuilleton van Het Roode ' Testament". _ | Vredig lag de papegaai zoo koddig in Eenneke's arm te slapen, terwijl ze zijn kopke bestreelde. 't Gulden licht bescheen glanzend 't jonge vrouwke's blonde haren en de blankheid van haar teere huid. Madam Waesdonck kon niet haar ge dachten bij het feuilleton houden en zonder dat ze 't wist, raakte ze aan het mijmeren. Ze begreep niet dat Herbert zoo weinig behagen schiep in Eenneke. Oprecht, 't meiske kon lief, en intelligent, en jeugdig genoemd worden. Er viel met haar te klappen over van alles. Ze speelde piano, kon een schoon liedje zingen, ze interesseerde zich in alles waar hij wat voor voelde en ondanks dat, wist hij niet wat te verzinnen om er van onder te trekken. Hij zat liever met dat gespuis van stamnee-loopers. Ja, ze noemde ze gespuis, daar! Ze vatte zoo'n man zijn rare neigingen niet. Zyn papa gaf het slecht voorbeeld niet, den braven man, en zijzelve ondervond het grootste genot in plezantig zitten in het wel ver warmd en schoone huis. De wereld scheen vreemd ingericht, dat de hersens van haar eigen zoon, zoo heel iets anders verlangden, zooiets onbegrijpelijk onnatuurlijks. De oude dame schudde het hoofd en zuchtte; het hinderde haar, Eenneke daar zoo stilzwijgend te zien piekeren, over dat dwaze vod van een roman, letterlijk alle woorden prevelend, geheel haar denkkracht op die blaarkes gericht die ze fluks en gauwe omdraaide, alsof het verdere bestaan er vanaf hing. 't Was waar Eenneke, hoe goed en recht veerdig van aard, ze deed niets om hem te boeien, hem naar zich toe te halen. Te weinig behaagzuchtig om zich een beetje op te smukken, zat ze daar als een sloof ke, met dat afzichtelijk huiskleed. Waarom niet een roze peignoirke, met wat kantjes enstrikskes? Waarom niet het haar wat gekruld op haar overmatig voorhoofd ? De liefheid van hét strenge wezen, dat de oude dame zelf bewonderde, viel haar nu op als een fout tegenover hem; hij den bambocheur, den uitgaander. Hij had een andere goesting, dat voelde ze, maar ze kon dit moeilijk aan Eenneke verkondigen. Ze draaide op haren stoel en gluurde voortdurend naar de klok, en dan naar de deure. Ze begreep niet dat hij zoo lange weg bleef. Eindelijk werd het haar te machtig, zei ze gemelijk: Waar zit hij nu toch weere... kijk 'nen keer Eenneke hoe laat het is... Wat peinsde gij ervan ? Dat we maar moeten soupeeren, mama! Soupeeren ? Zonder hem ? Eenneke keek verwonderd op. Het is toch den eersten keer niet, sprak ze wijsjes. Ja maar... vandaag zal hij wél komen. Madam Waesdonck hield zich in en keek bedenkelijk naar Dora, die heftig het hoofd van nee schudde. 't Eind had gelijk, ze mocht zich niet verspreken. Een beetje in de werre door haar eigen onvoorzichtigheid, nu Eenneke zoo noensch haar gadesloeg, zei ze wrevelig: Kom, we zullen dan maar eten... 't loopt al naar den halver-achte. Eenneke stond erop in de achterkamer te eten om haar boek niet hoeven te ver leggen. Dit ergerde weer de moeder. Zoo'n boek ging voor alles. Groote goeste kreeg ze eens uit te vallen en haar schoondochter te laten voelen dat de schuld aan haar lag. Doch ze bedwong zich, hu mocht plots binnenkomen; ze verwachtte hem ieder oogenblik, dat kon ze niet verhelpen. (Slot volgt.)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl