De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 24 november pagina 2

24 november 1912 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMEB, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. 24 Nov. '12. No. 1848 Mr. van der Hoeren is niet door mij uitgraoodigd aanwezig te-zjjn. Het Be stuur hoeft den hoofdradakteur yan de N. B. Ct. uitgenodigd". Mr. Plemp van Duiveland sprak deze precisie niet tegen. Waar bleef zijne interpretatie van art. 8P? Waar bleef zijn excuus voor het niemand contradictoir oproepen?? Wij hebben gezegd de beschuldiging van opzettelijke schoonwassching te kwader trouw, die Alexander Cohen geuit heeft, niet te deelen. De thans zachte, nu en dan zelfs elegante wijze, waarop de voorzitter in de wateren der openbaarheid ziek bewoog, heeft ons een indruk gegeven, die in ons het algemeene vertrouwen niet wankelen doet.... Maar wat, in 's hemels naam, kan dan toch de psychologische verklaring wezen van zulk eene houding P l Wij zij a bereid iedere nadere oplossing te vernemen. Wij vinden haar niet. Men hoore b v. hoe er met de rapporten gehandeld is. Een rapport van twee totterdamsche schriftkundigen, door mr. v. d. Hoeven verstrekt, werd door het Bestuur ter zijde gelegd. Wij mogen zeggen geen wonder, want het was ge maakt met als eenig materiaal eene fotografie! Dit rapport, dat den beschul digde vrijpleitte, was abracadabra, zeide de voorzitter. Dit had niet behoeven te verhinderen, meenen wij, dat de twee schriftkundigen gehoord werden. Er is erger. Het rapport, door den heer P. H. van Gestel opgesteld, werd ook terzijde" gelegd. Men had er aanmerkingen op"! Let wel een Bestuur, dat van schriftkunde zooveel weet als een predikant van mijnbouw of spectrale analyse, oordeelt souverein over een rapport zonder den rap porteur zelf te hooreQ, een rapporteur die sedert omtrent 15 jaren geregeld een zoo groote steun is voor de rechtbanken van Amsterdam en omliggende steden, dat deze rechtbanken hem steeds veelvuldiger raadplegen. Het rapport van Crépieux Jamin, die door zijn expertise de Dreyfus-zaak in een nieuw stadium bracht, wordt door Mr. Lisman, den onbekenden Utrechte naar, in ne overtuigende séance voor het bestuur afgemaakt. Het bestuur ge loofde direct dezen deskundige". Het rap port van Prof. Beiss dezelfde Utrechtsche geleerde zonder antecedenten toont het aan heeft geen beteekenis! Den hem ongetwijfeld bewonderend aanstarenden bestuursleden bewijst deze duizendkun stenaar, door de N. R. C t. in het vuur gebracht, dat al die rapporten niet deugen. Hij bewijst, als wij goed verstaan hebben, meteen, dat men geen de minste zeker heid heeft over het anonieme stuk. Weg de reputatie, van Van Gestel, Crépieux-Jamin, Reiss, iebij justitieele en wetenschappelijke autoriteiten door uitstekende uitkomsten van jarenlange practijk een naam hebben 3). Wat waren deze Bestuursleden, waar van wij zonder uitzondering willen aan nemen, dat zij in het aangezicht van de machtige N. B. Ct. de waarheid zonder vreeze des harten zouden hebben durven huldigen, wat waren zij, indien te goeder trouw (des niet), anders dan wankele babies? Loopt men dan zónaïef in een zelfs aangenaam gemeubileerden en gecapitoneerden val? Toen we Mr. Lisman gehoord hadden, zoo spraken züthans, hebben wij gezegd : 3) Na de verschijning der brochure, uitgave J. A. Fortnyn Amsterdam, sloot zich de hoofdredacteur der N. Arnh. Courant, het oud Kamerlid Pyitersen, bij de beschuldiging aan. Ook Het Folk en verder enkele, van de K. K. Ct. onafhankelijke kleine bladen deden evenzoo. Het hiercolgende feuilleton behaalde bij de Novettenprijsvraag, door dit Weekblad uitgeschreven, een der Derde Prijzen. M MIRAKULEUZE PILLEKES DOOR ELINE MARE (Slot.) Handig en vlug zette Renneke de tafel, bracht alles aan, ze bleek de meid te rap af. Terwijl Renneke fluks naar den kelder liep, om een beetje bier, klaagde tante: Dat hij nu uitblijft... en in dat slechte Weer. Tante, bekte Dora, hij zal nu wel gauwe komen... ziede wel l Haar oogen knipperden overtuigend, en geheimzinnig wees ze op de reclame van de mirakuleuze pillekes. Ze hielden ineens alletweeë op toe Renaeke verscheen. De papegaai, klaar wakker, zijn ronde oogskes fel beloerend alles wat er omging, floot somwijlen, pikte de brokskes uit Rennekes mond, waar Wipneuske leutig naar keek. Vaneurke marcheerde op zijn achterpooters fiks rond de tafel, klibber van gulzigheid. Ook de witte fox zat op en baste voor een beetje. Och, och' 't lijkt hier wel een mena gerie, meende tante vinnigjes. Mama, ge zit u weere te tormentee ren! vermaande Renneke. Ja, over hem, omdat het alzoo waait en 't zoo donker is ... den ganschen dag uit . . . en 's avonds eveneens ... 't Is niet gepermiteerd. Dora gluurde sip op haar telloore en Renneke haalde de schouders op. 't Avondeten liep gauw en troosteloos ten einde. aan sohriftkunde mogen wij niet hechten. En dit zeggende hechtten zij meteen ten spoedigste aan de schriftkunde van Mr. Lisman, die er wel eens aan had gedaan! Aldus zich verdedigende, werden zij zoowaar nog gesterkt door een enkelen spreker uit de vergadering. Schriftkunde is, beweerden deze met wetenschappelijke afdoendheid, voor ons gelijk niets". Eenvoudige landlieden kan men hooren vertellen, hoe de eene dokter koudwaterverband aanraadde, de ander warmwaterverband, en uit die tegenspraak tusschen die beide medici eoncludeeren de goede menschen dan, dat de medische wetenschap niet bestaat en gelij k niets" is. De vergadering van den Ned. Journa listenkring heeft, ondanks de populariteit van den Kringvoorzitter, het antwoord gegeven, dat zich thans eindelijk opdrong. Eene motie, inhoudende dat het ge dane «nderzoek geen waarborg gaf van goed te zij n gevoerd, zonder eenige toe voeging van vertrouwen in het Bestuur, werd weliswaar verworpen met 35 stem men, maar 30 leden stemden er voor, en er waren blanco's. Eene motie van onbeperkt vertrouwen, aangeboden onder de opwekking, dat het om het bestuur ging" (!), kreeg maar 31 stemmen, waarvan er nog n behoorde aan een lid, dat terstond mededeelde het onderzoek zelf onvoldoend te hebben geacht. Dertig stemmen ver klaarden zich er tegen, en er waren vele blanco's. E ene motie van vertrouwen met de tusschenzin erkennende, dat er verschil van meening mogelijk is, over de vraag, of het Bestuur te dezer zake ia alle opzichten den juisten weg heeft gevolgd", door den zich hoog hondenden voorzitter onaannemelijk verklaard, werd met een groote meerderheid (43?12) aangenomen. Welnu, wij meenen dat het ontslag als voorzitter, hetwelk Mr. Plemp reeds ingediend heeft, geen voldoend slot vormt; wij meenen, dat waar thans, op hoe indulgente wijze dan ook, de Journalisten kring heeft uitgesproken, dat het onder zoek voldoende waarborgen eigenlijk heeft gemist, een behoorlijke revisie de eenige uitweg is om aan deze zaak, die anders wellicht doorziekt, een einde te maken. Het is eene pijnlijke geschiedenis pok ons. Maar de pijn van de insnijding is beter dan die van de voortwoekering der kwaal. Trouwens zoo iets zal men niet behoeven te zeggen aan Nederlandsche journalisten, die in 't alge meen zoo vurige Dreyfussards zijn ge weest, mannen van la veritéen marche! Nietwaar ... ? KRONIEK. EEN KIESCHE VERTOONINO. Het was in het nieuwe gebouw van Hirsch, aandoenlijk trouwe verhaspeling van een buitenlandeen model (Grieksch van buiten, 18e eeuwsch van binnen), waardige woonst' voor internationaal geldkapitaal. De opening van een nieuw modemagazijn werd daar door wethouder Delprat plechtig geconsa creerd, als gold het een zaak van het dierbaarst publiek nut. Zij, die voor mani festaties van wetenschap, kunst en letteren niet zógemakkelijk hun zetels verlaten, waren thans gekomen om den luister van hun oföcieelheid bij te zetten aan de reclame voor een, niet juist bescheiden, geldonder neming. Het is waar... de heer Kahn zeide, dat zijn gebouw en zijn zaak de eenige parel" vormden, die in Anutels kroon nog ontbrak.... Maar den volgenden dag, toen brak eerst het echte reclamefeest los! Duizend genoodigden. De elite" der hoofdstad, vrouwelijke en mannelijke Renneke zette zich meteen weer in de voorplaatse, gezellig met haar boek. Ze begon een nieuw hoofdstuk, benieuwd hoe dit af zou loopen, vergetend haar eigen huwelijks-mislukking. Dora wist niet wat te beginnen. Ze durfde niet aan tante vragen om tegare een spelleke te doen, en nog minder haar prenten boek opnemen. Hoe tante zoo ongerust kon wezen, nu juist het mirakel gebeuren ging. Dan waagde ze toch vezelend: Scelieke doen tante? Nee, 'k moet 't meisse's boek nazien van de kommissies die ze deed. Alzoo nu kon tante niets zeggen indien ze weer lezen ging. Tante zat te cijferen in het gekrabbel van 't meisse, bijkanst niet te lezen. Maar haar gedachten liepen ook zoo door elkander. Ze kon haar gejaagdheid niet afschudden. Ze wist dat ze dwaas deed, maar ze was nu eenmaal niet zoo onverschillig als Renneke. Dat haar schoondochter zoo onbewogen bleef, maakte haar radeloos en blije tevens. Er viel niet uit te maken of ze iets in haar schild voerde of dat ze zich, volgens den raad van haren biechtvader, gelaten onderwierp aan 't noodlot. Wist ze dat maar l Ze voelde zich zoo onmachtig tegenover die geslotenheid. Heel voorzichtig begon ze nu: Zei Herbert misschien dat hij niet thuis kwam, Renneke mijn kind? Neen, hij zei dat' hij direkt weere zou koeren! Ge moest hem toch 'nen keer onder handen nemen... g'heel verstandig en met fatsoen Gij kunt dat zoo schoone, ik verlieze den draad.... _ Och mama... lachte Renneke en ze liet al haar witte tanden zien, hij moet het maar weten... er is niets aan te doen I Ja maar... ja maar... dat is geene praat, schrok de oude moeder. Awel mama, wat wilde van mij? Gij hebt het genoeg geprobeerd, zegde zelve... dat is het allemaal niet... hij is bedorven tot in den grond, en daarmee pontom! Toetoetoe... elite", wér opgeluisterd door de hoogste stadsautoriteiten. En dezen allen in een modemagazijn saamgestroomd, om te kijken naarde Fransche mannequins",deParijsche paspoppen", die de vorstelijk royale firma Hirsch had doen overkomen, om haar nieuwste modecostuums voor die Atnsterdamsche elite" smaakvol te doen defileeren. Nu is een mannequin" ook een mensch, een jonge vrouw zelfs. Doch daar was het der schoonheidlievende firma in haar nieuw gebouw (Grieksch van buiten Louis XV van binnen) ditmaal niet zoozeer om te doen. Zij wenschte enkel automatische beweegkracht om haar kleerenvoorraad uit te stallen. De rest, de vrouwelijkheid, mocht er ook wel zijn, maar dan als toegift... voor de Heeren, wien op den duur wel licht het costuum" niet interesseerde. De Dames daarentegen gaven weer niets om die vrouwelijke... rest en zagen enkel het costuum". En in de pauzes, tusschen de optochten der poppen", dronk men thee ten bate van Liefdadigheid naar Vermogen en sprak over Eerlijke Armoede en over Hirsch <£? Co. en over modekunst en fijne reclame. En misschien ook hier en daar over de poppen", die den aangenamen kant hebben mooie, jonge vrouwen te zijn. Zou men ook o?er de Verheffing der Vrouw gesproken hebben, en den Eerbied voor de Vrouw? Er waren allicht onder die duizend genoodigden vele deskundigen: presidenten en verdere bestuursters van Tehuizen voor vrouwen, Vereenigingen tot sttun en opheffing van gevallen vrouwen, Vereenigingen tot bescherming van jonge meisjes etc. Doch zeker is er door diepzinnige gees ten er waren allicht onder die duizend genoodigden ook diepzinnige geesten gesproken over den wonderlijken en treffenden kringloop der dingen (moesten wij niet liever Voorzienigheid zeggen?) die de liefdegaven dezer toeschouwers van dit, helaas, op zichzelf niet zeer zedelijk modepoppenvertoon, weer aan onze Eerlijke Armen van Liefdadigheid naar Vermogen ten goede doet komen. Bestrijding der Armoede door de beschouwing der zedelijke verwording-uit-armoede! Men bewondert het vernuft van Hirsch cüCo. en J/iefdadigUeid naar Vermogen, die zulk een combinatie tot stand bracht... en er de Overheid bij verzocht, als garantie van echtheid. Indien men voortgaat op dezen weg, welke orgiastische festijnen staan ons dan nog te wachten! De Bijenkorf is, gelooven wij, nu het eerst aan de beurt der reclame. Het zal moeilijk zijn het scheppend genie van Hirsch & Co. te overtreffen. Doch met behulp van magistraat en liefdadigheid vermag elke firma veel. J. DE MEESTER, De tonde in hst deftige dorp. Ean vertelling van menschen en zeden. My. voor Goede en Goedkoope Lectuur, Amsterdam 1912. Een vertelling" coemt de schrijver zijn boek, doch dat is blijkbaar meer by manier van spreken. Immers, een vertelling... ver telt, is als een stem, die in een redelijk ver band verhaalt van menschen en gebeurte nissen. Een vertelling richt zich al staan zulke onderscheidingen ook niet muurvast ? gemeenlijk; tot ons verstand, mér dan tot ona gevoel en onze verbeelding. Het is da bedoeling waarop het hier aankomt, de be doeling, om den lezer of hosrder het verloop en den geheelen zin van het verhaal te doan vatten, niet hem el h moment te doen meeleven Madam Waesdonck zat verslagen. Zoo liep het nu aldoor. Van als ze maar 't minste aanmerkte was het direkt: hij is bedorven. Dus haar schuld! Zij, de moeder bedierf hem. De tranen pinkten in haar oogen, doch meer van alteratie dan verontwaardiging. Ze kreeg het verwijt zoo dikwijls dat hot bijlange nietmeer die uitwerking deed, die ze zelf zou willen voordoen. Onverstandig in haar zenuwachtigheid, nu Renneke haar alzoo liet zitten en niet met haar wilde klappen, maakte ze zich gansch van streek. Haar heele leven verging in zorgen en angsten. Al haar berekeningen voor dien jongen vielen altijd in duigen. Goed, als zij hem vroeger bedierf, kon Renneke nu toch helpen zijn goeden kant te doen opleven. 't Lag alles aan de slechte kameraden en Rennekes stijfhoofdigheid, zei ze zich. Ze wist wel dat ze nu onrechtvaardig oordeelde, maar ze moest een verontschul diging vinden, voor haren jongen, zoo zwak van herte, anders werd ze tureluurs. Ze haalde haren paternoster uit en bad nu de weesgegroetjes die haar troosten moesten. Plots sprongen de honden op, spitsten de ooren. Renneke . . . daar is hij zeker. Allen luisterden. De hondeke's ooren vielen weer slap, en een beetje naronkend, rolden ze zich op in hun mande, 't Geruchte ging voorbij. Reuneke's oogen vervolgden de lotterkes en madame Waesdonck gaapte van verve ling. De klok sloeg halvertiene. Meteen klopte 't meisse aan, vroeg om naar bedde te gaan. Ja, ja, ga maar, zei dadelijk de oude dame. Slaap wel madams, Dorake . . . Slaap wel Suzanne. Alzoo die was uit de voeten, 't Hinderde nu minder in welken staat hij verkeerde. Moet Dora ook niet naar beddeke? vroeg verwonderd Renneke. Ja vaneigens ... toe kind ... ga gauwe met Suzanne mee ... toe loope.... Dora schudde van-nee. Toch stond ze op, door met suggestieve woorden de bijzonder heden in zijn verbeelding op te roepen. Vandaar ook, dat het de vertelling meer o m grammatiachen bouw en een gedachte-fijnen volzin, dan om het preciea-beeldende woord te doen lp. Van Oordts proza en dat van Prina zifn goede voorbeelden voor die eoort van fel en onophoudelijk beeldende kunst, echte woordkuntt, die in zijn uiterste op-en doorroering, eerst van Tachtigei" oorsprong is. Van allen zwier en sierlrjkheid, zelfs van alle geluid en rythme ziet deze kunst af, van elk eigen karakter, om, liefst zoo onpersoonlijk mogelijk, de dingen zelf te doen spreken in de pbantaisie van den lezer. De taal wil ganeehelyk opgaan in de visie van het ge beuren. Tegenover dit uiterste staat het andere, het soort verhalend proza", dat men in elke courant kan gewaar worden, tenzij men een slechten roman dichter bij de hand heeft. Hes pleegt niets te zeggen dan de f ai t er, op een nuchter-verstandelijke, volstrekt beeldlooze manier. Men kan er zijn phantaiaie bij aan 't werk zetten, als men wil, doch de vertelling" zelve geeft daar geen aanleiding toe en toont ook geen eigen karakter. Hat is de klenrlooze algemeenheid, waarmee wij het in het dagelyksch leven plegen te doen. Tusechen deze beide stijlsoorten vindt men die, welke misschien het meest kans heeft de balde andere te overleven en mettertijd classiek genoemd te worden. Het is de vertel-stijl, mét denk-rythme en klank, die er toch in slaagt, binnen die strenge beper king der grammatische algemeenheid, het verbeelding-wekker d woord te vinden en ook reeds verbeeldirg te wekken door den zinsval zelf. De Schartens b.v. geven vaak, en cnltiveeren altijd, dit soort van at ij l, waarin vooral Van Eaden en Van Sehendel ten onzent meesters zijn. Indien wy nu, in dezen gedacbtesfeer, De Meester'a roman-begin lezen, gevoelen wij zekeren twijfel waar tijn stijlmanier onder te brengen. De Meester's roman begint n.l. zoo: In de hniver-drniling dier donkere dagen droop de influenza de lucht nit. Stork was zelf even besmet: motë oogen in holle, pijnlük-omrande kassen, rare rillingen boven de düer, scheuten als raakte hij toe aan de jicht, en dat ellendige duizelig loome.... Toen had hij tegen heug en meug ont beten: een groot bord porridge, spek en eieren, r hu m in de thee; en op zy'n oudste flats, zijn taaiert, de stroeve knarser die maar niet stuk won, was hij heen en weer naar de stad gesjonwrend, zeven en dertig minuten heen, elf de wallen om, niet ge stopt, acht en dertig en een halve terug. De stad lag op 8% KM. afstand. Daarop in het bad dat gereed stond; douche ca; en terstond er op nit, achter-langa naar den tuinman op Veldheim. Nu liep hij weer blootshoofds bij de honden." Het eerste, dat ons treft na da ietwat bezwaarlijke lesing van dit prozastukje is, dat de auteur blijkbaar geen voorkeur heeft voor wellnidendheid en een stroeve knareer" hem juist zoo aandoet als pianogeluid. In de huiver-druüing dier donkere dagen droop ..." rare rillingen..." geejouwrend ..." vooral deze laatste vondst is vernuftig en overtreft zelfs de vervaarlijke d-alliteratie ia gelnidsbekoring... Het is echter klaar, dat dit fragmentje proza geen aanspraak maakt op een eigen styimooi of eigen periodeleven. Het mag dan voor dezen anteur karakteristiek... leely'k zy'n, leelijk ia het in elk geval, want het toont gemis aan jythaie en geluid, zonder welke het persoonlijke, (als zijnde hier het negatieve,) niets waard ie. Doch, zo a het dan niet zin-mooi is, KOU bet toch woord mooi kunnen zrjr, op de wijze van Prins ea Van Oordt: elk woord een zinsgewaarwording. Dat zon het,.. maar dat is 't niet. Tenzij men in de vijf d's van den aanhef iets als een grauwe lucht zou vermogen te bespeuren en ander dan litterair kippenvel krijgen van de rare rillingen." Evenmin kan tk die uit da lucht druipende influenza bijzonder suggestief vinden of in de minntiense optelling van Storks ontbijt mér zien dan een aanwinst voor onze receptenscheurkalenderp. Zelfs het gelukkig gevonden woord geejouwrend" is niet bij machte om, in verband met de by?o3ging heen en weer," een klare plastische voorstelling bij rny1 wakker te roepen van een dokter, zwoe gend op een oude flats naar de stad, waar van wrj mogen vernemen, dat zij 8/4 K.M. trok stillekea aan Unte's mouw, om eft'ekes bij haar te komen in de achterkamer. Laat mij blijven tante, als 't u blieft, 'k wille zoo geerne 't mirakel zien. 'k Zal 't u morgen allemaal vertellen ... ge weet niet eens of ons Lieven Heerke ons zal aanhoorenl Dora zoo zeker van do pillekes als van Vapeurkes liefde, schudde weer van-nee. En bedong te mogen op blijven tot tien uur. Ze is benauwd, alleene ... verklaarde tante aan Renneke. Wipneuske haalde het damspel uit en nu tante niet wilde meedoen, speelde ze met Vapeurke, die slaperig en onwillig met zijn poot een steentje verzetten moest. Madam Waesdonck verviel in haar zwaar moedigheid. De wind die zoo aan de blatt'eturen lutterde en de donkerte van den nacht maakten haar opnieuw rillen van angst. Wie weet waar hij nu zat. Men hoorde nogal van aanrandingen tegenwoordig. Mis schien zat hij hier dichte bij, doch als hij in het dorp was moest hij dien duisteren vaart langs. Ze zag hem al, in de donkerte verdwalen, zijn hoed afwaaien en hij, met onvasten stap ernaar grijpend, in het water dompelen. Niemand zou iets zien of hooren, geen hulpe hem toekomen... en zij hier zitten wachten den ganschen nacht... dood vanalte ratio... Och Heere toch l Wat kon ze doen ? Renneke trok zich van niets aan, zat daar alsof er geen vuilke aan de lucht plekte, terwyl hij misschien in doodsgevaar ver keerde. Ze wist goed wat er haperde aan beider kanten van die twee, maar dat Reuneke gewoonweg herteloos zich nu voordeed, dat zou ze zelve moaten toegeven. Zs wond zich op alsof al de schuld bij haar schoondochter lag en of het ongeluk reeds gebeurde. Bevend wilde ze uitvallen, maar de woorden stokten in haar keele. Zoo een sukkelesse was ze nul Da verstandige resonneeringen die ze hield in haar alleenigheid, kon ze er nooit uitbrengen op't juiste moment. Geen van die rake uitdrukkingen ver lag... Acht en een halve kilometer ?... Niet meer en niet mindet ? Ia de autenr zich wel bewust van zijn enorme verantwoorde lijkheid, als hij dit crjfer in ons brein vast legt, heel in den aanvang van arjn boek? Als hij, om zoo te spreken, zrjn verbaal stemt in dien toonaard van 8% K.M.? Enfin.,. misschien tieeft dit cijfer ook niets verder met het verhaal te maken... In elk geval, als de autenr dit niet on eerbiedig oordeelt, zon ik het ganse L e aanvangstufcje als volgt willen amendeerec, overtuigd dat wij niets zouden verliezen bij den kleineren omvanp. In die huiverige, df nkeredagenheerschte de iifluenza overal. S.ork zelf werd er mea besmet, maar hij drong zich, tegen heug en meug, een stevig Engelsch ontbijt op en reed vervolgens op sya oude flets heen en terug naar de stad, om moe te worden en in het zweet te raken. Daarop naai hy een bad (zelfs een gereedetaand bad) met een douche na en ging ter stond weer uit, naar dm tuinman op Veld heim" Deze lezing is misschien minder De Mees tor, maar heeft het voordeel korter te zijn, juist evenveel te zeggen en vooral niet zoo foeileelyk te klinken. Indien de auteur op deze hijgende en hakkelende manier zijn ganache verhaal ge schreven had, ware het zeker niet te lezen geweest. Maar gelukkig klaart het allengs cp aan zijn taatheme). Opklaren, dat is het ware woord. De Meester wil te veel in eens zeggen en stikt dan soms bijna in.... een cacographie. Op blz. 80 lezea we nog. Nu dit dorp ; deae pastorie; en zijne liave,' fijne Aleid, beide, domineeavrouw en moeder, uitmuntend, maar tevens baars ondanks blijvende de adellijke-jonkvrouw, opgegroeid, wel niet bij aardseflen overvloed, maar toch in een vau-zelf-sprekeude omge ving van verzorging door her, op eigen gezag de huishouding bestierende, dienstpersoneel." Is net niet of de geaahte scnryver ons op eigen gezag" telegrapheerde l Bit. 142 is er nog een ander voorbeeld van te veel ineens willen zeggen: Onder de vraag wendde het hoofd, en de beweging was traag als het spreken. Het hoofd ging, wendende, iets overeind, Da blik gleed S:ork langs in de hoogte. Aleida deed als een zeer jong meisje. Ook haar stem bootste blankheid der jeugd na. Daar Dij aardden haar aa'd naar den klank. Het jy" kreeg veel j's en een Fransche ai voor ij. Zij sprak het woord met iets van wanhoop, gerekt en in den hoogsten toon, terwy'l de opgeheven oogen te draaien leken en half loken." Weer is dit gaosch on-fraai geecnreven... maar wel heel zuiver gezien, gelijk ieder kan bevinden, die zich in het gavai even in wil denken. Het is nauwgezet, gewetensvol gezien door een kunstenaar, die leikens in zijn boek behoefte gevoelde tenminste zich zelf te be wijzen, dat hij van verbeeldings-ware dingen schreef, dat hij zijn figuren innerlijk ook zag. Ziedaar wat zulk schrijven goudeeriijk maakt. Surtont, il BS faut jamais tricüer," zegt Da Meester, in een motio, Jules Benard na, en dut opzet is verdienstelijk, al is net ook het minste, dat men in kunat aanvaarden kan. Maar eerlijk zijn ia met genoeg, zich zelf overtuigen niet voldoende en dit geciteerd fragment»hoe nauwkeurig ook, mibt spontane suggestieve kracut. Ken giooter kunstenaar hauda hier in twee, drie regels den indruk gemaakt, die De Meester, met al ijn stroeve w^dioopigheid, nog niet bereikt, omdat hy achter elkaar opnoemt wat ineens mosst gezegd zijn cf... ongezegd gelaten. En hiermede is het afbrekand" gedeelte mijner boek bespreking vry wel \roltooid. Varder kan ik met De Meester in vrede leven, nu z\jn hijgende haast gekalmeerd is en zijn te groote (en leelijkt) Eubjtctiviteit in het ob jectieve vervloait van al de ie stemmige aan zienlijken" nit het Deftige Dorp, met hnn klein denken en hun benauwde deftigheid. Wel heeft de auteur nog zeer eubjectief aijnpréféfé's en antipathieën, maar die daartuaacheu leven, leven inderdaad van zijn deuken en na-voelea. Da. Wedelaar, Aleida, zijn vrouw, de oude freules Van Lakervelde, Jhr. Jan van Lo ad vele... zij schijnen de meest pieizierig werkelijke figuren in dit gematigd, maar daarom niet minder scherp, saiyrieka verhaal van de commotie, veroorzaakt door een onwettige zwangerschap in de beste wilden haar te binnen vallen. Ze wist van te voren dat ze het gansche relaas zou verbroddelen als ze begon. Maar och, al klapte ze gelijk een preekheere, daarom kwam hij nog niet thuis. Haar kwaadheid zakte weg en do angst bleef het hevigst. Zuchtend bracht ze eruit; Rsnneke, och lleere, mijn kind,'k heb alzoo een voorgevoel van een ongeluk. Ge zit u nerveus te maken, mama ... 't Lijkt oprecht of het nog nooit gebeurde dat hij wegblijft. Ja maar, ge weet misschien niet hoe stikke donker het is ... het tempeest... l maar, 'k zie het wel Renneke... 't en kan u niet meer schelen, al brachten ze hem versmoord thuis, verweet ze schreiend. Renneke keek op en al het zachte in haar regelmatige profiel stond strak vijan dig. Madam \Vaesdonck schrikte ervan en lameinde vergoeiend: 'k Wil maar zeggen, mijn kind, ge moest hem zien thuis te houón. En gij refuseert hem een glas wijn, vinnigde nu lienneke. Vaneigens, omdat het niet goed is voor hem... Maar och, 'k moest op mün eigen gaan... 'k Zal hier verkwijnen van sjagrijn en alteratie... Zachtkes snikte ze nu, ontwijkend Dora's star e kijken en 't heftig schudden van-nee. Renneke zuchtte nu ook. Ze kende dezen uitval van schooninama. De onoplosbare kwestie van ieder op zijn eigen. Immers een onmogelijkheid. Genoeg had ze daar haar hoofd over gebroken. Tegare konden ze 't kasteelke bewonen, waar geen van allen afstand van wilde doen en zij was ge noodzaakt zich hierbij neerleggen, omdat Herbert te weinig bezat, om zonder iets te doen, het weeldeleventje te leiden. Bedrogen werd ze door hem en dit zou ze maoia wel eens willen aantoonen. Maar wat gaf net Moeder en zoon geen katjes om zonder hand schoenen te pakken. Als hij thuis bleef kwikkelden ze tegare, doch wanneer hu uit ging, lamenteerde ze putten in de aarde. Renneke kneep haar dunne, bleeke lippen in starre zwijgen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl