Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMEK, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND,
24 Nov. '12. No. 1848
i III
lii 111
FfPt
In de Herberg te Saest.
Ferdinand Hnrck's wandeling in het Gooi.
Ferdinand Huyck
door Mr. JACOB VAϻT LENNET.
Het geslacht van 1880 heeft bq monde
van v. Deyssel de waarde van Fer
dinand Huyck" erkend, en het is wel
merkwaardig, dat eene schrijfster van
ietwat jongere generatie en behoorend
tot da modernen, Mevr. Anna van
GoghKaulbach, denzelfden roman verkoren
heeft om tot een tooneelstuk te bewerken,
d»t thans, goed en in den stijl gemon
teerd en gecostumeerd, door de leden
der Koninklijke Vereenigicg: Het
Nederlandsen topneel" met liefde en lust
naar behooren in den Amsterdamsohen
Stadsschouwburg wordt gespeeld en...
voor volle zalen. Behalve de goede ver
tooning draagt daartoe bij, dat de sym
pathie, in 't bijzonder bij de Amsterdam
mers, voor mr. Jacob van Laanep zelfs
lang na zijn dood, niet verstorven is even
min a's zijne populariteit, die hij ook
door zijn Amsterdamsche Jongen1', aan
hat tooneel heeft behouden.
Evenmin als L. v. Deyssel grooten
nadr.uk op het beste en op het ware
wezen van Ferdinand Huyck, de schil
dering van het laven en de zeden in de
18de eeuw, gelegd heeft, eveamin heeft
mevr. Anna T. Gogh Kaulbach dit ge
daan. Decor en requisiet, costuum en
regie vullen haar tooneelwerk echter veel
aan. Bij de bekende geschiedenis in den
koepel en het tooneel in de herberg heeft
de regie nauwkeurig de teekeningen van
David Bles gevolgd, zooals die in SythofFs
prachtuitgave voorkomen.
*
? Ferdinand Huyck is eigentlij k een
groot verhaal, een boeiende vertelling
aan de oud-vaderlandsche haard. Yoor
een wel geordenden roman voor episch
verhaal of voor drama, zou mr. Jacob
PROF. DK. P. H. RITTKE,
joud-hoofdredactanr van Het Nieuws van
den Dag, hoogleeraar in de Wijsbegeerte
te Utrecht.
Rotterdam. Soze Botton; Band Bantz
(10 Oct. 1912).
De beschouwingen der letterkundigen over
de schilderkunst zijn dikwijls eigenaardig
OBjuist. Niet de meeste letterkundigen weUa
waarom het gaat, waar-aau moet worden
voldaan. Sommige hunner stellen voorwaar
den, die niet te stellen zijn en anderen prijzen
werken, waarin het kleur-ensemble valsch
is en niet geharmonieerd. Enklemeenen,dat
de schilder zich nit als zij, en E ij n veront
waardigd wanneer dit niet cóblijkt te zijn.
Vele zoeken naar de gedachte" en vergeten
dat een schilder ten eerste in zijn kleur denkt".
Kenners als Baodelaire bleven zeldzaam. Hij
wist by het eerste tasten wat sou komen.
Hij kende n de kracht der kleur n die
der beainning in de kleur. Ta veel kritici
(uit de school der realisten en naturalis
ten) kennen alleen tegenwoordig de kleur
als Hartstocht. Zij staan onmiddelijk als
van 'Lennep den Vlies
ridder tot hoofdpersoon
hebben gemaakt, een
man vande daad, steken
de in wilden romantiek.
Ferdinand Huyck is
een te lijdelijke figuur,
te goed en te braaf voor
deze zondige wereld.
Doch men zie niet voor
bij, dat hij hoewel
voorgesteld als een 18e
eeuwsch jongmensch
een kind van mr. Jacob
v. Lennep's tijd is, van
1840 en volgende, maar
ook van vele
voorafgaandejaren. Beets
Hildebrand" n j aar j onger,
kan men als Ferdinand
Huyck's bloedeigen broer
beschouwen; de meeste
karaktereigen schappen
hebben zij gemeen, voor
al hun voortreffelijkheid.
Zij hebben huns gelijken
in de helden der school
boekjes hunner dagen,
in: De brave Hendrik",
en den braven Jozef in:
Vader Jacob", Boven- mt H u
dien waren zij opge- v "
bracht by de versjes van
mr. Hieronymus van Alphen. Ook in
werkelijkheid vertoonen de jongelui van
omstreeks 1840 groote gelijkenis met
Ferdinand Huyck. Wat mr. Gerlings
in zijn geschriften Voor 50 jaar'',
dat niet in den handel is, vertelt
van Haarlemsche jongelui uit die dagen,
meest gymnasiasten van het laatste
jaar, doet onmiddelijk denken aan Fer
dinand Huyck. Het zijn dezelfde lieve,
zoete en gehoorzame jongelui, met het
zelfde hart als de brave Willem, die,
aan een bron zittend, bij het opgaan der
Het tooneel in den koepel.
Portret van Mr. Jacob van Lacnep, uit den tijd dat hij
Ferdinand Hayck" schreef.
van Mr. Jacob van L?cnep", door Dr. M. F. van Lannep).
zon een danklied aanhief. Thans acht
men Ferdinand Huyck, levende in 1720,
een te braaf en te slap volgzaam jong
mensch, maar in 1840 was hij werkelijk
als de jongelui uit dien tijd en van vele
jaren vroeger.
Het was een tijd van weedom, volg
zaamheid, gehoorzaamheid en berusting,
gelijk uit zoo menig vers blijkt. Zelfs is
er een verre verwantschap tusschen den
armen Anton in het kinderverhaal: De
Kerstavond", van den in 1854 over
leden schrqver Christoph von Schmid en
angstige halpeloozen vcor werken, waar, in
beheerachte kleur, meer gedachte verbindin
gen verborgen zyn dan zij gewoon wierden
te zien; de vroegere klassiek geworden
schilders ontroeren hen niet.
Van daar de armoedigste besprekingen,
zonder hoogheid, die zich handhaaft en zonder
bewustheid die rjjk-dom openbaart. Vandaar
het tastend aanvaarden van onbegrepen
nieuwe nitingen; van daar het oordeel-looze
oordeelen. Deze kritici, die zich a inzicht
ietwat aanwenden, erkennen geen richtingen
en geen evoluties. Zij zijn wellicht vaardig ter
penne, maar even zeker ayn ie onhandig om
te cordeelen. Zg zijn geen schilder zonder
hand om het penseel te voeren, noch daaren
tegen vol macht om wat ze zelf niet schilderen
in anderen te eeren die echilderen. Deze
letterkundigen begrijpen het daimoniiche niet
van den icMlder, ze kennen de diepste aarde
niet, het diepste hart, van waar-uit naar
boren de kïenr-geheeien, langzaam zich
verreineud, opstijgen, als beteekeniavolle ge
schakeerde serieën trilkingen die velerlei
oneindigs liefly'ka doen zien op kleine
vlakten. En toch zyn de letterkundigen aan
den anderen kant, zij die, bewogen door
schilderkunst, het eerlijkst kunnen voordragen
wat deze bezit aan stoutmoedige of dienende
lieflijkheid. Onbevooroordeeld en niet hier
gekweld van eigen scheppingsdaad kannen
zij hier waarden bepalen; het juiste aan
wijzen; het n 03 niet-geëerde naar voren
schuiven, en het officieele, dat vaisch ie,
terngduwen. De letterkundige, tevens ge
voelige voor het eigen-aardige der schilder
kunst, is de aankondigende, of hij kan, in
analoge letterkundige uitingen, verklaren voor
velen die nog niet kennen, wat te kennen is.
Deze korte beschovwing voor-af laek mjj
opnieuw noodig te zijn. Opnieuw moet ik
wijzen op waarhedep, die in velerlei dagblad
en tijdschrift vergeten worden. Er zijn te
veel kritici over schilderkunst, die fout op
font begaan. Sprak laatst niet een naar aan
leiding van Van der Hem over Isaac Israël?.
en bleek daaruit niet verwarrende onkunde.
en Jas ik laatst niet van een andere eau
roemen van een landschap, waar de lucht
tegen de kleur der boomen te duidelijk dis
sonant was? Maar. ...
II. David Biutz stelde in den Protector
een aantal zijner schilderijen ten toon. Er
is in dit werk een akademiscV iets, en
een persoonlijk iets. Biutz is een der jonge
schilders die, bij wat hij kan, verleeren moet
wat bem niet als wezen eigen is. Het is niet
moeilijk sommige zijner voorstellingen te be
wonderen, en het is makkelijk op nog te
WOODROW WlLSON,
gekozen-president der Ver. Staten.
vele te zien, dat de drift naar het handwerk
(in zich zelf een goede neiging) de persoon
lijkheid nog drukt, en de schilder Bantz
meer nog tot discipel maakt dan tot vinder.
Bantz is een aankomende kracht. Hij is
eigenaardig vrij van alle moderne" pogingen
en houdt verband (en soms te veel) met het
werk der vroegere perioden. Bantz is een
schilder, die een groot schilderij durft te
beginnen, en soms het kan voleindigen. Een
stilleven met gevogelte is een poging die
slaagde en een landschap met een water
werk heeft weidschheid door een een
voud in de oplossing van het probleem ver
kregen. Naast deze twee werken die mij het
blyvendst in hunne waarden leken, zijn ge
deelten van andere te prijzen. Op de Onder
handeling'' is het naakt niet geworden tot
een bloeiend kleur-geheei, maar de vrouw
die er achter zit (een figuur die hij alleen
ook schilderde) is een verwerkelijking, die
moed geeft en maer dan verwachting. Kr is
in dit werk van een nog jongen schilder
meer in beginsel aanwezig. Het vermogen
om iets te karakterisesren naar psychische en
physische eigenschappen kunt ge er ia tas
ten en de groei van 't eigen bewogen
wezen zal zonder twijfel dit domein verrijken.
Daarnaast is een breedheid te prijzen, die
Ferdinand Huyck van 1720,
ook naar het uiterlijk. De
eerste ziet men op een plaatj a
met een 'bundeltje aan een
stok, in de sneeuw, en de
laatste e venzoo in den zomer
met een bundeltje aan zyn
stok wandelen in het G ooi, juist
zooals David Bles geteekend
heeft. Het bundeltje met al
hst hebben en houden is wel
typisch. Als in de eerste helft
der 18de eeuw, dus in Ferdi
nand luvck's dagen, iemand
op het tooneel voorstelde op
reis ta gaan, had hij steeds
al zijn goed in een zakdoek
geknoopt, meestal rood van
kleur. Dit gebruik is lang er
na in zwang gebleven en nog
niet gansch verdwenen. Toen
omstreeks 1830 de acteur
Meyer den Amnterdamschen
schouwburg verliet om met
de schuit naar Utrecht te gaan
en van daar naar Parus, waar
hij onder den naam d'Eanery,
de beroemde tooneelschrijver
zou worden, had hij zooals
L. J. Veltman placht te ver
halen al zijn goed ge
knoopt in een roode zak
doek, en droeg dit bundeltje
aan een stok.
In mr. Jaoob van Lennep's Ferdinand
Huyck" treft de groote aanschouwelijk
heid «n de juiste teekening der verschil
lende personen. Het Gooi kende hij dan
ook van herhaald bezoek; in zijn roman
komen al de plaatsen voor, die hij in
1822 had bezocht op een achtdaagsche
voetreis door Gelderland, met zijn vrien
den Persyn, Berg, Deutz en Willink.
In omgekeerde richting als Huyck had
den zij gereisd. Zij waren gegaan van
Amsterdam met de trekschuit naar
Kaartot nu toe niet altijd vol meacing" is; de
zielskracht ervan is nog niet groot genoep.
Suze Robertson.
Terwijl in werken van Bauta de zwaarte
soms groot is en de kleur niet altijd als
geestei-uiting sich handhaaft, is bij Bnie
Robertsen het schilderij gewoonlijk nog veel
zwaarder en wordt er minder naar het
plastisch modelleeren gezocht dan Bantz dit
wil. De psychische waarde der kleuren ia bij
Suse Bobertaon grooter, evenals haast altijd
de ruige onbehonwenheid. Bantz is de minder
persoonlijk dan deze barsche schilderes; zij
zoekt meer het hartstochtelijk-diepe spel,
terwijl hij zuiver gezien meer de anatomische
verdeelingen waardeert. Het werk van 8 u ze
Bobertson het heeft zijn tekortkomingen
aan een anderen kant liggen. Bjj Biutz
gevoelt ge dat het middel der uiting soms
niet dat is wat overeenkomstig de ontroering
zou passen; bij Suze Robertsen ziet ge, i»u
en dikwijls, dat smaak haar meer gegeven
kon zij n. Zij overdrijft, om de diepte van
het klenrenspel, de dnisterte.
Er zijn hier op deze tentoonstelling een
aantal werken, die geen lang beschouwen
kunnen velen, omdat de plannen niet zuiver
gehouden zijn; omdat de plaatsing der
voorwerpen verwaarloosd ie, en omdat dit
tevens niet gebeurde met zoo toover-zware
phantaisie, dat de geest van den besEC
ouwer speelsch geworden, luchtig vaait oyer
anders noodzakelijk lakende dingen. De wer
ken waarin zümeer zich bezon en niet alleen
op de stuwing der kleur alleen vertrouwde
zijn haar beste. Merkwaardig is in haar
krijtteekeningen c'c. de zielsdiepte soms van
schaduw en licht, van 't wit en 't zwart.
PLASSCHAERT.
Laige reieYoeriDpn.
In ons parlement vermocht de heer Duys
de aandacht te trekken do;r een rede roering
van negen uur, doch hu wordt nog ver
overtreffen door bniteiilandsche kunstenaars
van het parlementaire woord, die redevoe
ringen van 8 uur en langer zander ophouden
uitspraken. Gewoonlijk werd een dergelijke
virtuositeit door politieke oogmerken ver
oorzaakt en waa niet alleen een
ijdelheidsmanoenvre van den naast betrokkene.
De langste redevoering werd, kon het ook
anders, in de Nieuwe Wereld afgestoken. De
Kosmos, parlementslid van Britsch Colombia,
sprak 26 uren achtereen en viel toen flauw.
De runner-up naar zijn record is Lafolette,
een Yankee, die het geduld zijner mede
den en hadden vandaar gewandeld over
Laren, Eenmee, Biarn en Soestdijk, alle
bekende plaatsen in den roman.
Het 18a eeuwsche leven, da zeden en
gebruiken te Amsterdam kende mr. Jacob
van Lennep door en door, de teekening
van een harddraverij en van den huisdich
ter Helding heeft hij kunnen ontlee'nen
aan Justus van Effen's Spectator", en
personen als kapitein Pulver en den ge
heimen politieman, kunnen zijn naar typen
uit Dickens, Simuel Pickwick, dat in 1837
reeds als vertaling in Da Gids"
veracheen.
Mr. Jacob van Lannep's Ferdinand
Huyck is een Irouwe schildering van
de löe eeuw. Da bekoring dankt de
roman a in de prettige verteltrant, aan
het gemoedelijke en geestige, aan het
romantische der handeling, aan het ge
heimzinnige van den Vliesridder en de
bende van Zwarte Piet, aan oude ge
bruiken als het bekkesnijden, enz. C.
Busken Huet haeff, in de dagen dat hij
predikant te Haarlem was, aan
fabriekearbaiders, aan wevers, aan vrouwen en
.meisjes, alle behoorende tot de smalle
gemeente, om hun komen op klompen,
een wara klompengemeente, eenige
avonden achtereen in een verwarmde
schuur, aan deze tobbers en armen van
geest Ferdinand Huyck" voorgelegen.
Kooit heeft hij dankbaarder gehoor bij
meer voldoening van zijn werk gehad
dan van dit voorlezen. De lieden leefden
met alle personen mee. En als hij na
afloop door de stille Haarlemsche straten
naar huis ging, hoorde hij de snuggerste
bazoekers den stompzinnigen verklaren
hoe de geschiedenis van den Vliesrid
der ia elkaar zat, en hen zich
verkneutelen in wat zij gehoord hadden en hoe
de fabrieksmeisjes Ferdinand Huyck
een lieven jongen vonden en in stilte
op hem verliefd waren.
J. H. KössiNö.
ROMANONBS,
bekend staatsman, opvolger van
Canalejis als voorzitter van den Spaanachen
Ministerraad.
parlementsleden op de proef stelde met een
redevoering van 18 ># uur.
Op zijn duur-rede volgt de obstructie
redevoering van den Kutheen dr. Baczynski,
die in den Oostenrijkgchen rykeraad ruim
13 uur achter elkaar sprak, zonder er verder
nadeel van te hebben dan een lichte koorts
en een zeer hooge pols.
Het Ojstenrijksche parlement schijnt een
gunstig milieu te zijn voor dergelijke evolu
ties. Drie jaar vroeger (de krachttoer van
dr. Baczynski bad in 1912 plaats) had de
Tsjech Kotlar bijna dertien uur acMerean
gesproken en in 1897 de Oostenry'ksche
afgevaardigde dr. L'cher 12 uur.
Een partijgeroot van den heer Duys hield
in het Duitsche parlement de welsprekend
heid hoog, door in 1902 een toespraak van
acht uur te honden. Het was Otto Antrick,
de secretaris der Duitsche party", doch
naast den houder van het record, de heer
De Kosmos, is zijn prestatie nog al poover.
Ook de heer Duys, zooals men ziet, weet nog
niet wat lang aan-'t-woord-zijn beteekent.
M. C.