De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 8 december pagina 1

8 december 1912 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

V* 1850 DB AMSTERDAMMER 4°. 1912 WEEKBLAD VOOR NEDEELAND Oza.cLer redactie -van. ZMQr. ZEÏ. I3. L. Dit nummer bevat een bijvoegsel. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam. SM* Abonnement per 3 maanden ? 1.50, fr. p. post ? 1.65 Voor Incüë per jaar, bij vooruitbetaling mail 10. Afeomderljjke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . . - 0.12'/2 Zondag 8 December. Advertentiën van l?5 regels ? 1.25, elke regel meer / 0.25 Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel . . . . 0.30' Reclames per regel 0.40 INHOUD: VAN VERRE EN VAN NABIJ: Turku's vriend, door K. - De Maiinebegrooting voor 1913, door C. de Vriee. Zionisme en Trianonisme, deor L. Simons. FE UILLETO tf: De Maar, dór B. Verhagen (slot). KUNST EN LETTEREN: Bsrnard Shaw'a Tooneelwerken, beoordeeld door Frans Coener. De dood van Isabelle de Limenil, door I.?BERICHTEN. VROUWENRUBRIEK: Vakvereenigingen van vrouwen in Frankr|jk. ALLERLEI, door Allegra. UIT DE NATDUR, door E. Helmane. Het Modepaleis Van Hiracb & Co. te Amsterdam, met af b,, door Jan Gratama. Ferdinand Huyck, door J. H. Köasing. Tentoonstelling 8t. Lncas, door W. Steenhoff. HUtoire da modernisme Catboliqae, door Albert Hontin, beoordeeld L. H. Grondye. CHARIVARI. INGEZONDEN : Moderne rich ting, door dr. Schim van der Loeff, antw. vam iFranfl Coenen. FINANCIEELE EN OECONOMI8CBE KRONIEK, door v. d. M. en v. d. 8. Fijne zintuigen, door M. C. DAMSPEL. SC H AAK-SPEL. ADVERTENTIËN. Turkije's vriend. Turkye, vernederd, moet toestemmen in een wapenstilstand en hopen tevens op speed bij het sluiten van vrede:niet al te oneervol. Duitschland speelde reeds, in den laatsten tijd, op-het Balkanschiereiland, de rol van ehrlicher Makler", en zal deze, volgens de redevoering van Maandag 1.1. des Rijkskanssliers, blijven vervullen: Frankrijk (hetgeen de Heer von Bethmann-Hollweg er niet bijvoegde) ten spijt. Hoeveel moeite heeft men zich aan de Seineboorden niet gegeven om bij de Jong-Turken in het gevlei te komen! Pogingen daartoe waren op deugdelijke wijze voorbereid door Fransche ambte naren en geestelijken, die sedert lange jaren waren gerestigd in Turkije, meer in het bijzonder in de voornaamste plaatsen van Klein-Azië en Syrië. Op stelselmatige wijze hadden zij aldaar goed werk in franschen zin verricht, met name bij het onderwijs. De ,,Alliance Frai caise" te Bagdad bijv. maakte, reeds jaren ge leden, ijverig propaganda voor de taal van Molière. Kent de Turk eene Europeesche taal dan is het, bijna zonder uitzondering, de Fransche. Het Departement van Financiën te Konatantinopel zond jonge ambtenaren naar Frankrijk, welk voorbeeld werd gevolgd door de Mioisteriën van Justitie en van Openbere Werken. Vór twee jaren gingen Jong-Turken naar Parijs om er zich te bekwamen als journalist, onderwijzer enz. Ook werd, op ambtelijke wijze, in dien tijd, een studiereis naar Frankrijk ondernomen door een aantal Turken van verschillende wetenschap en roeping. Bene reeks van complimenten werd aldus gewisseld tusschen Jong Turkije en Marianne, die hoopte op het ver dwijnen van den Daitschen invloed te Stamboel, totdat, in den herfst van 1910, Djavid Bey eene leening aaiging: niet te Parijs, maar bij de Deutsche Bank". Hadden sommigen verwacht, anderen gevreesd dat het, onder hetnieuw-Turksch stelsel, gedaan zou zijn met het over wicht van Baron Marschall von Bieberstein, het tegendeel bleek waar. De thans ontslapen diplomaat had zich naar de nieuwe omstandigheden weten te plooien aldus eene kunst beoefenende, welke men te Parijs niet had toegepast ten aanzien van den vertegenwoordiger der verhevene Porte: Htkki Pascha. Hem had men aldaar behandeld uit do hoogte, alsof de tijden van Abdod Hamid niet tot het verleden behoorden! De algemeene aandacht had in casu getrokken de houding van Turkije, welke toonde dat het land er moede van was aan den leiband van anderen te loopen, dat het voortaan zijnen eigenen weg wilde gaan. Niet te ontkennen valt nu dat, sedert dien, er heel wat is gebeurd dat het aanzien van den Turk heeft verzwakt, maar desniettegenstaande heeft-, in Azië, zijne vriendschap nog groote waarde. Men behoeft slechts te denken aan de spoorwegpplitiek in het Aziatisch gebied van Turkije en in het oog te houden dat de lijnen aldaar aan het internationaal kapitaal behooren naar de volgende ver houdingen : Duitsche controle 2410 Kilometer Fransche 1607 Turksche 1500 Oostenrijksche 955 Engelsche 516 Daarom is het de moeite waard even een speld te steken btj de rede van den zakelijken, dorren heer vonBethmann Hollweg, n.l. daar, waar het, in den Rijksdag voorgelezen, stuk te kennen geeft dat de Mogendheden, na den vrede, Turkije willen behouden als ge wichtige politieke en economische factor en het mitsdien zoo krachtig mogelijk wenschon te zien. En, is het niet kenschetsend voor den algemeenen staatkundigen toestand dat, terwijl bedoelde redevoering in Engeland een goeden indruk heeft gemaakt, men het te Parijs zou voorstelt, alsof zij eene sterk pessimistische stemming rechtvaar digt ten aanzien der verdere ontwarring vau den Balkanknoop ? Toen de Duitsche Rijkskanselier zich, Maandag 1.1., in den Rijksdag liet hooren, was dit blijkbaar o.a. om den Turk een hart onder den riem te steken ; ook voor het geval dat eene conferentie voor eene regeling der tegenwoordige Balkanvragen bijén zal komen. Londen schijnt als plaats dier bijeenkomst te zijn aangewezen. K. De Marinebegrooting voor 1913. Jaren geleden werd reeds ook in dit weekblad «e wezen op het on juiste beheer van den Minister van Marine. En bij herhaling en bij herhaling werd aangedrongen op het aanbrengen der inderdaad noodzakelijk geworden veran deringen en verbeteringen. Maar steeds werd geklopt aan een doovemans deur; het had er allen schijn van of de Ministers van Marine nog slechts oog hadden voer het b»uwen van pantserscheepjes, waar van het nut door velen in den lande ten sterkste werd ontkend. Men zal zich herinneren, dat in de afgeloopen lente ook de Marine-officieren, op een enkele uitzondering na, zich ten krachtigste hebben verzet tegen het laatste voorstel van den Minister "Wentholt om een pantserschip van 7600 ton te bouwen, en dat de verwerping van dit voorstel door de Tweede Kame*, met zeer groote meerderheid, de aftreding van den ge noemden Minister ten gevolge heeft gehad. Nu is het een zeer heuglijk verschijnsel, dat de nieuw opgetreden Minister van Marine a. i., de heer Colijn, op zij n eerste begrooting al die voorstellen brengt, die geacht kunnen worden te zijn evenzooveel verbeteringen in het intern be heer van Marine. Opgeruimd zal worden op groote schaal oud, heel oud materieel, dat niet meer bruikbaar is en dat tot dusver nog steeds geld kostte aan onderhoud, enz.: de monitors Draak" en Matador", de kanonneerbooten Gier", Bever" en Dog" en de oude torpedobooten Habang", Etna" en Boot XVI". Opgeruimd worden de riviervaartuigen Isala", Mosa" en Rhenus", waaraan geen waarde voor de verdediging der bovenrivieren meer kan worden toege kend"; (al sinds lang voegen wij hieraan stilzwijgend toe). Ook de in 1896 en 1897 gebouwde pantserdekschepen type Holland" heb ben geen gevechtswaarde; dit is ook bij de Marie e-officieren in confesso. Door den Minister Colijn is bepaald dat geen reparatiëa meer zullen worden verricht aan de pantserdekschepen Utrecht" en Friesland" en dat zij uit de sterkte der oorlogsvloot worden afgevoerd, omdat zij in hunne tegenwoordige bestemming niet meer voor indienststelling in aanmerking komen. De inventarissen zullen ten meesten nutte van den lande worden aangewend en de rompen met de minste kosten worden onderhouden, totdat om trent hunne definitieve bestemming eene beslissing zal worden genomen. Op over eenkomstige wijze zal worden gehandeld met het pantserdekschip Holland", dat in 1913 uit Ned.-Indië zal terugkeeren 1). In dit verband zij tevens vermeld, dat Minister Colijn voorstelt drie doorMinister Wentholt op stapel gezette pantserbooten af te bouwen, maar het niet in zijn voor nemen ligt om althans voorloopig meerdere booten van dit type te bouwen. Men zal zich herinneren dat ook tegen den aanbouw van die pantserbooten, ernstig, ook uit de kringen der Marine officieren, is gewaarschuwd. De wijzigingen zqn even zoovele ver beteringen. Noode wordt in deze opsomming ge mist het voorstel om te besluiten tot de opheffing van 's Rijks werf te Amsterdam als werf van aanbouw, die haar recht van bestaan in den tegenwoordigen tijd heefc verloren. 2) Niettagenstaande het zeer vele dat reeds over deze kwestie is geschreven en geadviseerd jaren lang-?, achtte de Minister Wentholt het, kort voor zijn aftreden, nog noodig om eene commissie tot voorlichting in te stellen. Hopelijk zal dit nu spoedig leiden tot een definitief besluit. Dat dan de be langen van het personeel, dat niet meer benoodigd zal zijn, goed zullen moeten worden behartigd, spreekt wel van zelf. Behalve het bovenstaande, doet de Minister Colijn voorstellen, die hoogst belangrijk zijn. In afwachting van het rapport der be kende groote defensie-commissie dat weldra zal verschijnen doet hij natuur lijk geen voorstellen tot aanbouw van schepen voor de vloot in NederlandschIndië. Het is nu ten eenenmale praematuur om de vraag te behandelen of Nederland kan en moet overgaan tot den aanbouw van dreadnoughts en of Nederland moet afwijken van de tot dusver consequent doorgevoerde politiek, wat betreft Buitenlandsche Zaken, om geen verbond aan te gaan, mat welke mogendheid ook. Een afwijking van dien weg kan leiden tot zeer grootögevolgen. In afwachting van dat rapport heeft de Minister volle aandacht gewijd aan de verdediging ter zee van Nederland en aan hetgeen daarbij zooals men het zou kunnen noemen het eerst noodige is. Nederland denkt niet aan een aanvallend optreden; maar het wil zich krachtig en actief verdedigen, als het zal worden aangevallen, en als met eene schending van de neutraliteit wordt ge dreigd. Dan is eene krachtige verdediging ook plicht. En de middelen, die daarvoor in de eerste plaats noadig zijn, kunnen wij ons aanschaffen; zij liggen zeker binnen het finantieel bereik. Het is bijna onver klaarbaar, dat tot dusver aan deze midde len zoo weinig aandacht is geschonken. Maar ook nu «en belangrijke keer ten goede. De Minister stelt voor: Bouw van een magazijn voor verspermijnen te Hellevoetsluis ? 40.000 100 stuks spsrmijnenB). . . 100.000 Verbetering en voltooiing van de inrichtingen voor de mobi lisatie der torpedobooten te Willemsoord. .,...?30.000 Torpedoatelier te Willemsoord 80.000 Kolenopslagplaats Willems oord , . 16.000 Steenkolen-reserve. . . , . 149.500 E a voor de actieve middelen stelt de Minister voor om in 1913 aan te vangen met den aanbouw van nog 2 onderzee booten (waarvan de waterverplaatsing in geheel ondergedompeld^ toestand zal zijn ongeveer 200 ton, in stede van 150 ton en de aanschaffingsprijs f 700.000: er zullen dan 7 booten zijn: drie bestemd voor den Maasmond en 3 voor IJmuiden, met l boot in reserve), en 8 torpedo booten, verbeterd type Ophir". Met de kosten voor een 2e depotschip voor onder zeebooten (f 149.940) wordt voor 1913 voor dit torpedomateriaal aangevraagd f 2.503.022. Deze opsomming spreekt voor zich zelf. Daarin is eene lijn gelegen, die velen met ons achten de juiste lijn voor eene krachtige verdediging van Nederland aan de zeezijde. Conclusien ten opzichte van het ver leden zullen wij niet trekken; maar het zal moeten worden toegejuicht, dat de Minister Colijn een open oog heeft ge had voor hetgeen op dit oogenblik het eerst noodige is. Als de Kamer zijn voorstellen aanvaardt, dan zal in 1913 een aanzienlijke verbetering verkregen zijn. O rer het personeel zal zonder twijfel bij de behandeling der begroeting veel worden gesproken. Er zijn in Nederl.Indië feiten voorgevallen, die door een ieder ten sterkste moeten worden afge keurd. Ook doet dat de Bond voor Minder Marine-Personeel. Maar bij de beoor deeling van die feitan moet niet over het hoofd worden gezien, wat aanleiding heeft gegeven tot die feiten. Onvoorwaardelijk keuren wij af, het geen geschied is onder aandrang van een paar Kamerleden der rechterzijde, in zake de regeling omtrent het passagieren: het onder voogdij stellen van meerderjarige en ontwikkelde personen. De getroffen maatregelen hebben er is tijdig tegen gewaarschuwd een hevig verzet onder vonden. Hiermede vergoeilijken wij niet hetgeen is voorgevallen, maar het is ver klaarbaar dat enkelen zich hebben laten verleiden verder te gaan dan oorbaar is. En wat den genoemden Bond betreft: het mag gevraagd worden of billijke, in 't behoorlijke voorgebrachte wenschen en verzoeken van die zijde wel dat gehoor en die belangstelling hebben gevonden, die zij, zonder twijfel, hadden verdiend! Het is met betrekking tot dat optreden tegen den Bond van Minder Marinepersoneel weer het gewone verschijnsel. Slapheid in den militairen dienst is onbestaanbaar. Discipline bljjft discipline. En aardigheden van mannen, van het oude regime, over slappe tucht", voor waardelijke tucht", enz. gaan wij schou derophalend voorbij. Zij begrijpen klaar blijkelijk van de zaak het essentieele niet, al beweren zij nog wel dat zij beschikken over ruimte van blik." Hun zij aangeraden om eens eene nadere studie te maken van het werk van Van Heutsz en van het werk van Jhr. Graafland. Maar al blijft discipline steeds disci pline veranderd is: de middelen om discipline te kweeken. Dat moest veranderen, omdat de min deren van den tegen woordigen tijd niet zijn de minderen, zooals zij 20, 30 jaren geleden ware a. En al zijn er nu, die die menschen van vroeger bater oordeelen daartegenover mag gesteld worden dat de menschen tegenwoordig onweerspre kelijk beter zijn dan vroeger. Ean optreden tegen de bonden van militairen op eene wijze, die maar al te zeer herinnert aan een optreden tegen over minderen van 20, 30 jaren geleden is een onjuist optreden. En dergelijk optreden zal zich wreken; het is onvermijdelijk : het zal zich moeten wreken. Tot nadeel van de goede zaak, die men voorstaat. C. DE VRIES. 1) Van de pantserdekschepen bly ven slechts behouden : de Zseland", die in West-Ind ë no; goede diensten bewijst, de Gelderland", in dienst als vormings- en opieidingsschip, en de Noordbrabact", waarvan de herstelling weldra zal zijn voltooid. 2) In eene vergadering der Msrlnevereeniging drukte een der aeeofficieren zich uit: dat de werf van aanbouw ich als een parasiet aan de Marine heefc vasfgazogen. 3) De aanwezige voorraad vsrspermynen is dit oogenblik nog eeheel ontoereikend voor de behosfte", Echryft de Minister in de Memorie van Toelichting. KRONIEK. RIJKDOM ix KOOD. In de N. Ct. vonden wij, aan 't hoofd van de eerete pagina, dit in 't oog springend bericht: Gaarne geven wij gehoor aan het verzoek door een geacht lezer tot ons gericht, om raad in te winnen, hoe hij over een groot deel van zijn aanzienlijke vermogen bij uitersten wil het nuttigst kan beschikken." Da N. Ct. wordt veel gelezen in kringen van kapitaalkrachtige lieden, voor de N. Ct. de werkers van de natie. En zoo'n bericht doet nu vragen: wenschen die actieve lieden alleen bizonder nuttig te zijn na hun dood? De N. Ct. heeft blijkbaar sympathie met de radeloosheid van dezen rijke. Het blad geeft tenminste aan de vraag een algemeener strekking, daarmee onge twijfeld bedoelend (en het zal hierin gelijk hebben) in een behoefte te voorzien." Wij zullen dus gaarne plaatsing verleenen aan vingerwijzingen en opmer kingen, zoo noodig verkort, temeer daar deze ook van waarde kunnen zijn voor andere vermogenden zonder kinderen of behoeftige familieleden. In het onderhavige geval is het de bedoeling zich te beperken tot ondsrdanen van de Nederlandsche Kroon of tot doeleinden, die strekken ten bate of ter eere van ons land, zijn koloniën en zijn stam. Nu de Staat zich de lagere klassen in het bijzonder aantrekt en de bezittenden, door de hun opgelegde belastingen, jaarlijks reeds belangrijke bedragen ten bate van die klassen uit geven, richt deze erflater niet in de eerste plaats zijn gedachte op het bevoordeelen van die klassen, zonder echter haar in het minst uit te sluiten, vooral niet indien vadorlandsche doeleinden zouden kunnen worden bevorderd." De lagere klassen zijn dus niet geheel uitgesloten, maar de man, die, in 't bizonder na zijn dood, zeer nuttig wil wezen, maakt de opmerking, dat deze door den Staat reeds worden voorgetrokken ten koste van de arme, zwaarbelaste bezittenden. Wij meenen, dat als doze vermogende dit goed inziet (en wie twijfelt daaraan ?) een onrecht door hem geconstateerd is, dat om herstel roept. Het nuttigste wat de man dus (na zijn dood) kan verrichten is zijn vermogen te verdeelen onder de be zittenden. Deze daad herstelt dan, dunkt ons, op gelukkige wijze een weinig het verbroken evenwicht in onze samenleving. Zionisme en Trianonisme. Het geval-Trianon heeft de Zionisten in Nederland gelegenheid gegeven tot een propaganda-a vond: het beste en meest af doende middel tegen herhaling van.zulke voor de Joden van Nederland pij olijke ge vallen lag in de versterking van hun rasgevoel, krachtens de lijn van het Zionisme. Is dit inderdaad de kern geweest van de redeneering, op de Maandagavond gehouden vergadering, gelijk ik die in verslagen terug vond, dan lijkt zij me toch wel wat al te zeer op het medisch advies van: meer be weging" aan een brievenbestelier. Het Zionisme heeft, als elk streven dat niet*directelijk op eigen persoonlijk belang doelt al is dat trouwens ook niet verkeerd zoolang het geen teerder belang van anderen schaadt iets eigen sympathieks. En waar het, naar me gezegd is, bij velen gansch in het onderbewustzijn sluimerend rasgevoel tot een laaien gloed van enthousiasme aan geblazen heeft, heeft het tevens zijn ele mentaire levenskracht bewezen. Maar nu wil men het tegelijk als middel propagandeeren tegen een ander, leelijk, isme. En daar schijnt het toch niet voor geschikt. *.* Uit mijn Hoogere-burgerschooltijd is me een heel sprekend moment bijgebleven. Ik zat naast een Haegsch jongmensch van aedelijke" herkomst, die af en toe bij repe tities of ondervragingen me graag de rol van souffleur vervullen zag. Eens, toen ik den kameraadschappelijken stomp kreeg om los te laten", liet ik hem of ik 't zelf niet wist, of 't oogenblik te ongunstig was, weet ik niet meer in den steek. Hij kreeg een benauwd oogenblik en in zijn ergernis mompelde hij vervloekte Jood." Sintsdien is mijn levenservaring in die zelfde richting gebleven. Zoolang ik hielp was ik een patente vent. Maar weigerde ik, of critiseerde ik, of werkte ik tegen, ik werd aanstonds weer die beroerde jood", of iets dergelijks. Wie nu intusschen meenen mocht, dat aldus juist een specifiek anti-semitisme tot uiting kwam, betrekt m. i. zijn ervaring uit te engen kring. Want zien we niet hetzelfde gebeuren als iemand bij zijn dokter geen baat vond: doktoren zijn knoeiers;" als hij van een advocaat een z. i. te hooge rekening krijgt: advocaten zijn afzetters". Hoopt men, als autoriteit, op de hulp van de krant: de pers is een onmisbaar middel;" steekt een journalist, ongewenscht, zijn lichtenden neus in wat men liefst in 't duister laat, het is: een vervloekte streek van een courantier." " Een criticus, die wat goeds zegt, is een man die het weet. Wie een onaangename oordeelvelling leest, scheldt op de kritiek. En zoo voort. Zoodat we kunnen vaststellen een menschelijke neiging, om ontstemming te wreken door een afdoende hekeling van de geheele soort, waartoe de ver wekker der ontstemming behoort. Waaruit volgt dat, hoe meer de soort zich gaat afzonderen, des te sterker de neiging zal worden om ontstemming te wreken op de soort. Als dus enkele Joden door hun wijze van optreden aanleiding worden tot ontstemming, zal, onder den invloed van het zich ont wikkelend afscheidingsproces, dat het Zion isme bevordert, de verleiding bij het bevooroordeelde publiek versterkt worden, om het geheele ras ervoor aansprakelijk te stellen. Ik weet wel, dat de Zionisten ook er naar zeggen te streven, de minder aangename hoedanigheden in hun rasgenooten te willen tegengaan. Maar dat zal zeker minder snel gelukken dan het wekken en bevorderen van het anti- semitisme. Actie wekt reactie. En dus ook daarom, semitisme: anti-semi tisme. Hoe meer de Joden zich gaan opsluiten in hun raskringetje, des te meer versterken zij den indruk van vreemdelingen te willen blijven in Nederland. Men kan geen twee nationaliteiten tegelijk aanhangen. Persoonlijk vind ik dat afzonderen jammer, zooals alle eng-kringetjes-opsluiterij. Hoe meer de Joden zonder zich op te dringen zich ongedwongen met de andere Neder landers vermengen, des te meer zullen beide groepen erbij winnen. Als men een remedie wil tegen het Trianonisme op zich zelf een geval zonder beteekenis, want men kan een menschwaardig bestaan leiden en geenszins verlangen in die valsch-modieuse entourage zijn tijd en geld te verdoen ;\js men een remedie er tegen wil, dan is zij te vinden in mijn recept en niet in de volbloedigheidsapotheek van het Zionisme. Den Haag, 4 Dec. 1912. L.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl