Historisch Archief 1877-1940
10
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
15 Dec. '12. No. 1851
In het Dnitrohe Rijk «jjn in 620,000
bedrtjven 24.2 millioen personen tegen onge
vallen varzekerd, die gemiddeld per hoofd
in 1910 M. 8.30 contribueerden. In dat jaar
werd krachtens des»verzekering M. 1644
mtllfoan uitgekeerd aan 907,971 gewonden,
87,640 weduwen, 112,572 kindeten en 4297
ouders van overledenen.
In Oostenrijk waren in 1909 in 444,000
bedrijven 3.16 millioen personen verzekerd,
waarvan de contributie gemiddeld kr. 9 72
bedroeir. Aan 75.189 gewonden, 7036 wedu
wen, 8713 kinderen en 723 oudars werd
kr. 20.76 «illioen uitgekeerd. Het aantal
verzekerden in Talie was 1.8 mill'oen, de
premie gemiddeld lire 7.80; in Frankrijk
sjjn krachtens de verplichte verzekering on
geveer1 250.000 personen bij de
staats-insteliïng verzekerd; het aantal ingeschreven by
da vrijwillige verzekering, vertegenwoordigt
4800 millioen francs jaariyksche loonen. Ia
1911 werd frs 1.560.000 franse H e rente uit
betaald aan 292 invalieden, 2525 achterge
blevenen en«.
De gegaveng omtrent Belg'ë zgn van 1908,
toen 49.427 indnatrieele bedrij ven met frc. 806 4
millioen loonen en 14033
landbonw-bedrjjven waren verzekerd.
De nieuwe wet, in Engeland van kracbt
geworden, omvat ruim 13 millioen personen,
die in de termen der ongevallen-versekering
vallen.
In Zweden waren in 1910 ongeveer 250.000
arbeiden tegen ongevallen verzekerd, in
Finland was bet aantal verteerden 98.200
arbeiders (3290 bedrijven) en 2500 «eelieden,
in Soa'je werd in 1910 voar 36.528 ongevallen
1.440000 f ancs scoalevercoedinc uirgekeerd.
In ons land waren in 190989619 bedrijven
aan de ongevallen-versekering onderworpen;
aan 60747 gewonden en wegens222 gevallen
met doodeljjken afloop werd ? S.OaO.OOO
uitgekeerd.
Lux >mbnrg had in 1910 36.701 veriekerden
uit 2563 bedrijven; aan 526 ee wonden, 203
weduwen, 417 kiodwen en 62 ouders werd
in dat jaar f . 380.900 rente uitgekeerd.
In Zwitserland was het aantal verzekerden
in 1910 ongeveer 700.000.
Ve-zekering by invaliditeit, onderdo-n en
overlijden Is verplichtend gesteld in 7
Europeeecne landen, nl. Duitschland, Oostenrijk,
Hongarije, Ff ai kruk, Er galand, Balgië en
Luxemburg, welke bovendien de vry willige
soortgelijke verzekering hebben.
De gedwongen verzekering omdat alleen
mijn-arbeiders in Hongarije en Balgië, alsmede
mij o werkers en particuliere beamjiep, met
minstens kr. 610.?jaarlijkse hèverdiensten
in Oostenrijk.
In Spatje, Servië en Finland bestaat alleen
de vrijwillige verzekering, Denemarken heeft
van staatswege een onderdo aas 'erzorging
voor minvermogenden boven de 60 jaren en
in Zwitserland hebben twee kanton's een
fonds voor vrijwillige verzekering big
onderdom en overlijden.
13?12?'12. v. D. 8.
IMIHIIIIIHIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIMMIIIIIIIIMHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIII
Talma in de klem.
Men zond ons de Nieuwe
Apddoornsche Courant, die wel htt dichtst bij honk
is «m goed ta kunnen inlichten over de
belangrijke gebeurtenissen op en nabij
het Loo.
"Wy lazem daarin dit bericht:
Woensdag werd in de
Hoog-SaerenBehe bosschen nabij de Spaanse de Kappen
eene jacht gehouden op wilde zwijnen.
Eeiige dagen van te voren waren de
dieren in eene omrasterde ruimte gelokt
en opgesloten. Hierdoor werd voor
komen, dat een aangeschoten dier,
allicht gevaarlijk voor de omgeving,
ontkwam.. De deelnemende heeren aan
de jachtpartij stonden op verdekte
plaatsen opgesteld, vanwaar zij geen
last konden hebben van mogelijke
ongewenschte aanvallen.
Aan de jachtpartij namen deel Z. K.
H. Prins Hendrik, Jhr Van Sucutelen
van de Haare, Jhr. Boreel, Jhr. Van
Beijgersberg Versluys, Jhr. Van de
Poll, Baron Van Tuyl van Sarooskerken,
Baron Van Pallandt van Waardenburg,
Graaf Von R dode, Graaf Von Bulow,
beheerder van 's Prinsen goederen te
Dobbin, de heer Walcker, de heer Van
Steun, de heer Brandsma, de heer Beijer
en de heer Tutein Noltbenius.
Er werden 80 wilde zwijnen geschoten,
w.o. van 240 en 260 pond... Op het
Aardhuis werd gedejouneerd, terwijl
des avonds achter het Paleis bij
fakkellicht de jagers de geschoten buit be
zichtigden, waarna ten Paleize werd
gedineerd.
Wy lezen in dit bericht van deel
nemende heeren." Met die uitdrukking
kan, dunkt ons, niet bedoeld zijn, dat
alle de kloeke jagers deelneming ge
voelden met de opgesloten en toen dood
geschoten dieren. Elk zwijn moet ns
sneven en bovendien riekt het bericht
VOBT zulke veronderstellingen te veel
naar wilde zwijnen-bloed. Het tafereel is
? zelfs (dat verdekte" zich opstellen van de
voorzichtige heeren uitgezonderd) middel
een wsch romantisch met die nog-dam
pende-dieren-inspectie onder fakkel g«ng
vór het wijn-besproeid diner Mis
schien hebben een paar oagetitelde gasten
deelneming met zichzè'f gehad. Wij ont
moeten toch onder da namen der
gei_oodigden een, die herinnert aan ijveren
voor openlucdt-musea, niet voor een
openluc nt-abattoir.
In de Tweede Kamer heeft de heer
Duys den minister Talma ovtr de import
(gevolgd door expeditie naar de eeuwig
heid) van de wilde zwijnen gesproken.
Daar het historisch interessant blijft,
hoe, in een geval als dit, «en
burgermicieter, die net natuurlijk met den heer
Duys eens is, antwoordt op diens
uitnoodiging om Prins Headrifc de les te
lezen (te meer daar de heer Talma een
bedienaar is des Woirds en ganschniet
om woorden verlegen) drukken wij hier
uit de Handelingen een g deelte af van
de beraadslaging over Boschbouw en
Domeinen op 9 Dec.
De heer DUYS: Ik zou den Minister wel
willen vragen wtlke maatregelen hij denkt
te nemen tegen dergelijke excessen als hier
hebben plaats gevonden ten opzichte van
de zwijnen. Niet dat ik een woord van
hulde zou willen onthouden aan Zijne Hoog
heid Prins Hendrik voor het feit, dat het
hem gelukt is zooveel zwijnen neer te
leggen," zooals men dit in Arjeh noemt,
want ik acht het niet in het belang van
land- en boschbouw, dat er in die bosschen
zooveel zwijnen rondloopen, maar nu is mij
ter oore gekonren, dat dezelfde persoon die
hier als zwijnenverdelger optreedt, in het
belang van land- en boschbouw, te gelijker
tijd degene is, die hier die zwijnen i m por
teert. Is dit dan hier niet zoo iets als het
vullen van een Danaïdenvat ? Eerst de
zwijnen hierheen halen en ze dan in het
belang der beschaving neer te schieten,
lijkt mij niet practisch. Laat men ze dan
liever niet hierheen brengen. Mijn partij
genoot Schaper heeft gezegd, dat wij reeds
een Vogelwet, een Trekhondenwet hebben
en binnen kort een kikvorschen- en een
zeehondenwet zullen hebben. Z m de Minister
nu ook niet een zwijaenwet willen maken
om aan een dergelijke zwijnerij een einde
te doen komen.
In elk geval meen ik, dat uit de Volks
vertegenwoordiging wel een woord van
protest mag opgaan tegen hetgeen in onze
bosschen gebeurt en dat toch zeker geen
beschavenden invloed zal uitoefenen. Als
de jagers zich aldus gedekt opstellen om
geen gevaar te loopen en de dieren
omrasterd zijn, dan is dit geen behoorlijke j»cht
meer, maar een gewone moordpartij. Ba het
protest is te meer gerechtvaardigd als dit
geschiedt door den eersten burger van den
Staat, zooals men dit noemt. Ean de Mi
nister geen maatregelen nemen, zoodat aan
menschen, die daartoe onze bosschen ge
bruiken, de toegang tot die bpsschen wordt
ontzegd, desnoods door bordjes met Ver
boden toegang, art. 461 Strafwetboek"?
Laat dan de toegang -vergund worden aan
personen, die daar rustig willen rondwan
delen en zich niet willen bezighouden met
moordpartijen op zwijnen.
Kan de Minister niet beletten in het be
lang van den boschbouw, dat dergelijke
zwijnen worden ingevoerd? Dat zij gevaarlijk
zijn, blijkt uit het bericht: hierdoor werd
voorkomen dat het aangeschoten dier, dat
allicht gevaarlijk voor de meoschen zou
kunnen worden, ontkwam."
Was dat dier aangeschoten, omdat het
wijn had gedronken wij lezen dat na
afloop gedejeuneerd is en dan kan het dier
ook aangeschoten" zijn geweest of was
het half geraakt? Hoe kan de Minister
behoorlijk zorgen voor de veiligheid. Als
men den put eerst wil dempen als 't zwijn
verdronken is en met ouden van dagen of
kinderen een ongeluk is gebomd door die
aangeschoten beesten, is het te laat. Het is
de plicht van den Minister hier vooraf een
einde aan te maken. Welke middelen denkt
de Minister daartoe aan te wenden? Wan
neer menschen hier middeneeu wsche kunsten
in ons goede Nederland gaan vertoonen,
geloof ik, dat de R^geering aan die heeren
te kennen moet geven, dat zij naar de
binnenlanden van Rusland moeten gaan,
maar hier niet worden geduld in het belang
van land- en boschbouw. Daarom zal ik
met belangstelling afwachten wat de Minis
ter in dezen zal doen. Er wordt van vele
zijden geklaagd en een woord van protest
is dus op zijn plaat".
Da heer TALMA, Minister van Landbouw,
Nijverheid en Hundel: Mijnheer de Voor
zitter! Ik zou alleen willen opmerken, dat
nu weer blijkt, hoe bezwaarlijk het is
wanneer opmerkingen niet vooraf zijn ge
gaan door schriftelijke voorbereiding. Uit
de rede van den geachten afgevaardigde
blijkt niet uit welk oogpunt hij den invoer
van wilde zwijnen afkeurt. Ik heb hem
hooren spreken over het gevaar voor per
sonen. Dit gaat dit Departement niet aan.
Voor boschbouw is de aanwezigheid van
> wilde zwijnen een voordeel. Het is mij
medegedeeld door bevoegde personen. Wan
neer de geachte afgevaardigde zorg heeft
voor de bosschen geloof ik hem gerust te
kunnen stellen. Ik meen, dat wat hij mede
gedeeld heeft geen enkel feit oplevert, dat
in strijd zou zijn met onze wetten en zoover
ik oordeelen kan is er geen enkele reden
waarom de Regeering zou ingrepen.
Ik mag alleen constateeren, dat geen
enkele klacht mijn Departement heeft be
reikt, geen enkele klacht van de om wo
nende bevolking als zou haar bedrijf zij
gestoord door de aanwezigheid van wilde
zwijnen op het domein het Loo. Ik zeg dit
uitdrukkelijk: geen enkele klacht, Ware er
groote menigvuldigheid van wild en schade
lijke dieren die bezwaar voor den landbouw
opleverden, dan waren klachten niet uit
gebleven. Ik zeg dit met opzet om de zaak
binnen de grenzen, waarbinnen zij behoort,
terug te brengen.
De heer DÜVS ontvangt voor de tweede
maal het woord en zegt: Mijnheer de Voor
zitter! Dat aan het Departement geen
klachten over deze zaak zijn vernomen,
vind ik niets wonderbaarlijks: de kleine
beertjes, pachters en burgers, die wonen in
de streek, waarom het bij dit debat gaat,
zullen hut wel uit hun hersens laten te
klagen. Zij weten heel goed, wat, wanneer
zij over zulke zaken gaan klagen tegen
over vorstelijke personen of jonkheeren of
baronnen als van Suchtelen van der Haere,
van de Poll, van Reygersberg en weet ik
hoe die heeren heeten, hun in de toekomst
te wachten staat. Zij zouden dit gaan voelen
in hun pacht, of op welke andere wijze
dan ook.
Ik zal het bij dit protest laten, maar ik
ben er van overtuigd, dat ik de tolk ben
van heel wat menschen, die er juist zoo
over dekken als ik.
De heer Duys, dit staat niet in de
drooge Hat delingen, maar wel in de
dagbladverslagen, had nauwelijks zijn
onderwerp aangeroerd of Ds. Talma had
toevallig een reden de vergaderzaal
te verlaten. Maar da Ziandameche afge
vaardigde kent gean genade. Hij bleef
wachten, verklarende, dat hij niet kon
spreken buiten tegenwoordigheid vanden
Minister!
E a de heer Talma kwam.... en de
heer Talma antwoordde. Men hèfc het
gelezen! O, hoe betreurde deze
re<eeringspers"<on het feit, dat geen schrifte
lijke V'torberi i lieg" had plaats gf-hadover
het wil e zwijrieu-avontuur van h t hooge
gezel chap! Hoe natuurlijk kloikhetuit
zijn zachten predikersmond: Het ge vaar
voor personen gaat dit Departement niet
aai." (Een abstracte blik naar het pla
fond.) Hoe gelukkig, dat wilde zwijnen
nuttig kunnen zijn voor de bostch^n!
(Een zucht van varlichting.) Hoe be
minnelijk van het Lot, dat geen enkele
klacht mijn Departement heeft bereikt."
(De kranten stonden vol klachten!) Geen
enkele klacht" zeide Talma. En hij liet
het cursief drukken in de Handelingen!
Talma trooste zich. De Veluwsche
boertj«s durfden niet tegen den Prins
op. Hij, Talma, net zoo min. Dit is geen
srhande. Van ouda hebben de beste
sieraden der preekstoelen de bezwaren
gevoeld en betreurd, die er vaat zitten
aan openhartigheid jegens
hooggeplaatsten. Talma is u iet de eenige of de eerste,
die met een effen gezicht zich er uit
draait. Zelfs de adelaar van Mnaux"
een nog talentvoller man dan Ds.Tdlma
de groote lij krul maar Bossuet, wist ervan
te spreken, die eens fijn zeide: ik ben
verheugd thans het leven te kunnen
prijzen van een ander dan een machtig
man.... want dan voelt men zich loopen
tussehen de klippen....
TentomstflliPi ran treïpriei,
In het Voorloopii< verslag van het hoofd
stuk Land ion w, Nijverheid en Handel der
staatsbegrooting voor 1913 kon men het
volgende leien:
Nog werd gevraagd, waarom onse regee
ring zie1! niet bad laten vertegenwoordigen
op de Balgigche tentoonstelling van
trekpaardec, die toch voor onze paarden fokker^
en voor onzen landbonw van groot belang
kon zijn".
Wat zonde Minister van Landbouw, Nijver
heid en Handel op deze vreemde vraag
hebben kunnen antwoorden?
Ik zeg Treemdb", want, zooals het daar
staat geschreven, kan er, met het oog op het
weoerkeerig voornaamwoord sich", taal
kundig niets anders uit wordan verstaan, dan
dat niet paarden, maar menschen als verte
genwoordigers der Regeering op de Belgische
tentoonstelling van trekpaarden hadden
behooren aanwetig te zijn.
Nu vertelt ons de geschiedenis wel, dat
de Kotneinsche Keizer Callignla zijn paard
tot lid car> den Komeinecünn Senaat bad be
noemd. Moeilijk echter zou hier het omge
keerde hebben kunnen geschieden, nl. leden
van onzen Nederlandechen Senaat, hoe ge
willig diens groote meerderhe d, hoe
gndreeseerd" deze ook is, als de tegenwoordige R ?gee
ring iets van hem verlangt, naar een tentoon
stelling van trekpaarden te zenden, om daar,
met een touw aan een paal gebonden, met
geen ander voedsel dan haver en hooi en
geen anderen drank dan kond water, de
eer" van de in Nederland zich bevindende
voornaamste tamme viervoetige dieren op
te honlen.
Nu is er in de hofstad, behalve de negen
Departementen van algemeen bestuur, nog
«rel een and ir departement, genaamd 8 alde
parteme i", verbouden aan het Cine e Hum
van de Koningin. Moeilijk kan echter word -n
ondersteld, dat met da in het Voorloopig
verslag gedane vraag zou zijn bedoeld, de
Opperataliaeester baron Bantinck of de
dutimeeater als vertegenwoord ger der Re
geering op de trekpaai den-tentoonstelling te
doen Jongeeren. Bebalve toch, dal deze heeren
het veel te druk heobec, met hnn hoogst
gewichtige (!) betrekking, welke hun
dagelykeche zorgen eischt voor de paarden der
Koningin, zou het beneden hun waardigheid
4Jn geweest, als freipaarden te worden
beschouwd.
In de Memorie van antwoord heb ik niets
over de gedane vraag kunnen vinden; b
de beraadslagingen over het hoofdstuk is
men er niet op ternggekomen. De Minister
zal de vraag al te dwaas hebben gevonden,
en de leden, die haar bühet
afdeelingsonderzoek deden, hebben er mede over
ge«wegen, misschien wel om zich niet t eg meer
bespottelijk te maken.
LBO.
Triaion.
Amsterdam, 9 Dec. '12.
Geachte Redactie,
Mag ik een klein plaatpje om een opmer
king te maken omtrent, iets, dat de heer
L. Simons in uw No. 1850 schreef.
Ik laat lijn meening die mij onjuist
voorkomt omtrent de versterkir-g van het
anti-semitisme tengevolge van het Zionisme
geheel ter s ij de. Het is mij op 't oogenblik
te doen om zijn meening dat het antlsemi
tisme dikwijls geen antisemitisme is, maar
de menscQelüke neiging, om ontstemmirg
te wreken door een afdoende bekeur.'g van
de geheele soort, waartoe de verwekker der
ontstemming behoort."
Deze algemeene benaming is volkomen
juist bij de voorbeelden, die aan ge >aald
worden: doctoren zijn knoeiers", advocaten
z;jn afzetters" enz. Alleen juist bij het onder
werp in quaestie gaat ze niet op. Want de
doctor heeft als zoodanig, de advocaat heeft
au zoodanig geen baat gegeven. Maar de
Jood behoefde niet al»zoodanig te helpen.
dij beefóin bat ec ooUe^al, door den
heer Simons genoem i, a's ichoolj'mgenniat
geholaen en na wmd niet da snort school
jongen gehekeld, maar de soort Jood.
Het 'ooisc'ie volk lydt er nu eonmaal
aan, dat, 1< n zijner zonen, in welke
hoedunigoeid oo , een fout maakt, dadilyk het
Jood-zijn u a ar voren geschoven wordt. Het
is aan zooveel onbil ykdedan gewend. Dit is
nog geen anti-semitiame. Maar het Kan
antisi aiii-me doen ontstaan, zoo het een
vrncntbaren bod-<m vindt.
Met dank voor de plaatsing,
JÜSTÜS TAL,
***
Mag ik zeggen dat ik vooral het slot van
den heer Tal beusch niet begrijp, u^at is nog
geeo anti-semitismb". Wat? Dat hut Joodscae
volk (dat m. l. totaal ne<H»,,»olk'', maar wel
e'n ras is) aan zooveel onbillijkheden gewend
i-i; of die onbil ysherlen zelf? Maar het
kan antisemitisme doen ontstaan, zoo het
een vrnchibaren b >dem vindt." En nu weet
ik totaal niet meer wac dit hè; is, dat
antiEemitisme kan doen ontstaan. De onbillijk
heden" kan niet het zijn. DBS het gewend
zijn" of: het Jeodsehe volk?" Maar het
verdragen van onbillijkheden, dat iets kan
doen ontstaan als het een vrnchtbaren bodem
vindt, lflkt wat heel raar. Blijft over: het
Joodsche volk. Doch dit is tautologie. Als
er geen Joden waren, sou er geen
anti-semltiame zijn. Oprecht gezegd, ik weet dus henach
niet wat mgn geëerde opponent eigenlijk
zeggen won, en kan dus geen debat met hem
voeren.
Alleen een paar woorden dus over zjjn
uitspraak, die ik wél begrjjp: Het Joodsche
volk lijdt er nn eenmaal aan (onder f) dat,
als n zijner zonen, in welke hoedanigheid
ook, een font maakt, dadelijk het Jood-zijn
naar ? voren geschoven wordt." Doch dat is
immers precies hetzelfde geval met die andere
f oorten, waarover ik 't had; met Nederlanders,
Duitschers, Amerikanen enz. evenzeer. Dat
il het gevolg ervan, dat aen tot een soort,
groep, volk behoort. Men wordt er naar be
oordeeld. En hier ligt dus een bevestiging
van mijn stelling: bet af «Aderend Zienisme
werkt bet aangeduide kwaad in de hand.
Alleen kan men opkomen tegen het al te
oggenebbisV-achtige" an de uitdrukking:
lijdt, door den heer Tal. Dat mag waar zijn
in landen waar men programs en dergelijke
organiseert, zelfs voor een dee), waar men,
als in Dnitschland, Joden uitsluit van be
paalde nobele" ambten. In ons land zoomin
als in Engeland is daar sprake van, en ik
geloof dat men goed zal doen met geen
martelaarggericht te zetten waar bet niet behoeft.
Waar Jod»n kunnen zijn: Ministers, Leden
van den Riad van State, Parlementsleden,
G°depnteerden, Wethouders, Raadsleden,
Professoren, Rechters enz. en zeer behoorlijk
hun aandeel van die ambten krijgen; gelijke
rechten genieten voor de wet ent., daar
doet men wijs niet van lijden" te spreken,
zelfs heel en al riet er over teklagtn, wan
neer een groepje clubleden bijv. geen Joden
in hun midden dulden; of café- en
hotelhouders geen Jood-che gasten willen. Het
zijn dan niet de Joden die iets wezenlijks
door zulke nét-toelating lijden; maar de
C wistenen die zich te schamen hebben o ver
die kleirgaestige achterlijkheid van hun
mede-Christenen. Voor de Joden geldt in
zoo'n geval eenvoudig de lens der zelf
bewustheid: wie niet van me gediend is,
is mijn omgang niet waard." En beter nog
dan te proteiteeren tegen T r i a n o n i s m e"
is dan ook te waartchuwe.n: Vrienden blijf
daar weg; 't is er niet goed genoeg voor u!"
L. 8.
SckKnator, in je N je tast!
Er schynt een tjjd geweest te ijn 't is
tot vermoeiens toe herhaald dat iedere
predikant als zoodanig zich bevoegd acbtte
over kunst mee te praten. In ieder geval is
die t ij d voorbij.
Laven we nn in een tijd, waarin de kunst
criticus qua talis zich bevoegd acht over
theologie te schrijven? Dan is het wenscheljjk
dat de kunstcriticus op zyn beurt dit afl «ert.
De heer C a enen is misschien wat
hardleersch ? HU beklaagt zich dat ik zijn oordeel
over de Moderne Richting onvoldoende keb
bestreden. A's ik hensch een poging tot
bestrijditg had gedaan, zon hij gelijk hebben.
Ie deed dit niet, en zal het niet doen, want
op een bestrijding heeft de heer C. toeh
waarlijk geen recht. Immers, hij schrijft een
oordeel neer, zonder tot oordeelen bevoegd
te. zün. Hu kent niet de geschiedenis der
moderne theologie, noch hare beginselen;
van de theologische termen, die hy gebruikt,
kent hij de be*eekenis niet; en hij staat
vreeaad tegenover 't godsdienstig leven der
Modernen.
De heer Coenen maakt het zich gemakkelijk,
door mij voor te stellen als een onderwetschen
dominee, die met imposant gebaar in
geloof-ivragen beslist. De zaak is echter deze: Ik
protesteerde er tegan dat hy op een toon
van gezag schreef over dingen, die een theoloog
wél weet, «n die hij niet weet l
Dit laatste royaal te erkennen is misschien
wat veel verlangd? Dan antwoorde de heer
Coenen maar weer met een grapje. Hij heeft
dan het laatste woord.
S. v. D. L.
***
Als hij het dan toch niet belangrijker
wil maken, laat ik gaarne het laatste woord
aan ds. Schim v. d. Loeff.
F. C.
rail Tüdsckriflen,
Gidi, Dec. 1912. J. Kleefstra,
Tuc">t en Tnchteloosheid. W. W(jna«ndts
en F ancken Dyserinctr, De
g^meenschapaplicht der vrouw. GUa Ritechl, Gedichten.
Falix Timmermans, Pallieter. Balthazar
Verhagen, G dichten. Willem Kloos,
Literaire Kroniek. Cir. Nuys, Buitenland.
pche Staatkundige Kroniek. J. R. v. 8.,
Bib iographie. M'. G. J. Grashuis,
Bibliographie. H. J. Kiewiet de Jong,
Bibliographie.
Onu Eeuw, Dac. 1912. Prof. Mr. W. van
Her Vmgt, Tan afscheid. J. ds Grnyter,
Kea»s (II, S; o ). Mr. W. H. de Beaufort,
S menwerking' der Vrijzicnigen. J. C. van
Dijk, Gilbert Keith Chesterton. N. Japikse,
De Witt op zee. H. S., Economische
Kroniek. F. J. W. Drion, Binnenlandsch
overzicht. Buitenland. E. B. K., G. F. H.,
K. K., Leestafel.
V/agen van den Dag, afl. 12: D. L. Daalder,
Onder de hoede van Sinte Brandaan. J.
Hendrik v. Ba'en, l>e omwerking van den
aardbTem. Prof Dr. J. Loeb, Het leven.
Mr. M. C. Nyiand, De Belgische
Schoolkolonip Diester weg", Van Maand tot Maand.
De Viouw en haar Huis, D»c.' '12: Kers*.
k okken. A'y Brunt, De Madanua in de
Schilderkunst. Oad Vlaamsche Vo'kaliedjen,
W. Drucker, Tnpodore P. B. Haver.
NaaWwerk voor het Kers'faest. M. Wittop
Koning, B irstplaat. C. Ckineesc^e thee en
Cilneesch poicsleir. Marie Dysselhof,
Kleeding. enz. enz.
De Samenwerking, AI?. Maandschrift. Onder
R"dactie van Dr. H. W. Ph. E. van den
Bergh van Eysinga. B. de Ligt. C. Meijer.
Dr. A. J. R«lnk en Daan van der Zee.
Uitgave van het S c'a'istisch Verbond. Prjjs
per hal "»>rj jaareang f 1.50, voor leden van het
S. V. f 1.23. I -houd van No. l v. d. Isten
jaargang: Oi?e B doelinjr, door de Redactie.
D. . d. Z-e, Li'eude klokken, Dr. H.
v. d. B=<rgh v. Eyaing», Voortgaan? Kees
Meye*-, G «daebtckracit D. v.d. Zee, Staats
burgerschap en Kiesrecht.
9e Jaargang. 15 December 1918.
Bedaotenr: J. DE HAAS,
Graaf Florisstraat 15', Amsterdam.
Verzoeke alle mededeelingen, dese rubriek
betreffende, aan bovenstaand adres te richten.
ONZE CURSUS"
Dubbele Valzet.
Wij zetten weer alle schijven in den
aanvangsstand op het bord en vervolgens de
voorbeelden van den dobbelen valset. Het
openingsspel is ongeveer 't zelfde als van
verleden week.
W»t. Zwart.
1. 33 29 19 23
2. 31-26 17 22
3. 36 31 11-17
4. 35 30 14 19
In het vorige voorbeeld speelden wij 7-11.
Wit.
S. 40-35
6. 30-24
7. 35:24
Gij ziet
.
Zwart.
9-14
19;30
ket
wordt
m een geheel ander
«pel, dech wit blflft
iteeda op denzelfden
*!ag spelen.
7.
8. 45-40
9 50 45
82-28
17 22
20-25T
Loopt in di val. (Zl« diavam).
Wit 31 27 26 21 37:26 42:22 29:20
Zwart 22.31 16;27 28:37 18:27
Een merkwaardige verwikkeling, daar eerst
schijf 18 verwijderd moet worden,
Ook in het nn volgend voorbeeld spelen wij
op denzelfden slag, met een kleine af wijking
echter.
Wederom das alle schijven op ket bord
en ala volgt gespeeld:
W't. Zwart.
1. 33 29 19 23
2. 31 26 17 22
3. 36 31 11-17
4 3530 22-28
5. 40-35 20-24
In het bovenstaande
voorbeeld speelden wij
hier 17?22.
WH.
6. 29 20
7. 30:19
8. 34 30
9. 30 25
10 44-40
11. 60 44
Zwart.
15:24
1324
1419
1722
711
2-7?
(Zin diagram).
Wit 31-27 26-21 87 26
Zwart 22:31 16:27 2837
Al deze voorbeelden toonen aan, dat men
op verschillende manieren op dezen (dag
spelen kan.
De volgende week plaatsen wij een vraag
stuk j e. Deze week ging het niet, om de
volgorde van de dnbbele val zet ten niet te
verstoren.
Een leerzame eindstand.
Gedurende den internationalen wedstrijd te
Rotterdam toonden eenige Fransche vrienden
de remise in dien stand aan. Het is belangrijk
genoeg om dese remise ter kennis van
Hotlandsche dammers te brengen. Hierom
behandelen wij dezen remisegang ook in
ondervarianten.
ZWART.
WIT.
Wit 4 schijven op 16, 21, 27, 36.
Zwart l dam op 23.
Wit speelt en maakt remise als volgt:
Wit. Zwart.
1. 2819
2. 21-17
Op wit 16-11 21-16 remiie, want
zwart 19 8 826
Wit kan niet beletten, dat de Echjjf op 27
verloren gaat, daar zwart 26-31 en 81-28
speelt.
Op 36-31, wit 19 28 en wit moet 2 schijven
offeren om naar dam te kunnen pa«n.
2. 198
Speelt wit als eerfte zet 2722 inplaats
van 2117, dan verandert niets, daar zwart
eveneens 19-8 speelt.
3. 27 21 gedwongen.
P wit 17-U 11-7 27 21 remise
zwart 8-26 26-31 o!26
3. 8-3311
Een fijn berekende set, die het witte spel
beheerscnt.
4. 17-12
Op wi 16 11 11 -6 (o)
8»*rt 13 2 2 16 remise.
(a) 21 16, zwart 2-8 rem's«.
4 1324
Belet 12 7, want dan volgt zwart 24-8.
Evenmin kan 2117, dan zwart 24-29, wit
12 8, zwart 29 12 remise.
5. 36 31
Een aarrtlire variant is de volgende:
wit 16H 2i 17 12-8 remise
iwart 24 o3 33 29 zv 12
5. 24 13
6.31-26 1322
Remisestand.
Zwart heeft slechts rnit 6 te bazetten als
wit dam neemt op 1. en op 60 ta gaan
als wit van l naar 45 gaat. Het spel komt
hierop neer, dat wit nitt de rniten 6 of 50
mag bezetten, Dan kunnen de witte schijven
niet over de tric-trae lijn en het snel U dan
remise. Een belangwekkend eindspel.