De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 15 december pagina 3

15 december 1912 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1851 15 Dec. '12. DÉAMSTERDAMMER, WEEKBLAD V O O* R NEDERLAND. ?l de andere vereen dia dit bundeltje uitmaken, en die men niet dan met wrevel ken 10MB. Want er la eene onoprechtheid dia beache'den ia, ef naïef, of koke», en zelfa verleidelijk. Deu> echter, van mevr. M. Metz Kenlntr, il brutaal tot het nnbeeehaamde joe. Voorwaar, Mevr. M. Mets?Koning lekt bij het dichten hare tradenr wat al te gemakkelijk af. En ware het dan nog maar ten bate van eene, per slot van rekening eerModwaardiae knnstvawdlgheid, gelijk bij Hé'éne 8»arth-op-haar-rtecht*r. Maar hier ia niet me«r kn"atvaardigbeid dan... onbebolp*Bhe<d. Dene verten «ijn iel f»geen kunatemakerii. Zij zijn e«n»ondig gB'cbriif, gemeen gemakkelijk genchrjjf van iomand, die... Ja, waa'om schrijft mevr. M. Mefz Koning nn toch vereen, zij die blijkbaar niets te zegeen heeft, en die niet e»na kan doen alunf si] wél iets mede te d«ele»bad?... Beschuldig mij niet van misogynie, msvron w, vooral riet tegenover vrouwen die mij deden lijden. Ik kan te, hen«ch, niet haten, t en «i) ?Q mij hadden gekrenkt in müne liefde en mijn vereering voor de p"ërfe. En dan, mevronw, kan ik w*<Se* wordenI... ," Mevronw M. Met* Kor int doet nog wel iet* andera dan verachtelijke verzen te schrijven: lij verleent aanbevelende voorwotrden aan deHn*eerende dinh'er'PJe». Het ledtgehnndeltj «?Off r vlammen" an TTerdrika Boer (M«indert Booga»rdt Jnn.. Krimpen aan de 1>V) stalt ie volgenderwjj?, beknopt ?aar beslist, voor: Het ii müeen voorrecht dexe zeer biznndere verzen van kntache mystiek in te leid«n böden lezer, die, naar ik vertrouw, dankbaar ral aanvaarden het jonge werk van dese dichtere", die, hutten allen tijdgeest om, een eigen persoonlijkheid beeldt." Laat ik u maar g«n<r een staaltje van die Vniache mystiek" en die eigen per soonlijkheid" geven: Er taatten matte aehadnwbanden Langs lange klamme klooster wanden. Een vogel, op 't altaar verdoold, Was in der kaarsen vlam verkoold. Verbroken waren vrome zegels Op kille witte marmertegels. Een monnik met versteend ansicht Sloot tyt'rev grendeldenren dicht. En in verborgen donk're gangen. Wist ik een smeekeling gevangen. Helaas, het zal wel geen rag fijne analyse, en onk geen n'tgesponnen betoog eiachen, OM, bij dit voorbeeld, aan te toonen dat mevr. M. Mets?Koning als literaire waardebepaaldater niet meer beteekant dan als dichtere». AHhan», nit de aangehaalde verzen, niet meer dan rit al da andere van het boekje, blijkt eene eigen persoonlijkheid" buiten al'en ti)d«geest om", waar zelfs de minat-geoefende letterkundige ze plaatsen zal onder de productie der machtelooze Maeterlinck-opigonen. Voor wat die Vnische myrtiek" aangaat: mej. Hendrika Boer heef t, het wel heel dikwij'a over klooster war den" en andere marmertegela", en er fladdert door haar verzen meer dan n ^verkoolden vogel" of ander wangedrocht. Of dit na wel iets met, kn'sche of onknische, mystiek te maken heeft? Er zijn woorden, waar oningewijden, en vooral vrouwen (neem mjj niet kwalijk, mevrouw!) afblijven moesten, en daaronder ia het woord mystiek, dat eene ?anffch andere beteekenia heeft dan eene laffi literatuur er aan gaf.... Mej. Hendrika Boer kan er nn echter niet aan doen, dat ijj zoo slecht werd ge otrodnceerd. Dat zij daarvoor mevr. M. Metz Koning hal gekozen: het bewijst alleen n«ïefheid. En ook van naïefheid, van be scheiden naïef heid, getuigen, in hunne onop rechtheid, bare verzen. Annle Salomonp, waar zijn hier uve kreten, die de kreten zijn van elk jong mei°je, van de z'dig^e en meest- ku'sche af, alg zij maar oprecht is' in het belijden van wat in haar brandt aan martelend vermoeder, aan smartelijk verlangen? MP j. Hendrika BOT, zy heeft zich echter als ideaal eene kuische myat'ek" gegeven. Het ia haar eene literaire, misschien eene levens-pose geworden. En daar maakt ze nn maar verzen mé. Verzen die trouwens meer dan eer s van echte gemoeds fiinhe'd en talent getnigen, al a nn en dan da ge waarwording, de stemming, een enkel maal het gnvoel boren komen en de myatUk verdringen en m f j. H. Boor het liegen verWeden. T»n bewijze de«e atrofen, die wel niet ganach gaaf y'n, maar dan toch veel oprechter en ook scbooner dan het bovenstaande: Een lente-bevaniren weeldezncht Doorlnwt de droomwrig-leome lucht, Er komt een geurende regen In teere droppen gezegen. O l zoete voorjaar, dat me al vermooit En week verlangen rondom mij plooit, Een kleed met warmende vouwen En zachte wijde mouwen. Ik ben als een eenzaam lentekind, Vol weemoed en toch zoo bljj-fetfnd, Niet als een meerle, die lokkend fluit, En niet als e»n blozende bloesembrnid, Maar als de jonge regen. Die zingende komt gezegen. **' De onoprechtheid van bet Antwerpacbe dichtereaja M^gda Peetere, di« onder de nitgaven van .V'aanrische Arbeid" (Bsrchem Antwerpen, 1912) A.»ond Bloesems" (aldus orthographeert zg) liet verschijnen, bestaat in het koketteeren met wat men in B»lgië ond«r se m m! «e krirgen eat^éique" vindt. Züinte'preteert in verzen de Mondscbein Sooat " («c) en Bnrne-Jonea' Go'den «tairs", die zij aan Roietti (ft1 c) toeschrijft. Zij weet blijkbaar op welke wyne men er ten onzant toe komt, voor kunatlievend en knnstontwikkeld door te vaan, en doet dan ook baar beat, aldus in hare poë'ische productie te verpcbynen. Ik vrees wel, dat z(j h aar-zei f, gel uk y dan toch haar-ze'f mout gevoelen te «U?1, negeert, om te zekerder door te gaan voor hetgeen niemand tot op heden in vo'le oprechtheid geweeat i', maar wat, een vijf tiental jaren geleden a', door velen al a het ideaal werd be-ohonwd. Het is zelf' eene beminnelijke naïfieid vanwege mej. Magda Peeterp, dat zij meent onder *u'ke reedsveronderde gedaante waarlijk hypermodern voor den dag te komen. Het verleidt haar tot het volgende, waar fan ik de epigraaf zorgvuldig overschiflf; lm mondlicht bewegt sich leiae Die arme aündei blüm. Heine. Een bleeke bloeme bloeit In blanke mane-stralen, Heur vreemde kelk ontplooit, In blauwige ziele gaarde.... Een droave ziele weent In stille mane-atralen Een vreemde stnerte steent, In donkere do oden-dalen.... Laat ook mjn tranen leken, In vreemde mane-nacht, L lat me over 'c leven weenen, Missschien wordt 't me weer zacht. Veel bisé-en z(jn gevallen, Over een draomen-graf,.... Veel bh er «n zjjn gevallen, In eenen Herf&te-nacht.... En tasschen doode blaéren, Bloeit eene bloem zacht.... In 't blanke mane klaren In blauwendig-atüle nacht. Dit is preciena en daarenboven onbeholpen (wat na nog het minste zou zjjr). En toch klinkt me, zelfs nit de assonanties van ook dit, als van sommige andere verf j as, een fijn klank-gevoel, eene tengere en broze melodie tegen: ik rind, in het smalle bundeltje, hier en daar een glimp van gevoel, die, Ik beken hè* .... Toa, mej Magda Peetere, durf nn eens oprecht te zjjn ; leer uw koketterie af; maak geen verzen ala güer niet tee genoopt wordt! Ik zou zoo gaarne schrijven dat wy in u eene nieuwe dichteres rijker zyn geworden.... KAREL VAN DB WOBSTYNB Berlclitcn. MASSENET. De bibliotheek van de Groote Opera te Parijs heeft uit de nalatenschap van Masaenet de manuscripten zijner werken aekreaen, welke een kostbare aanwinst voor de handschriften-voorraad dier bibliotheek vormen. Maaaenet heeft alle handschriften zijner werken zeer zorg^u'dig bewaard zoodat ze nu een aanzienlijke rüvan 78 atnks vormen. De partituren van 25 opara'a zijn door hem eigenhandig geschreven en met talrijke aanteekeningen voorzien. Aan de verzameling ontbreken slechts drie kleine werken: een kleine komische opera waarmede h{j op het tooneel debuteerde; de klfine opera Don Céiar de Satan en het in 1908 voor een weldadigheidefeeat gecomponeerde ballet Cigak. Tcntatelliipn en Mingen. Is HET STEDELIJK MÜSSUM TB AMSIEEDAM is van 12 December tot 12 Januari geoper d een tentoonatelling van het werk van A. B. Mauve en W. O. J. Nienwenkamp. IN HET STEDELIJK MUSEUM TE AMSTERDAM -is van 12 December tot 12 Januari geopend een tentoonstelling van werken der leden van de Vereeniging tot bevorde ring der Grafische Kunst. IN VAN STOCKUMS ANTIQUARIAAT, DEN HAAG, Prinsegracat 15, worden 18 en 19 December publiek geveild, en van 14 tot 17 December geëxposeerd, ean collectie postzegels en c.ade en moderne teekeningen, o.a. van David B les,,CharleB Kochuaaen, Fan ars Test as, Joh. Braakensiek en anderen, verder gouden en zilveren munten, histo rische penningen en antiquiteiten. IN DEN KUNSTHANDEL J. J. METTES JEEN Co., DEN HAAG, Noordeinde 5, zijn geëx poseerd schilderijen van: Matthijs Maris, Willem Maris, Josef Israël B, A. Mauve, J. H. Weissenbruch. W. de Zwart, Blommer a, K e v e r, C. K u yperp, A. Br i et, J. Akker in g a, N. Diax. e.». II l "II l Illl III IIIH 40 cents per regel. BOUWT ÏTHUNSPEET. Inlichtingen bühet bonwbnreaa DE VELUWE", aldaar. DELAUNAY BELLEVILLE AUTOMOBIELEN. ffent r»or Hetferlandt J. LEONARD LAHfi, AttSTEEDAJL Wintersport. Pon!resina.-Hotel Pontresïna. Hotel Isten Rang met allen comfort. Voortreffelijke Skivelden. Geïllustreerd prospectus gratis. Intern. Verkeerabtuean Kiaaüuiatuaat 16, Amsterdam. Wintersport Pontresina. Scblosshotel Enderlïn. Voornaam Hotel Isten Rang. Prospectus gratis. Interna luuaai Verkeersbiueau Raadhuisstraat 16, Amsterdam. INRICHTING TOT HET MEUBILEEREN-EN VER.SIER.EN DER WONING niet laten terneerslaan, hu was nog even opgewekt en ondeugend, ala hij ondanks zijn treurige omstandigheden altijd ge weeat waa Wanneer zijn gezicht in een ernstige plooi stond, zou men m een en het eerwaardigste oude mannetje voor zich te hebben, dat zich liet denken. Uit zijn gehefle wezen sprak dan een zachte groot vaderlijke bezadigdheid; half bedekt door zware, eenigszins slaperige oogleden blikten de blauwe oogen geduldig en trouwhartig boven slappe hangwallen uit, de sterk in gevallen mond scheen niet anders dan w\jze woorden te willen spreken, terwijl de ronde vleezige onderkin, waarin de lange gladgeschoren wangen verliepen, hem iets gemoedelijks, welgedaans gaven. Wie Goria _zoo zag, zou niet vermoe den, hoe hu het achter de mouw had, en welk een oolijke plaaggeest er in hem stak. Maar zoodra hij met z'n grappen en grollen begon, zag hij er hél anders uit: dan kneep hu z'n oogen bijna dicht, zoodat er niet veel meer dan een ondeugende flikkering van te zien kwam, en de lange neus en vooruitstekende kin wipten vroolyk naar elkander toe, waardoor dan de onder kin dubbel zoo breed leek. Van den eersten dag af, dat hij gekomen was, boorde Sien ve< l drukte en gelach op de deel, ea als zy heen en weer er door kwant en schuin langs Goris' kamertje moest, waarvan de deur altijd openstond, kon hu haar van uit z'n bedstee net zien, en riep haar altijd in joviale bewoordingen 't een of ander toe. Sien waa aan dien toon in 't geheel niet gewend, en al wilde zij 't zichzelf ook nog niet bekennen, hinderde haar het te vrije er in. Het krenkte haar al, dat hij nooit anders dan Zalige Sien" riep. Zij wist w»l, dat men haar zoo noemde, maar zij zelf kreeg het toch andera nooit te hooren, en op dat punt was zij als een echte Larengche zeer gevoelig. Bijna ieder keeft een bijnaam, maar men wil het niet weten en houdt zich van den domme, en alleen wie iemand plagen wil, spreekt hem met z'n bijnaam toe. Op een morgen, nadat Sien haar eersten kerkgang volbracht had, en in haar kamer'je druk bezig was zalf te bereiden, stak kleine Mietje yaa Meeuwis haar kojje door de deur en zei: _?Sienemeut, Gorisoom vraagt of je effe bü'm wil kom me, hij mot je wa vrage." Sien schrikte er van, ze wist zelf niet waarom. *W*t mot ie vrage, liefje?" vroeg zij ?vriendelijk, terwijl zij even ophield met roeren. Da weet ik nut, meutje." Vraag 't'm dan eens liefje, en kom 't me zegge." Goed, mentje," en de kleine meid huppelde weg, maar wad in een ommezien terug. Sienemeut, Gorisoom zeit, dat ie 't alleen an jouzelf kan vrage; of je kom me wil". Sien gevoelde e_en voor haarzelf onverklaarbaren tegenzin om naar den ouden man toe te gaan ; ze ging nooit naar iemand toe, iedereen kwam bij haar: of 't daar alleen van kwam ? Peinzend keek zij in haar zalfpot eu hoorde in den geest al de stem van den spotzieken ouden man. Hu wil zeker van mijn zalf hebben dacht zij en hij kan immers niet loopen ik zal dus maar gaan. Mietje stond met den knop van de deur in haar handje op Sienemeuts antwoord te wachten. Zeg dan maar, liefje, dat ik sieto komme zal." Kort daarop zette zij den zalfpot op zij, greep kordaat de kruk, en begaf zich lang zaam en statig naar Goris. _?D.a's goed, dat je komt, zalige Sien l" riep Goris haar al tegemoet, en toen zij in 't kamertje was, zei hij met kluchtige waardigheid: ga zitte en luister es goed, want wat ik te zegge heb ia heel wat gewichtiga." Sien ging voor de bedstee zitten en keek Goris over hare op de kruk gevouwen handen ernstig vragend aan. De oude man zat gemakkelijk achter over geleund in de kussens. Hij had een pet op, waar wat spierwit haar onderuit kwam, en een bonker aan, waarop over elkander heen, zoo dikwijls en zooveel lappen gezet waren, dat hij wel gewatteerd leek. Nadat Goris Sien's ernstigen, onderzoekenden blik een poopja even waardig beantwoord had, kwam er een ondeugende fl kkering in z'n oogen en zei hij op ge maakt olpchtigen toon : Kijk eens, zalige Sien, ik zal je zegge wat ik geprafekezperd heb. We zijn wel niet jong meer, maar me dunkt, 't heeft zoo motte komme, en 't leit er nou toe, dat wij tweetjes 't es samen traan prebaere. We zouwezoo'n mooi span zijn! Jij bant nog zoo'n drommelsch knap vrouwmensch, en ik mag er ook nog wel weze, ik vraag je dus oprecht gemeend, of je me wijf worden wilt." Verstomd van schrik hoorde Sien hem aan ! Ze kon haar ooren niet gelooven en voelde zich tot in 't diecst van haar ziel beleedigd. Was zij daarvoor haar heele leven zoo kuicch geweest, dat zij zelfs in haar bloeiendste jeugd elke gedachte aan een wereldschen bruidegom van zich af had gezet, om nu op haar negentigste jaar gedwongen te worden aan een vleescheIjjken man te denken met betrekking tot haar l ? Het was of in eens iemand met ruwe hand in haar ziel de fijne lichtende sluiers verscheurde die alleen haar nog het allerheerlijkste verhulden, en er, in plaats van dat lang verbeide en haast be reikte, een Jeelijk verachrikkend iets in op sprong. Zij beef Ie van verontwaardiging, en had geen kracht om op te staan en e-auw heen te gaan, vór Goris weer sprak: Kom, zalige Sien, late we 't riou es gezjllig an legge! Kom jij hier bij mii, je ziet er ia plaats genogt, of laat ik bij jou komme, net watje liever wil, Ik weet alles van de huwelijksche zaken af, ik zal je wel onderrichte." Nu werd het te erg! Alsof zij geprikt werd, kwam Sien met een rnk overeind en haastte zich weg, zonder Goris met een antwoord te verwaardigen, of hem een blik meer te gunnen. Zij liep harder dan iemand voor mogelijk gehouden zou hebben, driftig op den grond bonkend met haar stok, dien zij niet snel genoeg vooruit scheen te kunnen krijgen. In haar kamertje zeeg zij neer op haar stoel, en moest eerst wat op haar verhaal komen, voor zij eens goed kon overdenken, wat zij daar had moeten aanhooren. Nadat züeenigen tijd stil gezeten en een goed aantal rozenkransen gebeden had, kwam zij tot kalmte, en begon te begrijpen, dat Goris maar gekheid ge maakt en hij zijn dwaze vraag onmogelijk ernstig had kunnen meenen, maar zij voelde met diepe schaamte, hoe die zotternij haar geschokt had. Hoe kon de spot van een plaagziek oud mannetje haar zoodanig voor zichzelf vernederen ? En waarom wilde zij niet vernederd worden? Was zij dan zoo hoogmoedig? Stond zij in baar eigen oog zoo onaantastbaar hoog, en had zij met haar gezegend lang, vroom heilig leven niets anders bereikt dan zoo hoogmoedig te zijn ? En waar was in eens de vrede, de zielsrust, die zij meende te bezitten ? Kon een ander dat, naar zij meende, zoo hechte gebouw, waar zij haar geheele leven aan gebouwd had, met een enkelen worp omverwerpen? Sien voelde zich verpletterd; zij keek in baar heilig kamertje rond,en had de gewaar wording, alsof zij van voren af aan moest beginnen. Op de deel klonk schaterend gelach. Zij kromp in elkande_r, want zij be greep, dat Goris aan Meeuwis en z'n vrouw vertelde, wat er gebeurd was. Het werd haar te moede, of alles voor haar bedorven was, nu die plaagzieke oude man daar zijn intrek genomen had, en zij voortaan geen vrede meer zou kennen. Toen zij in den namiddag naar de kerk wilde gaan om den kruisweg te biddeu, kostte het haar een overwinning op zichzelf haar veilig kamertje te verlaten en de deel over te steken. Zij deed voorzichtig haar deur open en lifp zoo zacht mogelijk, maar Goris bad haar dad»lijk in 't oog en riep: Zalige Sien, Zsjige Sien! Je hebt me geen antwoord gegeven! Laat me nou niet te lang wachte, want zooveel tijd hèw we nie meer l" Sien deed of ze niets hoorde, maar hoe stijf rechtuit ze haar hoofd ook hield, moest zij toch wel zien, dat Meeuwis en z'n vrouw bij Goris waren. Meeuwis sloeg met ingeknikte knieën op z'n dijen van de pret, en z'n vrouw hield zich schaterend in de zijden; tot een goed eindweegs voor de boerderij was hun gierend gelach duidelijk te hooren. En nu brak er voor Zalige Sien een tijd perk van grooten strijd aan. Goris bleef haar vervolgen met zijn huwelijksaanzoeken, het leek wel zijn grootste verzet te zijn. Soms hield hij zich een paar dagen stil en heraderade zij, maar altijd moest' zij langs die openstaande deur, en juist als het haar eens gelukte er niet aan te denken, klonk het dan weer plotseling: Zalige Sien, zalige Sien! Ik krijg hoe langer hoe meer zin in je, ik kaa 't haast niet meer afwachte, geef me dan toch ein delijk eens antwoord!" En in het dorp zei soms de een of andere luchtige klant: Is 't waar, dat j a met Goris gaat trouwen, Sien? Ik had toch zoowaar niet achter je gezocht, dat je in zulke dingen nog erg hadt!" Dan had zij de grootste moeite het ala een grap op te nemen en niet te toonen, hoe boos zij er over was. Eens vroeg zij aan vrouw Meeuwis Goris te verzoeken haar met rust te laten, maar deze moest er verschrikkelijk om lachen, dat Sien de grappen en grollen van het oolijke oude mannetje zoo ernstig opnam, en zij zag de onmogelijkheid in de vroolijke jonge vrouw haar ergernis te doen begrijpen; daarna sprak zij er maar niet meer over. En zij kon er maar niet aan wennen! Tot in het verzonkenst gebed kwam soms de gedachte aan haar kwelduivel boven. Dikwijls dacht zij aan verhuizen. Maar als zij, in hef door den klimop groenachtig scheme rende licht, aan de tafel bij het venster zat en in den ruatigen graskamp keek, omheind door den hoogen hulstheg, waar alleen ooit iemand kwam, als de anpelen rijp waren, als zij in het veilige stille kamertje keek, waar alles scheen te staan en te hangen jui-t waar het hoorde, dan geleek het haar gehael onmogelijk daar vandaan te gaan, en den korten tijd, dien zy misschien nog op de aarde zou zijn, ergens anders opnieuw te beginnen. En zoo overkwam haar het allerergste van alles wat haar nog overkomen was züverstijfde van schrik, toen zij 't bespeurde: in 't diepst van haar gedachten voelde zij een vaag verlangen opkomen naar den dood van Goria. Zij drong de verfoeilijke gedachte onmiddellijk terug, maar dat deze er geweest was, moest züzichzelf met angst en berouw bekennen. Hoe had juist zij. die haar geheele leven vurig had ge beden voor leven en genezing van hare medemonschen, al was het maar voor een oogenblik.zulk een onzaligen went*ch kunnen koesteren? Nu zoo iets mogelijk bleek te zijn, moest zij toch zeker verhuizen maar wat koH het nog baten! Wel zou haar de dagelijksche kwelling bespaard worden, PrimaAnthraciet,Gascokes, Brechcokes enz. Firma H.FJ.BREEMEN, Lijnbaansgr. 396. - Telef. N. 4276. GRANDS VINS DE CHAMPAGNE Perrier-Jouet Epernay. Concessionnaires, Sauter& Polis, Maastricht. Normaal-Onderkleeding Prof. Dr. G. ? Fabrikanten W.BengerSöhne Stuttgari I" Badplaats in ZuidTirol. Heerlijk Tlimaat. Seizoen September Juni iu.u/12 3i,5u2 oaügusioii. Stedelijke Kur- en Badinrichting. Zanderinatitnnt. Kondwaterinrichting. Koolzuur- en alle geneeskundige baden. Zwembaaain. Inhallatiea. Radinm Emanatorinm. Druiven-, Mineraalwater-, terrein- en openlucht ligkuren. Kanalisatie. 4 hoogebronwaterleidingen. Theater. Soortterrein. Concerten. 20 Hotels Ie Rang. Sana toria. Talriike pensions en villa's voor vreem delingen. Prospectus gratis by de Kurvorstehnng. De volgende Hotels van den len Rang zyn van allen comfort volgens den oieuweren tyd voorzien, geven gelegenheid voor pensionverblijf en zenden op aanvraag een prosnectns. De cijfers zjjn het aantal bedden. Grand Hotel nnd Meraner Hof 330, Fran Emma 260, Erzherzog Johann 220, Palaat 220, Bristol 190, Kaiserhof 180. Habsbnrgerhof 140, Park 140, Snvoy 130, Tirolerhof 115, Aders 90, Minerva 85, Erzherzog Rainer 80, Austria nnd Villa Imperial 70, Hasgfnrther 65, Bavaria 65. maar de blik, dien zij in zichzelf had ge slagen te elfder ure helaas had haar getoond, dat het kwaad in haar zelf zat. Met diepe smart zag zij in, boe alleen de eerbied der menachen haar sterk had ge maakt, want zoodra slechts n haar dien onthield, openbaarde het zich, hoe zwak zij in waarheid was. Heel de sereene rust van Sien was ver broken. Voor het oog van de wereld deed zij nog even statig en fier hare dagelij ksche gangen naar de kerk, nog altijd zagen de jongere vrouwen wangunstig, hoe zjj in vurig gebed verzonken op de steenen ge knield lag als de verpersoonlijkte vrede bleef zij er uitzien, maar van binnen was strijd ontstaan een strijd, waarin zij de overwinning nog niet had behaald. De zuivere harmonie van het akkoord haars levens was verbroken, de snaren waren ontstemd. Züwas als een schijnbaar gave, kostbare vaas, die een voor het oog onzichtbaren, gevaarlijken barst heeft. Zoo leefde Sien voort en onderging dage lijks haar leed. Aan verhuizen dacht zij niet meer, want zij beschouwde nu de plage rijen van Goris als een welverdiende straf voor haar koogmoed, en trachtte ze met geduld te verdragen. Toen had de voorzienigheid deernis met haar: Goria werd stil, en na een korte ongesteldheid stierf hij. Nu had Sien weer rust, en kon zich weer geheel ongestoord in hare gebeden en vrome overpeinzingen verdiepen. Maar ofschoon haar nog eenige jaren gegeven werden om den haar aangedanen smaad en het verdriet, dat zij er door gehad had, te vergeten, het werd nooit meer als te voren. Een storm had het spiegelgladde meer doen golven en tot in de diepte in beroering gebracht; wat daar, ongeweten van haar zelf, voor troebels op den bodem van haar ziel had gelegen, was opgestegen en had het glasheldere water vertroebeld. Wel was de droesem weer gezonken, maar nu wist zij hem daar. Bij de menschen bleef zij in hoog aanzien staan, en velen kwamen nog altijd heilzame zalf, troost en moed bij haar halen, maar zijzelf had het onwrikbaar vertrouwen ver loren in de onverstoorbaarheid van den vrede, dien hare vroomheid haar gaf, en zij vreesde, dat al hare gebeden voor leven en genezing van hare medemenschen niet opwogen tegen den on zaligen wenscb, dien zij ten opzichte van Goris gekoesterd had. Zou zij nog genoeg boete kannen doen voor wat zij tegenover Goris misdreven had? Zoo was haar hoogmoed gebroken, waar van zij 't bestaan niet had vermoed. Maar zoo men haar al met minder recht zalig" mocht heeten, wellicht had zij aan heiligheid gewonnen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl