De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 15 december pagina 7

15 december 1912 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

Nö. 1851 18 Dec. '12. DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. De Plenrense. Tekst en Muziek van HERRE DE VOS. Andante. C* Er was een 1. Er was een arme, lieve meid, Die hard moest werken al den tijd Als blanchisseuse. Zooals een arm mooi kind wel doet, Droomde zij rnet haar lieve loet Dagen en nachten van een hoed Met een pleurende ... J- 1 ^^^3 Als /e naar huis {jiug, 's avonds laai. ar - me, lie - ve meid, Die hard moest vver - ken al den tijd Als J Jan- chisseu - - - - se. Zoo - als een arm, mooi kind wel doet, Droom-de zij -? ? met liaui' lie - ve toet Da - gen en naeh ? len van een hoed Met eenpleu ren - - - se . .. Dan liep /e door de Kalverstraat lin stond te iienze' Bij Mars en in de BomieliVie Naar de vitrines vol niet die Heerlijke hoeden, dernier cri Met een pleureuse .. . Vaak stond /e daar minuten lang. Met brandend oog en koorts'ge wang Deed /Ij haar keuze. 'Col eens een tiep haar medtaiarn. En toen xe uit den winkel kwam, Ging /' in een taxi op den Dam Mei een pleureuse ... J V. Het was een arme. mooie meid. En toen /e ns liad ja ge/.eid. 'Bleef haar geen keu/.e. Zij heeft haar mooie jeugd verdaan, Er helpt geen lieve moed'ren aan! En xe /al naar den kelder gaan Wet een pleuren.se ... lh;rti!F,Ii>E Vos. (Drie weken vertraagde plaatsing. Voor dergelijke muxikale bewerkingen houden wij ons aanbevolen. KD.) beteekenis gaven, welke het als deel van de kasteleinij nooit zou hebben gekregen. Maar wie in de arcanen van dit departement heeft kunnen dwalen, zal overtuigd geworden zijn, dat ook hier ten slotte zou moeten worden verbouwd, dat, wilde men op deze plaats een depar tement huisvesten blijven, de indeeling en inrichting beter en royaler diende te zijn. Te avond of morgen zou ook Binnenlandsche Zaken onderhanden ge nomen moeten worden. Dat is nu voor eenige weken bij overrompeling aan de orde gesteld en de quMsties die zich die zich daarbij voor doen, nopen tot deze korte beschouwing er van, welke wij met enkele afbeeldingen kopen te verduidelijken. Dat de zaak belangrijk genoeg is, meen ik door het hiervoor gezegde wel te hebben aannemelijk gemaakt: als hier zooals aanstonds blijken zal misdreven wordt, dan gebeurt het ten koste, niet van een kleine kerk, een achteraf stadhuis een halfverloren gevel, maar van het eerste, het grootste, het belangrijkste historische monument dat wij in Neder land bezitter. Wat er nu gebeuren gaat is het vol gende. De rijksbouwmeester wij ver moeden geprest om te voldoen aan eischen van ruimte en andere ambtenaarswenschen heeft getracht op de plaats van de talrijke gebouwen, die Binn. Zaken vormden, n groot gebouw te zetten, een administratiegebouw voor een uitgebreid departement, en dat is zija recht. Maar hij of zij die hem de wet voorschreven heeft daarbij drie ernstige fouten begaan. Ia de eerste plaats heeft hij naar de zijde van het Mauritshuis een gevel ontworpen, die ruim 19 M. hoog zal worden en die 4 M. dichter bij dat Museum komen zal, zoodat daar juist het zuidelijke en wes telijke licht, dat de Rambrandts, die in de tegenoverliggende zalen hangen niet ontberen kunnen, vrij wel absoluut wordt onderschept! Onze afbeeldingen I en VI, die een proefstelling laten zien aantoonende hoe ver die gevel komen zal, maken heel dui delijk hoe schadelijk dit voor het Museum zou zijn, en het is wel waarschijnlijk, dat althans dit zoo duidelijk blijkende gevaar, door een verandering in het ontwerp wordt afgeweerd. Wij willen het althaas hopen. Vooralsnog zijn wij echter niet zoo gerust ten opzichte van de beide andere fouten, die bij de behandeling van het wetsontwerp voor de verbouwing in de Tweede Kamer, reeds door Jhr. de Stuers duidelijk zijn aangewezen. Wel heeft de Minister van Waterstaat toen, nood gedwongen een wensch der Kamer ge accepteerd, dat hij alsnog het advies van de Commissie voor de Restauratie der Grafelijke Zalen zou vragen, maar hij heeft zich niet verbonden dit advies aan de Kamer over te leggen en kan dus aan de Kamer alle controle onthouden. Ea toch zijn deze twee punten veel be langrijker. De bedreiging van het Mauritshuis was een vergissing, een ongelukkig oegenblik, een onnadenkendheid. Die is gemakkelijk terug te nemen. Maar deze dingen zijn principieel. Het eerste betreft de rooilijn van het departement aan de Binnenhofzijde, welke rooilijn schuin loopt, en die in het ont werp evenwijdig met den Vijver getrok ken wordt. Maar wat wil nu het geval: de baide poorten, ter weerszijden van dezen gevel (sie afb. III), zijn in over eenstemming met die rooilijn eveneens schuin geconstrueerd. De oude bouw meester, rationeel in zijn architectuur, bracht deze technisch zeer moeilijke op lossing van het probleem tot stand, en het verleggen van die rooilijn nu, ontkent dus niet slechts die rationeele oplossing, maar ontneemt haar voor de toekomst alle logisch verband, maakt haar tot een onbegrijpelijken gril. Is dus niet alleen een misdrijf tagen het rationeel begrip van den ouden bouwmeester, maar boven dien een vergrijp aan de rationes! e architectuur zelf. Laelijk bovendien om dat ook de aansluiting aan de poort in het gedrang komt, onnoodig en ongewenscht ten slotte omdat hierbij ook nog een voor bebouwing zér bruikbare ruimte wordt opgeofferd. De tweede dezer punten betreft den gevel aan de Vijverzijde. Daar vond men omstreeks 1600 zie afb. V ean af wisseling van kleine gebouwen. Meest rechts een hoog nog van kanteelingen voorzien eind-veertiende eeuwsch smal gebouw, met een torentje ervoor, waar schijnlijk deel van het verblijf der gra vinnen. Daarnaast een lageren en lateren bouw, die reeds vór 1600 een trapgeveltje te zien gaf, daarnaast sloot zich dan de kasteleinij met haar tuin en torentje aan. Omstreeks 1690 (afb. IV) was hier al wat bij gebsuwd voar den Raad va a State en den Raad van Brabant, maar het zou tot het midden der 18de eeuw duren voor de ruimte geheel werd in genomen door twee groote in den stijl dier dagen gezette gebouwen, een toestand, dien wij nu ook nog kunnen zien (afb. II). Nu zjjn voor den modernen bouwmeester, die hier een departementsgebouw te ont werpen heeft twee oplossingen mogelijk: of hij restaureert al deze gevels voor zoo ver noodig: herstelt bij voorbeeld de kanteelingen op het oudste huis, hergeeft aan de vensters, ook die van den toren, hun eigenaardige kruiskozijnen, knapt de 18 Ie eeuwsche huizen wat frisch op, maar laat het historisch geaceidenteerd karakter in zijn geheel en in zijn zeer bijzondere waarde en aantrekkelijkheid; of hij werpt alles voor den grond en bouwt een modern, twintigste eeuwsch administratiegebouw: een nieuwe noot in de gansche compositie van het Binnen hof, waarop onze tijd recht zou kunnen ioen gelden. Iets als de durf van Thorbecke! Maar geen dezer beide dingen gebeurt. Zijn de geruchten juist, dan werpt men wei alles voor den grond, en dan zet men er met het onschul digste gezicht van de wereld den gevel, waarvan wij hier het ontwerp kunnen laten zien (afb. VII). Daar'ziet menSverschijnen: het gevelije met de kanteelingen, het trapgeveltje, en dan eeu niet duidelijk te dtfiaeeren gebouw, en weder een trapgeveltje. Geen restauratie, en geen orgineele bouw. Is het behoud der historische gevels door restauratie versterkt niet mogelijk, (hetgeen wij niet beoordeelen kunnen, maar dat ons zeer onwaarschijnlijk lijkt) welnu men zij radicaal en bouwe naar eigen inzicht, doch men geve niet iets dat den bedriegelijken schijn van restauratie heeft, maar dat daardoor een smakeloos bedrog en een onvergeeflijke schending der historie is. Zoo wordt de droevige lijdensgeschie denis van den vijver gevel, met het ver nielen van de Hofkapel begonnen, met het verburgerlijken van den Waterstaatgevel voortgezet, door een schijnreatauratie voltooid! Nog is het afkeeren van dit euvel niet onmogelijk. Da spoedbehandeling in de Tweede Kamer, die door de eerst zorgvuldig geheim gehouden plannen overrompeld werd, heeft alvast de moge lijkheid doen geboren worden, dat als nog een architecten-commissie de plannen ter beoordeeling krijgt. Maar de Eerste Kamer moet nog spreken, en moet ons inziens overlegging van dit advies eischen, voor zij beslist. Het Nederlandsche volk heeft het recht verantwoording te eisenen van de manier, waarop men van plan is de kostelijkste monumenten zijner historie te verban selen. Blijkt dan, dat er niets met mogelijk heid te behouden is, welnu men zal noch bij archeologen, noch bij historici de tegenstanders vinden van nieuw bouw, mits rationeel, mits met eigen cachet. Maar gegeven de capaciteit van onzen tijd lijkt ons deze raad toch wel het verstandigst, dat men liever alles in het werk stelle om te trachten wat de historie ons gelaten heeft met eerbied en verstand te behouden. In ieder geval echter begrijpe men dat een derde keuze onmogelijk is, dat dus hetgeen nu wordt voorgesteld noch logisch ie, noch waardig. En dat wij aan den rijkdom onzer historie toch wel verplicht zijn zoo armzalig een vertooning te verhirderen! Den Haag. Dr. H. E. VAN GELDER. Poter Kroiottiie, (9 Dec. 1842?9 Dec. 1912.) Hij behoeft de vergelijking met geen enkel vrij heidsman uit deze eeuw, van welk land ook, te vreezen. Geen dezer bezat hooger geestesgaven, geen dezer overtreft hem in onbaatzuchtigheid." Ziedaar de woorden, waarmede een man als de Deen George Brandes de Gedenkschriften inleidt, geschreven door Peter Kropotkine, een loftuiting te grooter, omdat in de gedachten een diepe klove bestaat tusschen deze twee mannen. Maar deze bezit de gave der waar deering, een onbekend artikel voor kleinzielige menschen, die graag een man als Kropotkine omlaag willen halen en knab belen aan de grootheid van een man, wien zij niet waardig zijn de schoenriemen te ontbinden. Kropotkine herdacht den 9en December zijn 70-jarigen geboortedag en ontving van velen, zoo geestverwanten als ande ren, de hartelijkste bewijzen van deel neming en sympathie. En hoe kon het anders? Een schoon, harmonisch leven staat hier voor ons en dit moet den rechtgeaarden mensch altijd met eeibied ver vullen. Afkomstig; uit een oud adellijk Rus sisch geslacht, dat afstamt van de oude czarenfamilie der Rnriks, zoodat onze Kropotkine meer recht heeft op den Russischen troon dan de latere Germaansche indringers, van wie deze czaar af stamt, stond een prachtige loopbaan voor hem open, wanneer hij gewild had als officier zijn carrière te maken. Maar dit beroep stond hem zoodanig tegen, dat hij heel spoedig den dienst verliet. Als wetenschappelijk man stond hij hoog aangeschreven, zoodat hem de be trekking van secretaris van het Aardrijks kundig Genootschap werd aangeboden en daardoor stond voor hem de weg open, om straks hoogleeraar te worden aan een der hoogescholen, maar ook deze betrek king: wilde hij niet bekleeden, omdat hij in Finland gezien had, hoeveel er nog gedaan moest worden om den bewerker van den grond te verschaffen waar hij recht op had, d. i. op meer dan een korst brood. De wetenschap mocht geen mo nopolie zijn van enkele bevoorrechten en daarom streed hij liever met en voor het volk dan dat hij zich afzonderde en opsloot in de wetenschappelijke wereld. Roem, eer, aanzien, rijkdom, zelfs zijn vrijheid bracht hij vrijwillig ten offer, om in plaats daarvan vernedering, ge vangenisstraf en ballingschap te krijgen. Zijn goederen zag hij verbeurd ververklaard om als eenvoudig burger van zijn pan te leven in soberheid. . En toch welke invloed voor het gees telijke leven is er van hem niet uitgegaan! Men mag het voorstellen alsof hij fei telijk vergeten hier of daar in een hoekje van de wereld buiten aanraking met het werkelijke leven leeft, niets is meer on waar dan dat en deze man zal nog voort leven als al die grootsprekers, die in parlementen of gemeenteraden schetter den, reeds laag vergeten zijn. Zijn Gedenkschriften geven een kultuurbeeld van het Russische leven ia het laatste kwartaal der XlXe eeuw zoo aangrijpend en schoon, dat er onwille keurig invloed van moast uitgaan. I»dat nu van dien verschrikkelijken Kropotkine? Z»o vroeg mij eens iemand, dia hem alleen kende uit hetgeen hij over hem had gelezen in de pers. En na dien tijd oordeelde hij geheel anders. Zijn Wederkeerig Dienstbetoon heeft hem een plaats doen verwerven naast Darwin, omdat hij aanvulde wat Dar win te veel op den achtergrond had geschoven. Stelde deze de wet van den strijd om het be staan op den voorgrond, Kropotkine wees ia zijn boek op het wederkeerig dienst betoon, dat in de ontwikkeling een groote faktor was, zoodat men beide wetten, die van den strijd om 't bestaan en die van het wederkeerig dienstbetoon kan be schouwen als de twee groote wetten der natuur, waaraan n Darwin n Kropot kine hun naam hebben verbonden. Zijn boek over de Groote Revolutie is een werk van de hoogste beteekenia, zoo dat de Fransche geschiedschrijver Aulard het zeer interessant, zeer ernstig en zeer verstandig noemt, vol van feiten en ge dachten." Het verhaal noemt hij even nauwkeurig als leerzaam" en hij raadt een elk aan om de Revolutie eens te bezien door de oogen van Kropotkine. Wij kunnen niet al zijn werken, groote en kleine, opsommen, zijn Woorden van een Opstandeling, waaraan prof. Quack indertijd een artikel wijdde in de Gids, zijn Verovering van het brood, zjjn Anarchistische moraal, zijn Veld, Fabriek en Werkplaats, ja waar zouden wij eindigen, als wij alles wilden vermel den wat wij te danken hebben aan zijn vruchtbare pen? Hij heeft ge werkt als weinigen en hij deed het op een wijze, dat hij steeds begrij pelijk was voor allen en geen wonder want hij wilde bovenal het volk opheffen door tot dat volk te spreken. Vijand van het vertegenwoordigende stelsel, dat vol gens hem onmogelijk in staat was beter schap te brengen, integendeel dat vele oorspronkelijk goede krachten heelemaal bedierf door de verpestende atmosfeer die daarin heerscht, was hij anarchist en op dien eeretitel maakte hij altijd het eerst, en het meest aanspraak. Het is hier de plaats niet en mis schien ook de tijd nog niet om met nau wkeurieheid de plaats aan te geven, die door Kropotkine wordt ingenomen, maar hulde kan men brengen aan dezen veteraan, die een schoon leven achter zich heeft, waarop een elk met voldoening zal neerzien. Het is ook nu de plaats niet, om kri tiek uit te oefenen, neen het zij nu ge noeg om te zeggen dat zelfs bij verschil van overtuiging de waarde van zijn werken en de grootheid van zijn per soon door elkeen kan worden gevoeld, die heeft meegeleefd gedurende de laatste veertig jaren. En hiervan kan men zeker zijn, dat Kropotkine noch toen hij zat in de troostelooze Paul- en Petervesting noch toen hij vertoefde in de eenzame cel van de gevangenis te Clairvaux, ooit spijt gehad heeft over de taak die hij volbracht of over het gemis van een leven, dat als hij gewild had, zoo geheel anders had kunnen zijnZijn vriend, de beroemde aardrijks kundige Elysée Reclus getuigde naar waarheid van hem: Onder degenen die zijn leren hebben gadegeslagen, van verre of van nabij, is er niemand die hem niet respecteert, die geen getuigenis aflegt van de grootheid van zijn ver stand en hart, overvloeiende van goed heid, niemand die niet erkent dat hij in waarheid een edelman is." F. DOMELA. NlEUWENHÜIS. De Expressionisten il de Uzalen ROOS, i. In de veilinglokalen ven het bekende hnis de Boos op het Rokin, is er thans een ten toonstelling, die nog weinig de bezoekers schijnt te trekken, maar toch zeker de moeite van een bezoek waard ip. Het zjjn eigenlijk twee tentoonstellingen die daar ge houden worder. Ia een afionderlyk zaaltje MR. H. D. J. BODEKSSEIN, nieuw benoemd hoogleeraar in het hedendaagech Romeinect-Hollandsch Rjcht aan de Amsterdam sche Universi teit. Als Zuid-Afrikaner kan hy een kracht worden voor de Sederlandsche stambelangen in nj]n vaderland.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl