Historisch Archief 1877-1940
1852
DE AMSTERDAMMER
A°. 1912
WEEKBLAD VOOK NEDERLAND
OiicLer redactie
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
. S. IP. L.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Voor Indië per jaar, bij vooruitbetaling M
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . .
p. post ? 1.65
B mail 10.
. . . 0.121/
Zondag 22 December.
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel
f 0.25
..... 0.30
.... ,0.40
EEN NIEUWE LETTEE.
Te beginnen met den nieuwen Jaargang zal De Amster
dammer" worden gedrukt met een nieuwe lettersoort: de
Romaansche, van de Lettergieterij Amsterdam". Hier
mede zal een groote verfrissching van het algemeen uiterlijk
van dit Weekblad verkregen zijn.
Als Premie voor het eerste kwartaal zal verkrijgbaar
worden gesteld een bloemlezing van Charivaria met
bandteekening van Pieter van der Hem.
IIIIIIMIIIIIIIIIIIIllllllHIIIIIIIIHIIIIIUIIIillMIIIIIIIIIIIII IIIIMilllMIIIIIIIIIMIIIIinilllllllMllllltlllllllttlllllllllMlllIHIIIMIIIIIIIIIIIIMIIMIIIIIinillllllllllllllll
Canada's Vlootbijdrage.
In eene redevoering, gehouden ia 1904
ik B> een te Manchester vermaande
Joseph Chamberlain: «Der koloniën zal
het nooit oiitbieken aan liefhebbers en
indien gij haar niet het hof maakt, ter
wijl zij nog de ooren open houden voor
uwe vriendtlijkheden, dan zult gij onder
vinden, dat zij alras andere schikkingen
hebben getroffan, tengevolge waarvan gij
niet langer wordt verwelkomd in het
huis van haar, die thans uwe beste
vriendinnen zijn".
Met Canada scheen het voor Engeland
de richting uit te gaan, waartegen bij
bovenstaande woorden werd
gewaar?chuwd. In het tijdperk van 1896 tot
1906 had de Dominion" bthotftegbhad
aan kapitaal, en hulp in dien nood,
meestal te vergeefs, van den kant van
Engeland verwacht. Daarna kwam er
welvaart, de immigratie uit de
Vereenigde Staten vermeerderde, en, terwijl
Canada's preferentie»l tam f ten gunste
van den Britschen importeur te Londen
weinig werd gewaardterd, sloot f e Do
minion" «en handelsverdrag met
Fraukrjjk in 1907, schafte kott daarna de
aurtaxe voor Duitache goederen af en
ging eene ovenenkomst van viijen handel
aam met de Vereenigd»Staten, welk
verdrag beschouwd werd als de ernstigste
bres, die de imperialistische vesting tot
dusver te verduren had gehad. Laatst
bedoeld stuk kostte intusschen het leven
aan het liberale kabinet van Sir "Wilfrid
Laurier. De heer Barden, conservatief,
voorstander van Greater Britain", trad
op als minister-president van Canada.
Laurier, in mer/t en been Fransch
Canadei s, was van huis uit vredelievend,
niet ajtrfBsitf en weinig eerzuchtig. Im
mers, Qaebec houdt zich gaarne rustig.
Dit bleek o. a. bij den oorlog tusscben
Engelaid en Zuid Afrika. Sommige
mannen meldden zich aan als vrijwilligers,
doch overigens stond de bevolking van
Fransch Canada viij koel tegenover den
strqd. Geen o> gewoon verschijnsel trou
wens. Die bevolking had zulk em e houding
aangenomen gedurende den Krim-oorlog
toen Brit en Frai schman bondgenooten
waren en zelfs tijdens den.
FranschDuitschen krijg1, torn baar r ude Moeder
land het onderspit moest delven.
Toch is strijaiust onder de Fransche
Canadeezen opgewekt toen, een paar jaar
geleden, ter sprake kwam de bijdrage
der Dominion" tot de Britsche vloot.
De oppositie daartegen werd geleid door
een zekeren heer Hen r i Brarassa, die,
reeds in 1900, in het Caoadeesch parle
ment een lans brak om de Dominion"
zoo onafhankelijk mogelijk van Engeland
te doen optreden ook tegenover de buiten
wereld. Het terrein voor zijne inzichten
niet zoo gunstig vindende als hij ver
wacht bad, lam hij zijn ontslag als
parlementslid, hield zich eenige jaren
bezig met provinciale wetgeving, doch
nauwelijks kwam da opgemelde bijdrage
in 1910 ter sprake of hij verdedigde, in
h»t openbaar, weder op hartstochtelijke
wijze het nationalistisch standpunt, ver
bond zich voor zijn propaganda-doeleinden
met een zekeren Monk een conser
vatief Fransch-geziude, die een
Eagelschen naam draagt en beiden begonnen
een kruistocht tegen het bijdragen door
Canada van ook de geringste som tot
steun der vloot van het Britscbe Rijk.
A'les hetgeen niet geholpen het ft.
B rden, vergezeld van eeuige leden
van zij o kabinet, o. a. van den minister
van marine, was in Juli en Augustus 1.1.
te Londen. Langdurige besprekingen
hielden die heeren met de lords der
Britsche admiraliteit. Als gevolg daarvan
deed reeds de mare d* ronde dat Canada
drie groote schepen zou toevoegen aan
de Britsche marine. Een Heutertelegram
heeft ons nu den oden dezer het bericht
gebracht dat inderdaad bij het parlement
te Ottawa een wetsontwerp is ingediend
voor het aanbieden van e me som van
zeven millioen pond sterling aan de
Eijksregeering tot het bouwen in En
geland, van drie Dreadnouehts" ter
verdediging van het Britsche Rijk.
Wie zal het niet begrijpelijk vinden
dat men over een dergelijkeo maatregel
verheugd is in Engeland, zóverblijd
dat d»Westminster Gazctte" bijv. zich
er geen rekenschap van schijnt te schen
ken, dat overmoed soms aanleiding geeft
tot onnadenkendheid, waar het de ge
voelens van anderen betreft? Ah het
blad schrijft: De eenige warealliintiën
roor de Britsche Empire"" zijn die
met de euene volken in de overzeesche
landen", dan toont het niet zeer te waar
deeren de vriendschap der medeleden
van de Triple Eotante".
En wie zal het tevens niet begrijpelijk
vinden dat eene bijdrage van ne kolonie
in Engeland zoo aan ge D aam aandoet,
vooral omdat zij eene vingerwijzing is
voor de andere koloniën met zelfbestuur ?
Zulk een trits van schepen is eigenlijk
veel minder eene voorziening in eene
dringende behoefte (de leek op
marinegebied kan wel niet anders als op nuchtere
wijze vragen: waar moet de bemanning
voor alle die schepen vandaan komen?)
dan wel een toets, een proef op de som
van de koloniale loyauteit.
Op het oogenblik se "ij n t aan Canada's
gehechtheid aan het Moederland niets te
haperen. Intusschen verdient er op te
worden gewezen dat de besproken maat
regel nog slechts een ontwerp van wet
ip. De liberalen, volgelingen van Sir
Wilfrid Laurier, zullen daartegen zeker
nog het een en ander hebben in te
brengen, en met name niet zonder slag
of stoot opgeven hunne tot dusver ge
volgde politiek van eene in Canada ge
bouwde, Canadeesche vloot voor
deverde^iging van Canada.
Kenschetsend voor den stand van het
vraagstuk is dat Bonar Law, de leider
der Tories in het Engplsche Parlemant,
reeds dadelijk aan het Canadeesch Kabi
net voor de indiening van het ontwerp
van wet een pluimpje wilde doen geren
door het Lagerhuis. Acquitb, echter, wees
dit voorstel van de hand als voorbarig.
Het zou getuigen van eerbied voor het
Canadeescbe volk, zoo zeide hij, indien
het Moederland niet eerder erkentelijk
heid batuigde dan nadat de bul" door
het Parlement daar ginds tot wet zou
zijn verheven.
K.
Russische Gevangenissen.
Het ge weidmiddel van de opsluiting
binnen vier muren wordt zelf) door wie
met het maatschappelijk bestel, waarin
hij opgroeide, volkomen zich heeft
vereenigd, om zoo te zeggen ermee is samen
gesmolten, als iets van lager orde be
schouwd, een noodzakelijke gruwel, iets
om er ons toch wel in stilte collectief
voor te schamen.
In een Westersch land als het onze
wiegt desniettemin ook de gemiddelde,
z.g. beschaafde mensch zijn geweten, wat
dit betreft, in slaap: het zijn de braafsten
niet, zegt hij, die in de gevangenissen
komen! het zijn hoofdzakelijk minder
waardigen, psychisch defecten, lieden,
die niet zoo hevig lijden van de ver
suffende kerkering als wij, evenwichtige
persoonlijkheden, handel- en
geastdrij venden, piano- en comedie-spelenden
het zouden doen.
Het is de vraag of dit wel zoo is.
In elk geval kegrijpen zij eerst vol
komen het leed der gevangenschap, die
het zich indenken: toegepast op huns
gelijken.
Wij lazen in het maandschrift De
Bewegirg" de opstellen, waarin de heer
Jacob Israël de Haan het verhaal doet
van een studiereis door de Russische ge
vangenissen, eene studiereis, die hij, dank
zij machtige introducties, onder zeer
gunstige omstandigheden heeft kunnen
maken: Hij bevestigt, op zeer gematigden
toon schrijvend, de bekende lezing, dat het
Russisch Czarisme zijne politieke tegen
standers door onmenjchelijke bejegening
in gevangenissen en veibanning naar
Siberië, zonder genade, eigenlijk stelsel
matig, ten onder brengt. Zijne uitvoerige
opstellen, zeer gedocumenteerd, en het
kenmerk dragend van te zijn geschreven
door iemand, die niets dan de waarheid
heeft willen mededeelen (hetgeen ook
practisch van nut was, daar de schrijver
reden heeft aan te nemen, dat vanwege
de Russische Regeering op zijn publica
ties zal worden gelet) zijn in staat indruk
te maken.
Indruk op wie?
Allicht alleen op hèa, voor wie e
venzoogoed als handel en comedie en d
galijksch geluk de edelmoedigheid, die in
verzet kan steken, iets wérkelijks is.
Wat zoudan daarvoor echter voelen de
meeste Nederlandsche eigenaars van
Russische staatsschuld, d.w.z. desbewuste
Nederlandsche steunpilaren van het
Czarisme? Die kunnen er hoogstens
zooveel voor voelen als zelftevreden bur
gers doen voor veroordeelden wegens
vermogensdelict.DieNederlandscheeigenaars
van Russische fondsen hebben wellicht
meewarigheid voor een in da gevangenis
rakenden beurszwendelaar, maar hoe ver
staat de onbaatzuchtige held van hen af,
die alles op het spel zet voor eene idee ?
Als men in deze artikels in Da Be
weging'' nog eens leest, hoe in het
bizonder de Joodeche politieke gevangenen
in Rusland onmenschelijk worden be
jegend, en men bedenkt dan, dat het
Joodsche bankiers zijn, die in Nederland
en in Frankrijk de milliarden ver/amelen,
welke het afschuwelijke Russische régime
haar euvelkracht verleenen, dan ....
ja, wat dan ?
De heer de Haan is van plan zijn
requisitoir in 't Fransch te doen vertalen
en in Frankrijk te. doen, verspreiden.
Wij raden het hem af. Frankrijk heeft
nog wel 15 maal zooveel muloenen in
Russische foidsen steken als Nederland.
Hij wende zich tot de Eigelscnen. Die
weten hun geld buiten Rusland in vei
ligheid em zijn daarom gemakkelijker
voor het Recht en de Menschelijkaeid....
in Rusland, in beweging te brengen.
KRONIEK.
DE EENE HAND WASCHT DE ANDEEE.
De heer Heijermans, die toch al nooit om
onderwerpen verlegen zat voor zijn
tooneelspeleu, vindt nu stof te over voor eene
comedia in de kleine plaatsen, waar men
hem, ongetwijfeld ter eere van het Coalitie
ministerie, zijn opvoeringen verbiedt!
Het verbod, te Apeldoorn uitgevaardigd
tegen de vertooning van Allerzielen, dat in
Nederland honderde malen zonder de minste
verstoring der openbare orde is opgevoerd,
wekte tegen den Burgemeester nog wel voor
namelijk wrevel. Het was niet in de eerste
plaats grappig zulk een dorpspotentaat
de burgerlijke vrijheid plomp voor den
voet te zien loopen, den ongevraagden
bewaker spelend onzer geestelijke goederen,
waar de man wat vreemd tegenover schijnt
te staan, maar de wijze waarop te
Bergen op Zoom de Burger-Vader, arm in
arm met het oubollige societeitsbestuur
van Thalia", glundere slimmelingen l, eene
andere tooneeluitvoering van Heijermans
onmogelijk maakte, werd louter comedie.
De telegrammen, die de heer Heijermans
publiceert, doen uitkomen, dat,eerst,het
goedBrabantsche societeits-bestuur een reeds
verhuurde zaal niet ter zijner beschikking
wilde stellen, toen, zeer terecht met proces
verbaal bedreigd, op 't laatste oogenblik naar
den Burgemeester is geloopen, en voor dien
Burgemeester de officieele tusschenpersoon
is geweest, waardoor de Directie van de
ooneelvereeniging in verband kwam met
den vertegenwoordiger der Koningin te
Bergen-op Zoom.
Ziehier de telegrammen van den
ondernemenden voorzitter van Thalia" over de
eerst door hem zelf geweigerde opvoering
op 19 Dac.
Telegram van 18 Deo., des namiddags 1.40:
Het bestuur van Thalia" stelt de
zaal beschikbaar voor opvoering De
Meid." Burgemeester van Bergen op
Zoom verwacht omgaande tekst, waar
van zijn toestemming tot opvoering
afhankelijk wordt gesteld."
Telegram 18 Doe., des namiddags om 3 uur:
Zooeven van burgemeester officieel
bericht ontvangen, dat geen vergunning
wordt; verleend tot opvoering van De
Meid." Burgemeester is voldoende met
tekst bekend."
Om twintig minuten voor twee kende de
Burgemeester den inhoud van het
tooneelspel De Meid" niet. Een uur en twintig
minuten later verbood hij het stuk vol
doende met tekst bekend". De Universi
teitsbibliotheek van Bergen op Zoom schijnt
slechte tooneelstukken op aanvrage vlug
te leveren.
Kom, Heijermans, zet gij den Burge
meester, den heer president van Thalia"
en een geestelijken adviseur op de planken,
want waarlijk het licht van zulk een kan
hier alleen zósnel hebben gewerkt.
Hoe zullen zij met smaak hun biertje
hebben gedronken, die drie patente
Bergenopzoomers, toen züdien vrijzinnigen mijn
heer uit het groote, zondige Amsterdam
(Berg-op-Zoom, Houdt u Vroom!) zoo fijntjes
de deur voor den neus hadden toegegooid!
Is de Burgemeester nog geen Bescherm
heer" van Thalia"? Men make het hem!
Dienst- en Rust-tijden van het
Spoorwegpersoneel.
Wanneer men naar behooren over iemands
salarieering wil kunnen oordeelen dient men
te weten Ie welke eisohen van bekwaamheid
aan den betrokkene worden gesteld, 2e den
aard zijner werkzaamheden en 3e den duur
van zijnen arbeidstijd.
Het personeel der Nederlandsche spoor
wegen vervult in den regel eene zeer ver
antwoordelijke taak, het leven van hon
derden reizigers is dikwijls aan zijne hoede
toevertrouwd en de eisenen aan het per
soneel gesteld, worden in den laatsten tijd
telkens hooger! Het vervoer neemt enorm
toe en de spoorwegdirecties trachten
op alle mogelijke manieren te bezuinigen.
Vooral büde H. S. M. lijdt men in hooge
mate aan eene bezuinigingswoede. De ma
chinisten klagen, dat zij moeten rijden met
stokers, die meermalen niet voor hunne
taak berekend zijn. De hoofdconducteurs,
dat de veel zwaardere treinen door hetzelfde
aantal of dikwijls door nog minder con
ducteurs moeten worden bediend en de com
miezen, dat men in het laatste jaar zoo
heel vele schrijvers heeft aangesteld om in
ontstane commiezen-vacatures (velen der
jongeren namen den laatsten tijd hun ont
slag) te voorden, waardoor hun arbeid nog
al meer wordt verzwaard.
Vór 1903 het lijkt bijna onmogelijk
waren de diensttijden nog langer dan tegen
woordig en de regeering heeft na de gehou
den spoorweg-enquête in genoemd jaar ook
ingezien, dat zij der maatschappijen niet
neer mocht toestaan deze alleen vast te
stellen, d. w. z. zij heeft o. a. een maximum
bepaald voor het aantal te verrichten dienst
uren, en wel 168 in de 14 dagen.
Het klinkt bijna ongeloofelijk, dat iemand,
die zooveel verantwoordelijkheid heeft als
een machinist bijv., volgens de wet in 14
dagen tijds tot 168 uren dienst mag doen
en toch leert de praktijk, dat dit veel te
hoog gestelde maximum nog meermalen met
ettelijke uren wordt overschreden. Aan wie(n)
de schuld wanneer een dergelijke
dienstprestatie, waarvan het noodzakelijke gevolg
geestelijke en lichamelijke overspanning
moet zijn, oorzaak wordt van een onverhoopt
spoorweg-ongeluk ?
Het spoorwegpersoneel in Nederland is
onvoldoende georganiseerd; van de ruim
30.000 man zijn er slechts plm. 10.000 in
een groot aantal bonden en hondjes
vereenigd. Er zit vrees onder dat spoorweg
personeel, het voelt zijne economische af
hankelijkheid en hiervan maken de directies
gretig gebruik I
"Werden de groepvertegenwoordigers en
het bestuur der Broederschap van Com
miezen verleden jaar niet op de meest
smalende wijze door de H. S. M.-directie
bejegend, welk tartend onthaal den Minister
van Waterstaat in de Tweede Kamer de
woorden deed uitspreken de H. S.
M.direr.tie dient eens van haar ouderwetsch
hoogheidsstandpunt af te stappen."
Words are no deeds" en de Minister
heeft het dan ook bij die woorden gelaten.
Zelfs de R. K. spoorwegorganisatie St.
Raphaël, waarin meer dan 4100
geloofsgenooten van Z.E. zijn ondergebracht, laakt
zijn beleid.
Het grootste deel van het spoorweg
personeel werkt 13 dagen van de 14, ge
niet dus 26 vrije Zondagen minder dan de
meeste arbeiders. Nu trachten de slimme
directies dit wel goed te praten door het
personeel in twee weken tijds 14 maal het
dagloon uit te keeren, maar dat loon is zoo
gering, dat van extra- (en billijke I) ver
goeding voor den dienst-Zondag geen sprake
kan zijn.
Er bestaan nog nachtdiensten, waarin
gedurende 12 uren achtereen steeds gewerkt
wordt, wükennen menschen, die geregeld
werken van 's morgens 7 tot 's avonds 9
met 2 uren vrijen tijd. Zijn dit geen toe
standen, waaraan zoo spoedig mogelijk een
eind moet worden gemaakt?
Niet alleen met het oog pp het spoor
wegpersoneel zelf, doch ook in het belang
van het publiek, dat nu geen bizonder
groote waarborgen heeft voor veiligheid.
E a ware het verlof nu zoodanig, dat dit
ten minste eenige vergoeding en niet over
bodig herstel van krachten kon geven.
Duch de beambten genieten" van 7?10
en de ambtenaren 14 dagen per jaar
verlof; voor menschen, die zulk een langen
diensttijd hebben en in dien t\jd zulk een
intensieven arbeid moeten verrichten, wer
kelijk veel te kort.
Hoe vaak gebeurt het bovendien niet, dat
men, met verlof zijnde, wordt teruggeroe
pen, omdat een collega plotseling ziek is
geworden, hoe moeilijk is het niet dikwijls
slechts l of K dag verlof te bekomen, hoe
vele ontelbare malen wordt zulks niet ge
weigerd.... wegens gebrek aan personeel?
Locomotieven, rijtuigen en wagens moe
ten, na een zeker aantal kilometers te heb
beu geloopen, naar eene werkplaats om te
worden nagezien; op het levende mate
rieel" wordt met heel wat minder nauw
keurigheid gelet!
En niettegenstaande de door de regeering
vastgestelde veel te hooge
maximum-diensttijden en veel te korte minimum-rusttijden,
waarop de directies zich steeds beroepen
tegenover het personeel, hoewel de regeering
deze termijnen als uiterste grens stelde, gaat
de regeering zelf ook nog verder en verleent
in vele gevallen de directies ontheffing van
hetgeen in art 113 van het Alg. Begl. van
den Dienst op de Spoorwegen omtrent de
dienst- en rust-tijden bepaald is.
Minister Lely bepaalde destijds dat de
verleende ontheffingen van de voorschriften
betreffende de dienst; en werk-ure n in de
Staatscourant zouden worden gepubliceerd
en de directeur-generaal der S.8., wijlen de
heer Sprenger van Eyk, ging nog verder en
verklaarde voor de enquêtecommissie het
voornemen te hebben die ontheffingen b
het personeel bekend te maken, hetgeen dan
ook nmaal is geschied. Doch sedert zwijgt
de Staatscourant en blijven ook bekend
makingen op andere wijze uit.
Meer en meer vindt dan ook bühet Ne
derlandsche spoorwegpersoneel de overtui
ging ingang, dat de Regeering (van de
directies verwacht het al bitter weinig)
zijne belangen niet serieus behartigt.
Begeering en Directies wanen zich sterk
en zijn het tot op heden maar z
dienden er zich mee vertrouwd te maken,
dat zoodra misbruik van macht gaat ont
aarden in een optreden, dat op sarren gaat
lijken, de reactie op een dergelijke houding
wel eens een anderen geest kon ademen
dan de gewone, Hollandsen-onverschillige,
tamme en lankmoedige.
De geest onder het Nederlandsche spoor
wegpersoneel is momenteel een zeer slechte,
men moppert en klaagt, er ontstaat een wrok
en niettegenstaande dat, gaat de dienst...
goed, ondanks dat het schier onmogelijke
van dat personeel gevergd wordt....
We moeten dan ook tot de conclusie
komen, dat de Nederlandsche spoorman er
een heel groot plichtsgevoel op na houdt,
zonder hetwelk de gang van zaken büdeze
steeds stijgende (in de hand gewerkte) onte
vredenheid niet zulk een geregelde zou zijn.
Nog vertrouwt het erop, dat eenmaal recht
zal worden verkregen, dat ook de «Door
man eens een fatsoenlijk loon, een behoor
lijken werktijd en een betere behandeling
zal deelachtig worden; aan de leden van
het Parlement om bij de in behandeling
zijnde Waterstaatsbegrooting te toonen, dat
zij van oordeel zijn, dat het door de sta
kingswetten zoo geheel geknechte spoorweg
personeel den steun van de regeering
moet wordengegeven om betere bestaans
voorwaarden te erlangen.
Zij toch hebben in de eerste plaats voor
's Lands belangen te waken n zij moeten
weten, dat die belangen onverhoopt door
tot verzet geprikkeld spoorwegpersoneel zoo
ÏH zeer hooge mate zouden kunnen worden
geschaad.
CHEMINOT.
Recht op Geluk. Geschiedenis van een
Liefde, door ROLF BUKMAN. Allert de
Lange, Amsterdam 1912.
Dit is wat men zoo gewoonlijk een tragedie
der liefde" noemt. De voornaamste
personsgiën zijn een jonge, vronwel^ke Doctor der
Rechtswetenschap en een jonge, mannelijke
Doctor Medicinae. De Tegenwerkende Mach
ten zijn Tuberculose, de wet op echtscheiding
en Idealisme. Deze met hun drifën vernie
tigen samen (maar niet in vereeniging")
het levensgeluk, en misschien zelfa het leven,
van een jong veelbelovend menschenpaar.
Het is niet anders. Natuurlijke gebreken,
maatschappelijke bepeiking en zelfgewilde
van den eigen geest zullen, zoolang er men
schen zijn, vermogen de levens te breken,
en wie in de kunst op hen zijn drama bouwt,
doet slechts wat des kunstenaars ie. Het is
echter maar da vraag hoe hjj doet.
Bij Bol f Barman gaat het 200:
Een jong meisje van de moderne soort
en een jonge dokter verlieven op elkander.
Maar de man is reeds getrouwd... met
een afschuwelijk, drankznchtig schepsel, dat
hij als student heeft getrouwd, omdat er een
kindje moest komen. De vrouw was toen
een mooi meisje, een kelnerin, en de ge
wetensvolle jonge map, kracht i? door zijn
nauwgezette moeder gedreven, zag het huwe
lijk als 'c eenige middel om zijn schnld
tegenover het verleide meisje goed te maken.
Maar het samenleven ging niet en sedert
jaren heeft bübaar verlaten, die bijzonder
weinig menschelijka meer vertoont.
In zijn nieuwe verbonding met Ada (de
jonge mr. heet Ada) mist hij echter den
moed cy'n schriklijk geheim te openbaren en