De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 22 december pagina 1

22 december 1912 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

1852 DE AMSTERDAMMER A°. 1912 WEEKBLAD VOOK NEDERLAND OiicLer redactie Dit nummer bevat een bijvoegsel. . S. IP. L. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam. Voor Indië per jaar, bij vooruitbetaling M Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . p. post ? 1.65 B mail 10. . . . 0.121/ Zondag 22 December. Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel f 0.25 ..... 0.30 .... ,0.40 EEN NIEUWE LETTEE. Te beginnen met den nieuwen Jaargang zal De Amster dammer" worden gedrukt met een nieuwe lettersoort: de Romaansche, van de Lettergieterij Amsterdam". Hier mede zal een groote verfrissching van het algemeen uiterlijk van dit Weekblad verkregen zijn. Als Premie voor het eerste kwartaal zal verkrijgbaar worden gesteld een bloemlezing van Charivaria met bandteekening van Pieter van der Hem. IIIIIIMIIIIIIIIIIIIllllllHIIIIIIIIHIIIIIUIIIillMIIIIIIIIIIIII IIIIMilllMIIIIIIIIIMIIIIinilllllllMllllltlllllllttlllllllllMlllIHIIIMIIIIIIIIIIIIMIIMIIIIIinillllllllllllllll Canada's Vlootbijdrage. In eene redevoering, gehouden ia 1904 ik B> een te Manchester vermaande Joseph Chamberlain: «Der koloniën zal het nooit oiitbieken aan liefhebbers en indien gij haar niet het hof maakt, ter wijl zij nog de ooren open houden voor uwe vriendtlijkheden, dan zult gij onder vinden, dat zij alras andere schikkingen hebben getroffan, tengevolge waarvan gij niet langer wordt verwelkomd in het huis van haar, die thans uwe beste vriendinnen zijn". Met Canada scheen het voor Engeland de richting uit te gaan, waartegen bij bovenstaande woorden werd gewaar?chuwd. In het tijdperk van 1896 tot 1906 had de Dominion" bthotftegbhad aan kapitaal, en hulp in dien nood, meestal te vergeefs, van den kant van Engeland verwacht. Daarna kwam er welvaart, de immigratie uit de Vereenigde Staten vermeerderde, en, terwijl Canada's preferentie»l tam f ten gunste van den Britschen importeur te Londen weinig werd gewaardterd, sloot f e Do minion" «en handelsverdrag met Fraukrjjk in 1907, schafte kott daarna de aurtaxe voor Duitache goederen af en ging eene ovenenkomst van viijen handel aam met de Vereenigd»Staten, welk verdrag beschouwd werd als de ernstigste bres, die de imperialistische vesting tot dusver te verduren had gehad. Laatst bedoeld stuk kostte intusschen het leven aan het liberale kabinet van Sir "Wilfrid Laurier. De heer Barden, conservatief, voorstander van Greater Britain", trad op als minister-president van Canada. Laurier, in mer/t en been Fransch Canadei s, was van huis uit vredelievend, niet ajtrfBsitf en weinig eerzuchtig. Im mers, Qaebec houdt zich gaarne rustig. Dit bleek o. a. bij den oorlog tusscben Engelaid en Zuid Afrika. Sommige mannen meldden zich aan als vrijwilligers, doch overigens stond de bevolking van Fransch Canada viij koel tegenover den strqd. Geen o> gewoon verschijnsel trou wens. Die bevolking had zulk em e houding aangenomen gedurende den Krim-oorlog toen Brit en Frai schman bondgenooten waren en zelfs tijdens den. FranschDuitschen krijg1, torn baar r ude Moeder land het onderspit moest delven. Toch is strijaiust onder de Fransche Canadeezen opgewekt toen, een paar jaar geleden, ter sprake kwam de bijdrage der Dominion" tot de Britsche vloot. De oppositie daartegen werd geleid door een zekeren heer Hen r i Brarassa, die, reeds in 1900, in het Caoadeesch parle ment een lans brak om de Dominion" zoo onafhankelijk mogelijk van Engeland te doen optreden ook tegenover de buiten wereld. Het terrein voor zijne inzichten niet zoo gunstig vindende als hij ver wacht bad, lam hij zijn ontslag als parlementslid, hield zich eenige jaren bezig met provinciale wetgeving, doch nauwelijks kwam da opgemelde bijdrage in 1910 ter sprake of hij verdedigde, in h»t openbaar, weder op hartstochtelijke wijze het nationalistisch standpunt, ver bond zich voor zijn propaganda-doeleinden met een zekeren Monk een conser vatief Fransch-geziude, die een Eagelschen naam draagt en beiden begonnen een kruistocht tegen het bijdragen door Canada van ook de geringste som tot steun der vloot van het Britscbe Rijk. A'les hetgeen niet geholpen het ft. B rden, vergezeld van eeuige leden van zij o kabinet, o. a. van den minister van marine, was in Juli en Augustus 1.1. te Londen. Langdurige besprekingen hielden die heeren met de lords der Britsche admiraliteit. Als gevolg daarvan deed reeds de mare d* ronde dat Canada drie groote schepen zou toevoegen aan de Britsche marine. Een Heutertelegram heeft ons nu den oden dezer het bericht gebracht dat inderdaad bij het parlement te Ottawa een wetsontwerp is ingediend voor het aanbieden van e me som van zeven millioen pond sterling aan de Eijksregeering tot het bouwen in En geland, van drie Dreadnouehts" ter verdediging van het Britsche Rijk. Wie zal het niet begrijpelijk vinden dat men over een dergelijkeo maatregel verheugd is in Engeland, zóverblijd dat d»Westminster Gazctte" bijv. zich er geen rekenschap van schijnt te schen ken, dat overmoed soms aanleiding geeft tot onnadenkendheid, waar het de ge voelens van anderen betreft? Ah het blad schrijft: De eenige warealliintiën roor de Britsche Empire"" zijn die met de euene volken in de overzeesche landen", dan toont het niet zeer te waar deeren de vriendschap der medeleden van de Triple Eotante". En wie zal het tevens niet begrijpelijk vinden dat eene bijdrage van ne kolonie in Engeland zoo aan ge D aam aandoet, vooral omdat zij eene vingerwijzing is voor de andere koloniën met zelfbestuur ? Zulk een trits van schepen is eigenlijk veel minder eene voorziening in eene dringende behoefte (de leek op marinegebied kan wel niet anders als op nuchtere wijze vragen: waar moet de bemanning voor alle die schepen vandaan komen?) dan wel een toets, een proef op de som van de koloniale loyauteit. Op het oogenblik se "ij n t aan Canada's gehechtheid aan het Moederland niets te haperen. Intusschen verdient er op te worden gewezen dat de besproken maat regel nog slechts een ontwerp van wet ip. De liberalen, volgelingen van Sir Wilfrid Laurier, zullen daartegen zeker nog het een en ander hebben in te brengen, en met name niet zonder slag of stoot opgeven hunne tot dusver ge volgde politiek van eene in Canada ge bouwde, Canadeesche vloot voor deverde^iging van Canada. Kenschetsend voor den stand van het vraagstuk is dat Bonar Law, de leider der Tories in het Engplsche Parlemant, reeds dadelijk aan het Canadeesch Kabi net voor de indiening van het ontwerp van wet een pluimpje wilde doen geren door het Lagerhuis. Acquitb, echter, wees dit voorstel van de hand als voorbarig. Het zou getuigen van eerbied voor het Canadeescbe volk, zoo zeide hij, indien het Moederland niet eerder erkentelijk heid batuigde dan nadat de bul" door het Parlement daar ginds tot wet zou zijn verheven. K. Russische Gevangenissen. Het ge weidmiddel van de opsluiting binnen vier muren wordt zelf) door wie met het maatschappelijk bestel, waarin hij opgroeide, volkomen zich heeft vereenigd, om zoo te zeggen ermee is samen gesmolten, als iets van lager orde be schouwd, een noodzakelijke gruwel, iets om er ons toch wel in stilte collectief voor te schamen. In een Westersch land als het onze wiegt desniettemin ook de gemiddelde, z.g. beschaafde mensch zijn geweten, wat dit betreft, in slaap: het zijn de braafsten niet, zegt hij, die in de gevangenissen komen! het zijn hoofdzakelijk minder waardigen, psychisch defecten, lieden, die niet zoo hevig lijden van de ver suffende kerkering als wij, evenwichtige persoonlijkheden, handel- en geastdrij venden, piano- en comedie-spelenden het zouden doen. Het is de vraag of dit wel zoo is. In elk geval kegrijpen zij eerst vol komen het leed der gevangenschap, die het zich indenken: toegepast op huns gelijken. Wij lazen in het maandschrift De Bewegirg" de opstellen, waarin de heer Jacob Israël de Haan het verhaal doet van een studiereis door de Russische ge vangenissen, eene studiereis, die hij, dank zij machtige introducties, onder zeer gunstige omstandigheden heeft kunnen maken: Hij bevestigt, op zeer gematigden toon schrijvend, de bekende lezing, dat het Russisch Czarisme zijne politieke tegen standers door onmenjchelijke bejegening in gevangenissen en veibanning naar Siberië, zonder genade, eigenlijk stelsel matig, ten onder brengt. Zijne uitvoerige opstellen, zeer gedocumenteerd, en het kenmerk dragend van te zijn geschreven door iemand, die niets dan de waarheid heeft willen mededeelen (hetgeen ook practisch van nut was, daar de schrijver reden heeft aan te nemen, dat vanwege de Russische Regeering op zijn publica ties zal worden gelet) zijn in staat indruk te maken. Indruk op wie? Allicht alleen op hèa, voor wie e venzoogoed als handel en comedie en d galijksch geluk de edelmoedigheid, die in verzet kan steken, iets wérkelijks is. Wat zoudan daarvoor echter voelen de meeste Nederlandsche eigenaars van Russische staatsschuld, d.w.z. desbewuste Nederlandsche steunpilaren van het Czarisme? Die kunnen er hoogstens zooveel voor voelen als zelftevreden bur gers doen voor veroordeelden wegens vermogensdelict.DieNederlandscheeigenaars van Russische fondsen hebben wellicht meewarigheid voor een in da gevangenis rakenden beurszwendelaar, maar hoe ver staat de onbaatzuchtige held van hen af, die alles op het spel zet voor eene idee ? Als men in deze artikels in Da Be weging'' nog eens leest, hoe in het bizonder de Joodeche politieke gevangenen in Rusland onmenschelijk worden be jegend, en men bedenkt dan, dat het Joodsche bankiers zijn, die in Nederland en in Frankrijk de milliarden ver/amelen, welke het afschuwelijke Russische régime haar euvelkracht verleenen, dan .... ja, wat dan ? De heer de Haan is van plan zijn requisitoir in 't Fransch te doen vertalen en in Frankrijk te. doen, verspreiden. Wij raden het hem af. Frankrijk heeft nog wel 15 maal zooveel muloenen in Russische foidsen steken als Nederland. Hij wende zich tot de Eigelscnen. Die weten hun geld buiten Rusland in vei ligheid em zijn daarom gemakkelijker voor het Recht en de Menschelijkaeid.... in Rusland, in beweging te brengen. KRONIEK. DE EENE HAND WASCHT DE ANDEEE. De heer Heijermans, die toch al nooit om onderwerpen verlegen zat voor zijn tooneelspeleu, vindt nu stof te over voor eene comedia in de kleine plaatsen, waar men hem, ongetwijfeld ter eere van het Coalitie ministerie, zijn opvoeringen verbiedt! Het verbod, te Apeldoorn uitgevaardigd tegen de vertooning van Allerzielen, dat in Nederland honderde malen zonder de minste verstoring der openbare orde is opgevoerd, wekte tegen den Burgemeester nog wel voor namelijk wrevel. Het was niet in de eerste plaats grappig zulk een dorpspotentaat de burgerlijke vrijheid plomp voor den voet te zien loopen, den ongevraagden bewaker spelend onzer geestelijke goederen, waar de man wat vreemd tegenover schijnt te staan, maar de wijze waarop te Bergen op Zoom de Burger-Vader, arm in arm met het oubollige societeitsbestuur van Thalia", glundere slimmelingen l, eene andere tooneeluitvoering van Heijermans onmogelijk maakte, werd louter comedie. De telegrammen, die de heer Heijermans publiceert, doen uitkomen, dat,eerst,het goedBrabantsche societeits-bestuur een reeds verhuurde zaal niet ter zijner beschikking wilde stellen, toen, zeer terecht met proces verbaal bedreigd, op 't laatste oogenblik naar den Burgemeester is geloopen, en voor dien Burgemeester de officieele tusschenpersoon is geweest, waardoor de Directie van de ooneelvereeniging in verband kwam met den vertegenwoordiger der Koningin te Bergen-op Zoom. Ziehier de telegrammen van den ondernemenden voorzitter van Thalia" over de eerst door hem zelf geweigerde opvoering op 19 Dac. Telegram van 18 Deo., des namiddags 1.40: Het bestuur van Thalia" stelt de zaal beschikbaar voor opvoering De Meid." Burgemeester van Bergen op Zoom verwacht omgaande tekst, waar van zijn toestemming tot opvoering afhankelijk wordt gesteld." Telegram 18 Doe., des namiddags om 3 uur: Zooeven van burgemeester officieel bericht ontvangen, dat geen vergunning wordt; verleend tot opvoering van De Meid." Burgemeester is voldoende met tekst bekend." Om twintig minuten voor twee kende de Burgemeester den inhoud van het tooneelspel De Meid" niet. Een uur en twintig minuten later verbood hij het stuk vol doende met tekst bekend". De Universi teitsbibliotheek van Bergen op Zoom schijnt slechte tooneelstukken op aanvrage vlug te leveren. Kom, Heijermans, zet gij den Burge meester, den heer president van Thalia" en een geestelijken adviseur op de planken, want waarlijk het licht van zulk een kan hier alleen zósnel hebben gewerkt. Hoe zullen zij met smaak hun biertje hebben gedronken, die drie patente Bergenopzoomers, toen züdien vrijzinnigen mijn heer uit het groote, zondige Amsterdam (Berg-op-Zoom, Houdt u Vroom!) zoo fijntjes de deur voor den neus hadden toegegooid! Is de Burgemeester nog geen Bescherm heer" van Thalia"? Men make het hem! Dienst- en Rust-tijden van het Spoorwegpersoneel. Wanneer men naar behooren over iemands salarieering wil kunnen oordeelen dient men te weten Ie welke eisohen van bekwaamheid aan den betrokkene worden gesteld, 2e den aard zijner werkzaamheden en 3e den duur van zijnen arbeidstijd. Het personeel der Nederlandsche spoor wegen vervult in den regel eene zeer ver antwoordelijke taak, het leven van hon derden reizigers is dikwijls aan zijne hoede toevertrouwd en de eisenen aan het per soneel gesteld, worden in den laatsten tijd telkens hooger! Het vervoer neemt enorm toe en de spoorwegdirecties trachten op alle mogelijke manieren te bezuinigen. Vooral büde H. S. M. lijdt men in hooge mate aan eene bezuinigingswoede. De ma chinisten klagen, dat zij moeten rijden met stokers, die meermalen niet voor hunne taak berekend zijn. De hoofdconducteurs, dat de veel zwaardere treinen door hetzelfde aantal of dikwijls door nog minder con ducteurs moeten worden bediend en de com miezen, dat men in het laatste jaar zoo heel vele schrijvers heeft aangesteld om in ontstane commiezen-vacatures (velen der jongeren namen den laatsten tijd hun ont slag) te voorden, waardoor hun arbeid nog al meer wordt verzwaard. Vór 1903 het lijkt bijna onmogelijk waren de diensttijden nog langer dan tegen woordig en de regeering heeft na de gehou den spoorweg-enquête in genoemd jaar ook ingezien, dat zij der maatschappijen niet neer mocht toestaan deze alleen vast te stellen, d. w. z. zij heeft o. a. een maximum bepaald voor het aantal te verrichten dienst uren, en wel 168 in de 14 dagen. Het klinkt bijna ongeloofelijk, dat iemand, die zooveel verantwoordelijkheid heeft als een machinist bijv., volgens de wet in 14 dagen tijds tot 168 uren dienst mag doen en toch leert de praktijk, dat dit veel te hoog gestelde maximum nog meermalen met ettelijke uren wordt overschreden. Aan wie(n) de schuld wanneer een dergelijke dienstprestatie, waarvan het noodzakelijke gevolg geestelijke en lichamelijke overspanning moet zijn, oorzaak wordt van een onverhoopt spoorweg-ongeluk ? Het spoorwegpersoneel in Nederland is onvoldoende georganiseerd; van de ruim 30.000 man zijn er slechts plm. 10.000 in een groot aantal bonden en hondjes vereenigd. Er zit vrees onder dat spoorweg personeel, het voelt zijne economische af hankelijkheid en hiervan maken de directies gretig gebruik I "Werden de groepvertegenwoordigers en het bestuur der Broederschap van Com miezen verleden jaar niet op de meest smalende wijze door de H. S. M.-directie bejegend, welk tartend onthaal den Minister van Waterstaat in de Tweede Kamer de woorden deed uitspreken de H. S. M.direr.tie dient eens van haar ouderwetsch hoogheidsstandpunt af te stappen." Words are no deeds" en de Minister heeft het dan ook bij die woorden gelaten. Zelfs de R. K. spoorwegorganisatie St. Raphaël, waarin meer dan 4100 geloofsgenooten van Z.E. zijn ondergebracht, laakt zijn beleid. Het grootste deel van het spoorweg personeel werkt 13 dagen van de 14, ge niet dus 26 vrije Zondagen minder dan de meeste arbeiders. Nu trachten de slimme directies dit wel goed te praten door het personeel in twee weken tijds 14 maal het dagloon uit te keeren, maar dat loon is zoo gering, dat van extra- (en billijke I) ver goeding voor den dienst-Zondag geen sprake kan zijn. Er bestaan nog nachtdiensten, waarin gedurende 12 uren achtereen steeds gewerkt wordt, wükennen menschen, die geregeld werken van 's morgens 7 tot 's avonds 9 met 2 uren vrijen tijd. Zijn dit geen toe standen, waaraan zoo spoedig mogelijk een eind moet worden gemaakt? Niet alleen met het oog pp het spoor wegpersoneel zelf, doch ook in het belang van het publiek, dat nu geen bizonder groote waarborgen heeft voor veiligheid. E a ware het verlof nu zoodanig, dat dit ten minste eenige vergoeding en niet over bodig herstel van krachten kon geven. Duch de beambten genieten" van 7?10 en de ambtenaren 14 dagen per jaar verlof; voor menschen, die zulk een langen diensttijd hebben en in dien t\jd zulk een intensieven arbeid moeten verrichten, wer kelijk veel te kort. Hoe vaak gebeurt het bovendien niet, dat men, met verlof zijnde, wordt teruggeroe pen, omdat een collega plotseling ziek is geworden, hoe moeilijk is het niet dikwijls slechts l of K dag verlof te bekomen, hoe vele ontelbare malen wordt zulks niet ge weigerd.... wegens gebrek aan personeel? Locomotieven, rijtuigen en wagens moe ten, na een zeker aantal kilometers te heb beu geloopen, naar eene werkplaats om te worden nagezien; op het levende mate rieel" wordt met heel wat minder nauw keurigheid gelet! En niettegenstaande de door de regeering vastgestelde veel te hooge maximum-diensttijden en veel te korte minimum-rusttijden, waarop de directies zich steeds beroepen tegenover het personeel, hoewel de regeering deze termijnen als uiterste grens stelde, gaat de regeering zelf ook nog verder en verleent in vele gevallen de directies ontheffing van hetgeen in art 113 van het Alg. Begl. van den Dienst op de Spoorwegen omtrent de dienst- en rust-tijden bepaald is. Minister Lely bepaalde destijds dat de verleende ontheffingen van de voorschriften betreffende de dienst; en werk-ure n in de Staatscourant zouden worden gepubliceerd en de directeur-generaal der S.8., wijlen de heer Sprenger van Eyk, ging nog verder en verklaarde voor de enquêtecommissie het voornemen te hebben die ontheffingen b het personeel bekend te maken, hetgeen dan ook nmaal is geschied. Doch sedert zwijgt de Staatscourant en blijven ook bekend makingen op andere wijze uit. Meer en meer vindt dan ook bühet Ne derlandsche spoorwegpersoneel de overtui ging ingang, dat de Regeering (van de directies verwacht het al bitter weinig) zijne belangen niet serieus behartigt. Begeering en Directies wanen zich sterk en zijn het tot op heden maar z dienden er zich mee vertrouwd te maken, dat zoodra misbruik van macht gaat ont aarden in een optreden, dat op sarren gaat lijken, de reactie op een dergelijke houding wel eens een anderen geest kon ademen dan de gewone, Hollandsen-onverschillige, tamme en lankmoedige. De geest onder het Nederlandsche spoor wegpersoneel is momenteel een zeer slechte, men moppert en klaagt, er ontstaat een wrok en niettegenstaande dat, gaat de dienst... goed, ondanks dat het schier onmogelijke van dat personeel gevergd wordt.... We moeten dan ook tot de conclusie komen, dat de Nederlandsche spoorman er een heel groot plichtsgevoel op na houdt, zonder hetwelk de gang van zaken büdeze steeds stijgende (in de hand gewerkte) onte vredenheid niet zulk een geregelde zou zijn. Nog vertrouwt het erop, dat eenmaal recht zal worden verkregen, dat ook de «Door man eens een fatsoenlijk loon, een behoor lijken werktijd en een betere behandeling zal deelachtig worden; aan de leden van het Parlement om bij de in behandeling zijnde Waterstaatsbegrooting te toonen, dat zij van oordeel zijn, dat het door de sta kingswetten zoo geheel geknechte spoorweg personeel den steun van de regeering moet wordengegeven om betere bestaans voorwaarden te erlangen. Zij toch hebben in de eerste plaats voor 's Lands belangen te waken n zij moeten weten, dat die belangen onverhoopt door tot verzet geprikkeld spoorwegpersoneel zoo ÏH zeer hooge mate zouden kunnen worden geschaad. CHEMINOT. Recht op Geluk. Geschiedenis van een Liefde, door ROLF BUKMAN. Allert de Lange, Amsterdam 1912. Dit is wat men zoo gewoonlijk een tragedie der liefde" noemt. De voornaamste personsgiën zijn een jonge, vronwel^ke Doctor der Rechtswetenschap en een jonge, mannelijke Doctor Medicinae. De Tegenwerkende Mach ten zijn Tuberculose, de wet op echtscheiding en Idealisme. Deze met hun drifën vernie tigen samen (maar niet in vereeniging") het levensgeluk, en misschien zelfa het leven, van een jong veelbelovend menschenpaar. Het is niet anders. Natuurlijke gebreken, maatschappelijke bepeiking en zelfgewilde van den eigen geest zullen, zoolang er men schen zijn, vermogen de levens te breken, en wie in de kunst op hen zijn drama bouwt, doet slechts wat des kunstenaars ie. Het is echter maar da vraag hoe hjj doet. Bij Bol f Barman gaat het 200: Een jong meisje van de moderne soort en een jonge dokter verlieven op elkander. Maar de man is reeds getrouwd... met een afschuwelijk, drankznchtig schepsel, dat hij als student heeft getrouwd, omdat er een kindje moest komen. De vrouw was toen een mooi meisje, een kelnerin, en de ge wetensvolle jonge map, kracht i? door zijn nauwgezette moeder gedreven, zag het huwe lijk als 'c eenige middel om zijn schnld tegenover het verleide meisje goed te maken. Maar het samenleven ging niet en sedert jaren heeft bübaar verlaten, die bijzonder weinig menschelijka meer vertoont. In zijn nieuwe verbonding met Ada (de jonge mr. heet Ada) mist hij echter den moed cy'n schriklijk geheim te openbaren en

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl