De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 22 december pagina 2

22 december 1912 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTEKDAMMEK, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. 22 Dec. '12. No. 1852 ioo komt het, dat zy stralend gelukkig ie, doch by naamlooM smarten lijdt, vooral 's nachts, als hy niet slapen kan. Hy doet, door zijn moeder, nog een poging zyn verdieriykte vronw tot een scheiding te bewegen, maar qj wil niet. En dan komt eindelijk Ada te weten, dat haar verloofde niet vrij is en zyn er vreeslpe scones van droefheid, berouw en vergeving. Wat hem het meeste kwelt ia niet dat hij het geval venweeg, maar dat hy Ada durfde vragen, wetend dat «ij nooit zijn wettige vronw kon worden. En dat is ook hél erg, blijkens hetgeen volgt. Ada's ouders keuren de ver bintenis goed... mits het een geestelijke blij Te en de jonge. man geeft op dien eiech soo goed als zijn woord, de ongelukkige. Want op den daar wordt het na tasschen die beiden een rampzalige toestand, zoo erg, dat Ada haar vriend vraagt liever voor eenigen tijd weg te gaan, hoe smartiyk haar een scheiding ook valle. De jonge dokter vertrekt daarop naar Canada, voor drie jaar, en komt dan haastig terug, overgelukkig, want zijn ongelukkige vrouw ia gestorven en niets staat thans meer een fatsoenlijke verbintenis in den weg. Toch wel, helaas I De eerste (en tweede) sporen van T. B. C. hebben rien voorgedaan" b Ada en zij ziet haren vriend weer in het Zuiden", «ij, een schaduw van die zij eenmaal was. En zjj, sterf t en wordt begraven tnsschen de hooge witte bergen" en hij leeft nog lange, lange twintig jaren en fluistert, als zijn hoofd voor 't lest ter ruste zich vleit, dat woord van eindloos smartlijke beteekenis: eindeUk"... slechts vernomen door die vriendin van Ada, wie een hooplooze liefde een ganach leven door aan hem verbond. . . . Dat is dan, feitelijk, het verhaal en wie het las, zal zich misschien ontroerd gevoelen door zulk een tragischen samenloop van omstandigheden". Maar zeker is, dat de schrijver zich ontroerd gevoelde büde ver vaardiging van zijn roman. Men voelt haast onophoudelijk een storm van aandoening ""grimmig over de pagina's blazen en krijgt den indruk dat de kunstenaar hier niet, naar Fiaubert-'s voorbeeld, getracht heeft als een God in en "boven zijn werk te staan, alzijdig en onbewogen. Integendeel schijnt deze auteur van den aanvang party gekozen te hebben, omdat hy diep begaan is met het lot zijner schepselen en een leven haat, dat zulke fatale mogelijkheden bergt. Er woidt schrikkelijk geleden in dit verhaal en geen snik wordt ons gespaard, als er afscheid genomen moet worden, voor tydeiyk of voor eeuwig. Geenszins is deze schrijver belust op de banale gedragingen en aspecten van het dageiyksch leven. Van naturalisme houdt hy niet. Maar als er geweend, getandenknarst, geradeloost, vertwijfeld, gewanhoopt moet worden, dan is hy op zgn post en geeft 'm van katoen", als ik mij zoo eens plat uitdrukken mag. Hy heeft de handen op de borst gedrukt ; zfln adem gaat hijgend, syn oogen schitteren wild in zyn doodsbleek gelaat. Zoo staat hy voor zijn vriend, en zyn stem is heescb, gebroken, als hy nu langzaam verrolgt..." (bl. 52). Hu krimpt ineen, als onder een slag. Neen l" zegt hy rauw. Neen!" en dan, opspringend, vervolgt hy wild"... (bl. 64). Dan wendt hy zich tot z\jn vrouw wier kreet van verontwaardiging als op haar lippen verstijfd schijnt, zóhard en trotsch is dat gelaat." (bl. 67). Mama l" zeide hy smeekend. Geheel zijn ziel lag in dat ne woord (bl. 68). . . . wat Lama's wilde schoonheid in zoo korten tyd had verwoest, was de duivel die van menschen beesten maakt, die hun lichaams krachten ondermijnt en hun zielen ten gronde richt: de duivel van den drank" (bl. 76). Ik gevoel bijna eerbied voor den mensch, die heden ten dage zulke dingen durf t laten drukken en ze ernstig meent. God, de wereld is zoo cynisch geworden l Nog n citaat uit den rijken schat: ..... zijn oogen zagen voor zich uit met een moeden blik ; daar was een zwart spooksel opgedoemd, n seconde slechts, toen was het weer verdwenen .... maar hy wist nu dat het er was, en als het kwam en hem overweldigde, zon het hem doen vallen, en RIKA D'R HEER DOOR PEET BOETSER. (Conte cruel.) Het was Zondagmorgen en een mooie lentedag, en reeds van halfacht des morgens af hing Rika's vader uit het raam zijner derde verdieping, en zag rustig neer op de straat. Hij droeg een rose overhemd, dat tegen de gore gordijnen achter hem prijkte als een bloeiende roos op een grijzen moddergrond, en daarboven vlamden z\jn door de zon verbrande gezicht en nek, als werden zy beschenen door de ondergaande zon. Op de straat waren nog maar weinig menschen. Büden hoek drensde Rika's zusje, 'n kind van 'n jaar of negen, die, op 'n kipperig drafje ronddravend, in haar eentje een spelletje speelde. Zy stak in een stinkend vuile schotsche jurk, die haar veel te wijd was, en die om haar hals zat dichtgepropt als de krop van een zak, en om haar smoezelig gore gezichtje piekten haar haren naar alle kanten heen als de krans van een zonnebloem. Wat verderop stonden twee pratende, tanige vrouwen. Zij verborgen beiden iets onder hun schort, die daardoor loodrecht voor hen afhing, en bij alle hoofdpunten in hun gesprek knikten zij beiden met het hoofd; eerst de kleinste, die daarmee te kennen gaf dat zij de beteekenis der zaak had begrepen, en dan weer de grootste, die aldus aan het gewicht harer woorden wat kracht bijzette. En nog verder, van het andere eind van de straat, naderde de heer die voor Rika kwam. Hu droeg een gele jas, die nieuw was en niet goedkoop Het bolletje van z\jn hoed glom rustig, effen en glad, en daaronder, in zijn zacht gelig getint gelaat, priemden zijne oogen twee kleine, zwarte cirkels, die strak en dof waren, en eigenlijk niet schenen te zien. Hij liep licht voorovergebogen, op een wijze die bijna chique wal, en zwaaide genoeg met zijn stok om nog niet lawaaierig poenig en toch opzichtig te zijn, en hij had hand schoenen aan zijne handen. met een huivering bedacht hy dat hy haar in ijn val zou meesleepen" (bl. 152). En, wilt gy weten, lezer, wie en wat dat zwarte spooksel was? Hal Hel en Verdoe menis l Het was en is en zal zijn, oGodl... de Onkniechheid, de Vleeschelyke Lust, de Zondige Begeerte, de Passie, de Liefde der Zinnen, dezelfde die op het tooneel des Hollandschen Burgerlevens zoo vaak de rolvan Noodlot vervult, juist omdat zjj zoo zelden te zien komt. Nu ja, het is zeker niet moeilijk een ver haal van deze kracht, geschreven in opge wondenheid, in volstrekt knnstlooze, leege opwinding»te qnalificeeren. Vór men het gezegd heeft, zal ieder het woord al in zich hebben vernomen. Romantisch heet dit, zwak romantisch op de wyze der stuiversboekjes, die tegenwoordig alleen het volk" leest, maar wier gelijke vroeger door een ieder werden genoten in tijden, toen men de kunst nog pijnlijk scherp van het leven scheidde. Dit boek van Rolf Bnrman herinnert aan duizend en n dier verhalen en het eenig onderscheid is, dat het daar gewoonlijk om edellieden en jonkvrouwen ging. Maar zoo wij Dr. Terwolde markies noemen en van Ada spreken als van de jonge gravin," zullen wjj stokstijf kunnen beweren, dat hun schitterende persoonlijkheden, zoowel als hun wijze van doen, ja, ten deele zelfs hun lot gevallen aan een eerwaardig melodrama, in schandelijk plagiaat, ontwoekerd zijn. En echter is hier een jonge, moderne schrijver bazig ons te verhalen van hetgeen hy misschien wel zelf meent te hebben bij gewoond. Hoe zit dat dan? Wat beteekenen deze zonderling onderwetsche kyk op het leven en deze, toch oprechte, exaltatie, die het beeld van de werkelijkheid bedoelen en een potsierlijke caricatunr voortbrengen? Ziedaar wat minder gemakkelijk te verklaren valt. Misschien kan het aldus. In dit verhaal zijn wij zoover mogelijk verwijderd van alle realisme. Haast nog eer de schrijver de gebeurtenissen zag, had hu zijn voorstelling al klaar, die tevens een oordeel, een levensduiding in hield. De meest zuivere toevalligheden, als die te late dood der wettige vrouw en de tuberculose, worden in het gevoel des schrijvers onontkoombare noodzakelijkheden, en de zeer persoonlijke gewetensnanwheid en 't fatsoensgevoel van Dr. Terwolde verschijnen als iets van algemeene en eeuwige geldigheid, waartegen geen sterveling zich verzet. Dit gevoelen van het zedelijke als het wereldrichtende en van het toevallige als het noodzakelijke, deze snelle en felle opvatting eener reeks van gebeurtenissen als een richting en duidelijke aanwijzing voor de beteekenia des levens, kan men het romantisch»in een mensch noemen. Het beteekent liehtbewogen gevoel en verbeelding en... weinig critisch oordeel. Maar hiermee is de indruk uit het boek nog niet ten volle verklaard. Er is nog de dwepende taal, de hartstochtelijk overdreven schildering in toestanden en menschen en het gezwollen e van hun gesprekken. En ein delijk is er die wellnat in het lijden der per sonen, die voortdurende smartgalm, welke zich typografisch door vele puntjes ver tegenwoordigen doet, of met andere woorden gezegd: de onmiskenbare belnstheid op akeligheden, die zich geen enkele treurige scène ontgaan laat. Niet de boekfiguren klagen, de schrijver zelf klaagt eigenlijk het gansene boek door, hy beklaagt zijn per sonen, hy beklaagt het ganache leven, en zoo beklaagt hy ook zichzelf in zoeten weemoed, omdat het leren voor ons allen is, geluk hij het hier voor enkelen toonde. Dit zelf beklag, dat er als meelijden uitziet, deze weeke treurnis om het eigen lot, dat zich afspiegelt in vreemde lotgevallen, heet dan sentimentaliteit, als ik mij niet bedtieg. En ijdelheid is er n voorname factor van, egoïsme een andere. Romantische sentimentaliteit, sentimenteel romantisme, misschien romantisme of senti mentaliteit t6ut cour t, zijn zeer wezenlijke eigenschappen van den mensch, vooral van den jongen mensch, die de betrekkelijkheid, het nietige en vluchtige, der wereldsche dinEn over dit alles scheen de volle voorjaarszon. Zij gloeide op de schotsche jurk, en deed het morsige rood toch ook nog met vlammetjes gloeien. Zij scheen op de tanige vrouwen, zoodat het zilverige, ongekamde haarpluis, dat het hoofd der grootste omwiegde, haar omgaf als met fosforusglans. En op hun ivoorkleurige, gele gezichten brandde zij met zachten, roomkleurigen tint. De heer, die voor Rika kwam, had thans den hoek van de straat bereikt, en drentelde daar nu wachtend wat rond, telkens kijkend naar Rika's ramen, en trok plukkerig wat aan zijn knevelt j e. Maar toen zag het kind met de zonnebloem-haren hem, en onmid dellijk liep zij op een drafje naar huis, om zijne komst te berichten. Moede... er!" riep zij, nog buiten op straat, want zij kon nog niet bij de schel, en tegelijk hangelig tegen de deurpost leunend, trapte zij achterwaarts tegen de straatdeur, totdat die werd opengedaan. Moede... er l", blèrde haar armoedige stem toen opnieuw in het hol weerklinkende trapgat, daar heb-ie Rika d'r heer!" En na deze boodschap verricht te hebben, dren telde zij rustig terug, stak een vinger in haar neus en wroette dien zoo diep mogelijk daarin, en begon toen bewonderend, maar op een afstand, den mooien man te bezien, die voor haar zuster kwam. Na deze waarschuwing kwam nu al spoedig Rika beneden. Zij was een blond meisje van 'n jaar of twintig, op hare wangen vlande een schel blosje, en hare oogen schitterden met de ongestadigheid van 'n avondhemel waar langs een zoeklicht strijkt. Schuin naar beneden van links naar rechts sliertte haar haar met een vlok over haar voorhoofd, en daarop lag een bijna platte, zwarte hoed, waarlangs verregende witte veeren deinden. Zij droeg een verlept roode-kool-kleurig mantelcostuum, en een grauwe kanten das om haar hals. Besjoer!" zeide zij met een broeden glimlach, die haar halve gelaat bestreek, graaide daarop een handvol van haar rokken bijeen, en liep haren heer tegemoet, met veel te groote stappen, zoodat de houten hakken harer laarzen als atelten de straat beklotsten. Terwijl zij wegging, staarden de beide vrouwen, die nu zwegen, haar na. In de oogen der grootste brandde een zwarte, gen nog niet aanvaarden kan, maar alles absoluut wenscht: vreugd en smart, liefde en haat, deugd en ondeugd, schoonheid en waar heid. Want zoo alleen verdraagt hy het leven en stilt den wanhopigen drang naar vastheid en nheid, die telkens weer door het ver brokkelde dagbestaan gehoond wordt. Maar, hoe begrijpelijk en aandoenlijk zelfs, het blijft een kinderlijkheid, deze staat van geest, tenminste voor hen, die geen andere, groote eigenschappen hebben aan te wijzen. Het is 't kinderlijke in n individu of in een ganech tijdvak en veor de kunst wel een zeer verderfelijk bestanddeel, omdat het zich vierkant plaatst tegen haar hoogste bedoe lingen. Immers, wat kunst bedoelt, in beginsel, in haar zuiverste wezen, is het enkele geval, het toe-val, verklaren, verhelderen tot ontoe vallige, noodzakelijke algemeenheid, de relatie vaststellen van het vluchtige en nietige tot het eindeloos-eenwige, waaraan het deel beeft, waarvan het momenteele verschijningsvorm is. Maar zal de kunst dit vermogen, dan moet ook het individneele vervloeien en opgaan in zelfoffering tot het onpersoonlijke, dat uit is boven emart en vreugde, inplaats van, als het sentimenteel-romantieche, ego ateiyk het individu met zyn kleine bewogenheden te stellen als het algemeene en aldus het groote neer te halen tot het kleine. Hat romantische geeft vahche smart en valiche troost en dat is, wat het zuivere gevoel onmiddellijk speurt en het deze kunst verwerpen doet, als verzwakkend en leugen achtig, ais een vergiftigden drank, als een verrader der menschheid, als een zonde tegen den heiligen geest. Daarom was indertijd de kunst van het realisme een verlossing en mee schverheffende bevrijding uit de zwoele verlokkingen der romantische zelf koester in g, der zoo innig egoïste overschattingen van het dierbare ik. Maar natuurlek kon deze wedergeboorte het romantische niet vernietigen, dat immers het eng-persoonlijke zelf is en zoo zien wij, uu het realistisch getijde verliep, weer overal in de litteraire kunst de teekenen van dat ontzenuwend zwakke, dat, onder voorwendsel van meerdere synthese, de massa in 't gevlei komt met goedzoope emotie, hetijj in bios cooptheaters of in... romans. FBANS COENBN. ALBEET HOÜTIN, ZTistoire du modernisme Catholique. Paris, chez l'antenr, 18 Kue Cnvier V. In 12°, VII + 458). II. De grootste en belangrijkste péplnière van het modernisme is in 1875 door het Fransche Episcopaat opgericht. De Universités Catholiqnes waren ingesteld, vooral met het oog op de vorming van geleerde leeken binnen den ideeënkring der Boomsche Kerk. Op last van den Paus werd eene eerst onnoodig geachte theologische faculteit er aan toege voegd. Inde irae. Het geleerde gezelschap van S. Snlpicins leverde een belangrijk Contin gent aan leerlingen. Onder de vier professoren dier faculteit te Parijs blonk reeds dadelijk de abbéDnchesne uit, een vurig ultramontaan Zijne meeningen wijzigden zich door voort gezette studie zoo snel, dat reeds in 1885 zijne colleges door den bekenden rector Mgr. d'Hnlst wegens een hevig schandaal tijdelijk moesten worden gestaakt. Uit deze inrichting zijn onder de oogen van den kardinaal-aartsbisschop de belang rijkste modernisten in Frankrijk voortge komen. En minder bekende persoonlijkheden hebben met den geest der nieuwe leeringen, onderscheidene seminariën der omliggende diocesen besmet. Alfred Loisy, tegenwoordig professor aan het College de France, Marcel Hébert, de , Kantiaan', Mgr. d'Hulst en anderen bewogen zich gaarne op zeer gevaailijke grensterreinen der philosophie, der theologie en der kerk geschiedenis, waar minder omzichtige vol gelingen licht zouden kunnen struikelen. De encycliek ,Providentissimns Deus' van Leo XIII, vooral tegen den abbéLoisy gericht, bevatte echter zoovele zinsneden, die eene vrijere studie schenen te begunstigen, dan in de seminaria wordt toegestaan, dat het wraakgierige gloed, en zij hief haar eenen arm bijna profetisch op om Rika na te wijzen. De uitdrager schreeuwt er wraak om!" riep zij het meisje achterna, wier gezicht nu bijna geheel schuil ging achter haar grooten hoed, waar langs de yerhavende veeren dropen. En toen liet zij haar arm weer vallen, en staarde het paar achterna, zonder zelfs te luisteren, naar wat de ander zeide. En van uit het raam zijner derde ver dieping keek ook Rika's vader zijn dochter na. H\j trok daarbij de wenkbrauwen samen en loensde haar na vanuit den hoek zijuer oogen, totdat zij verdwenen was. Kak-madam!" zeide hij. Wat zeg je ?" zei zeurig zijn vrouw, die door een kier der gordijnen haar dochter ook natuurde. Rika's vader week nu terug van het raam, de kamer in, en herhaalde zijn woorden met tragen nadruk. Ik zeg, dat m'n dochter 'n kak-madam is," zeide hij, en daarop slofte hij met lange passen naar den schoorsteen, nam daarvan den spuwbak, en spuwde er een langen straal pruimsap in. In de kier van het gordijn, waartnsschen ze nog door keek, snerpte moeder haar vinnige antwoord. Zeker omdat ze geen zin heeft in zoo'n polderkerel als jij beu!" Rika's vader kreeg nu een guitigen glans in zijn oogen. Hij stak zijne handen in de zakken van zijn afzakkenden broek, en stapte langzaam de kamer rond. Die zucht naar hoogerop van zijn dochter deed hem denken aan zijn eigen jongen tijd, toen hij nog met den hoed scheef op, en de sigaar tusschen de weidsch van zich afwijkende hand, langs de Zondagsche wegen banjerde, en een groote minachting zou hebben gehad voor mannen in een rose overhemd, die met afzakkenden broek uit het raam hingen. Als de meid het flikt, dat ze op het end met dien kerel trouwt, heeft ze natuurlijk gelijk," zeide hij. Daar is die vent veel te trotsch voor," antwoordde daarop een ruzie-stem uit de half-open staande bedstede. Als d'ie daar over dacht, zou d'ie wel al lang hier boven gekomme zijn, die Jokko!" In deze woorden lag iets, dat moeder hare kalmte deed verliezen, zonder dat zij daar rond vooruit durfde komen, en dus Parijeche Institnt Catholique haar leerplan daarachter kon verschuilen. De diplomatie van Leo XIII gedoogde geen sterkeren na druk op misverstane of voorbijgezien e plaat sen. Zoo geschiedde het, dat de moderne richting zich zelfs, en onweersproken, op dezelfde encycliek beroepen ging. Leo XIII, weigerde, ook na herhaalden aandrang van het Fransche episcopaat, den abbéLoisy te veroordeelen. Tot op zijn sterfbed heeft hy geweigerd, aan de pressie van kardinaal Richard gevolg te geven. Zijne nagedachtenis wordt dan ook herhaaldelijk door huidige goed-pauselyke scribenten methodisch besmeurd. Pius X gevoelde een veel geringere schroom jegens de in Loisy's l'Erangile et l'Estlise' beli chaamde moderne denkbeelden. Wel had hy als patriarch van Venetië dit boek genoten en geprezen, doch in Rome werd hy beter ingelicht, en weldra vermeldde een door hem geratifleerd Indexbeslnit de veroordeeling van vijl werken van Loisy. Loisy's vroegere medestanders verloochenden hem voor een groot deel en trachtten zichzelven met hevige kritieken en protesten van de verworpen denk beelden af te grenzen; een eerbiedwaardige lijst van veroordeelingen echter ontrolde zich langzaam, doch onverstoorbaar xeker, en de meeste geleerden, waarop vooruit strevende katholieken eens trotsch konden zyn, werden buiten de seminaria, de kath. universiteiten en het officieel-wetenschappeIjjke leven gebannen. Niets bewijst eerder de rotsvastheid, waar mede ook hoogst willekeurige en misschien onredelijke of afatootende leeringen zich in een menschenhoofd inburgeren, wannér dit maar vanaf den kinderleeftijd werdt gehouden in een stage suggestieve atmosfeer *ran onver biddelijke tucht als die van een seminarie, niets maakt de onwrikbaarheid dier denkbeel den büden gemiddelden geloovige duidelijker dan het schouwspel van al die begaafde geesten, de Mum's, Battaini's, Loisy's etc. etc., die, hoezeer, voor buitenstaanders zoo lang vooraf, duidelijk voorbestemd voor een radicale breuk met het oude tyatuem, ge durende lange jaren aarzelen en zich verwe ren tegen eene scherpe en klare houding, tn eerst hunne geestverwanten met den Judaskus van eene onmerkbare meenicgsnnance ver loochenen, dan den litterairen vorm hunner verhandelingen corrigeeren en verdoezelen in een bedriegelijk schijnsel van orthodoxie, eindelijk wanhopig alle autoriteiten uit alle eeuwen der kerk deemoedig aanroepen, em althans de uitspraak van een sedert lang geveld vonnis te ontgaan, om na al die zelfverlooche ning, het verraad en den sloopeiden schroom, toch eindelijk, door de onontwijkbare veroor deeling, te worden geclasseerd in het milieu van hen allen, tot wie zij van 'c begin af hadden behoord, de groep n.l. der onafhan kelijke buitenkerkelijke geleerden en politici. In het algemeen is er echter weinig reden, om den katholieken modernist ineenprorestantüme onder te brengen. De meesten volgen bij voorkeur Loiey, die in zijn, daarna dan ook door Harnack bestreden, l'Bvangile et l'Eglise', het denkbeeld voorstaat, dat de ontwikkeling van het Cnristendom niet mag worden beschouwd als geëindigd in het midden der tweede eeuw, maar dat zy zich geleidelijk en logisch heeft voortgezet in de katholieke leeringen van latere eeuwen, die dan ook, mits kritisch geschift, een deel daarvan helpen uitmaken. Pogingen om de modernisten aantluitirg te doen vinden bij de Oud-Katholieken, schijnen meer succes te zullen hebben. De centrale plaats, die Loisy in Frankrijk ingenomen heeft, is door Tyrrell iu Engeland vervuld. Deze oud-Anglicaan en oud-Jeznïat, vervolgd en wanhopig bestreden, werd door de orthodoxie vooral niet voor minder-ge vaarlijk aangezien. Zijne beteekenis was minder die van een geleerde dan van een apostel; er is reden om hem te vergelijken met Lather Een hartstochtelijke en lang durige strijd vooral met zijne ond-ordensgenooten, waarin zijne schitterende talenten uitkwamen, sloopten zijne krachten vroeg tijdig. Behalve de aanvoerders menig belangwek kend man van lichter gestalte. Vooral Ed. Ie Boy, professor in de wiskunde, met een greep zy een pantoffel van den vloer, en smakte dien in de openstaande bedstede. Zal je d'r eindelijk uitkomme, luie sallemander!" riep zij. Maar sedert dit gesprek was de belang stelling voor Rika en haar heer nu eenmaal gewekt, en sedert werden er door Rika's familie duidelijke pogingen gedaan, om de kloof, die haar van den heer scheidde, te overbruggen. Het eerst begon daarmee Rika's veertien jarige broer. Hij was op de straat toen zijn zuster en haar gezel van hun wande ling terugkeerden, en zoodra zij verschenen, nam hij een overdreven soldatenpas aan, waarmee hij voor hen uit begon te marcheeren, daarbij zoo hard als hij kon zingend: Heb ie 'n hoe?ed op, van de bedee?eeling!" enz., zonder zich er echter verder over uit te laten welken hoed hij daarbij bedoelde, dien van Rika, of van haar heer. En 'n paar dagen later was het Rika's schotsche zusje, dat op haar manier moeite ging doen. /ij stond toen weer op den hoek, terwijl de heer van haar zuster naderde. Zij liep nu echter niet weg, om te waarschuwen, doch knelde haar armen zorgvol en bedeesd tegen haar borst, en zag hem aan met oogen, die strak stonden van het verlangen, om dezen mooien, druk besproken man te naderen. Rika komp direk!" riep zij met een stemmetje, heesch van verlegenheid,en daar op vermeesterde haar de schrik om haar daad, en rende zij weg, de portiek van den groenboer in, om vandaar de gevolgen van haar optreden om een hoekje te gaan be spieden. Maar na een tijdje gebeurde er iets, dat de families van Rika en haar heer op veel zekerder wijze bijeenbracht. Het eerst wist haar moeder het, en het deed haar den schrik in de leden slaan, zooals zij acht dagen later vertelde. Zij liep, eer zij haar man er mee op de hoogte bracht, er een heelen morgen mee rond, en was daardoor zoa diep in gedachten, dat zy niets van 't kattekwaad van hare kinderen bemerkte. Af en toe slaakte zij daarbij een zucht, en keek dan meewarig voor zich uit, en dan weer overglom haar gezicht een zalig glim lachje, dat zij in haar mondhoeken verkneep. Doch toen haar man thuis kwam, ver anderde haar wijze van doen. Zij scheen subtiel, zeer bestreden en dan uitnemend verdedigd werk met den listigen titel: .Qu'estce qn'un dogme ?' Date simpele vraag wordt scherpzinnig gesteld en dan elke definitie en elk fundamenteel begriptin het dogma na gejaagd in de verste echuilhoeken van een ontwijkende dialectiek. Elk waarachtig denken en elke ware wetenschap ondervinden volgens Ie Boy een afkeer van het dogma, want 1°ge ven zij, die het beamen, toe, dat het onmo gelijk is om de innerlyke gronden van zijne waarheid na te sporen. 2°Kan het niet worden geverifieerd, zelfs niet door een indirect bewijs 3°is het onbegrijpelijk en ondenkbaar en staat het buiten eenige betrekking met het werkelijke intellectueele leven. Ed. Ie Boy ontwikkelt de begrippen: .eenheid' en .per soonlijkheid' van God,,opstanding' van Jezus Christup, ,ieëale presentie' etc. etc. De dogma's hebben vooral praktische waarde: Het dogma der opstanding bijv. moet niet zoo:eer 't feit der opstanding willen uitdrukken (dan is het direct onderhevig aan de historische en de bijbelcritiek) maar een voorschrift: gedraagt n tegenover Jezus Christus, op zoodanige wyie, als gy zondt hebben gehan deld tijdens Zijn leven, en als uw tijdgenoot." Deze opvatting karakteriseert 't betoog vol doende. Het werbj'a, uitgegeven, verrijkt met alle polemieken, evenals Descartes' Meditatie'?, veroorzaakte in orthodoxe kringen een pynlijke ontsteltenis, maar bleek de houding van den wetenschappelyken katholiek in het algemeen verrassend juist weer te geven. De vercordeeling van het boek door de Con gregatie van den Index kon hieraan niets veranderen. Evenmin temperde het verbod vau Fogazzaro'a 'II Santo' en later van zijn 'Laila' het verlangen van de edelste en beschaafdste leeken en geestelijken naar eene reiniging en hervorming van het gansche regeeringeyateem en den heerschenden geest der kerk. Hier waren belichamingen der denkbeelden van geheele kringen, m en buiten die kerk als hare edelste en belangrijkste kernen be schouwd, en door sommaire en niet-toege lichte veroordeelingen neemt men geene smartelijke grieven weg, neutraliseert geene diepgevoelde behoeften, en weerlegt geene blü-aanvaarde oplossingen. Giovanni Selva en Piero Maironi blijven voor en na voor den denkecden katholiek de ideale leek en da ideale apostel. Het agn soortgelijke con flicten als hier te landa noodzakelijk rijzen moet bijv. tussehen de groep 'Van onzen tijd' en de kerkelijke Janisearen. Naar aanleiding van het modern isme buiten Frankrijk is o.a. breedvoerig de aöaire-Schell behandeld. Prof. Schell te Würabnrg publi ceerde na eene Indexveioordeeling zijner voor naamste wercen, eene 100 vage formule van onderwerping, dat niemand er eenige beteekenis aan zou kunnen toekennen. Verder bleven de verboden boeken kalm in den boekhandel, en in 'c vervolg bleef hij overeenkomstige denkbeelden doceeren. Uit vrees voor schandaal vergenoegd»men zich te Rome met d e ie quasi- toamissie. Eindelijk publiceert de heer Hontin een macht documenten over den antimodernisteneed, over het proces Verdesi-Bricarelli, het celibaat, en over alle fabels omtrent eene internationale modernistische 'samenzwering', waaraan dan natuurlijk, volgens de clericale pers, de gevaarlijke vrijmetselaars niet vreemd zouden zijn I Ook ons land is niet vergeten. Het werk laat eenen indruk na van objec tiviteit en eene uitvoerige documentatie. De rijkdom van materiaal is overstelpend en meer log dar de wereld van citaten uit belangrijke ofibieele en vaak niet minder belangrijke ofn'cienze documenten, pleit de rangschikking van de atof voor 'a heeren Houtin'a vertrouwdheid met het onderwerp, waarin niet enkel stroomingen doorzichtig worden gemaakt, maar ook de personen in de volle tragische ontwikkeling van hun in dividueel lot medespelers blijken in een reusachtig spel van ironie. Voor dezen strgd tusschen 't oude en 't nieuwe, waar 't aan komt op motieven en oogmerken, is de heer Hontin, die alle hoofdmannen van het modernisme persoonlijk kent, met de meesten in intiem contact heeft gestaan, en bijv. over compleete correspo&deutib'd van vele leiders beschikt, de van nature aangewezen te ontwaken uit een droom, want zoo ach teloos als zij voor haar kinderen was ge weest, zoo zorgzaam was zij nu voor hem. Zij dekte de tafel zoodra hij kwam, en bracht hem zelf een bord eten, inplaats van de kinderen dat te laten doen, en telkens nam zij hem eens op en blikte tersluiks in zijn oogen, om te zien hoe of hij gemutst was. Mot je ,nog zeu';" vroeg zij hem toen, nog talmend bij de rand van de tafel. Ikke niet. Ik heb genog", zeide hij en prikte gul-gretig in de aardappelen voor hem. En toen boog zij zich plotseling naast hem neer op de tai'el, en breed steunend op hare armen, fluisterde zij hem toe, wat of er met Rika was, en hoe die al in de kraamzaal lag. Toen het groote woord er uit was, trok Rika's vader zijn voorhoofd in rimpels. Hij legde zijn hand, met de vork er nog in, en een aardappel er op, naast zijn bord, en bij afwezigheid van Jvika, en wijl zijne vrouw hem nog niet voldoende reden gaf om tegen haar los te barsten, zag hij dreigend de blommige veldvrucht aan. Maar Rika's moeder voorkwam hem. Zij ratelde nu alle bizonderheden af', die op het geval betrekking hadden, zoodat vader geen gelegenheid had om zich aan een in het bizonder te ergeren. Zij drong zoo doende zyn heelen vloed vloeken en scheld woorden in zijn mond terug, zoodat, toen zij klaar was, hij er werkelijk reeds te veel had bedacht om er nog een keus uit te kunnen doen. En toen, wél wetend dat dit het goede oogenblik was om zulk een mede; deeling van kracht te laten zij n, richtte zij zich weer overeind, zweeg even, alsof dat alles was, en zeide toen met haar luide, gewone stem: En nou gaan ze natuurlijk gauw trouwen." Een oogenblik zag haar man haar ver bijsterd aan, en toen prikte hij weer werktuigelijk in zijn aardappels. Maar toen kreeg hij weer het besef van zijn toestand, en ook eenigszins van de bewerking die hij zoo pas had ondergaan, en hakkelend, op den toon van iemand wien te kort wordt gedaan, begon hij het overschot zijner ergernis te luchten. 't Is me toch anders wat moois," begon hij. Ik ben toch d'r vader."

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl