Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTEKDAMMEK, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
22 Dec. '12. No. 1852
ioo komt het, dat zy stralend gelukkig ie,
doch by naamlooM smarten lijdt, vooral
's nachts, als hy niet slapen kan.
Hy doet, door zijn moeder, nog een poging
zyn verdieriykte vronw tot een scheiding te
bewegen, maar qj wil niet. En dan komt
eindelijk Ada te weten, dat haar verloofde
niet vrij is en zyn er vreeslpe scones van
droefheid, berouw en vergeving. Wat hem
het meeste kwelt ia niet dat hij het geval
venweeg, maar dat hy Ada durfde vragen,
wetend dat «ij nooit zijn wettige vronw kon
worden. En dat is ook hél erg, blijkens
hetgeen volgt. Ada's ouders keuren de ver
bintenis goed... mits het een geestelijke
blij Te en de jonge. man geeft op dien eiech
soo goed als zijn woord, de ongelukkige.
Want op den daar wordt het na tasschen
die beiden een rampzalige toestand, zoo erg,
dat Ada haar vriend vraagt liever voor
eenigen tijd weg te gaan, hoe smartiyk haar
een scheiding ook valle.
De jonge dokter vertrekt daarop naar Canada,
voor drie jaar, en komt dan haastig terug,
overgelukkig, want zijn ongelukkige vrouw
ia gestorven en niets staat thans meer een
fatsoenlijke verbintenis in den weg. Toch
wel, helaas I De eerste (en tweede) sporen
van T. B. C. hebben rien voorgedaan" b
Ada en zij ziet haren vriend weer in het
Zuiden", «ij, een schaduw van die zij eenmaal
was. En zjj, sterf t en wordt begraven tnsschen
de hooge witte bergen" en hij leeft nog lange,
lange twintig jaren en fluistert, als zijn hoofd
voor 't lest ter ruste zich vleit, dat woord
van eindloos smartlijke beteekenis:
eindeUk"... slechts vernomen door die vriendin
van Ada, wie een hooplooze liefde een ganach
leven door aan hem verbond. . . .
Dat is dan, feitelijk, het verhaal en wie
het las, zal zich misschien ontroerd gevoelen
door zulk een tragischen samenloop van
omstandigheden". Maar zeker is, dat de
schrijver zich ontroerd gevoelde büde ver
vaardiging van zijn roman. Men voelt haast
onophoudelijk een storm van aandoening
""grimmig over de pagina's blazen en krijgt
den indruk dat de kunstenaar hier niet,
naar Fiaubert-'s voorbeeld, getracht heeft
als een God in en "boven zijn werk te staan,
alzijdig en onbewogen. Integendeel schijnt
deze auteur van den aanvang party gekozen
te hebben, omdat hy diep begaan is met het
lot zijner schepselen en een leven haat, dat
zulke fatale mogelijkheden bergt. Er woidt
schrikkelijk geleden in dit verhaal en geen
snik wordt ons gespaard, als er afscheid
genomen moet worden, voor tydeiyk of voor
eeuwig. Geenszins is deze schrijver belust
op de banale gedragingen en aspecten van
het dageiyksch leven. Van naturalisme houdt
hy niet. Maar als er geweend, getandenknarst,
geradeloost, vertwijfeld, gewanhoopt moet
worden, dan is hy op zgn post en geeft 'm
van katoen", als ik mij zoo eens plat
uitdrukken mag.
Hy heeft de handen op de borst gedrukt ;
zfln adem gaat hijgend, syn oogen schitteren
wild in zyn doodsbleek gelaat. Zoo staat hy
voor zijn vriend, en zyn stem is heescb,
gebroken, als hy nu langzaam verrolgt..."
(bl. 52).
Hu krimpt ineen, als onder een slag.
Neen l" zegt hy rauw. Neen!" en dan,
opspringend, vervolgt hy wild"... (bl. 64).
Dan wendt hy zich tot z\jn vrouw wier
kreet van verontwaardiging als op haar
lippen verstijfd schijnt, zóhard en trotsch
is dat gelaat." (bl. 67).
Mama l" zeide hy smeekend. Geheel zijn
ziel lag in dat ne woord (bl. 68). . . . wat
Lama's wilde schoonheid in zoo korten tyd
had verwoest, was de duivel die van
menschen beesten maakt, die hun lichaams
krachten ondermijnt en hun zielen ten gronde
richt: de duivel van den drank" (bl. 76).
Ik gevoel bijna eerbied voor den mensch,
die heden ten dage zulke dingen durf t laten
drukken en ze ernstig meent. God, de wereld
is zoo cynisch geworden l
Nog n citaat uit den rijken schat:
..... zijn oogen zagen voor zich uit met
een moeden blik ; daar was een zwart spooksel
opgedoemd, n seconde slechts, toen was
het weer verdwenen .... maar hy wist nu
dat het er was, en als het kwam en hem
overweldigde, zon het hem doen vallen, en
RIKA D'R HEER
DOOR
PEET BOETSER.
(Conte cruel.)
Het was Zondagmorgen en een mooie
lentedag, en reeds van halfacht des morgens
af hing Rika's vader uit het raam zijner
derde verdieping, en zag rustig neer op de
straat. Hij droeg een rose overhemd, dat
tegen de gore gordijnen achter hem prijkte
als een bloeiende roos op een grijzen
moddergrond, en daarboven vlamden z\jn door
de zon verbrande gezicht en nek, als werden
zy beschenen door de ondergaande zon.
Op de straat waren nog maar weinig
menschen. Büden hoek drensde Rika's
zusje, 'n kind van 'n jaar of negen, die, op
'n kipperig drafje ronddravend, in haar
eentje een spelletje speelde. Zy stak in een
stinkend vuile schotsche jurk, die haar veel
te wijd was, en die om haar hals zat
dichtgepropt als de krop van een zak, en om
haar smoezelig gore gezichtje piekten haar
haren naar alle kanten heen als de krans
van een zonnebloem.
Wat verderop stonden twee pratende,
tanige vrouwen. Zij verborgen beiden iets
onder hun schort, die daardoor loodrecht
voor hen afhing, en bij alle hoofdpunten
in hun gesprek knikten zij beiden met het
hoofd; eerst de kleinste, die daarmee te
kennen gaf dat zij de beteekenis der zaak
had begrepen, en dan weer de grootste, die
aldus aan het gewicht harer woorden wat
kracht bijzette. En nog verder, van het
andere eind van de straat, naderde de heer
die voor Rika kwam. Hu droeg een gele jas,
die nieuw was en niet goedkoop Het bolletje
van z\jn hoed glom rustig, effen en glad,
en daaronder, in zijn zacht gelig getint
gelaat, priemden zijne oogen twee kleine,
zwarte cirkels, die strak en dof waren, en
eigenlijk niet schenen te zien. Hij liep
licht voorovergebogen, op een wijze die
bijna chique wal, en zwaaide genoeg met
zijn stok om nog niet lawaaierig poenig en
toch opzichtig te zijn, en hij had hand
schoenen aan zijne handen.
met een huivering bedacht hy dat hy haar
in ijn val zou meesleepen" (bl. 152).
En, wilt gy weten, lezer, wie en wat dat
zwarte spooksel was? Hal Hel en Verdoe
menis l Het was en is en zal zijn, oGodl...
de Onkniechheid, de Vleeschelyke Lust, de
Zondige Begeerte, de Passie, de Liefde der
Zinnen, dezelfde die op het tooneel des
Hollandschen Burgerlevens zoo vaak de rolvan
Noodlot vervult, juist omdat zjj zoo zelden
te zien komt.
Nu ja, het is zeker niet moeilijk een ver
haal van deze kracht, geschreven in opge
wondenheid, in volstrekt knnstlooze, leege
opwinding»te qnalificeeren. Vór men het
gezegd heeft, zal ieder het woord al in zich
hebben vernomen. Romantisch heet dit, zwak
romantisch op de wyze der stuiversboekjes,
die tegenwoordig alleen het volk" leest,
maar wier gelijke vroeger door een ieder werden
genoten in tijden, toen men de kunst nog
pijnlijk scherp van het leven scheidde.
Dit boek van Rolf Bnrman herinnert aan
duizend en n dier verhalen en het eenig
onderscheid is, dat het daar gewoonlijk om
edellieden en jonkvrouwen ging. Maar zoo
wij Dr. Terwolde markies noemen en van Ada
spreken als van de jonge gravin," zullen
wjj stokstijf kunnen beweren, dat hun
schitterende persoonlijkheden, zoowel als hun
wijze van doen, ja, ten deele zelfs hun lot
gevallen aan een eerwaardig melodrama, in
schandelijk plagiaat, ontwoekerd zijn.
En echter is hier een jonge, moderne
schrijver bazig ons te verhalen van hetgeen
hy misschien wel zelf meent te hebben bij
gewoond. Hoe zit dat dan? Wat beteekenen
deze zonderling onderwetsche kyk op het
leven en deze, toch oprechte, exaltatie, die
het beeld van de werkelijkheid bedoelen en
een potsierlijke caricatunr voortbrengen?
Ziedaar wat minder gemakkelijk te verklaren
valt.
Misschien kan het aldus.
In dit verhaal zijn wij zoover mogelijk
verwijderd van alle realisme. Haast nog eer
de schrijver de gebeurtenissen zag, had hu
zijn voorstelling al klaar, die tevens een
oordeel, een levensduiding in hield. De meest
zuivere toevalligheden, als die te late dood
der wettige vrouw en de tuberculose, worden
in het gevoel des schrijvers onontkoombare
noodzakelijkheden, en de zeer persoonlijke
gewetensnanwheid en 't fatsoensgevoel van
Dr. Terwolde verschijnen als iets van
algemeene en eeuwige geldigheid, waartegen geen
sterveling zich verzet.
Dit gevoelen van het zedelijke als het
wereldrichtende en van het toevallige als het
noodzakelijke, deze snelle en felle opvatting
eener reeks van gebeurtenissen als een richting
en duidelijke aanwijzing voor de beteekenia
des levens, kan men het romantisch»in een
mensch noemen. Het beteekent liehtbewogen
gevoel en verbeelding en... weinig critisch
oordeel.
Maar hiermee is de indruk uit het boek
nog niet ten volle verklaard. Er is nog de
dwepende taal, de hartstochtelijk overdreven
schildering in toestanden en menschen en
het gezwollen e van hun gesprekken. En ein
delijk is er die wellnat in het lijden der per
sonen, die voortdurende smartgalm, welke
zich typografisch door vele puntjes ver
tegenwoordigen doet, of met andere woorden
gezegd: de onmiskenbare belnstheid op
akeligheden, die zich geen enkele treurige
scène ontgaan laat. Niet de boekfiguren
klagen, de schrijver zelf klaagt eigenlijk het
gansene boek door, hy beklaagt zijn per
sonen, hy beklaagt het ganache leven, en zoo
beklaagt hy ook zichzelf in zoeten weemoed,
omdat het leren voor ons allen is, geluk hij
het hier voor enkelen toonde.
Dit zelf beklag, dat er als meelijden uitziet,
deze weeke treurnis om het eigen lot, dat
zich afspiegelt in vreemde lotgevallen, heet
dan sentimentaliteit, als ik mij niet bedtieg.
En ijdelheid is er n voorname factor van,
egoïsme een andere.
Romantische sentimentaliteit, sentimenteel
romantisme, misschien romantisme of senti
mentaliteit t6ut cour t, zijn zeer wezenlijke
eigenschappen van den mensch, vooral van
den jongen mensch, die de betrekkelijkheid,
het nietige en vluchtige, der wereldsche
dinEn over dit alles scheen de volle
voorjaarszon. Zij gloeide op de schotsche jurk,
en deed het morsige rood toch ook nog met
vlammetjes gloeien. Zij scheen op de tanige
vrouwen, zoodat het zilverige, ongekamde
haarpluis, dat het hoofd der grootste
omwiegde, haar omgaf als met fosforusglans.
En op hun ivoorkleurige, gele gezichten
brandde zij met zachten, roomkleurigen tint.
De heer, die voor Rika kwam, had thans
den hoek van de straat bereikt, en drentelde
daar nu wachtend wat rond, telkens kijkend
naar Rika's ramen, en trok plukkerig wat
aan zijn knevelt j e. Maar toen zag het kind
met de zonnebloem-haren hem, en onmid
dellijk liep zij op een drafje naar huis, om
zijne komst te berichten.
Moede... er!" riep zij, nog buiten op
straat, want zij kon nog niet bij de schel,
en tegelijk hangelig tegen de deurpost
leunend, trapte zij achterwaarts tegen de
straatdeur, totdat die werd opengedaan.
Moede... er l", blèrde haar armoedige
stem toen opnieuw in het hol weerklinkende
trapgat, daar heb-ie Rika d'r heer!" En
na deze boodschap verricht te hebben, dren
telde zij rustig terug, stak een vinger in
haar neus en wroette dien zoo diep mogelijk
daarin, en begon toen bewonderend, maar
op een afstand, den mooien man te bezien,
die voor haar zuster kwam.
Na deze waarschuwing kwam nu al
spoedig Rika beneden.
Zij was een blond meisje van 'n jaar of
twintig, op hare wangen vlande een schel
blosje, en hare oogen schitterden met de
ongestadigheid van 'n avondhemel waar
langs een zoeklicht strijkt. Schuin naar
beneden van links naar rechts sliertte haar
haar met een vlok over haar voorhoofd, en
daarop lag een bijna platte, zwarte hoed,
waarlangs verregende witte veeren deinden.
Zij droeg een verlept roode-kool-kleurig
mantelcostuum, en een grauwe kanten
das om haar hals.
Besjoer!" zeide zij met een broeden
glimlach, die haar halve gelaat bestreek,
graaide daarop een handvol van haar rokken
bijeen, en liep haren heer tegemoet, met
veel te groote stappen, zoodat de houten
hakken harer laarzen als atelten de straat
beklotsten.
Terwijl zij wegging, staarden de beide
vrouwen, die nu zwegen, haar na. In de
oogen der grootste brandde een zwarte,
gen nog niet aanvaarden kan, maar alles
absoluut wenscht: vreugd en smart, liefde en
haat, deugd en ondeugd, schoonheid en waar
heid. Want zoo alleen verdraagt hy het leven en
stilt den wanhopigen drang naar vastheid
en nheid, die telkens weer door het ver
brokkelde dagbestaan gehoond wordt.
Maar, hoe begrijpelijk en aandoenlijk zelfs,
het blijft een kinderlijkheid, deze staat van
geest, tenminste voor hen, die geen andere,
groote eigenschappen hebben aan te wijzen.
Het is 't kinderlijke in n individu of in
een ganech tijdvak en veor de kunst wel een
zeer verderfelijk bestanddeel, omdat het zich
vierkant plaatst tegen haar hoogste bedoe
lingen. Immers, wat kunst bedoelt, in beginsel,
in haar zuiverste wezen, is het enkele geval,
het toe-val, verklaren, verhelderen tot ontoe
vallige, noodzakelijke algemeenheid, de relatie
vaststellen van het vluchtige en nietige tot
het eindeloos-eenwige, waaraan het deel beeft,
waarvan het momenteele verschijningsvorm
is. Maar zal de kunst dit vermogen, dan
moet ook het individneele vervloeien en
opgaan in zelfoffering tot het onpersoonlijke,
dat uit is boven emart en vreugde, inplaats
van, als het sentimenteel-romantieche, ego
ateiyk het individu met zyn kleine
bewogenheden te stellen als het algemeene en aldus
het groote neer te halen tot het kleine. Hat
romantische geeft vahche smart en valiche
troost en dat is, wat het zuivere gevoel
onmiddellijk speurt en het deze kunst
verwerpen doet, als verzwakkend en leugen
achtig, ais een vergiftigden drank, als een
verrader der menschheid, als een zonde
tegen den heiligen geest.
Daarom was indertijd de kunst van het
realisme een verlossing en mee schverheffende
bevrijding uit de zwoele verlokkingen der
romantische zelf koester in g, der zoo innig
egoïste overschattingen van het dierbare ik.
Maar natuurlek kon deze wedergeboorte het
romantische niet vernietigen, dat immers het
eng-persoonlijke zelf is en zoo zien wij, uu
het realistisch getijde verliep, weer overal
in de litteraire kunst de teekenen van dat
ontzenuwend zwakke, dat, onder voorwendsel
van meerdere synthese, de massa in 't gevlei
komt met goedzoope emotie, hetijj in bios
cooptheaters of in... romans.
FBANS COENBN.
ALBEET HOÜTIN, ZTistoire du modernisme
Catholique. Paris, chez l'antenr, 18
Kue Cnvier V. In 12°, VII + 458).
II.
De grootste en belangrijkste péplnière van
het modernisme is in 1875 door het Fransche
Episcopaat opgericht. De Universités
Catholiqnes waren ingesteld, vooral met het oog
op de vorming van geleerde leeken binnen
den ideeënkring der Boomsche Kerk. Op
last van den Paus werd eene eerst onnoodig
geachte theologische faculteit er aan toege
voegd. Inde irae. Het geleerde gezelschap
van S. Snlpicins leverde een belangrijk Contin
gent aan leerlingen. Onder de vier professoren
dier faculteit te Parijs blonk reeds dadelijk
de abbéDnchesne uit, een vurig ultramontaan
Zijne meeningen wijzigden zich door voort
gezette studie zoo snel, dat reeds in 1885
zijne colleges door den bekenden rector Mgr.
d'Hnlst wegens een hevig schandaal tijdelijk
moesten worden gestaakt.
Uit deze inrichting zijn onder de oogen
van den kardinaal-aartsbisschop de belang
rijkste modernisten in Frankrijk voortge
komen. En minder bekende persoonlijkheden
hebben met den geest der nieuwe leeringen,
onderscheidene seminariën der omliggende
diocesen besmet.
Alfred Loisy, tegenwoordig professor aan
het College de France, Marcel Hébert, de
, Kantiaan', Mgr. d'Hulst en anderen bewogen
zich gaarne op zeer gevaailijke grensterreinen
der philosophie, der theologie en der kerk
geschiedenis, waar minder omzichtige vol
gelingen licht zouden kunnen struikelen. De
encycliek ,Providentissimns Deus' van Leo
XIII, vooral tegen den abbéLoisy gericht,
bevatte echter zoovele zinsneden, die eene
vrijere studie schenen te begunstigen, dan
in de seminaria wordt toegestaan, dat het
wraakgierige gloed, en zij hief haar eenen
arm bijna profetisch op om Rika na te wijzen.
De uitdrager schreeuwt er wraak om!"
riep zij het meisje achterna, wier gezicht
nu bijna geheel schuil ging achter haar
grooten hoed, waar langs de yerhavende
veeren dropen. En toen liet zij haar arm
weer vallen, en staarde het paar achterna,
zonder zelfs te luisteren, naar wat de ander
zeide.
En van uit het raam zijner derde ver
dieping keek ook Rika's vader zijn dochter
na. H\j trok daarbij de wenkbrauwen samen
en loensde haar na vanuit den hoek zijuer
oogen, totdat zij verdwenen was.
Kak-madam!" zeide hij.
Wat zeg je ?" zei zeurig zijn vrouw, die
door een kier der gordijnen haar dochter
ook natuurde.
Rika's vader week nu terug van het raam,
de kamer in, en herhaalde zijn woorden
met tragen nadruk.
Ik zeg, dat m'n dochter 'n kak-madam
is," zeide hij, en daarop slofte hij met lange
passen naar den schoorsteen, nam daarvan
den spuwbak, en spuwde er een langen
straal pruimsap in.
In de kier van het gordijn, waartnsschen
ze nog door keek, snerpte moeder haar
vinnige antwoord.
Zeker omdat ze geen zin heeft in zoo'n
polderkerel als jij beu!"
Rika's vader kreeg nu een guitigen glans
in zijn oogen. Hij stak zijne handen in de
zakken van zijn afzakkenden broek, en
stapte langzaam de kamer rond. Die zucht
naar hoogerop van zijn dochter deed hem
denken aan zijn eigen jongen tijd, toen hij
nog met den hoed scheef op, en de sigaar
tusschen de weidsch van zich afwijkende
hand, langs de Zondagsche wegen banjerde,
en een groote minachting zou hebben gehad
voor mannen in een rose overhemd, die met
afzakkenden broek uit het raam hingen.
Als de meid het flikt, dat ze op het end
met dien kerel trouwt, heeft ze natuurlijk
gelijk," zeide hij.
Daar is die vent veel te trotsch voor,"
antwoordde daarop een ruzie-stem uit de
half-open staande bedstede. Als d'ie daar
over dacht, zou d'ie wel al lang hier boven
gekomme zijn, die Jokko!"
In deze woorden lag iets, dat moeder
hare kalmte deed verliezen, zonder dat zij
daar rond vooruit durfde komen, en dus
Parijeche Institnt Catholique haar leerplan
daarachter kon verschuilen. De diplomatie
van Leo XIII gedoogde geen sterkeren na
druk op misverstane of voorbijgezien e plaat
sen. Zoo geschiedde het, dat de moderne
richting zich zelfs, en onweersproken, op
dezelfde encycliek beroepen ging.
Leo XIII, weigerde, ook na herhaalden
aandrang van het Fransche episcopaat,
den abbéLoisy te veroordeelen. Tot op
zijn sterfbed heeft hy geweigerd, aan de
pressie van kardinaal Richard gevolg te
geven. Zijne nagedachtenis wordt dan ook
herhaaldelijk door huidige goed-pauselyke
scribenten methodisch besmeurd. Pius X
gevoelde een veel geringere schroom jegens
de in Loisy's l'Erangile et l'Estlise' beli
chaamde moderne denkbeelden. Wel had hy
als patriarch van Venetië dit boek genoten
en geprezen, doch in Rome werd hy beter
ingelicht, en weldra vermeldde een door hem
geratifleerd Indexbeslnit de veroordeeling
van vijl werken van Loisy. Loisy's vroegere
medestanders verloochenden hem voor een
groot deel en trachtten zichzelven met hevige
kritieken en protesten van de verworpen denk
beelden af te grenzen; een eerbiedwaardige
lijst van veroordeelingen echter ontrolde
zich langzaam, doch onverstoorbaar xeker,
en de meeste geleerden, waarop vooruit
strevende katholieken eens trotsch konden
zyn, werden buiten de seminaria, de kath.
universiteiten en het
officieel-wetenschappeIjjke leven gebannen.
Niets bewijst eerder de rotsvastheid, waar
mede ook hoogst willekeurige en misschien
onredelijke of afatootende leeringen zich in
een menschenhoofd inburgeren, wannér dit
maar vanaf den kinderleeftijd werdt gehouden
in een stage suggestieve atmosfeer *ran onver
biddelijke tucht als die van een seminarie,
niets maakt de onwrikbaarheid dier denkbeel
den büden gemiddelden geloovige duidelijker
dan het schouwspel van al die begaafde
geesten, de Mum's, Battaini's, Loisy's etc.
etc., die, hoezeer, voor buitenstaanders zoo
lang vooraf, duidelijk voorbestemd voor een
radicale breuk met het oude tyatuem, ge
durende lange jaren aarzelen en zich verwe
ren tegen eene scherpe en klare houding, tn
eerst hunne geestverwanten met den Judaskus
van eene onmerkbare meenicgsnnance ver
loochenen, dan den litterairen vorm hunner
verhandelingen corrigeeren en verdoezelen
in een bedriegelijk schijnsel van orthodoxie,
eindelijk wanhopig alle autoriteiten uit alle
eeuwen der kerk deemoedig aanroepen, em
althans de uitspraak van een sedert lang geveld
vonnis te ontgaan, om na al die zelfverlooche
ning, het verraad en den sloopeiden schroom,
toch eindelijk, door de onontwijkbare veroor
deeling, te worden geclasseerd in het milieu
van hen allen, tot wie zij van 'c begin af
hadden behoord, de groep n.l. der onafhan
kelijke buitenkerkelijke geleerden en politici.
In het algemeen is er echter weinig reden,
om den katholieken modernist
ineenprorestantüme onder te brengen. De meesten volgen
bij voorkeur Loiey, die in zijn, daarna dan
ook door Harnack bestreden, l'Bvangile et
l'Eglise', het denkbeeld voorstaat, dat de
ontwikkeling van het Cnristendom niet mag
worden beschouwd als geëindigd in het
midden der tweede eeuw, maar dat zy zich
geleidelijk en logisch heeft voortgezet in de
katholieke leeringen van latere eeuwen, die
dan ook, mits kritisch geschift, een deel
daarvan helpen uitmaken. Pogingen om de
modernisten aantluitirg te doen vinden bij
de Oud-Katholieken, schijnen meer succes te
zullen hebben.
De centrale plaats, die Loisy in Frankrijk
ingenomen heeft, is door Tyrrell iu Engeland
vervuld. Deze oud-Anglicaan en oud-Jeznïat,
vervolgd en wanhopig bestreden, werd door
de orthodoxie vooral niet voor minder-ge
vaarlijk aangezien. Zijne beteekenis was
minder die van een geleerde dan van een
apostel; er is reden om hem te vergelijken
met Lather Een hartstochtelijke en lang
durige strijd vooral met zijne
ond-ordensgenooten, waarin zijne schitterende talenten
uitkwamen, sloopten zijne krachten vroeg
tijdig.
Behalve de aanvoerders menig belangwek
kend man van lichter gestalte. Vooral Ed.
Ie Boy, professor in de wiskunde, met een
greep zy een pantoffel van den vloer, en
smakte dien in de openstaande bedstede.
Zal je d'r eindelijk uitkomme, luie
sallemander!" riep zij.
Maar sedert dit gesprek was de belang
stelling voor Rika en haar heer nu eenmaal
gewekt, en sedert werden er door Rika's
familie duidelijke pogingen gedaan, om de
kloof, die haar van den heer scheidde, te
overbruggen.
Het eerst begon daarmee Rika's veertien
jarige broer. Hij was op de straat toen
zijn zuster en haar gezel van hun wande
ling terugkeerden, en zoodra zij verschenen,
nam hij een overdreven soldatenpas aan,
waarmee hij voor hen uit begon te
marcheeren, daarbij zoo hard als hij kon zingend:
Heb ie 'n hoe?ed op, van de bedee?eeling!"
enz., zonder zich er echter verder over uit
te laten welken hoed hij daarbij bedoelde,
dien van Rika, of van haar heer.
En 'n paar dagen later was het Rika's
schotsche zusje, dat op haar manier moeite
ging doen.
/ij stond toen weer op den hoek, terwijl
de heer van haar zuster naderde. Zij liep
nu echter niet weg, om te waarschuwen,
doch knelde haar armen zorgvol en bedeesd
tegen haar borst, en zag hem aan met oogen,
die strak stonden van het verlangen, om
dezen mooien, druk besproken man te
naderen.
Rika komp direk!" riep zij met een
stemmetje, heesch van verlegenheid,en daar
op vermeesterde haar de schrik om haar
daad, en rende zij weg, de portiek van den
groenboer in, om vandaar de gevolgen van
haar optreden om een hoekje te gaan be
spieden.
Maar na een tijdje gebeurde er iets, dat
de families van Rika en haar heer op veel
zekerder wijze bijeenbracht. Het eerst wist
haar moeder het, en het deed haar den
schrik in de leden slaan, zooals zij acht
dagen later vertelde. Zij liep, eer zij haar
man er mee op de hoogte bracht, er een
heelen morgen mee rond, en was daardoor
zoa diep in gedachten, dat zy niets van
't kattekwaad van hare kinderen bemerkte.
Af en toe slaakte zij daarbij een zucht, en
keek dan meewarig voor zich uit, en dan
weer overglom haar gezicht een zalig glim
lachje, dat zij in haar mondhoeken verkneep.
Doch toen haar man thuis kwam, ver
anderde haar wijze van doen. Zij scheen
subtiel, zeer bestreden en dan uitnemend
verdedigd werk met den listigen titel:
.Qu'estce qn'un dogme ?' Date simpele vraag wordt
scherpzinnig gesteld en dan elke definitie en
elk fundamenteel begriptin het dogma na
gejaagd in de verste echuilhoeken van een
ontwijkende dialectiek. Elk waarachtig denken
en elke ware wetenschap ondervinden volgens
Ie Boy een afkeer van het dogma, want 1°ge
ven zij, die het beamen, toe, dat het onmo
gelijk is om de innerlyke gronden van zijne
waarheid na te sporen. 2°Kan het niet worden
geverifieerd, zelfs niet door een indirect bewijs
3°is het onbegrijpelijk en ondenkbaar en
staat het buiten eenige betrekking met het
werkelijke intellectueele leven. Ed. Ie Boy
ontwikkelt de begrippen: .eenheid' en .per
soonlijkheid' van God,,opstanding' van Jezus
Christup, ,ieëale presentie' etc. etc. De dogma's
hebben vooral praktische waarde: Het dogma
der opstanding bijv. moet niet zoo:eer 't
feit der opstanding willen uitdrukken (dan
is het direct onderhevig aan de historische
en de bijbelcritiek) maar een voorschrift:
gedraagt n tegenover Jezus Christus, op
zoodanige wyie, als gy zondt hebben gehan
deld tijdens Zijn leven, en als uw tijdgenoot."
Deze opvatting karakteriseert 't betoog vol
doende. Het werbj'a, uitgegeven, verrijkt met
alle polemieken, evenals Descartes' Meditatie'?,
veroorzaakte in orthodoxe kringen een
pynlijke ontsteltenis, maar bleek de houding van
den wetenschappelyken katholiek in het
algemeen verrassend juist weer te geven. De
vercordeeling van het boek door de Con
gregatie van den Index kon hieraan niets
veranderen.
Evenmin temperde het verbod vau
Fogazzaro'a 'II Santo' en later van zijn 'Laila' het
verlangen van de edelste en beschaafdste
leeken en geestelijken naar eene reiniging en
hervorming van het gansche regeeringeyateem
en den heerschenden geest der kerk. Hier
waren belichamingen der denkbeelden van
geheele kringen, m en buiten die kerk als
hare edelste en belangrijkste kernen be
schouwd, en door sommaire en niet-toege
lichte veroordeelingen neemt men geene
smartelijke grieven weg, neutraliseert geene
diepgevoelde behoeften, en weerlegt geene
blü-aanvaarde oplossingen. Giovanni Selva
en Piero Maironi blijven voor en na voor
den denkecden katholiek de ideale leek en
da ideale apostel. Het agn soortgelijke con
flicten als hier te landa noodzakelijk rijzen
moet bijv. tussehen de groep 'Van onzen
tijd' en de kerkelijke Janisearen.
Naar aanleiding van het modern isme buiten
Frankrijk is o.a. breedvoerig de aöaire-Schell
behandeld. Prof. Schell te Würabnrg publi
ceerde na eene Indexveioordeeling zijner voor
naamste wercen, eene 100 vage formule van
onderwerping, dat niemand er eenige
beteekenis aan zou kunnen toekennen. Verder bleven
de verboden boeken kalm in den boekhandel,
en in 'c vervolg bleef hij overeenkomstige
denkbeelden doceeren. Uit vrees voor
schandaal vergenoegd»men zich te Rome
met d e ie quasi- toamissie.
Eindelijk publiceert de heer Hontin een
macht documenten over den
antimodernisteneed, over het proces Verdesi-Bricarelli, het
celibaat, en over alle fabels omtrent eene
internationale modernistische 'samenzwering',
waaraan dan natuurlijk, volgens de clericale
pers, de gevaarlijke vrijmetselaars niet vreemd
zouden zijn I Ook ons land is niet vergeten.
Het werk laat eenen indruk na van objec
tiviteit en eene uitvoerige documentatie. De
rijkdom van materiaal is overstelpend en
meer log dar de wereld van citaten uit
belangrijke ofibieele en vaak niet minder
belangrijke ofn'cienze documenten, pleit de
rangschikking van de atof voor 'a heeren
Houtin'a vertrouwdheid met het onderwerp,
waarin niet enkel stroomingen doorzichtig
worden gemaakt, maar ook de personen in
de volle tragische ontwikkeling van hun in
dividueel lot medespelers blijken in een
reusachtig spel van ironie. Voor dezen strgd
tusschen 't oude en 't nieuwe, waar 't aan
komt op motieven en oogmerken, is de
heer Hontin, die alle hoofdmannen van het
modernisme persoonlijk kent, met de meesten
in intiem contact heeft gestaan, en bijv.
over compleete correspo&deutib'd van vele
leiders beschikt, de van nature aangewezen
te ontwaken uit een droom, want zoo ach
teloos als zij voor haar kinderen was ge
weest, zoo zorgzaam was zij nu voor hem.
Zij dekte de tafel zoodra hij kwam, en
bracht hem zelf een bord eten, inplaats
van de kinderen dat te laten doen, en
telkens nam zij hem eens op en blikte
tersluiks in zijn oogen, om te zien hoe of
hij gemutst was.
Mot je ,nog zeu';" vroeg zij hem toen,
nog talmend bij de rand van de tafel.
Ikke niet. Ik heb genog", zeide hij en
prikte gul-gretig in de aardappelen voor
hem.
En toen boog zij zich plotseling naast
hem neer op de tai'el, en breed steunend
op hare armen, fluisterde zij hem toe, wat
of er met Rika was, en hoe die al in de
kraamzaal lag.
Toen het groote woord er uit was, trok
Rika's vader zijn voorhoofd in rimpels. Hij
legde zijn hand, met de vork er nog in, en
een aardappel er op, naast zijn bord, en bij
afwezigheid van Jvika, en wijl zijne vrouw
hem nog niet voldoende reden gaf om tegen
haar los te barsten, zag hij dreigend de
blommige veldvrucht aan.
Maar Rika's moeder voorkwam hem. Zij
ratelde nu alle bizonderheden af', die op
het geval betrekking hadden, zoodat vader
geen gelegenheid had om zich aan een in
het bizonder te ergeren. Zij drong zoo
doende zyn heelen vloed vloeken en scheld
woorden in zijn mond terug, zoodat, toen
zij klaar was, hij er werkelijk reeds te veel
had bedacht om er nog een keus uit te
kunnen doen. En toen, wél wetend dat dit
het goede oogenblik was om zulk een mede;
deeling van kracht te laten zij n, richtte zij
zich weer overeind, zweeg even, alsof dat
alles was, en zeide toen met haar luide,
gewone stem:
En nou gaan ze natuurlijk gauw
trouwen."
Een oogenblik zag haar man haar ver
bijsterd aan, en toen prikte hij weer
werktuigelijk in zijn aardappels.
Maar toen kreeg hij weer het besef van
zijn toestand, en ook eenigszins van de
bewerking die hij zoo pas had ondergaan,
en hakkelend, op den toon van iemand
wien te kort wordt gedaan, begon hij het
overschot zijner ergernis te luchten.
't Is me toch anders wat moois," begon
hij. Ik ben toch d'r vader."