De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 29 december pagina 3

29 december 1912 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

Nö. 1853 29 Dec. 12. DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD YOOR NEDERLAND. der vertaalster T Dit sou nog erger zijn voor de redactie. Het mangelt deze vertaling aan zuiverheid van faal en van beelden vooral. Dat is jammer, waar dit interessant* boek van Zah* in een uitgave van de Wereld bibliotheek toch wel met meer zorg mocht zijn behandeld. Ofschoon een belangwekkend boek, kan ik De vrouwen van Tanuo" niet geslaagd noemen, door het ontbreken van levens echtheid en het ontgaan van de logische consequentie. Een dweeper, (een geliefkoosd figuur van Zabn), de nieuwe schoolmeester. Daniël Pianta, weet de bewoners vanTann op te zweepen tot het vormen van een antihnwelijkabond. Hj] acht deze tegennatuurlijke instelling noedig, omdat in Tanoözich van geslacht op geslacht een geheimzinnige ziekte verbreidt, welker verschijnsel bestaat in doodbloeden nit zelfs het geringste wondje. Dat hij meende door een bloot huwelijks verbod de voortplanting te doen ophouden, is lijn of des schrijvers zaak, doch ik maak er bezwaar tegen, dat deze vrijwillige abstinentie den lieden zoo gemakkelijk schijnt te vallen. Wel laat de schrijver in enkele uitin gen, in enkele personen zelfs (Bertha Valer) het leven als een lekkende vlam opslaan, doch hu onthoudt ons den strijd der voorgangers, Daniël Pianta en Anna Jnlia Belmott, die van elkaar honden en wier leven, jong en gezond als ze beiden zijn, inderdaad een marteling moet zijn geweest. Dat de bond blijft bestaan ook na het vertrek van Pianta, is onlogisch, want in 't eind ia er toch geen menschenwaan, die een ganiche groep vrouwen kan beletten, hun natuurlijke levensfanctie te vervullen. Dat Pianta'»suggestieve geestdrift eigenlijk den bond in stand houdt, blijkt duidelijk nit den verhaalgang; de schrijver had dus ook de consequentie moeten aandurven. Kaast meer onwaarschijnlijkheden zijn er echter ook fijne trekjes. De weergave van het dorpsleven is opvallend goed, terwijl de angst voor de geheimzinnige ziekte, in al hare verschijningen, als een kille huiver ligt orer sommige fragmenten. HKSSEL JONOSMA, Kennis TanMtDEits in 1835? In een artiekeltje in het nummer van 3 November van dit Weekblad wordt de kennis van het Duits in 1835 voor heel Nederland, vooral echter by de Leidse rechtbank, als gering getakseerd, op grond daarvan, dat de griffier dier rechtbank niet in staat was kopie van twee Duitse overlijdensakten te geven: hjj las n.l. geen hoogdnits schrift, ofschoon de taal door hem verstaan werd. Ter beoordeling van 's mans taalkennis worden ons dan een paar dergelijke akten afgedrukt. Veel helpt 't ons niet verder: 't ging immers om «cftriftkennis en alleen een paar cliché's zonden een indruk kunnen geven, hoe het met het schrijven in die Bnitse gemeente stond. Ik vermoed, dat er nog heel wat Nederlanders van 1912 zouden zijn, die zonder hulp van een taaimeester niet uit die akten wijs konden worden, ook al waren ze taalkundig voldoende op de hoogte. De brief van de Leidse griffier interesseerde mi], omdat ik juist een brochure over: Das Kleid der dentschen Sprache" (Göttingen Vandenheek und Rupreeht 1912 Mk. 1) voor mij had liggen. Op het ogenblik is n.l. in Duitsland de strijd tussen de voorstanders van Latijns en 'Gotlfls schrift (Antiqua en Fraktur) weer in een akunt stadium getreden. Die strijd is al oud. Jacob Grimm heeft zich al tegen het gotiese schrift uitgesproken en wetenschappelike boeken en tijdschriften verschijnen voor een goed deel in Antiqua. Tans schijnt ook bij de uitgevers een sterke neiging te bestaan, de grotere onkosten door het in voorraad honden van Antiqna en Fraktnr te verminderen, door het speciaaldnitse letterschrift in de steek te laten. Natunrlik bestaan er Lateinschriftvereine", die trachten bij de kleurloze massa belang stelling voer deze hervorming te wekken. De Lateinschriftler" wijzen, naast boven genoemde kosten, op de last, die de buiten lander met het lezen van bet vreemde schrift heeft; verder op de dwaasheid, die in het leren en gebruiken van een ,dnDbel' lettersysteem ligt; dan wijzen züop de slechte invloed, die het lezen van al die gedraaide letters op de zenuwen en ogen moet uitoefe nen; terwijl ze eiudelik het hele dnitse schrift om de onnodige krullen Möachsschrifi" noemen. Tegen al die bezwaren weten de 'Dentechschriftler' zich heel goed te verdedigen. Wat de nuchtere geldkwestie betref', wijzen zij er op, dat volgens het tarief van de bond van dnitse boekdrukkers het drukken in Antiqna 4X pCt. duurder berekend wordt; de helft daarvan komt op rekening van het minder aantal letterverbindingen, dat bij Anti qna gebruikt wordt, de rest ligt aan de grotere benodigde ruimte. Om materiaal te verkrijgen over de denkwijze van buitenlanders over het goties schrift, zijn vraagljjsten op vrij grote schaal rondgestuurd en de ontvangen antwoor den tonen aan dat de duitae drnkletters vrij gauw geleerd worden. Da grammatica's voor de buitenlander gebruiken toch geheel of grotendeels de dnitse letter, zodat van het begin af aan het vreemde woord met het vreemde woordbeeld samenhangt. In hun beroep op de oog- en andere dok ters staan de Lateinschriftler bepaald zwak. Het schijnt, dat de aanvankelik voor hen gunstige meningen op proeven berustten, diémet reeksen van dwarrelende hoofdlet ters genomen waren. Daartegenover staat, dat de Latijnse letter aan de veelal zeer lange Duitse woorden iets vlaks, onaf gebroken s geeft wat op den duur allicht vermoeiender zal werken dan da Duitse, die met zijn lange s en z vaak op plezierige wijze ean woord verdeelt: men denke aan woorden als Snsswasserseeen, Einkommensteuerveranlagnngskommission. Ook heeft het gebruiken van ss naast BZ, van lange naast korte B zijn waarde, juist voor da buitenlander, terwijl het druk ken van zelfstandige naamwoorden met hoofd letter in bepaalde verbindingen altans zijn nut kan hebben, men denke aan Massen en Maszen, a»n Hincher en Has chen, aan das Wahre suchen" naast das wahre Snchen". De dwaasheid van het bezitten van een dub bel eyateem vervalt natnnrlik ook bij het vermijden van het Latijnse? schrifc en mag daarom niet aüeen als voordeel van een her vorming in andere richting opgevat worden. Tegenover het verwijt, dat de letters over'matig veel sierkrullen vertonen iets wat in de laatste tijd meer en meer vermeden wordt en daardoor hun afstamming van vaak met uiterste zorg getekende letters der oude handschriften verraden, stelt men het feit, dat de gotiese letters nit de werkplaats van Albrecht Diirer, altans uit diens school stammen, nit de beste hnmanistetjjd das.Voegt men daarbij, dat bi] de verdediging van het Dnitse ichrift heftig 'op het Dnitse gemoed gewerkt wordt: van verraad aan het Dentschtuu, van steunen van Polen en Elzaasers wordt gesproken, en dat alles in een tjjd wo das Vaterland rings von Feinden umgeben ist dan valt te begrijpen, dat da zaak van het behoud lang niet slecht staat. Vijf verenigingen werven dan ook met snkses leden onder de Frennde dentscher Schrift". In de, in 't begin genoemde brochure van Rnprecht wordt nu echter de moeilikheid onbesproken gelaten, die het geschreven Duitse schrift voor de buitenlander heeft. Da Duitser eikent de moeilike leesbaarheid zelf wanneer hij adressen en ondertekeningen van in fraktnnr geschreven brieven toch maar liever in Antiqua zet. Men mag zich uit artistiek oogpunt over het behoud van het karakter vertonende" Dnitse schrift verheugen: men moet dan echter ook verlangen, dat het in staat zij, uit eigen middelen in de behoeften van het verkeer te voorzien en niet af en toe leentjebuur moet spelen. Het pedagogies belanp, dat het school kind n schrifts yateem leert, is dnidelik. Als wij als belangstellende buitenlanders dus toezien, hoe de strijd tussen Antiqna en Fraktnr verloopt (een strijd, die hier en in Denemarken met de zege van de Antiqna geëlnd'gd is) dan voegen we er de wens Du, dat de Duitser in ieder geval de moeilikheid van zyn geschreven Fraktur niet te gering moge schatten voor hem, die er niet aan gewend is, en voor ekstra-dnidelikheid zorg drage. H. W. J. KROES. opgenomen afbeeldingen nit verschillende handschriften, wcilke aan vroegere Sbahs van Perzië toebehoorden en voor keizer Akbar en zijn opvolgers zijn gemaakt. De w hand schriften zijn pas sedert de jongste omwen telingen in Perzië op de Eurepeesche markt gebracht. Tot op dat oogenblik hadden de kunstenaars geen idee van het bestaan van zulke prachtige exemplaren der vroegere Perzische en Akbar-knnstscholen. 'Bericnten. BERNABD SIIAW zal, te zamen met Sidney Webb, de redactie op zich nemen van het weekblad The Crueader. Denieuweredactenren zullen gerege! d bijdragen voor het blad leveren, dat zich voortaan meer bezig zal honden met intellectueel socialisme en sociale hervor mingen dan met literatuur. OOSTBBSCHE MINIATUREN. Bemard Qaariteh te Londen zal uitgeven een werk m twee deelen over Theminialurepainting andpttinten of Persia, India and Turkey f,om the 8th to the I8th century door F. R. Martin. De samensteller heeft sedert 1894, toen hij een reis naar Bokhara maakte, het materieel voor dit werk saamgelesen nit alle verzamelin gen waar Oostersche handschriften voorhan den zijn, openbare zoowel als particuliere. Meer dan 3000 miniaturen zijn door hem gecopieerd, waarvan ongeveer 600 stuks in dit werk zijn gereproduceerd. Onder de opgenomen miniaturen, welke nog nooit gereproduceerd zijn en ze'f a nog nooit vertoond zijn geworden, zijn die, afkomstig nit het wonderbare, in het jaar 1537 voor den Shah Tabmasp vervaardigde handschrift van den Shahnamah, dat thans het eigenden is van Baron Edmond de Rotschild. Ook zijn Tentoonstellingen en Mingen. IN HET MUSEUM VAN KUNSTNIJVERHEID TB HAARLEM is eene tentoonstelling geopend van ontwerpen voor vlak versiering en toe gepaste kunst door H. P. Berlage Nzn. te Amsterdam. Deze ontwerpen werden ge stileerd naar de motieven van het plaatwerk: Knnstformen der Natur", door Ernst Haeckel, waarvan een groot deel platen de tentoon stelling aanvult, en in teekening gebracht door A. van Baaien, architect te Am sterdam. IN DEN LABENSCHEN KUNSTHANDEL AMSTER DAM, Heerengracht 495, begint Vrijdag 3 Jan. 1913 de Jannari-tentoonstelling met por tretten van Antoon van Welle en landschappen van Frans Langeveld. IN HET GEBOUW TAN DE A.CADBMIE VOOB BEELDENDE KUNBTBN EN TECHNISCHE WETEN SCHAPPEN TE ROTTEBDAM, COOlVOSt No. 84, houdt de firma E. J. van Wisselingh en Co. van 24?31 December a.s. een tentoonstelling, van Hollandsche en Fransche schilderyen en Aquarellen, benevens Etsen, enkele Meubelen en andere voorwerpen van T. Nienwenhnis, en eenige Chineesche en Japaneche bronzen en cloisonn Innonfran Tüttilten, De Nieuwe Tijd, No. 12: A. van Collem, De Steeg (Venen). J. v. d. Tempel, Be scherming der huisindnstrieele arbeiders. H. Roland Holst, Jean Jacques Ronsaeau. (VII slot). J- Dr. W. v. Ravesteün Jr., Intern. Verhoudingen (De Balkanoorlog). JOP. Loopuit, Kapitalisme en Jodendom. W. Wolda, Praehistorische Literatuur, I, eni. Op de Hoogte, Dec. '12: Frontispiece: Dr. H. M. van Nes. Feiten van den Dag. L. Hagedoorn, Het fotografeeren van kinderep. J. v. d. Pant, Uit Westelijk Canada. D. J. van der Ven, Suikerwerk en Marsepein. 8. Bottenheim, Jan van Gilse. *?- Bg Nederlandsche Schilders door Barnard Canter: David Banti. GOS. de Voogt en J. C. Waal, Het Avondlicht op pleinen en wegen. Cantor Johann Sebastian Bacb, enz. De Samenwerking, No. 2: B. de Ligt, Christensocialisme en 8. O. A. P., I. Daan v. d. Zee, Luiende klokken. A. J. Reaink, Maixlsme en Godsdienst. Enka. Opti misme. Pessimisme. A. v. d. Tempel, Heerendiensten en hun afrchaffinsr, enz. Levenskracht, No. 12: Lod. van Mierop, De Zegepraal in Zaid-Xederland. Samenwer king van katholieken met onze neutrale Wintersport. Pontresina. - Hotel Pontresina. Hotel Isten Rang met allen comfort. Voortrefleiyke Skivelden. Geïllustreerd prospectus gratis. Intern. Verkeersbnreau Raadhuisstraat IS, Amsterdam. Wintersport Pontresina. Schlosshotel Enderlln. Voornaam Hotel Isten Rang. Prospectus gratis. Internationaal Verkeersbnreau Raadhuisstraat 16, Amsterdam. Rein-Lsven-beweging. G-eneesk. onderzoek vór het huweilk. Katholieken en de Voorlichting', enz. VÏ/XELSTRAAT- 56 6O HEERENGR4 INRICHTING TOT HET MEUBILEEREN-EN VEFLSIEREN DER WONING Juist," zei Mieris, d'rhooren manchetjes om de cotletjes dat is 't oog van den schotel, zeit de sjef de kwesien. Maar dat deêik je niet na. En nou ga ik maffen. Op zolder vind ik zeker wel 'n stroozak, die over is. Straks vertel ik je wel, hoe ik zoo uit de lucht kom vallen. Saluut." Hu boog voor 't kindje. Je denkt, geloof ik, dat Paulientje 'n prinses is." Wat niet is, kan nog worden. Prinses Pauline 't klinkt wel aardig! atjuus," en weg was hij. Jenny zuchtte en lang bleef ze peinzend zitten. Zoo'n man had 't toch heel wat maklijker dan zij I hij had alleen voor zich zelf te zorgen en zij... ? wat had ze in die achttien jaar van haar huwelijk gesjouwd en gesloofd! en wat ze ook ge daan had, ze waren maar al achteruitgegaan. Toen ze tien jaar getrouwd was, had ze acht kinderen; drie stierven er, geen levens vatbaarheid. Achteraf was 't misschien beter zoo, maar ze had er toen erg veel van ge weten. De oudste, Bert, was nu vijftien en was al aan zijn yijfde baas toe, de rakkert. Dan had je Regina, in huis bij'n tante in de stad en werkzaam als winkeljuffrouw, ze verdiende nog bitter weinig; dan Dorus, bij 'n boer in de kost, dan Mien, die dagmeieje m ' >or was en eindelijk Jetje. Die hielp haar in huis met de dienstbodenwascbjes, en bracht ze rond in 't dorp, 'n uur loopen. 't Was me ook 'n ligging dat tolhuis, 't was 'n onzalige inval geweest van Louw die tol in pacht te nemen. Jenny was vór haar huwelijk kamenier geweest op 'n groote buitenplaats; vandaar was ze met Louw Mulder, den ondertuin man getrouwd. HVJ was een tuinderij voor zich zelf begonnen, maar 't ging niet; hu had nooit zelfstandig gewerkt, er zat geen drift en geen bedenksel in," zooals zy 't uitdrukte. Met behulp van hun vroegere meneer, had hy toen 'n klein hoenderpark overgenomen; _ t liep alles tegen, de kippen kregen een ziekte en gingen dood. Juist kwam toen deze tol met vergunning vrij en hij pachtte die. Dat werd zijn ongeluk; wat de tol opbracht, verdronk hij met zijn klanten in de gelagkamer. Hij zat of daar of op de bank voor 't huis; bepaalde bezig heid had hu eigenlijk niet Door 't omhangen en door den drank ging de fut er heelemaal uit; zijn gebrek aan initiatief en werklust ging over in 'n vadsige berusting. Zoo kwam alle werk, alle moeite en zorgen voor de kinderen op haar neer; naarmate hij rooier en dikker werd, werd zij bleekeren magerder, want ze weerde zich duchtig en hield 't huis en de kindereu knap. 't Tolhuisje was oud en scheef en ver vallen, 'n triestig wit huisje met on gelijk vormige raampjes, waar de wind fel kon doorblazen. Sinds de weg was opgehoogd, leek 't net alsof 't huis er was afgezakt, regen en modder stroomden er naar toe. Vlak er naast lag 'n oud kerkhof met een stuk ruïne; er werden geen inenschen meer begraven, want 't was vol en 't plan bestond den hof tegelijk met 't tolhuis een maal op te ruimen. Aan den anderen kant van 't huis was een breede sloot, met een molen heel aan 't eind. 't Water stroomde onder den gewelfden tolbrug door, een ouwerwetsche brug met hooge steenen borstweringen aan weerskanten. Eenige meters verder stond 't tolhek, 'n hoog ijzer hek tusschen twee steenen pijlers met ver weerde leeuwtjes er bovenop. Zoo gauw 't donker werd, ging het hek dicht; de voorbijganger moest dan aan den langen, ijzeren staaf met 't handvat trekken. Er ging een schorre bel en hierop ver scheen de rood-geneusde tollenaar met een roestigen sleutel, zoo reusachtig en antiekig alsof hij dien uit een oude opera-bouffe geleend had. Het was hem nooit te veel 't hek open te sluiten. Den volgenden dag, toen Mieris uitge slapen was, maakte hij zich recht verdien stelijk : hij maakte zolder en schuur voor Jenny schoon, poetste de enkele stukken koper, die ze had en prakkezeerde zelfs een wiegje voor Paulientje: op zolder vond hij een vischmandje, vulde 't met heoi en legde er zijn rooien zakdoek overheen. Zoo iets zou in Louws hoofd nou nooit 'ns opkomen," zei Jenny toen ze hem zoo bezig zag. /& ken m'n wereld," zei Mieris en 'k weet overal raad op." Hij had datzelfde zorgelooze als zijn broer, maar zijn aard was levendig en bezig: nietsdoen, dat was hem onmogelijk, en al wat hij deed, deed hij handig en vlug. Jenny bekeek 't mandje. 't Was werkelijk niet kwaad want ze durfde 't kindje niet bij zich in de bedstee nemen omdat 't zoo hél klein was. Ze legde Paulientje in 't grappige wiegje en zette't op tafel. Mieris kwam er bij kijken en legde een stuiver neer. Toen haalde Jenny 't groene spaarvarken uit de pronkkast, deed den stuiver er in en liet 't zoo staan. Dien morgen kwam de molenaarsvrouw in een bootje den breeden sloot afgesukkeld om de nieuwgeborene te zien. Ze vond 't mirakel klein, ze was er niet van tot bedaren te krijgen, maar ze liet een kwartje in 't varken glijden en Jenny dacht aan Miers gezegde: de zesde man brengt de centen an. Jetje vertelde overal, waar ze een waschje moest brengen of halen, van 't w nderkleine zusje; de dienstmeisjes kwamen er op hun vrije Zondaguurtjes naar kijken; sommigen brachten 'n plakje worst, 'n stukje koek of 'n speculaasje mee, maar de meesten lieten 'n stuiver of 'n dubbeltje door 't varken vallen. Toen prikte Mier in de opening een lucifer met'n papiertje waarop stond te lezen: Voor Paulientje" en hij legde 't aan haar voeteneind; 't zag er uit alsof 't groene dier 't kind moest bewaken! Na 'n week begon Paulientje te kwijnen, de verdunde koemelk weigerde ze, en spoog 't uit, en dan werd haar gezichtje zoo blauw als een aspergekop en scheen nog eens zoo klein te worden. Oome Mier tippelde naar 't dorp om den dokter te halen, en kwam op den bok van 'tdokterskoetsjemet hem terug. De dokter moest ook al lachen om 't wichtje. Wat 'n peutert j e! 't kon wel haast in zoo'n stopttesch, waarin m'n vrouw d'r morellen inmaakt. Probeer 'ns geitenmelk, vrouwtje, daar is 't kind van dominee ook zoo van bijgekomen. Morgen stuur ik je ouwe Toontje, 't geitenboertje." Den volgenden morgen, 't was Zondag, kwam daar ouwe Toontje met zijn witte geit aan. Met al Jenny's kinderen achter hem aan, hobbelde hij op zijn houten been de kamer binnen. Tien minuten later kwam ook de baker van de domineesvrouw. 7,o was daar niet meer noodig en nu mocht ze met 't dokterskoetsje terugrijden naar de stad omdat 't zoo ver was. Maar bij de tol stapte ze even uit om 't wondertje te zien. Hier moet je zijn," zei Louw en ging haar voor. De baker met haar schoon gesteven, wijd uitstaande kleeren, vulde de heele kamer. Hoofdschuddend bezag ze Paulientje. Ik heb in m'n vak al heel wat meegemaakt: 'n kind met een paddekop, verbeeldje en ik, die zoo bang ben voor padden, en 'n kind met twee kalfskoppen, maar zooiets... nee, dat heb ik nog niet gezien en dat kan niet goed zijn." Bakers grof-puisterige gezicht, nauw om sloten door de gepijpte plooitjes van haar tullen muts, wiegelde onheilspellend van rechts naar links en van link* naar rechts. Naast haar stond ouwe Toontje met zijn geit aan de horens; zijn slappe bruine wangen en zijn tandelooze mond trokken al in en uit als 'n caoutchouc aapie op 'n inktlap. iliniiiiiiuiiiiiiillin ffliiittiiilliiHimiiiiitiiiiiiiiiiii Louw met zijn rood lantaarntje voor zich uit, stond aan den andereu kant van baker. 't Was 'n koddig gezicht; dat drietal op een rijtje en al de kinderen met Jenny er achter. 't Bleef even stil, toen blaatte de geit en toen riep Mier van uit zyn hoek: 't Lijkt hier wel de stal van Bethlehem!" De baker fronsde haar voorhoofd als een harmonica, keek hem vernietigend aan en stevende plotseling rechts om keerts, z waardig en breed alsof er wel drie bakers liepen. Maar de geit dartelde haar achterna, en maakte malle sprongen in haar gestijf selde rokken zoodat er 'n luid gelach opging. Louw hield haar bij de deur't spaarvarken voor. Zoo'n heidensch volk!" zei ze afwijzend en wit van drift, en ze was de deur uit. Toontje ging zijn geit aan 't melken: bij iederen trek aan de lange speenen, zogen zijne wangen in en uit, in en uit. Jenny deed wat melk in Paulientjes flesch en God dank, zij lustte 't wel. Ze kon de melk goed verdragen; er kwam wel wat meer fleurigheid in haar, maar 't bleef toch 'n stil, bleek kindje: 't sloeg nooit 'ns met armen of beenen, 't kraaide nooit 'ns vau levenslust en 't zag al maar strak uit de llets-gele oogjes. De dokter onderzocht 't nauwkeurig: 't had niets afwijkends, alleen, d'r zit geen groei in," zei hij. Zou m'en kind 'n dwerg blijven!" vroeg Jenny angstig. Groot zal 't niet worden," antwoordde hij ontwijkend. Maar lang de geitenmelk volhouden moedertje". Hoe goed Jenny ook voor 't kindje zorgde, ze kon niet verhinderen dat 't dauwwurm kreeg, en erg ook. Ze had de hoop al op gegeven het te behouden, toen op een morgen Toontje voor haar stond, zijn kruk in de eene, zijn geit aan de andere hand. Om zijn hals boemelde een kooitje gemaakt van sigaren plank j es. Ik heb m'en tortel meegebracht om prinses Paulientje", hij noemde 't kind altijd zoo, van den dauwwurm te genezen." En op Jenny's verbaasd-vragend kijken: je moet 't beessie vlak boven d'r hangen, dan krijgt hij de dauwwurm en gaat dood en princesje wordt beter. Heb je daar nog nooit van gehoord! mensch, hoe is 't mogelijk?1' Ongeloevig nam ze den lus van 't touw, dat hij haar voorhield, op haar wijsvinger over, en bekeek 't diertje. De tortel draaide als luisterend naar de stemmen, 't witte kopje van links naar rechts, 't Was een heel fijn diertje, licht, violetachtig bruin en met een dunnen zwarten streep om zijn ranke halsje. Jenny sloeg eeu spijker in de bedstee en 40 cents per regel. BOUWT TTÜUNSPEET. Inlichtingen bij het bouwbureau DE VELUWE", aldaar. GRANDS VINS DE CHAMPAöNE Perrier-Jouet Epernay. Concessionnaires, Sauter & Polis, Maastricht. PrimaAnthraciet,Gascokes, Brechcokes enz. FirniaEF.iBREEMEN, Lfinbaansgr. 296. - Telef. N. 4276. DELADNAY BELLEVILLE AUTOMOBIELEN. J. LEONARD 11-41 StadhoTidenslitule, AH8TEKDAX. IIIIMMlmlIIIIIIIIMmlIlUMIMlmlIllimnUMIMIMIIIMlMIIIIIIMMlMIIIIIIIII hing er 't kooitje aan op, vlak boven de kribbe waarin Paulientjes mandje stond en schoof de gordijntjes toe. Dagen lang hing 't kooitje zoo. Als een zacht" verwijt over die onfrissche, benauwde duisternis klonk af en toe 't donkere koekeroe" van uit de bedstee; 't werd al flauwer en flauwer. On beweeglijk zat 't beestje, zijn naaldfijne bekje in de donzige borstveertjes en als bereid om te sterven. Den vierden dag lag het dood op n kant, de vaal rooie pootjes naar boven gestrekt. Maar Paulientje werd beter. Ze ontwikkelde zich als'n gewoon kindje, sprak en liep op tijd en dribbelde achter moeders rokken aan zooals de anderen ge daan hadden, 't Was of Jenny van geen harer kinderen zooveel gehouden had, ook was 't 'n makkelijk kindje, zacht en volg zaam en 't bracht zooveel in. 't Groene varken was al gauw geslacht moeten worden en nu vervangen door een tinnen bus met een hangslot; daarvan bewaarde moeder de sleutel. Ze kocht op de markt in 't dorp een klein stoeltje en tafeltje voor Paulientje en ook een groot poppenledikant met een hemel. Van 'n lapje vitrage maakte ze gor dijnen. Net 'n prinsesje," vonden de andere' kinderen, toen ze er Pauline in zagen lig gen, lederen avond bad Jenny met 't kind voor 't ledikantje; 'n heel klein Onze Vadertje" was 't maar, dat was genoeg voor zoo'n klein kindje. Maar voor haarzelf bad Pauline er nog bij : ach, lieve Heertje, kan je me niet 'n groot mensen maken? en als je dat niet kan, maak me dan zooals Trina met den bochel uit de molen. Maar ook zulk lang haar, astublieft." Naarmate ze ouder werd, deed ze de welvaart in 't huis steeds toenemen. Er was meer te zien aan een dwerg van acht jaar dan aan een dwerg van twee of drie jaar. Haar vader had er op bedacht tegen iedereen, die door den tol kwam, te zeggen: Hebt u wel 'ns 'n dwerg gezien? Ik heb d'r een in huis. Komt u maar 'ns kijken. 't Is arm bij ons, maar zindelijk." En dan stapten de heeren, en vooral de dames uit hun auto of rijtuig, en dan liet Louw zien hoe zijn kind onder zijn stoel kon dporloopen. Menige gulden gleed door den tinnen spaarpot, die altijd zóstond, dat je dien wel zien moest. Meisjes en jongens kwamen van de stad gefietst om 't dwergje van de tol" te zien. Geen dag ging voorbij zonder bezoekers. De achter stallige tolpacht werd betaald, 't huisraad aangevuld en Zondags was 't vetpot. (Slot volgt).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl