De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1913 12 januari pagina 2

12 januari 1913 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 12 Jan. '13. - No. 1855 behoorlijke eischen van den dienst. Aan den anderen kant, wilde men den be lastingschuldige, na het bepaalde tijds verloop, eene ietwat onaangename ver rassing besparen. Wat ter wereld kan echter den Staat bewogen hebben zich toe te eigenen de gelden, bedoeld sub a van gemeld art. 19? Het zooeven gemeld art. 1991 B. W. kan, ten deze, niet worden ingeroepen. Die bepaling ziet uitsluitend op hetgeen de Staat privaatrechtelijk bezit. Het pu bliek domein daarentegen van den Staat is onverjaarbaar.Juist uitdien hoofde maakt de Staat, de boekjes, waarvan sprake is, voor goeden prijs verklarend, aan eene beslist onrechtmatige handeling zich schuldig. De wet op de R. P. S. B. is publiekrechtelijk van nature en uiteraard. Mitsdien, bezit de Staat de inlagen niet privaatrechtelijk (hetgeen Art. 1991 B. W. onderstelt) maar publiekrechtelijk. Alzoo heeft de Staat, terecht eischend, dat zijn publiekrechtelijk domein onverjaarbaar zij, ook, omgekeerd, als onverjaarbaar te eerbiedigen, hetgeen hem, publiek rechtelijk, is toevertrouwd. Geldt dit alles voor de gewone inlagen van spaarpenningen, bedoeld sub a van art. 19 bovengemeld, voor de Staats schuldboekjes (carnets de rente), bedoeld sub b van vermeld art. 19, neemt de zaak ernstiger karakter aan. Hier is de Staat bewaarnemer eener eigen schuld, waarvoor den bewaargever een verhoogd rentegenot wordt toegekend. Verjaardverklaring dezer schuld nadert bedenkelijk verbeurdverklaring, een maat regel, in ons strafrecht, als bijkomende straf bekend (art. 9 b sub 3o Strafw.) Mij dunkt, de bezitter van een Staats schuldboekje heeft niet alleen niets strafwaardigs, maar door credietverleening aan den Staat, iets lofwaardigs verricht. Zal de privaatrechtelijke deposito-leer, ook hier, d. w. z. bij het publiekrechtelijk instituut der Staatsschuldboekjes, de verjaring moeten dekken? Wij hebben alsdan opnieuw de zoo even aangewezen verwarring van publiek- en privaatrecht. Daaraan moest de Staat zich niet schuldig maken, allerminst, om er voordeel mede te behalen. Reeds de oude Loysel ver maande : donner (vergemakkelijking van en aansporing tot sparen) et retenir (toeëigening van spaarpenningen) ne vaut. Laat ons hopen, dat de Regeering, den bovengemelden regel van Paulus ter harte nemend, n, bij begrootingspost, terug gave verordene van de gewraakte inge houden gelden, n aan de Staten-Gene raal spoedig voorlegge eene wetswijzi ging, in beginsel verklarende : Kijkspostspaarbankboekjes en staats schuldboekjes zijn onverjaarbaar. A m 'm. 9 Jan. 1913. J. A. LEVY KRONIEK Een lezer vraagt ons of er niets meer te doen is tegen de nieuwe militaire uniform. . . Het is of men in Duitschland verkeert", schrijft hij verschrikt, en inderdaad ook op ons hebben de kepi's, en vooral de grijze mantels, martiale herinneringen vyakker ge roepen aan Pruisenland. Een zeer hoog militair het is geen mystificatie waarin wij ons begeven, al is het ook ons advies om niet alles voetstoots te gelooven wat de pers u, naïeve lezer, opdient, een zeer, een bijzonder hoog militair, die wellicht deel heeft uitgemaakt van de Hooge Krijgskundige Commissie Tot Wijziging Van De Uniformpet", gaf ons een verklaring, die bevredigend mag heeten. , Gij weet, zeide deze deskundige, dat eenige onhandige lieden er van 't jaar een geweldige drukte van gaan maken, dat wij onafhankelijk zijn, wat niemand tot heden was opgevallen. De gevolgen van deze lichtzinnigheid zijn niet te overzien. Duizenden Amerikanen, die tot heden geen begeerige blikken hadden durven slaan op ons land, omdat zij het een deel meenden van het machtige Duitsche Rijk, duizenden Franschen, Russen, Bulgaren IIIIIMIIIMnillllMllllllinilllllllMIIIIIIIIMIIIIItlMIIIIIIIMIIII Illll FEUILLETON De ware geschiedenis van den graaf Boni di Castelmare Legandos en zijn geliefde, de schoone Albertine DOOR BERNARD ANTER Aan David Bautz, den uitnemenden schilder Er leefde in de provincie Estrurië, in het oude Castilië, op het kasteel Solidad, een edelman, wiens geslacht bekend was reeds vór de heerschappij der Mooren, Boni di Castelmare Legandos genaamd. Hij was van schoon postuur, rijzig van bouw, breed van schouders en smal van heupen, met dadelbruine oogeji en welig, bronstintig haar. Op een dag, dwalende door de bosschen van zijn uitgestrekt landgoed, zag hij aan een beek eene vrouw zitten, die geheel naakt was en haar lange, blonde haren met een houten kam kaarde. Zij stond, zich niet bespied wetend, op en spiegelde zich in de beek en daarna zich tot de watervlakte buigend, kuste zij haar eigen beeld. Toen trad de graaf te voorschijn en zeide tot de vrouw, die zóverschrikt was, dat zij vergat te vluchten, maar bloosde niet alleen met de wangen doch met het geheele lichaam, dat nu door een rozen gloed overtogen scheen: Dit was een groote zonde, jonkvrouw. Want wie zich zelve kust, heeft zich zelve lief boven al en de schrift gebiedt ons, den ander boven zichzelve lief te hebben." Toen zweeg de graaf, want de liniën van heur schoon lichaam met de oogen volgende, was het hem of hij een oude Castiliaansche voys hoorde zingen. zullen in 1913 weten, dat wij een land apart zijn. Begrijpt u nu reeds wa*arom de Duitsche kleeding is ingevoerd ? Wij zeiden het vooralsnog niet te be grijpen. Wel, was het antwoord, dat ons een idee gaf van het geniale inzicht van ons Hooge Legerbestuur, gij vat toch, dat de vreem delingen, die weldra onze onafhankelijkheidsfeesten bijwonen, onze officieren zullen aanzien voor Duitschers, en wel Duitsche instructeurs van het Nederlandsche leger! Welk een militair crediet geeft dat! Wij zullen dus, ging de hooge militair voort, speeches afsteken op onze onafhan kelijkheid, maar meteen alle bezoekers er van afschrikken te zeer er op te rekenen, dat wij zoo'n erg onafhankelijk volk zijn! * * * De Noord-BrabantschDuitscbe Spoorwegmaatschappij en het Vereenigingsrecht van het Spoorwegpersoneel. De toepassing van het in artikel 9 der Grondwet gewaarborgde recht van vereeniging wordt voor het Nederlandsche Spoorweg personeel ten aanzien van zijn vakorganisatie op velerlei wijze bemoeilijkt. De Maatschappij tot Exploitatie van S.S. huldigt de ruime opvatting, dat aan dat grondwettig recht niet mag worden getornd, laat de propaganda voor vakbeweging, van welke richting ook, gaan. Ijveraars uit het actief dienend per soneel, die hun plichten tegenover de Maatschappij vervullen, ondervinden geen nadeel van hun zendingswerk. Zich immer houdende aan den regel, door den Heer Spreng|r v. Eyck toegelicht voor de Enquête commissie, erkent zij geen enkele vakvereeniging aan den anderen kant verhindert zij haar ontwikkeling zoo min door be lemmerende bepalingen, als door persoonlijke benadeeling. Anders met de overige Maat schappijen. Wordt bij de Ned. Centr. Spoor persoonlijke bemoeilijking ondervonden van vakvereenigingsarbeid, bij de Hollandsche Spoor bestaat bovendien reeds sedert 1904 de dienstorder, waarin het personeel in zijn eigen belang wordt aangeraden om buiten de Ned. Vereeniging van Spoor- en Tramwegpersoneel te blijven, bepaling die om haar dreigenden aard in den geest strijdt tegen het genoemde grondwetsartikel. Op deze H.S.M.dienstorder is in de lle Kamer meermalen kritiek uitgeoefend echter zonder resultaat. De maatregelen, waartoe de NoordBrabantsch-Duitsche Spoorwegmaatschappij in den aanvang van 1912 haar toevlucht nam om den ontwakenden drang naar aansluiting bij de Nederl. Vereeniging te keeren, gaan in rechtsinkrimping veel verder dan die H.S.M.-dienstorder. Op verzoek van eenige N. B. D. S.-beambten, voor wie het Hoofd bestuur dier vakorganisatie reeds aan het eind van 1911 zich schriftelijk had gewend tot de Directie met een klacht over te lange diensttijden van locomotiefpersoneel, poogde de Vereeniging op de Boxtel-Wesellijn organisatie te brengen. Een bloote vergelij king van de arbeidsvoorwaarden dezer spoorbeambten met die der andere Neder landsche Spoorwegmaatschappijen bewijst voor wien het niet weet, dat daar dringende behoefte bestaat aan een krachtig voor lots verbetering ijverenden vakbond. Een eerste vergadering aan het eind van Februari te Gennep gehouden ondanks de bemoeilijking van de geestelijkheid dier plaats had tot resultaat, dat een correspondentschap van 7 leden werd opgericht. Reeds op 26 Maart beantwoordde de Directie deze propaganda met een tweetal aanschrijvingen tot het personeel, waarvan met name die gericht tot de locomotief- en treinbeambten duide lijk het karakter eener verbodsbepaling had en feitelijk het recht van Vereeniging voor deze Nederlandsche burgers ophief. Onder verwijzing naar een eed, die door de Pruisische regeering wordt verlangd van alle Neder landsche spoorwegbeambten, welke dienst doen op Pruisisch gebied (dit geldt dus zoowel en in dezelfde mate H. S. M. en S. S. als N. B. D. S. personeel) werd de hoofdelijke en schriftelijke verklaring geeischt, dat de betrokkenen der Sozialdemokratie nicht zuneigen" wat, zoo inter preteerde het de Directie der N. B. D. S. precies hetzelfde beteekende als lid te zijn van de Nederlandsche Vereeniging. De loco motief- en treinbeambten der N. B. D. S. moesten dus man voor man verklaren niet toe te treden tot dien vakbond. Voor de overige beambten werd, naar het H. S. M.Niet anders dan een wel getempereerde muziek, een bevallige melodie in zuivere maten deelend, schenen hem welvingen en rondingen en zwellingen en inzinkingen en dalingen en verglijdingen van het naakte lichaam der jonkvrouw. Ook zij bleef zwijgen en het ruischen van den poeze'en wind door het weeke, jonge geblaarte van het Mei-bosch alleen, uitte voor beide menschen in dit oogenblik, 't geen omging in het Mei-woud van hun innerlijk, beroerd door 't struizelen van een eerste liefde. Mijn heer," zeide eindelijk de maagd, het voegt mij mijn kleederen weder aan te schieten. Maar toch, ik weifele. Want wel weet ik, dat ik voortaan voor u niet dan ontkleed zal leven." Zoo hebbe ik u gehuwd," antwoordde de graaf. Volg mij, zooals gij daar zijt, met geen andere bekleedinge, dan die van uwe hairen, opdat ik niet uit uwe kleederen den valschen staat uwer geboorte, stand en afkomst rade, maar alleen u voortaan kenne naar den waren staat der vrouw, dat is hare schoonheid." Heer," antwoordde zij, ik volge u, want ook ik heb de schoonheid lief. En mijne leden zijn zoo gegroeid, als gij ze ontwaard hebt, omdat ik de schoonheid heb lief gehad van den oogenblik, dat ik geboren werd, ja reeds in de onbewustheid der donkere holte, waarin de mensch kiemt, moet ik haar lief gehad hebben." Zoo volgde zij den graaf, alleenlijk gehuld in de statie harer neerstroomende tressen, die wel goud en amber gevlamd schenen, toen zij schreed door de allee der maronen, waar 't zonlicht streelsch doorvlekte en dwerrelde naar 't speulsch dansen der jeugdige bladeren. Toen zij beiden in het kasteel aange komen waren, doorliepen zij gesaam de groote zalen en zij stond stil voor de groote geweven voorbeeld, volstaan met den dringenden raad" toch buiten die organisatie te blijven: wegens de gezagondermijnende en tot ge welddaden voerende beginselen, die genoemde vereeniging in haar orgaan ingang tracht te doen vinden". Met dezelfde zinsnede had een paar maanden vroeger de heer L. W. Regout in de lle Kamer zijn houding ver dedigd tegenover meergenoemde vakvereeniging. Voor wat de N. B. D. S. aanging, had de vereeniging zich nergens anders aan bezondigd, dan aan een redactioneel artikel, waarin men las: als gij (N. B. D. S. mannen) nauwgezet uw plichten in dienst der maat schappij vervult, dan is door u met gepaste vrijmoedigheid op te komen voor uw rechten". Het komt ons niet overbodig voor er op te wijzen, dat de Directie haar personeel aldus waarschuwde" een maand vórdat de ver gadering te Gennep plaats had, waarvan de heer Regout 8 maanden na datum zoo pikant verslag uitbracht in de vergadering der lle Kamer. Zelfs bij die duidelijke waarschuwing om lid te worden aan een deel van het personeel en bij dat verbod voor het andere deel bleef het niet. Toen de Vereeniging na het bekend worden der circulaires aan het N. B. D. S. personeel in overweging gaf zich als abonnee op het vakblad te laten inschrijven, waarmee men zich in dit speciaal geval de rechten van het lidmaatschap zou verzekeren, zonder in conflict te komen met de afgeperste verklaring, werd aan bepaalde beambten, van wie men vermoedde dat zij abonnee waren op het orgaan der vereeni ging de verklaring gevraagd ... dat zij geen abonnee waren en nooit op welke wijze dan ook contact met den vervolgden vakbond zouden onderhouden. De maatregelen der N. B. D. S. heffen zoowel de bewegings vrijheid, het recht zich te organiseeren als het recht over het verdiende loon naar verkiezing te beschikken voor haar dienstbaren op. Wel moet zij overtuigd geweest zijn van den steun van den Minister, die haar in het vervolgen van denzelfden vak bond was voorgegaan ! Wat deze daartegen deed ? In het vak blad van 10 April de verbods-circulaire be sprekende, opperde de redactie voorzichtig de veronderstelling, dat de N. B. D. S.Directie noodgedrongen tot dezen stap was gekomen uit vrees voor de Pruisische regeering. Zij had immers nog op 3 April wat zelfs de S.S. nooit deed een brief aan de Vereeniging gericht, waarin gedeel telijk verbetering werd toegezegd van ken baar gemaakte klachten. Dit gebeurde dus een week na haar twee aanschrijvingen tot het personeel, waarvan zij aan den vakbond geen kennis had gegeven. De redactie opperde die veronderstelling om een minne lijke schikking met de Directie te bevorderen. Op 25 April vroeg het Hoofdbestuur der Vereeniging een onderhoud met haar aan, waarin de hoop werd uitgesproken op in trekking of althans verzwakking der beide circulaires. Tegelijk werd een vergadering te Gennep voorbereid om de vrccswekkende uitwerking dier circulaires te bestrijden. Nog vór die vergadering 27 April kwam het afwijzend antwoord op het verzoek om een onderhoud in. Aan het locomotiefen treinpersoneel zou ook niet worden ver oorloofd den gegeven afkeurenswaardigen raad" te volgen om in strijd met de geteekende verklaring" toch in den een of anderen vorm verband met de Ned. Ver eeniging aan te houden. De Directie wilde dus geen overleg. Toen werd op 15 Mei, ruim twee weken na de Gennepschc ver gadering van 28 April, in een uitvoerig schrijven den Minister een uiteenzetting van het gebeurde gegeven en een audiëntie voor het Hoofdbestuur aangevraagd. De Heer Regout bleef daarop zwijgen. Hij liet zoowel het Hoofdbestuur als het ontrechte N. B. D. S.-personeel in onzekerheid over zijn oordeel. Hij verzette zich niet tegen de Pruisische maatregelen der N. B. D. S. Hij wachtte kalm de Kamerdebatten af over de Waterstaatsbcgrooting om daar voor den dag te komen met een vcrslagder Gennepschc vergadering van 28 April, opgemaakt door twee beambten der N. B. D. S, nog wel onafhankelijk" van elkander om met dat verslag zoowel zijn geheele Ministerieele beleid ten opzichte der Nederlandsche Ver eeniging te rechtvaardigen, als de N. B. D. S.Directic uit het iet of wat moeilijke parket te helpen. Het verhaal kon worden gedaan zonder vrees voor een tegenspraak in die vergadering, als vorige jaren tegenover soortgelijke vertellingen werd gesteld. De beschuldigingen konden worden uitgestort over het hoofd van den misdadigen propa gandist van sabotage, over dien Sneevliet die jarenlang tegen hem was uitgespeeld" (blz. 1628 Handelingen), die niet eens was wandtapijten, waarin de nonnekens haar llefdesverlangen hadden uitgeweven en voor de geciseleerde wapenrustingen, waarop de zwaardvegers den drift van hun oorlogszucht hadden ingedreven. Maar het langst toefde zij in de consistorie-kamer, waar voor het altaar van granaat-marmer een oud Moorsch tapijt lag, dat eens gedrenkt met mannenbloed en vrouwetranen, de kleuren had van moerbij-karmijn en geschemerd kristal. En zij legde zich daarop langs-uit in de gansche glijdende lengte van haar geboogde leden, om dit tapijt eindelijk de vervulling te schen ken van zijn roeping, waarop het zooveel eeuwen gewacht had. Want zij wist, dat elk schoon een verlangen en een roeping is, om hooger schoon te dienen. Zoo dan diende dit tapijt met zijn geblusehte gloeden, de blankheid van haar op liefde verlangende lendenen. De graaf, haar zoo ziende, boog zich tot haar en wilde haar op den mond kussen. Doch zijn oog viel, blikkend op het altaar, in angsten en hij hief zijn lichaam weer op. Ik dank u, dat gij mij niet gekust hebt," zeide de jonkvrouw naar hem opziende. Want ik weet, dat het uit eerbied ge schied is." En zij stond op en beiden gingen naar het lage vertrek, waar om een eikenhouten gestoelte op gedraaide poolen, gordijnen van leeuwen-geel damast hingen. Na dezen eersten huwelijksnacht zeide de jonge vrouw den volgenden morgen: Het is mij eenmaal juist zoo gegaan als u gisteren, toen ik op het tapijt lag." Hoe?" vroeg de graaf verschrikt. Want hij vreesde te moeten hooren, dat zij te voren reeds een ander had liefgehad. Ja," zeide zij, op een dag stond ik voor een schaal met ooft. Er lagen vlamgouden abrikozen en granaatappelen, wier gloed naar buiten gedempt is, want zij zijn niet gehoord over de tegen hem gerichte ver dachtmakingen ... en er zou ditmaal geen Verdediger van den laatste in de Kamer blijken te zijn. Dat integendeel de ministerieele beschuldigingen nog werden aangedikt uit de soc. dem. fractie door het Kamerlid Duijs ... het zal misschien zelfs den Minister verrast hebben! Met die den algemeenen bijval verwer vende afstraffing leidde de heer Regout de aandacht af van de houding der Directie zelve. Hoe zwak, zijn vergoelijkende ver klaring, dat die N. B. D. S. immers een half Duitsche maatschappij is, volgens haar statuten een Duitscher van haar Directie deel moet uit maken. Alsof dat iets ver anderde aan het karakter dezer Nederlandsche Naamlooze Vennootschap. Alsof haar positie ten aanzien van haar personeel een andere is dan die der zuster-ondernemingen. Alsof zij daaraan het recht zou ontleenen Neder landsche burgers te ontrechten. De N. B. D. S. zelf beriep zich op haar half Duitsche karakter niet. Zij verwees naar den Pruisischen eed, ook door beambten van andere maatschappijen af te leggen. Voor den Nederlandschen spoorman had die eed tot dusver louter formeele waarde. Een deel hunner zweert en begrijpt den inhoud niet. Een ander deel begrijpt dien wel, zweert evengoed. Een hunner deelde ons eens mede te hebben gevraagd naar de beteekenis van dat der Sozialdemokratie zuneigen". Hem werd uitgelegd, dat hij Bebel niet mocht naloopen. De betrokkene goed sociaal democraat overigens wist heel sekuur, dat hem zulks nooit was overkomen, en onderwierp zich aan de plechtigheid. Die zelfde eed gaat echter zeer reöele waarde krijgen voor het Nederlandsche spoorweg personeel, brengt zijn grondwettige rechten in gevaar, wanneer aanslagen daarop als van de N. B. D. S. bij den Minister vergoe lijking en verklaring vinden, als geen andere afkeuring" kwam uit des Ministers mond, dan dat hij in het midden wilde laten, of hijzelf als directeur der N.B.D.S. zoo zou hebben gehandeld. Bedenkelijke waarde niet alleen voor het N. B. D. S. spoorwegpersoneel. Pruisische regeeringsvoorschriften krijgen dan voorden Nederlandschen burger meer waarde dan zijn eigen grondwet. Onmogelijk is het niet, dat een Minister als de heer Regout wel een revisie dier Grondwet, der grondwettige rechten en vrij heden zou willen in Pruisischen zin. Deze Minister zou ongetwijfeld een schitterende Excellenz van de Pruisische spoorwegen kunnen wezen. Wij geven echter de hoop niet op, dat triomfen als de heer Regout vooral dit jaar zoo gemakkelijk behaalde over een dour hem vervolgde vakvereeniging van spoormannen en haar leiding, bij de verkiezingen van 1913 door de meerderheid van het Nederlandsche volk niet als ver diensten van het regeerend Kabinet zullen worden beschouwd. 30 December. H. SNEEVLIET De Dichter in zijn Oranjerie Zoover wij wisten had het voorstel van den onvergetelijke!! Bernard Canter om de uitspraak van het Nederlandsch voortaan te regelen naar de grammophonisch vastge legde" uitspraak van Koningin Wilhelmina de ronde gedaan door de lieele pers. Dat was tenminste te denken, en dat hebben wij natuurlijk gedacht (denken het nog !), want welk nieuwsblad zou niet, gegeven de povere voorraad echt Nederlandsche spirit", er als de kippen bij wezen zijn lezers met dergelijke Middelpuntzoekende uitniiddelpuntigheden als van den vondstenrijken en onovertrefbaren Bernard Canter wat te stichten of op te vroolijken ? Een nieuwsblad heeft trou wens tot taak zulke nieuwtjes" over te brengen. Een weekblad... niet; een week blad wordt gelezen door personen, die tevens op een of ander dagblad zijn ingeteekend : Het zou een dagblad niet passen grapjes te maken op een redevoering van een minister of op een serieus voorstel, vooral niet van den degelijken heer Bernard Canter, indien het geen volledig verslag gaf van die rede voering of van dat voorstel. Ziehier nu iets wat ons, weekbladredactie, om bovengemelde reden toekomt: Wij hebben dan ook, van geen misdadigheid ons bewust, plaats gegeanders dan het gevederte van den nachte gaal, dat ook zijn rollend keeltjes-getier stemmig intijgt, en peren, gezwollen van sap, dat de schil strak stond op 't bersten en appels van karmijn, die dronken waren van zonnegloed, tot hun sap roodwijnig was geworden. Mij dorstte en ik wilde van die vruchten proeven, maar toen ik het mes nam om het fruit te ontwijden, huiverde ik om zijn schoonheid. Ik heb toen gedorst en niet van het ooft genoten. Mij scheen het ontwijding, zooveel schoonheid te schenden." Vrouwe," zeide de graaf oprecht, gij vergist u. Ik deinsde terug, omdat mijn blik op het altaar viel." O!" riep de minnares teleurgesteld uit, zijt gij vroom? Hoeveel leed doet mij dat, want i k geloof alleen in de schoonheid." Dit was de eerste twist in hun houwelijck en zij konden dus nooit meer geheel gelukkig worden. Doch zij beiden veinsden voor zichzelve en voor elkaar, dat zij elkaar nog even zeer beminden, niet wetende, dat de liefde eindigt, waar de schennis is vol bracht. Een andere is de maagd en een andere is de vrouw. Dit zijn twee wezenen, van zoo verscheiden aard als de bloesem en de vrucht. Zeven jaren lang leefden de beide deelen van den mensch, die n echtpaar vormen, in een schoone harmonie van nswilligheid. De graaf diende den schoonheidszin van zijn minnares met volkomen overgave. Eiken week ging hij een dag uit naar een der groote steden, naar Toledo of naar Guadalaxara of Soria of Zamora, ja wel geheel naar Badajoz of Sevilla en hij nam de pistolen uit de holsters terzijde van zijn zadel en vulde de holsters met gouden sequinen. In de steden, dan zwierf hij rond op de markten en in de straten van de oudheidshandelaren of hij ging naar de werkplaatsen van de schilders, de graveurs, de glasblazers, de ven aan een grapje van Charivarius, een grapje op Canters alleraardigste maar een beetje gekke voorstel", en nu schrijft onze beminnelijke Canter in de Nieuwe Courant, gejijk hijzelf meedeelt uit rancune" tegen ons (!), het volgende stuk, dat wij om den niet onvermakelïjken inhoud maar in zijn geheel overnemen *). Overnemen, k omdat onze vriend zijn rancune openlijk belijdt, want bij al het een beetje dwaze en toch ook wel wat erg on behoorlijke dat 't hiervolgende stuk herbergt, staat hem die belijdenis goed. * DEUTSCHLAND, DEUTSCHLAND BER ALLES." Geachte Redactie, Onder bovenstaand opschrift geeft De Amsterdammer, weekblad voor Nederland, elke week een bloemlezing (uit Nederlandsche couranten) van germanismen, slechte beeld spraak en grappige drukfouten. Wij allen, het goede doel waardeerend, lachen daarom, zelfs wanneer wij soms onze eigen, te dik wijls in haast geschreven, vergrijpen ont moeten, hoewel in 't laatste geval wat minder luidruchtig. Echter, allén feilen zoeken en daardoor het eigenlijke doel van een schrijven, doodzwijgend belachelijk maken, kan zelfs niet onder zulk een ironisch opschrift geduld worden. Dan heet het, wie kaatst moet den bal verwachten. In Neerlandia schreef ik een stuk, met de strekking tot eenheid van uitspraak van 't Nederlandsch te komen. Immers, vór men fonetisch kan gaan spellen, zooals Kollewijn es. wenschen, moet men toch vaststellen hoe de woorden, die men naar 't gehoor wil schrijven, uitgesproken behooren te worden. Daarom schreef ik, dat het mij aanbevelenswaardig voorkwam, het Neder landsch, zooals H. M. de Koningin het uit spreekt, als norm aan te nemen, 'k Heb herhaalde keeren H. M. hooren spreken en mede met de schoone herinnering die ik (en velen met mij) behouden hebben van de kroningsrede, door H. M. in de Nieuwe Kerk te Amsterdam uitgesproken, meende ik deze uitspraak van onze moedertaal als voorbeeld voor allen, in Nederland zoowel als in Vlaan deren, Zuid-Afrika en onze koloniën, te mogen aanbevelen. Geen van mijn collega's in de pers heeft mijn voorstel gesteund. Uiltje" in De Tele graaf maakte er een wat gewrongen en gewild feuilleton over. De Spuistrater" van De Ho/stad was 't ook met mij niet eens. Het Groene Weekblad greep de gelegenheid echter aan om weer eens opnieuw van den anti-orangistischen geest, die het orgaan kenmerkt, te getuigen. Het nam mijn toch immers oorspronkelijk denkbeeld niet over. Evenmin wijdde het er de aandacht aan. welke het meen ik zoo goed verdient als de nieuwe spelling, die gegrondvest is op een uitspraak, welke niemand met zekerheid kan aangeven. Neen, het pikte twee woorden uit mijn artikel, die zijn redactie voor ger manismen hield en bond mij aan zijn Deutschland"-schandpaal. Ik heb in mijn artikel gesproken van een standaard-uitspraak", zooals men in goed Nederlandsch ook van een standaard-werk spreekt en hierop maakte het W. v. N. een aanmerking. Er is iets perfide in deze wijze van be strijding. Over een woord, waarover toch minstens te twisten is, vallen en zóte trachten den schrijver en zijn denkbeeld, maar vooral dengene, die het denkbeeld inspireerde, afbreuk te doen. Desniettegenstaande, daar toch de zuive ring van de moedertaal een nationaal streven is, nam ik mij de opmerking ter harte, nam mij voor het woord standaard-uitspraak" niet meer te gebruiken, omdat het zoo blijk baar het doel schaadde, waarnaar ik streefde. Doch ziet, behoorende tot de dertig uit verkorenen die hun feuilleton, ingezonden op de prijsvraag van het W. v. N., zagen aangenomen, kwam ik er toe, het weekblad wat meer te gaan lezen. Maar haast zou ik er toe komen, (naar ik uit het Weekblad vernam) evenals H. M. de Koningin, voor taan ook, liever De Standaard te lezen. Want de lectuur van het Weekblad kan iemands taal en stijl nog mér bederven dan de mijne reeds schijnt te zijn. Sta mij toe, de volgende bloemlezing te geven uit het Weekblad voor Nederland van 8 De cember 11.: Weinig ontgonnen liefdeleven" ; onheilspellingen" ; de D r e y f u szaak ontlokte mr. P. uitstekende artikels"; de leiding van de vreemde pers (bedoeld is buitenlandsche" pers, im mers een vreemde pers is die, welke zulke taal voor goed Nederlandsch meent te kun nen doen doorgaan); Dat het de Nederbeeldhouwers. Ook zocht hij de huizen op waar boeldag gehouden werd en gingVrijdagsavond aan de poort der synagogen staan om vriendschap te sluiten met de robiniers, de paerulaars, de saffiranten en de vele andere Joodsche juweliers, die de kennis van den Urim en den Thummim medegebracht hadden uit het Heilige Land. Hoewel hij zelf geen kennis van kunst voorwerpen had, want zijn jeugd was door gebracht in de kuische argeloosheid van het alleen-zaligmakende geloof der ontzegginge, zoo was toch zijn smaak zeker en zijn keuze feilloos. Want hij kocht niet naar zijn eigen smaak, maar naar dien van zijn minnares en zoo bracht hij haar telken reize een kunst voorwerp van zuiver vrouwelijk schoon mede. Het was deze keer een stel wijnfluiten van Vene tië, wier klank bij het aantinken in harmonie is met heur opstrevende vormen. Dan waren het robijnen van smachtend rood, gezet in een dunne gouden spang, die de minnares om het voorhoofd buigend, tot knetterend schitteren bracht, beneden het goudblond harer lokken. Nu weder was het een klein paneeltje, waarop de verliefde schilder de naakte Diana en hare speelgenooten gemaald had, de blauwe bron verzadigend met heur blond schoon. Zij weten het wel, de wulpsche bengels die het leven gekleurd zien, dat het de boschvliet is die koelte zoekt voor zijn liefdes-hette en het naakt van de nimfen indrinkt, gelijk de nimf naar de koelte der wateren smacht. In de liefde zooals in de smart, brengt alleen het gelijke lafenis. Of hij had een oude Moorsche vaas gevonden van afgesloten rondingen, zoodat haar liniën volmaakt waren als het lichaam zijner min nares; en in haar glazuur had de vaas den weerschijn behouden van de gloeden, waarin zij was geboren, als in het bloed eener moeder. Dan weder bracht hij porceleinen drinkkelken mede, zoo broos van schil als

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl