Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
12 Jan. '13. - No. 1855
behoorlijke eischen van den dienst. Aan
den anderen kant, wilde men den be
lastingschuldige, na het bepaalde tijds
verloop, eene ietwat onaangename ver
rassing besparen.
Wat ter wereld kan echter den Staat
bewogen hebben zich toe te eigenen de
gelden, bedoeld sub a van gemeld art. 19?
Het zooeven gemeld art. 1991 B. W.
kan, ten deze, niet worden ingeroepen.
Die bepaling ziet uitsluitend op hetgeen
de Staat privaatrechtelijk bezit. Het pu
bliek domein daarentegen van den Staat
is onverjaarbaar.Juist uitdien hoofde maakt
de Staat, de boekjes, waarvan sprake
is, voor goeden prijs verklarend, aan
eene beslist onrechtmatige handeling zich
schuldig. De wet op de R. P. S. B. is
publiekrechtelijk van nature en uiteraard.
Mitsdien, bezit de Staat de inlagen niet
privaatrechtelijk (hetgeen Art. 1991 B. W.
onderstelt) maar publiekrechtelijk. Alzoo
heeft de Staat, terecht eischend, dat
zijn publiekrechtelijk domein
onverjaarbaar zij, ook, omgekeerd, als
onverjaarbaar te eerbiedigen, hetgeen hem, publiek
rechtelijk, is toevertrouwd.
Geldt dit alles voor de gewone inlagen
van spaarpenningen, bedoeld sub a van
art. 19 bovengemeld, voor de Staats
schuldboekjes (carnets de rente), bedoeld
sub b van vermeld art. 19, neemt de
zaak ernstiger karakter aan. Hier is de
Staat bewaarnemer eener eigen schuld,
waarvoor den bewaargever een verhoogd
rentegenot wordt toegekend.
Verjaardverklaring dezer schuld nadert
bedenkelijk verbeurdverklaring, een maat
regel, in ons strafrecht, als bijkomende
straf bekend (art. 9 b sub 3o Strafw.)
Mij dunkt, de bezitter van een Staats
schuldboekje heeft niet alleen niets
strafwaardigs, maar door credietverleening
aan den Staat, iets lofwaardigs verricht.
Zal de privaatrechtelijke deposito-leer,
ook hier, d. w. z. bij het publiekrechtelijk
instituut der Staatsschuldboekjes, de
verjaring moeten dekken? Wij hebben
alsdan opnieuw de zoo even aangewezen
verwarring van publiek- en privaatrecht.
Daaraan moest de Staat zich niet schuldig
maken, allerminst, om er voordeel mede
te behalen. Reeds de oude Loysel ver
maande : donner (vergemakkelijking van
en aansporing tot sparen) et retenir
(toeëigening van spaarpenningen) ne vaut.
Laat ons hopen, dat de Regeering, den
bovengemelden regel van Paulus ter harte
nemend, n, bij begrootingspost, terug
gave verordene van de gewraakte inge
houden gelden, n aan de Staten-Gene
raal spoedig voorlegge eene wetswijzi
ging, in beginsel verklarende :
Kijkspostspaarbankboekjes en staats
schuldboekjes zijn onverjaarbaar.
A m 'm. 9 Jan. 1913. J. A. LEVY
KRONIEK
Een lezer vraagt ons of er niets meer te
doen is tegen de nieuwe militaire uniform. . .
Het is of men in Duitschland verkeert",
schrijft hij verschrikt, en inderdaad ook op
ons hebben de kepi's, en vooral de grijze
mantels, martiale herinneringen vyakker ge
roepen aan Pruisenland.
Een zeer hoog militair het is geen
mystificatie waarin wij ons begeven, al is
het ook ons advies om niet alles voetstoots
te gelooven wat de pers u, naïeve lezer,
opdient, een zeer, een bijzonder hoog
militair, die wellicht deel heeft uitgemaakt
van de Hooge Krijgskundige Commissie
Tot Wijziging Van De Uniformpet", gaf ons
een verklaring, die bevredigend mag heeten.
, Gij weet, zeide deze deskundige, dat eenige
onhandige lieden er van 't jaar een geweldige
drukte van gaan maken, dat wij onafhankelijk
zijn, wat niemand tot heden was opgevallen.
De gevolgen van deze lichtzinnigheid zijn
niet te overzien. Duizenden Amerikanen, die
tot heden geen begeerige blikken hadden
durven slaan op ons land, omdat zij het een
deel meenden van het machtige Duitsche
Rijk, duizenden Franschen, Russen, Bulgaren
IIIIIMIIIMnillllMllllllinilllllllMIIIIIIIIMIIIIItlMIIIIIIIMIIII Illll
FEUILLETON
De ware geschiedenis van den
graaf Boni di Castelmare Legandos
en zijn geliefde, de schoone
Albertine
DOOR
BERNARD ANTER
Aan David Bautz,
den uitnemenden schilder
Er leefde in de provincie Estrurië, in het
oude Castilië, op het kasteel Solidad, een
edelman, wiens geslacht bekend was reeds
vór de heerschappij der Mooren, Boni di
Castelmare Legandos genaamd. Hij was van
schoon postuur, rijzig van bouw, breed van
schouders en smal van heupen, met
dadelbruine oogeji en welig, bronstintig haar. Op
een dag, dwalende door de bosschen van
zijn uitgestrekt landgoed, zag hij aan een
beek eene vrouw zitten, die geheel naakt was
en haar lange, blonde haren met een houten
kam kaarde. Zij stond, zich niet bespied
wetend, op en spiegelde zich in de beek
en daarna zich tot de watervlakte buigend,
kuste zij haar eigen beeld.
Toen trad de graaf te voorschijn en zeide tot
de vrouw, die zóverschrikt was, dat zij vergat
te vluchten, maar bloosde niet alleen met de
wangen doch met het geheele lichaam, dat nu
door een rozen gloed overtogen scheen:
Dit was een groote zonde, jonkvrouw.
Want wie zich zelve kust, heeft zich zelve
lief boven al en de schrift gebiedt ons, den
ander boven zichzelve lief te hebben."
Toen zweeg de graaf, want de liniën van
heur schoon lichaam met de oogen volgende,
was het hem of hij een oude Castiliaansche
voys hoorde zingen.
zullen in 1913 weten, dat wij een land apart
zijn. Begrijpt u nu reeds wa*arom de Duitsche
kleeding is ingevoerd ?
Wij zeiden het vooralsnog niet te be
grijpen.
Wel, was het antwoord, dat ons een idee
gaf van het geniale inzicht van ons Hooge
Legerbestuur, gij vat toch, dat de vreem
delingen, die weldra onze
onafhankelijkheidsfeesten bijwonen, onze officieren zullen
aanzien voor Duitschers, en wel Duitsche
instructeurs van het Nederlandsche leger!
Welk een militair crediet geeft dat!
Wij zullen dus, ging de hooge militair
voort, speeches afsteken op onze onafhan
kelijkheid, maar meteen alle bezoekers er
van afschrikken te zeer er op te rekenen, dat
wij zoo'n erg onafhankelijk volk zijn!
* * *
De
Noord-BrabantschDuitscbe Spoorwegmaatschappij
en het Vereenigingsrecht van het
Spoorwegpersoneel.
De toepassing van het in artikel 9 der
Grondwet gewaarborgde recht van
vereeniging wordt voor het Nederlandsche Spoorweg
personeel ten aanzien van zijn vakorganisatie
op velerlei wijze bemoeilijkt. De Maatschappij
tot Exploitatie van S.S. huldigt de ruime
opvatting, dat aan dat grondwettig recht
niet mag worden getornd, laat de propaganda
voor vakbeweging, van welke richting ook,
gaan. Ijveraars uit het actief dienend per
soneel, die hun plichten tegenover de
Maatschappij vervullen, ondervinden geen
nadeel van hun zendingswerk. Zich immer
houdende aan den regel, door den Heer
Spreng|r v. Eyck toegelicht voor de Enquête
commissie, erkent zij geen enkele
vakvereeniging aan den anderen kant verhindert
zij haar ontwikkeling zoo min door be
lemmerende bepalingen, als door persoonlijke
benadeeling. Anders met de overige Maat
schappijen. Wordt bij de Ned. Centr. Spoor
persoonlijke bemoeilijking ondervonden van
vakvereenigingsarbeid, bij de Hollandsche
Spoor bestaat bovendien reeds sedert 1904
de dienstorder, waarin het personeel in zijn
eigen belang wordt aangeraden om buiten
de Ned. Vereeniging van Spoor- en
Tramwegpersoneel te blijven, bepaling die om haar
dreigenden aard in den geest strijdt tegen het
genoemde grondwetsartikel. Op deze
H.S.M.dienstorder is in de lle Kamer meermalen
kritiek uitgeoefend echter zonder resultaat.
De maatregelen, waartoe de
NoordBrabantsch-Duitsche Spoorwegmaatschappij
in den aanvang van 1912 haar toevlucht nam
om den ontwakenden drang naar aansluiting
bij de Nederl. Vereeniging te keeren, gaan
in rechtsinkrimping veel verder dan die
H.S.M.-dienstorder. Op verzoek van eenige
N. B. D. S.-beambten, voor wie het Hoofd
bestuur dier vakorganisatie reeds aan het
eind van 1911 zich schriftelijk had gewend
tot de Directie met een klacht over te lange
diensttijden van locomotiefpersoneel, poogde
de Vereeniging op de Boxtel-Wesellijn
organisatie te brengen. Een bloote vergelij
king van de arbeidsvoorwaarden dezer
spoorbeambten met die der andere Neder
landsche Spoorwegmaatschappijen bewijst
voor wien het niet weet, dat daar dringende
behoefte bestaat aan een krachtig voor lots
verbetering ijverenden vakbond. Een eerste
vergadering aan het eind van Februari te
Gennep gehouden ondanks de bemoeilijking
van de geestelijkheid dier plaats had tot
resultaat, dat een correspondentschap van 7
leden werd opgericht. Reeds op 26 Maart
beantwoordde de Directie deze propaganda
met een tweetal aanschrijvingen tot het
personeel, waarvan met name die gericht
tot de locomotief- en treinbeambten duide
lijk het karakter eener verbodsbepaling had
en feitelijk het recht van Vereeniging voor
deze Nederlandsche burgers ophief. Onder
verwijzing naar een eed, die door de Pruisische
regeering wordt verlangd van alle Neder
landsche spoorwegbeambten, welke dienst
doen op Pruisisch gebied (dit geldt dus
zoowel en in dezelfde mate H. S. M. en
S. S. als N. B. D. S. personeel) werd de
hoofdelijke en schriftelijke verklaring
geeischt, dat de betrokkenen der
Sozialdemokratie nicht zuneigen" wat, zoo inter
preteerde het de Directie der N. B. D. S.
precies hetzelfde beteekende als lid te zijn
van de Nederlandsche Vereeniging. De loco
motief- en treinbeambten der N. B. D. S.
moesten dus man voor man verklaren niet
toe te treden tot dien vakbond. Voor de
overige beambten werd, naar het H. S.
M.Niet anders dan een wel getempereerde
muziek, een bevallige melodie in zuivere
maten deelend, schenen hem welvingen en
rondingen en zwellingen en inzinkingen en
dalingen en verglijdingen van het naakte
lichaam der jonkvrouw.
Ook zij bleef zwijgen en het ruischen van
den poeze'en wind door het weeke, jonge
geblaarte van het Mei-bosch alleen, uitte
voor beide menschen in dit oogenblik, 't geen
omging in het Mei-woud van hun innerlijk,
beroerd door 't struizelen van een eerste
liefde.
Mijn heer," zeide eindelijk de maagd,
het voegt mij mijn kleederen weder aan
te schieten. Maar toch, ik weifele. Want wel
weet ik, dat ik voortaan voor u niet dan
ontkleed zal leven."
Zoo hebbe ik u gehuwd," antwoordde
de graaf. Volg mij, zooals gij daar zijt,
met geen andere bekleedinge, dan die van
uwe hairen, opdat ik niet uit uwe kleederen
den valschen staat uwer geboorte, stand en
afkomst rade, maar alleen u voortaan kenne
naar den waren staat der vrouw, dat is
hare schoonheid."
Heer," antwoordde zij, ik volge u, want
ook ik heb de schoonheid lief. En mijne
leden zijn zoo gegroeid, als gij ze ontwaard
hebt, omdat ik de schoonheid heb lief gehad
van den oogenblik, dat ik geboren werd, ja
reeds in de onbewustheid der donkere holte,
waarin de mensch kiemt, moet ik haar lief
gehad hebben."
Zoo volgde zij den graaf, alleenlijk gehuld
in de statie harer neerstroomende tressen, die
wel goud en amber gevlamd schenen, toen
zij schreed door de allee der maronen, waar
't zonlicht streelsch doorvlekte en dwerrelde
naar 't speulsch dansen der jeugdige bladeren.
Toen zij beiden in het kasteel aange
komen waren, doorliepen zij gesaam de groote
zalen en zij stond stil voor de groote geweven
voorbeeld, volstaan met den dringenden
raad" toch buiten die organisatie te blijven:
wegens de gezagondermijnende en tot ge
welddaden voerende beginselen, die genoemde
vereeniging in haar orgaan ingang tracht te
doen vinden". Met dezelfde zinsnede had
een paar maanden vroeger de heer L. W.
Regout in de lle Kamer zijn houding ver
dedigd tegenover meergenoemde
vakvereeniging. Voor wat de N. B. D. S. aanging,
had de vereeniging zich nergens anders aan
bezondigd, dan aan een redactioneel artikel,
waarin men las: als gij (N. B. D. S. mannen)
nauwgezet uw plichten in dienst der maat
schappij vervult, dan is door u met gepaste
vrijmoedigheid op te komen voor uw rechten".
Het komt ons niet overbodig voor er op te
wijzen, dat de Directie haar personeel aldus
waarschuwde" een maand vórdat de ver
gadering te Gennep plaats had, waarvan de
heer Regout 8 maanden na datum zoo pikant
verslag uitbracht in de vergadering der lle
Kamer. Zelfs bij die duidelijke waarschuwing
om lid te worden aan een deel van het
personeel en bij dat verbod voor het andere
deel bleef het niet. Toen de Vereeniging na
het bekend worden der circulaires aan het
N. B. D. S. personeel in overweging gaf
zich als abonnee op het vakblad te laten
inschrijven, waarmee men zich in dit speciaal
geval de rechten van het lidmaatschap zou
verzekeren, zonder in conflict te komen met
de afgeperste verklaring, werd aan bepaalde
beambten, van wie men vermoedde dat zij
abonnee waren op het orgaan der vereeni
ging de verklaring gevraagd ... dat zij geen
abonnee waren en nooit op welke wijze dan
ook contact met den vervolgden vakbond
zouden onderhouden. De maatregelen der
N. B. D. S. heffen zoowel de bewegings
vrijheid, het recht zich te organiseeren als
het recht over het verdiende loon naar
verkiezing te beschikken voor haar
dienstbaren op. Wel moet zij overtuigd geweest
zijn van den steun van den Minister, die
haar in het vervolgen van denzelfden vak
bond was voorgegaan !
Wat deze daartegen deed ? In het vak
blad van 10 April de verbods-circulaire be
sprekende, opperde de redactie voorzichtig
de veronderstelling, dat de N. B. D.
S.Directie noodgedrongen tot dezen stap was
gekomen uit vrees voor de Pruisische
regeering. Zij had immers nog op 3 April
wat zelfs de S.S. nooit deed een brief
aan de Vereeniging gericht, waarin gedeel
telijk verbetering werd toegezegd van ken
baar gemaakte klachten. Dit gebeurde dus
een week na haar twee aanschrijvingen tot
het personeel, waarvan zij aan den vakbond
geen kennis had gegeven. De redactie
opperde die veronderstelling om een minne
lijke schikking met de Directie te bevorderen.
Op 25 April vroeg het Hoofdbestuur der
Vereeniging een onderhoud met haar aan,
waarin de hoop werd uitgesproken op in
trekking of althans verzwakking der beide
circulaires. Tegelijk werd een vergadering
te Gennep voorbereid om de vrccswekkende
uitwerking dier circulaires te bestrijden.
Nog vór die vergadering 27 April
kwam het afwijzend antwoord op het verzoek
om een onderhoud in. Aan het
locomotiefen treinpersoneel zou ook niet worden ver
oorloofd den gegeven afkeurenswaardigen
raad" te volgen om in strijd met de
geteekende verklaring" toch in den een of
anderen vorm verband met de Ned. Ver
eeniging aan te houden. De Directie wilde
dus geen overleg. Toen werd op 15 Mei,
ruim twee weken na de Gennepschc ver
gadering van 28 April, in een uitvoerig
schrijven den Minister een uiteenzetting van
het gebeurde gegeven en een audiëntie voor
het Hoofdbestuur aangevraagd.
De Heer Regout bleef daarop zwijgen. Hij
liet zoowel het Hoofdbestuur als het
ontrechte N. B. D. S.-personeel in onzekerheid
over zijn oordeel. Hij verzette zich niet
tegen de Pruisische maatregelen der N. B. D. S.
Hij wachtte kalm de Kamerdebatten af over
de Waterstaatsbcgrooting om daar voor den
dag te komen met een vcrslagder Gennepschc
vergadering van 28 April, opgemaakt door
twee beambten der N. B. D. S, nog wel
onafhankelijk" van elkander om met dat
verslag zoowel zijn geheele Ministerieele
beleid ten opzichte der Nederlandsche Ver
eeniging te rechtvaardigen, als de N. B. D.
S.Directic uit het iet of wat moeilijke parket
te helpen. Het verhaal kon worden gedaan
zonder vrees voor een tegenspraak in die
vergadering, als vorige jaren tegenover
soortgelijke vertellingen werd gesteld. De
beschuldigingen konden worden uitgestort
over het hoofd van den misdadigen propa
gandist van sabotage, over dien Sneevliet
die jarenlang tegen hem was uitgespeeld"
(blz. 1628 Handelingen), die niet eens was
wandtapijten, waarin de nonnekens haar
llefdesverlangen hadden uitgeweven en voor
de geciseleerde wapenrustingen, waarop de
zwaardvegers den drift van hun oorlogszucht
hadden ingedreven. Maar het langst toefde
zij in de consistorie-kamer, waar voor het
altaar van granaat-marmer een oud Moorsch
tapijt lag, dat eens gedrenkt met
mannenbloed en vrouwetranen, de kleuren had van
moerbij-karmijn en geschemerd kristal. En
zij legde zich daarop langs-uit in de gansche
glijdende lengte van haar geboogde leden,
om dit tapijt eindelijk de vervulling te schen
ken van zijn roeping, waarop het zooveel
eeuwen gewacht had. Want zij wist, dat elk
schoon een verlangen en een roeping is, om
hooger schoon te dienen. Zoo dan diende
dit tapijt met zijn geblusehte gloeden, de
blankheid van haar op liefde verlangende
lendenen.
De graaf, haar zoo ziende, boog zich tot
haar en wilde haar op den mond kussen.
Doch zijn oog viel, blikkend op het altaar,
in angsten en hij hief zijn lichaam weer op.
Ik dank u, dat gij mij niet gekust hebt,"
zeide de jonkvrouw naar hem opziende.
Want ik weet, dat het uit eerbied ge
schied is."
En zij stond op en beiden gingen naar
het lage vertrek, waar om een eikenhouten
gestoelte op gedraaide poolen, gordijnen van
leeuwen-geel damast hingen.
Na dezen eersten huwelijksnacht zeide
de jonge vrouw den volgenden morgen:
Het is mij eenmaal juist zoo gegaan als
u gisteren, toen ik op het tapijt lag."
Hoe?" vroeg de graaf verschrikt. Want
hij vreesde te moeten hooren, dat zij te
voren reeds een ander had liefgehad.
Ja," zeide zij, op een dag stond ik voor
een schaal met ooft. Er lagen vlamgouden
abrikozen en granaatappelen, wier gloed
naar buiten gedempt is, want zij zijn niet
gehoord over de tegen hem gerichte ver
dachtmakingen ... en er zou ditmaal geen
Verdediger van den laatste in de Kamer
blijken te zijn. Dat integendeel de
ministerieele beschuldigingen nog werden aangedikt
uit de soc. dem. fractie door het Kamerlid
Duijs ... het zal misschien zelfs den Minister
verrast hebben!
Met die den algemeenen bijval verwer
vende afstraffing leidde de heer Regout de
aandacht af van de houding der Directie
zelve. Hoe zwak, zijn vergoelijkende ver
klaring, dat die N. B. D. S. immers een half
Duitsche maatschappij is, volgens haar
statuten een Duitscher van haar Directie
deel moet uit maken. Alsof dat iets ver
anderde aan het karakter dezer Nederlandsche
Naamlooze Vennootschap. Alsof haar positie
ten aanzien van haar personeel een andere
is dan die der zuster-ondernemingen. Alsof
zij daaraan het recht zou ontleenen Neder
landsche burgers te ontrechten. De N. B. D. S.
zelf beriep zich op haar half Duitsche
karakter niet. Zij verwees naar den
Pruisischen eed, ook door beambten van andere
maatschappijen af te leggen. Voor den
Nederlandschen spoorman had die eed tot
dusver louter formeele waarde. Een deel
hunner zweert en begrijpt den inhoud niet.
Een ander deel begrijpt dien wel, zweert
evengoed. Een hunner deelde ons eens mede
te hebben gevraagd naar de beteekenis van
dat der Sozialdemokratie zuneigen". Hem
werd uitgelegd, dat hij Bebel niet mocht
naloopen. De betrokkene goed sociaal
democraat overigens wist heel sekuur,
dat hem zulks nooit was overkomen, en
onderwierp zich aan de plechtigheid. Die
zelfde eed gaat echter zeer reöele waarde
krijgen voor het Nederlandsche spoorweg
personeel, brengt zijn grondwettige rechten
in gevaar, wanneer aanslagen daarop als
van de N. B. D. S. bij den Minister vergoe
lijking en verklaring vinden, als geen andere
afkeuring" kwam uit des Ministers mond,
dan dat hij in het midden wilde laten, of
hijzelf als directeur der N.B.D.S. zoo zou
hebben gehandeld.
Bedenkelijke waarde niet alleen voor
het N. B. D. S. spoorwegpersoneel. Pruisische
regeeringsvoorschriften krijgen dan voorden
Nederlandschen burger meer waarde dan
zijn eigen grondwet.
Onmogelijk is het niet, dat een Minister
als de heer Regout wel een revisie dier
Grondwet, der grondwettige rechten en vrij
heden zou willen in Pruisischen zin. Deze
Minister zou ongetwijfeld een schitterende
Excellenz van de Pruisische spoorwegen
kunnen wezen. Wij geven echter de hoop
niet op, dat triomfen als de heer Regout
vooral dit jaar zoo gemakkelijk behaalde
over een dour hem vervolgde vakvereeniging
van spoormannen en haar leiding, bij de
verkiezingen van 1913 door de meerderheid
van het Nederlandsche volk niet als ver
diensten van het regeerend Kabinet zullen
worden beschouwd.
30 December.
H. SNEEVLIET
De Dichter in zijn Oranjerie
Zoover wij wisten had het voorstel van
den onvergetelijke!! Bernard Canter om de
uitspraak van het Nederlandsch voortaan te
regelen naar de grammophonisch vastge
legde" uitspraak van Koningin Wilhelmina
de ronde gedaan door de lieele pers. Dat
was tenminste te denken, en dat hebben wij
natuurlijk gedacht (denken het nog !), want
welk nieuwsblad zou niet, gegeven de povere
voorraad echt Nederlandsche spirit", er als
de kippen bij wezen zijn lezers met dergelijke
Middelpuntzoekende uitniiddelpuntigheden
als van den vondstenrijken en
onovertrefbaren Bernard Canter wat te stichten of op
te vroolijken ? Een nieuwsblad heeft trou
wens tot taak zulke nieuwtjes" over te
brengen. Een weekblad... niet; een week
blad wordt gelezen door personen, die tevens
op een of ander dagblad zijn ingeteekend :
Het zou een dagblad niet passen grapjes te
maken op een redevoering van een minister
of op een serieus voorstel, vooral niet van
den degelijken heer Bernard Canter, indien
het geen volledig verslag gaf van die rede
voering of van dat voorstel. Ziehier nu iets
wat ons, weekbladredactie, om bovengemelde
reden toekomt: Wij hebben dan ook, van
geen misdadigheid ons bewust, plaats
gegeanders dan het gevederte van den nachte
gaal, dat ook zijn rollend keeltjes-getier
stemmig intijgt, en peren, gezwollen van
sap, dat de schil strak stond op 't bersten
en appels van karmijn, die dronken waren
van zonnegloed, tot hun sap roodwijnig was
geworden. Mij dorstte en ik wilde van die
vruchten proeven, maar toen ik het mes
nam om het fruit te ontwijden, huiverde ik
om zijn schoonheid. Ik heb toen gedorst en
niet van het ooft genoten. Mij scheen het
ontwijding, zooveel schoonheid te schenden."
Vrouwe," zeide de graaf oprecht, gij
vergist u. Ik deinsde terug, omdat mijn blik
op het altaar viel."
O!" riep de minnares teleurgesteld uit,
zijt gij vroom? Hoeveel leed doet mij dat,
want i k geloof alleen in de schoonheid."
Dit was de eerste twist in hun
houwelijck en zij konden dus nooit meer geheel
gelukkig worden. Doch zij beiden veinsden
voor zichzelve en voor elkaar, dat zij elkaar
nog even zeer beminden, niet wetende, dat
de liefde eindigt, waar de schennis is vol
bracht. Een andere is de maagd en een
andere is de vrouw. Dit zijn twee wezenen,
van zoo verscheiden aard als de bloesem
en de vrucht.
Zeven jaren lang leefden de beide deelen
van den mensch, die n echtpaar vormen,
in een schoone harmonie van nswilligheid.
De graaf diende den schoonheidszin van zijn
minnares met volkomen overgave. Eiken
week ging hij een dag uit naar een der
groote steden, naar Toledo of naar
Guadalaxara of Soria of Zamora, ja wel geheel
naar Badajoz of Sevilla en hij nam de pistolen
uit de holsters terzijde van zijn zadel en
vulde de holsters met gouden sequinen. In
de steden, dan zwierf hij rond op de markten
en in de straten van de oudheidshandelaren
of hij ging naar de werkplaatsen van de
schilders, de graveurs, de glasblazers, de
ven aan een grapje van Charivarius, een
grapje op Canters alleraardigste maar een
beetje gekke voorstel", en nu schrijft onze
beminnelijke Canter in de Nieuwe Courant,
gejijk hijzelf meedeelt uit rancune" tegen
ons (!), het volgende stuk, dat wij om den
niet onvermakelïjken inhoud maar in zijn
geheel overnemen *).
Overnemen, k omdat onze vriend zijn
rancune openlijk belijdt, want bij al het een
beetje dwaze en toch ook wel wat erg on
behoorlijke dat 't hiervolgende stuk herbergt,
staat hem die belijdenis goed.
*
DEUTSCHLAND, DEUTSCHLAND BER
ALLES."
Geachte Redactie,
Onder bovenstaand opschrift geeft De
Amsterdammer, weekblad voor Nederland,
elke week een bloemlezing (uit Nederlandsche
couranten) van germanismen, slechte beeld
spraak en grappige drukfouten. Wij allen,
het goede doel waardeerend, lachen daarom,
zelfs wanneer wij soms onze eigen, te dik
wijls in haast geschreven, vergrijpen ont
moeten, hoewel in 't laatste geval wat minder
luidruchtig. Echter, allén feilen zoeken en
daardoor het eigenlijke doel van een schrijven,
doodzwijgend belachelijk maken, kan zelfs
niet onder zulk een ironisch opschrift geduld
worden. Dan heet het, wie kaatst moet den
bal verwachten.
In Neerlandia schreef ik een stuk, met de
strekking tot eenheid van uitspraak van
't Nederlandsch te komen. Immers, vór men
fonetisch kan gaan spellen, zooals Kollewijn
es. wenschen, moet men toch vaststellen hoe
de woorden, die men naar 't gehoor wil
schrijven, uitgesproken behooren te
worden. Daarom schreef ik, dat het mij
aanbevelenswaardig voorkwam, het Neder
landsch, zooals H. M. de Koningin het uit
spreekt, als norm aan te nemen, 'k Heb
herhaalde keeren H. M. hooren spreken en
mede met de schoone herinnering die ik (en
velen met mij) behouden hebben van de
kroningsrede, door H. M. in de Nieuwe Kerk
te Amsterdam uitgesproken, meende ik deze
uitspraak van onze moedertaal als voorbeeld
voor allen, in Nederland zoowel als in Vlaan
deren, Zuid-Afrika en onze koloniën, te
mogen aanbevelen.
Geen van mijn collega's in de pers heeft
mijn voorstel gesteund. Uiltje" in De Tele
graaf maakte er een wat gewrongen en
gewild feuilleton over. De Spuistrater" van
De Ho/stad was 't ook met mij niet eens.
Het Groene Weekblad greep de gelegenheid
echter aan om weer eens opnieuw van den
anti-orangistischen geest, die het orgaan
kenmerkt, te getuigen. Het nam mijn toch
immers oorspronkelijk denkbeeld niet over.
Evenmin wijdde het er de aandacht aan.
welke het meen ik zoo goed verdient als
de nieuwe spelling, die gegrondvest is op
een uitspraak, welke niemand met zekerheid
kan aangeven. Neen, het pikte twee woorden
uit mijn artikel, die zijn redactie voor ger
manismen hield en bond mij aan zijn
Deutschland"-schandpaal.
Ik heb in mijn artikel gesproken van een
standaard-uitspraak", zooals men in goed
Nederlandsch ook van een standaard-werk
spreekt en hierop maakte het W. v. N. een
aanmerking.
Er is iets perfide in deze wijze van be
strijding. Over een woord, waarover toch
minstens te twisten is, vallen en zóte
trachten den schrijver en zijn denkbeeld,
maar vooral dengene, die het denkbeeld
inspireerde, afbreuk te doen.
Desniettegenstaande, daar toch de zuive
ring van de moedertaal een nationaal streven
is, nam ik mij de opmerking ter harte, nam
mij voor het woord standaard-uitspraak"
niet meer te gebruiken, omdat het zoo blijk
baar het doel schaadde, waarnaar ik streefde.
Doch ziet, behoorende tot de dertig uit
verkorenen die hun feuilleton, ingezonden
op de prijsvraag van het W. v. N., zagen
aangenomen, kwam ik er toe, het weekblad
wat meer te gaan lezen. Maar haast zou ik
er toe komen, (naar ik uit het Weekblad
vernam) evenals H. M. de Koningin, voor
taan ook, liever De Standaard te lezen.
Want de lectuur van het Weekblad kan
iemands taal en stijl nog mér bederven
dan de mijne reeds schijnt te zijn. Sta mij
toe, de volgende bloemlezing te geven uit
het Weekblad voor Nederland van 8 De
cember 11.: Weinig ontgonnen
liefdeleven" ; onheilspellingen" ; de D r e y f u
szaak ontlokte mr. P. uitstekende
artikels"; de leiding van de vreemde
pers (bedoeld is buitenlandsche" pers, im
mers een vreemde pers is die, welke zulke
taal voor goed Nederlandsch meent te kun
nen doen doorgaan); Dat het de
Nederbeeldhouwers. Ook zocht hij de huizen op
waar boeldag gehouden werd en
gingVrijdagsavond aan de poort der synagogen staan
om vriendschap te sluiten met de robiniers,
de paerulaars, de saffiranten en de vele
andere Joodsche juweliers, die de kennis van
den Urim en den Thummim medegebracht
hadden uit het Heilige Land.
Hoewel hij zelf geen kennis van kunst
voorwerpen had, want zijn jeugd was door
gebracht in de kuische argeloosheid van
het alleen-zaligmakende geloof der
ontzegginge, zoo was toch zijn smaak zeker en
zijn keuze feilloos. Want hij kocht niet naar zijn
eigen smaak, maar naar dien van zijn minnares
en zoo bracht hij haar telken reize een kunst
voorwerp van zuiver vrouwelijk schoon mede.
Het was deze keer een stel wijnfluiten van Vene
tië, wier klank bij het aantinken in harmonie
is met heur opstrevende vormen. Dan waren
het robijnen van smachtend rood, gezet in
een dunne gouden spang, die de minnares
om het voorhoofd buigend, tot knetterend
schitteren bracht, beneden het goudblond
harer lokken. Nu weder was het een klein
paneeltje, waarop de verliefde schilder de
naakte Diana en hare speelgenooten gemaald
had, de blauwe bron verzadigend met heur
blond schoon. Zij weten het wel, de wulpsche
bengels die het leven gekleurd zien, dat het
de boschvliet is die koelte zoekt voor zijn
liefdes-hette en het naakt van de nimfen
indrinkt, gelijk de nimf naar de koelte
der wateren smacht. In de liefde zooals in de
smart, brengt alleen het gelijke lafenis. Of
hij had een oude Moorsche vaas gevonden
van afgesloten rondingen, zoodat haar liniën
volmaakt waren als het lichaam zijner min
nares; en in haar glazuur had de vaas den
weerschijn behouden van de gloeden, waarin
zij was geboren, als in het bloed eener
moeder. Dan weder bracht hij porceleinen
drinkkelken mede, zoo broos van schil als