De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1913 12 januari pagina 6

12 januari 1913 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 12 Jan. '13. No. 1855 A. Roubille. Itlustratlon. De a.s. President van de Fransche Republiek. A. Roubille. Het tellen der stemmen door de secretarissen in het paleis te Versailles. De gekozen President komt. Lépine regelt het huldebetoon. ARMAND FALLIÉRES, weldra emeritus-President. Presidentsverkiezing Wie, op een zomerreisje, van Parijs naar Versailles wipt", heeft niet geheel en al dezelfde gewaarwording als de reiziger die, uit het joelende Napels ge komen, in de doodenstad Pompei wandelt en in haar ontzaggelijke Stil te... maar in diepste wezen ver schilt de indruk niet! Die indruk van kille verras sing is anders, hij is... milder toch, maar hij is ook pijnlijk.. .. Parijs zaagt ge, en ge waart er ver slonden in het daverende bestaan, in het sterk-gespannen, grissende, grijpende leven van den eigen dag, en Versailles? Gij wandelt er binnen en voelt de smart mee van een onherroepelijk zwijgend, allerMevrouw Fallières. LÉON BOURGEOIS, de oud-minister, sieraad van de radicale partij", Ijdie, zoo hij het gewild had, zonder veel moeite tot President zou zijn gekozen. sierlijkst verleden: een dood paleizen-com plex, droeviger dood dan het doode Dampaleis, want een doode liefelijkheid meer dan een doode trots, en dit doode liefelijke in een omgeving van nauwelijks-levend, ingetogen-vegeteerend (schijnt het) pro vincialisme: daar passeert, zonder het gras, dat tusschen de grove keien groeit, te kwetsen, een ondefinieerbaar burger heer, met een portefeuille onder den arm in gedachten". Zou deze ondefineerbare mensen werkelijk in ge dachten" wezen ? zou hij een levend mensen zijn? of is hij een mechanisme of een schim? Een kip met kui kens stappen met de rust der ge woonte het plein over... wij zijn in den vrede van de provincie, een half uur sporen van het modern Babyion" af. Evenwel: de Presidents-verkiezinggaat komen. Reeds ziet men kellners bedrijvig in de ledige groote restaurants, die hier en daar, tusschen de huizen-dwergcn in, als elegante proviand-tenten zich bevin den ten bate van de-toevallige invallende horden, die het inge togen Versaillaansch verleden een naïef bezoek brengen. Nu is het er drukker dan anders. Geen won der! Geheel het poli tiek Parijs, met ge heel zijn aanhang van financieele belangzuehtigen, van ongegeneerde jour nalisten, van theater vrienden en -vriendinnen en duizenderlei parasitair gevogelte gaat op deze uit gestorven straten nederstrijken, gaat er even, met zijn drukke leven, de stilte der Bourbons verstoren. Want het staatkundig bedrijf moet zijn representant heb ben, zijn standaard en zijn masker. . . Wat de Fransche politiek tegelijk zoo verfoeielijken tege lijk ... tot zekere hoogte sympathiek maakt, is de open baarheid van de struikroovers - oor logen, die mede haar wezen vormen. Bijna geen schande van het parlementair alkoof wordt den ginds vertoevenden vreemdeling, die er niet om gevraagd had, door deze Latijnen gespaard. Geen middel, dat de Parijsche staatsmanskmist bezigt, hoe vuig het zijn mag, of men duwt het u onder den neus. De tegenstander schildert ziel en daden des tegenstanders in duizend verven, de vriend van straks geeft er op 't pijnlijkst een plastisch beeld van. Gij ziet van eiken officier in dezen politieken oorlog-in-nauwestegen de ideale gedaante gepropageerd door de vrienden, en de zotste, wreedste, Wijlen Brisson. Delcassé. ontzettendste caricatuurdoor den vijand vriend van morgen! Er is niets zoo zwart of van de personen der belangrijke Fran sche' staatslieden is het verkondigd. Niets zoo schitterend of het is hun toegeschre ven. Zoo zijn zij ieder op zijn beurt als uit voerige schilderijen, rijk aan contrasten. Is hun roep wel juist? Men ziet daar ginds op een woord minder-of-meer even zoo min als het bv. de oude Atheners deden, groot volk van cultuur, mannen van heet bloed en van phantaisie, even zoo min ook ... als begeerige speculanten, op het spannend oogenblik dat het ruïne zal zijn of winst. Die kring van politieke mannen, met zijn beroemde figuren, alle dag uitge scholden en hooggeëerd, golft weldra over de stille wegen van het koninklijk Versailles, en brengt er de slapende prinselijkheid voor eenige uren in rep en roer. Uit de geknipte kastanjetwijgen, wintersch kaal, fladderen dan de raven weg voor het getoet van de aansnorrende auto's en de aandravende wagenspannen het eene hongerige gevogelte vluchtend voor het andere. Zoo komen zij in langen stoet: de politici. Zoo komt de grijze, deftige, plech tige Ribot (?de gier, die als twee droppels water op een adelaar lijkt") en de intelli gente, fijnbesnaarde en fijnontwikkelde, maar niet sterke Poincaré(?het riet, met ijzerkleur beschilderd") en Delcassé(?de fret"), en de verziende Bourgeois, de melancholieke lieveling van de Fortuin, en Dubost, onbeteekenend voorzitter van een hem moeden Senaat. Zij allen zullen Poincaré. de laatste, en beslissende slag te Versailles op het koninklijk slot komen leveren, als het pleit niet reeds eerder beslecht werd in de couloirs en de antichambres der ministeries en salons en vogue.... wat altijd mogelijk is. Vergeten wij tochPams niet, cigarettenpapier - multimillionair, die het dun en geldvreezend député-hart zoo ge makkelijk tusschen zijn vingers rolt als ware het zijn fijnste cigaretten - papier ! , noch Clemenceau, den ouden, verwor den radicaal, politieker -om -de- macht nu, eens, in beter dagen, een stuk sprekende gerechtigheid en groote slooper van slechte politieke bouwwer ken, maar thans hangend met zijn heele verleugende ziel aan oude kies wetten, die het veiligst zijn voor zijn partij en kliek. Deschanel !, die zulk een schoone toekomst achter zich heeft", de nuffige charmeur der rhetorica en de held van de Fransche zwier voor export, jeune premier van een te droomen Comédie Francaise Politique, ideaal van de nette Fransche jonge maagdekens. . . . Deschanel. A. Roubille. De eerewacht van den gekozene. De eerepikeur. Doumer. ach, eenige jaren terug!; in de poli tiek zonder beteekenis, zonder contour, zonder blasoenklcur vér te herkennen, daarom een midden man.... en daarom wel een president. Hé, wien ziet men ginds, wandelend met gedwongen flinkheid, een figuur... zonder autoriteit meer.. . Fallières' tegen kandidaat van 1906: Doumer, de politieke bastaard, de politieke stemmenwerver en Fran sche would-be-Presidentieele boss, wiens onderneming (d.vv.z. om President te worden!), door de reactie gesteund, er Aziatische kunst in het Rijksethnographisch Museum te Leiden Bronzen Buddhabeelden in den tuin". Tentoonstelling van Japansche kleuren drukken, serie Vil gedurende de maanden November. December en Januari. Degenen die de vijf zeer schoont-bronzen beelden tot de groep hebben vereenigd, die het middenperk van den stillen tuin versiert, zijn klaarblijkelijk van het denkbeeld uitge gaan dat zij tezamen de vijf dhyanibuddhas voorstellen de afbeeldingen van de mys tieke hemelsche Btiddhas die, met de eeuwige onveranderlijk platonische ideeën vergelijkbaar, in eindelooze contemplative rust verwijlen en wier afspiegelingen op aarde /.ijn de historische Gautama Buddha, zijne drie voorhistorische voorgangers, en de nu komende mcssias: Maitreya. Als uiterste abstracties zijn zij strikt ge nomen onvoorstelbaar, dus evenmin aftebeelden. Maar de eenvoudige mensch, die niet in staat is de groote wijzen op de wieken hunner gedachtevlucht naar de steeds ijlere streken der begrippen en ideeën te volgen, gevoelt de behoefte dat onbegrepene, slechts vaag vermoedde en toch zoo wonderschoone, zinnelijk waarneembaar voor zich te zien. En zoo heeft hij het gewaagd deze godde lijke wezens in gedaanten aftebeelden, die hoewel met menschelijke vormen vergelijk baar toch de majesteit vertoonen van opperste rust, niet bezoedeld door wisselende begeerten en menschelijke hartstochten. Waar de Griek zijn goden afbeeldde naar menschelijke modellen met al hunne na tuurlijke eigenschappen en begeerten alleen naar oneindigen maatstaf vergroot; waar daarom bijv. bekende athleeten als mo dellen dienden voor godengestalten die kracht (en dan in den vorm van plomp mensche lijke lichaamskracht) zouden symboliseeren, daar abstraheert de Aziaat juist van deze physieke, minderwaardige eigenschappen, die immers slechts waarde hebben in dezen schijnwereld en tracht alle aandacht te concentreeren op de mystieke krachten die het fijnste wezen in den aanleg van den mensch en de opperste essentie van God zijn. Niet uit onmacht zooals zoovele ge leerde archaeologen elkander hebben nageschreven onderdrukt de kunstenaar alle naturalistische details bij de afbeelding der Godengestalten maar met opzet, want, hoewel in materie uitgedrukt, moeten zij zoover als mogelijk, het immaterieele bena deren en den geest van den beschouwer opheffen tot de hoogere sfeeren van reine contemplatie. De kunstenaar zelf voelde de verheven heid van deze zijne zending. Niet hij, maar God in hem bestuurde zijn hand; het kunst werk was ten slotte door hem, maar niet toen eene van een paar millioen franc" was... nu in het staatsleven mach teloos ondanks al zijn bekwaamheid, weldra wellicht geheel vergeten als de fijne staatsman Méline, die het aflegde in '99, vergeten als Brisson wiens lange gebeente men eerst kort geleden in het stille graf legde, en die nu zeer waarschijnlijk de nieuwe (rechtschapen) President zou zijn geweest, had de dood hem gespaard. De eenige, die noch als staatsman noch als nieuwsgierige naar Versailles kan gaan, al zou hij het nog zoo vurig wenschen, en wis hij wenscht het niet, is... de oude Fallières, die zich reeds troost met een zoet rentenieren op zijn verre wijnbergen midden in het trouwhartige Gasconje. VAN DEN EECKHOUT van hem. Op dit weten berust ook het jaarlijksche offer dat hij brengt aan zijne ge reedschappen, een religieus gebruik dat wij aantreffen zoowel in Hindoestan als op Ceylon en evenzoo in Japan. Wanneer wij nu, dit alles overwegende, treden voor deze vijf in diamanten houding" neergezeten gestalten dan treft ons onmiddellijk de innerlijke verwantschap tusschen de drie middelsten onderling. Zij zijn dan ook zooals uit de inscrip ties blijkt van dezelfde meesters, van twee leden van de Fujiwara-familie, waarschijnlijk dezelfde adelsfamilie die reeds zooveel groote kunstenaars aan Japan heeft geschonken. Zij zijn alle drie in 1648 gewijd, maar behooren waarschijnlijk tot den stijl van vroegere tijden. Het ontbreken van elk naturalistisch detail, de strenge stijleering zoowel van het naakt als van de fijn gerythmeerde plooien, (hoe prachtig vloeit de beweging uit in den sierlijken zwaai der mouwen en der plooien tusschen de beenen!), doen dit vermoeden ontstaan. Vergelijken wij hiermede het kleed van den Buddha het meest links van den be schouwer, dan zien wij hoe willekeurig naar toevallige plooienval, dit is gegeven, hoe veel naturalistischer, menschelijker en daar door minder verheven deze figuur is. Uit de inscriptie blijkt dat deze van 1716 dateert en dus van jongeren datum is. Prachtig van expressie is de meest rechtsche, volgens inscriptie: de beheerscher van de diamanten wereld der ideeën, de machtigste van de vijf. Hoe wondergaaf zijn de lijnen der oogkassen, van neus en voor hoofd met den krans van strakgestyleerde haren opgroeiend langs sierlijke inplantings lijn en verdwijnend in den vijfzijdigen kroon. Het gaatje in het voorhoofd duidt de plaats aan waar eens het juweel van de Urna is geweest de plaats waar de stralen van het kosmische licht zijn binnengedrongen op het oogenblik dat de opperste waarheid werd geschouwd ..., en sinds het symbool van den visionairen blik en tevens een der attributen van elk wezen dat tot den rang van Buddha is opgeklommen. In den leer van de latere buddhistische kerk is deze oorspronkelijke beteekenis vaak uit het oog verloren en wordt soms de knaap Gautama vór hij Buddha was ge worden, met de Urna afgebeeld. De eigenaardige handhouding is een der acht mudras, der symbolieke handbewegingen, die Buddha, gezeten onder den Bodhiboom, in den loop van het stijgend inzicht in het wezen der wereld, zou hebben verricht. Ook de handhoudingen der vier overigen zijn mudras. Jammer is het dat de lotusvoetstukken van deze anderen verloren zijn gegaan en even zoo de glories, symbool van de uitstroomende psychische kracht, die wellicht nog eens bij zonder is gesymboliseerd in hettweede juweel dat bij twee der drie middelsten voorkomt op de plaats waar de Ushnisha, de schedel

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl