Historisch Archief 1877-1940
1-9 jan. '13. No. 1856
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
AMSTERDAM l V!/Z:ELSTRAAT-36:5a 60
INRICHTING TOT HET M EUBILEEREN- EN VER.S l EREN DER WONING
als zij waren met al het wufte siersel dat
een verwijfd, neen, een verdamest
menschdom kenmerkt, met kwikjes en strikjes, met
ruches en jabots, met entre-deux en scarfs,
met ... hier doet ontroering mijn kramp
achtig vast gehouden pen sputteren ...,
met ..., neen, ik durf 't niet zeggen, en tóch
't moet! met ... een-twee-drie in gods
naam dan, met vel eens al of niet gebraden
maar toch zeker dat hoop ik althans
gedooden diers, met 't is heusch waar,
j' en jure! met veeren, met veeren
Ha, wél mag zoo'n van snoodheid en
afgestornptheid getuigend tooisel een pleureuse"
heeten. Want 't was om te huilen: veeren,
bont en veeren temidden van rauwe sla en
pruimensoep en ongerezeh pannekoek en
sdiijngehakt! 't Was om te huilen, en mijn
tanden moest ik in mijn lippen drukken om
niet uit te barsten van droefheid en woede,
om niet los te barsten tegen die
schijngehaktetende schijn-vegetariërs, om het hun
niet in hun gezichten te slingeren dat zij
zijn gelegenheids-vegetariërs, belangen
vegetariërs, dat zij zijn vegetariërs der
laatste dagen.
Vegetariërs der laatste dagen, ja. Maar
niet van die laatste dagen waarvan de
mormonen .de heiligen zijn, neen, van de
zeer gewone, zeer banale, zeer alledaagsche
helaas al te alledaagsche! laatste
dagen der maand!
Wanneer de eerste dag der maand, de
lieflijke, helaas maar eens per maand voor
komende eerste, vergeten is, wanneer de
beurs dun wordt, de zak plat, wanneer
zucht naar ruches en modieuse dassen en
eosmëtique gaten gevreten heeft in wat
met noesten arbeid, of ook wel niet-noesten
arbeid, of zelfs wel met heelemaal geen
arbeid, is verkregen, dan worden zij vege
tariërs, de snooden, dan raken zij verslaafd
aan de... schijn-gehakt!
En voor dezulken, voor hen die zich
tooien met den naam, die zich voeden met
het voedsel, voor beteren, voor verlicht-eren,
voor beschaafd-eren bestemd, voor hen
is gebouwd dat paleis aan de Molenstraat!
Een troost is er: het is er groot en ruim,
in de nieuwe ,,veeg", misschien zullen nu
ook de echte komen, de welig-gebaarden,
lang-gedasten, a-jour-geschoeiden....
Dan zal er scheiding zijn, bokken en
schapen. De bokken eten met liefde en
ernstige overtuiging sla en spurrie, de schapen
eten schijngehakt. De bokken zitten links
en voelen zich thuis als geloovers in de
schoonheid van een nieuwe maatschappij,
die zal opschieten uit kool en gras, de
geiten zitten rechts en voelen zich beschaamd
wanneer zij naar links kijken omdat dan
tot hun zal doordringen dat zij niet echt zijn.
- ? ? T. LANDRÉ.
%f "J1 >ï*
Tentoonstellingen en Veilingen
IN DEN KUNSTHANDEL WED. G. DORENS
& ZOON, AMSTERDAM, Rokin 56, is van 15
Januari af geopend een tentoonstelling van
schilderijen en aquarellen van W. Roe lof s J r.
baarheid en eens, een morgen, zeide hij
haar, met tranen in zijn oogen, in de ge
makkelijke ontroerbaarheid van den
nevropaat, dat hij het wel niet lang meer zou
maken, maar dat hij haar in zijn testament
niet zou vergeten. Juffrouw Molb bracht
haar vuile boezelaar aan haar oogen, minder
om haar tranen te verbergen, dan wel om de
heete voldoening, die zich misschien al te
waarneembaar spiegelde op haar gezicht, en
zij sprak van dat wij allen in Gods hand
zijn en dat hij 't hoofd maar niet moest
laten hangen. Dan, de trap afgaande, van
dit eerste en ten slotte onverwacht succes
bekomend, verontrustte zij zich, hij zou aan
haar denken, alles wou zij hebben
Toen breidde zij haar taktiek uit, belichtte
haar edelmoedigheid. Al haar ploeteren en
sloven was voor moe. Zij loog, dat zij
indertijd een best huwelijk had kunnen doen,
maar zij had moe niet willen verlaten, dat
kon zij niet en zij herhaalde, haar beide
handen vroomerig op haar vervallen
oudevrijstersboezem, da\ kon zij niet. Zij diepte
uit haar geheugen alle mogelijke moralistische
gemeenplaatsen op, vroeger bij de
catechisatie geleerd en het refrein dat telkens
terugkeerde in haar langdurigen praat,
meestentijds tot sisserig gefluister gedempt,
was 't ideaal, 't ideaal, zie je en juffrouw Molb
; bedronk zich aan dat woord, nog eens zoo
veel geld te vergaren, dat zij naar Gouda terug
konden, waar moe dan haar laatste dagen
in een knap huissie met 'n tuintje slijten
kon.... Dat alles toch zoo ongelijk ver
deeld was in de wereld ; zoo hadden haar
verwanten 't allen min of meer goed, zij
alleen niet, maar zij vertrouwde in den Heer,
want al ging zij niet ter kerk en al las zij
niet in den Bijbel, zij had er geen tijd
voor de woorden des Heeren waren in
haar hart gegriffeld en het slotmotief was
dan, dat zij en moe den nobelen majoor
voor zijn mildheid altoos dankbaar zouden
blijven.
De leefwijze van den majoor, intusschen,
bleek al heel spoedig verderfelijk voor zijn
toch reeds zoo beleedigd gestel. Alcohol,
tabak, geslachtelijke uitspattingen vernielden
zijn kapotte zenuwen nog meer, benamen
hem ten slotte ook den goeden slaap, dien
hij, oorspronkelijk zoo krachtige man, on
danks alles behouden had. Hij nam veronal,
chloral, dat zijn maag bedierf, hem zijn
geringe'eetlust heelemaal benam, hem overdag
suf deed zijn en een looden slaap voort
bracht, die als de dood zelf was en 's mor
gens geen verkwikking bracht. De stilte en
donkerte van den nacht werden nu vol ver
schrikkingen. Zijn pols, versneld en onre
gelmatig, jaagde, jaagde en de angst, de
schrikkelijke, redelooze, dierlijke angst voor
. den eindelijken chaos, den nacht des
waanzins overviel hem al vaker, dat hij, met zwaar
ademhalen en heftig bonzend hart ineenge
zakt' zat, als een weerloos dier, dat den
laatsten stoot wacht.
Zijn dokter, de oude dokter Eijcken, met
witten zeemans baard en beweeglijke,
vorschende oogen achter zijn gouden bril, zeide
hem eindelijk eens, de vergeefsche uitkomst
PHILIPS LAMP
. JU^GETROKKEN DRAAD
>) 15 IJZERSTERK
Berichten |
LITTLE WOMEN. |Een i'rondvraag'aan [de
openbare bibliotheken te New-York heeft
aan het licht gebracht, dat Louisa M. Alcott's
werk Little V/omen nog steeds het meest
gevraagde boek is bij de Amerikaansche
meisjes. Niet alleen dat het werk gedurende
44 jaren zijn plaats boven aan de lijst heeft
kunnen behouden, telken jare is het getal
aanvragen grooter. De bibliotheek-statistiek
wijst aan dat het aantal voorhanden exem
plaren geregeld toeneemt, zoodat tegen
woordig meer dan 1000 ex. in de veertig
openbare bibliotheken van New-York aan
wezig zijn. Nadat het werk voor het tooneel
was bewerkt en werd opgevoerd, moesten
sommige bibliotheken tien, twintig en meer
exemplaren aanschaffen, terwijl zij nog
steeds een lange lijst van liefhebbers hebben
af te werken.
EEN BOEK, DAT NOCH GEDRUKT NOCH
GESCHREVEN is, eene typographische merk
waardigheid, die eenig in zijn soort is,
bevindt zich in het bezit van de familie van
den vorst von Ligne. Het werk behandelt
het Lijden van Christus en was reeds iri
1640 eene zeldzaamheid. De letters zijn in
de bladen gesneden, terwijl, om het lezen
te vergemakkelijken, het eene blad wit en
het andere blauw is. Bijzonder treft de zorg
waarmede de letters uitgesneden zijn en de
gelijkheid van de v.erdeeling over de bladen.
Het is niet bekend wanneer het boek in het
bezit van den vorst von Ligne is gekomen.
Ingezonden
In de Oranjerie"
Haarlem, 13 Jan. '13.
Den WeledelGestr. Heer
Mr. H. P. L. Wiessing,
Amsterdam.
Hooggeachte Collega,
Vergun mij een paar woorden in antwoord
op het artikel in uw Weekblad van 12 Jan. 1.1.
Mr. L. J. Plemp van Duiveland, een schrijven
ontvangend van een medewerker, verleende
dit plaatsing, vertrouwend dat zijn mede
zijner waarschuwingen en vermaningen
ziende, ongeduldig: Maar m'n beste man,
je begrijpt toch zelf wel, dat je je te gronde
richt, wanneer je zoo voort gaat....", waarop
hij met soldateske ruwheid geantwoord had:
Nou, en wat kan dat jou en mij nou nog
verdommen, 'k ben alleen, 'k heb kind noch
kraai, 'k ben geboren om soldaat te zijn, ze
hebben me eerst verknoeid en toen op de
mestvaalt gegooid en daar moet 'k dan ook
maar verrekken
De dokter, bij een zoo duidelijk geformu
leerd inzicht, had geantwoord met een
skeptisch, vaag gebaar.
Bij den majoor intusschen, naarmate zijn
neurasthenie verergerde, wies de
sentimenteele behoefte aan vertroosting, want de
majoor, achter zijn uiterlijk van kranig
militair, had, altijd, de misschien lichtelijk
vulgaire sentimentaliteit verborgen van
braven kerel en niet-intellectueel. Eens,
toevalligerwijs tegen zes uur nog thuis,
binnengehouden door hondenweer, wachtte
hij in de achterkamer beneden. Het was er
huiselijk, het tweewater suisde, de kater
spinde, kees snorkte. Hij bleef eten, bleef
den heelen avond, zij praatten over oude
dingen, susten hem moederlijk, monterden
hem op, maanden hem toch niet zooveel
te rooken en te drinken en moe zei, dat hij
ten slotte toch zoo oud niet was en immers
nog best een goede betrekking kon vinden.
Maar juffrouw Molb zweeg terwijl moe dat
zei. Zij kwamen overeen, dat hij voortaan
maar met hen moest eten. Hij bleef, daarna
eiken avond al spoedig, leerde zoo den
heelen avond zonder te rooken zich tevreden
stellen met slappe kopjes thee, ging op een
behoorlijk uur naar bed.
De angstaanvallen, inderdaad, bleven ach
terwege, hij begon beter te slapen, krabbelde
weer overeind, overlegde wanneer hij een
baantje zou gaan zoeken. Geregelde, niet
te drukke bezigheid was misschien wel het
beste en deze gelukkige wending dankte
hij aan juffrouw Molb. Hij erkende, hij besefte
het en eindelijk, een avond, zeide hij haar
met kriebelige oogen en verraderlijk schorre
stem, de lang verbeide blijde boodschap,
dat hij haar tut eenige erfgename be
stemmen zou.
Maar juffrouw Mülb bleef ongerust. Hij kon
dat nu wel beloven, maar wat voor waar
borgen had zij, zoolang die belofte niet vast
lag in het testament. En dan, als hij eens her
stelde, nog jaren leefde, tien, twintig jaar, haar
overleefde ? Juffrouw Molb, door de verhalen
van Mevrouw Puiflijk, die gesproken had van
ruggemergsaandoening en hersenverweeking,
door het kranke uiterlijk later van den ma
joor en diens herhaalde litanijen, dat hij het
wel niet lang meer zou maken, had, dien
tijd, in den waan geleefd, dat zij, wanneer
de toeleg lukte en hij moest lukken, binnen
afzienbaren tijd toch eigenaarster zou worden
van des majoors duiten. Zoo bleef zij ontzet
door het uitzicht, dat zich toen voor haar
.opende en, van dat oogenblik, begon zij den
majoor te haten.
Maar de dagen van den zenuwlijder zijn
in voortdurende schommeling, en wanneer
N. . EERSTE NEÜERL. FiBRIEK TAN ASBESTCEMEBTPLATE
"
-?nartinit
MARTINITPLATEff zgn:
brand-, trek- en
krimpvrg.
pr|jzen en monsters.
Crnqiusweg 113, Amsterdam.
BOUWT TE NUNSPEET.
Inlichtingen bij het bonwbnraan DE
VELUWE", aldaar.
KLUUT BELLEVIILE
AUTOMOBIELEN.
J. LEONARD LAKB,
AMSTERDA
ui iiiMiiiiiimiiiiimiiiiiiiiMlMiiiiiiiHiiiimiiiliiiiniiiiiiiimiiiiiliii
werker, dien hij sinds acht jaren gastvrijheid
in de kolommen van De Nieuwe Courant"
verleent, voldaan had aan de noodige goede
gebruiken in de pers. De schuld komt dus
geheel op mij neer en ik draag ze gaarne,
nu ik bemerk, dat gij drie mijner opmer
kingen slechts goed gevonden acht. Mijn doel
echter was ze allen geplaatst te krijgen. U
hadt natuurlijk een stuk moeten weigeren
waar ruim veertig opmerkingen worden ge
maakt, waarvan er, volgens u, slechts drie
aannemelijk zijn. Uw ruimte is te kostbaar
voor zooveel overbodigs !
Geen wantrouwen lag ten grondslag aan
't gebruik van een dubbel pseudoniem bij de
inzending van mijn feuilleton voor uw no
vellen-prijsvraag. Daar in uw jury echter een
dichter ontbrak, had ik weinig hoop het werk
van een dichter erkend te zien. Vandaar mijn
maatregel. In geval van terugzending zou er
door mijn dubbel pseudo geen haan naar
mijn echec bij de prozaïsten gekraaid hebben.
De uitslag viel mee *) dat nu de hanen mijn
succes van alle daken kraaien, ja zelfs van
de mesthoopen, waarvan hanen en realis
tische prozaschrijvers immers, zooveel houden.
Ten slotte ik ben geen
Wilhelminaroepende in de woestijn, al hoor ik ook in
de woestijn thuis.
de majoor vandaag ernstig dacht aan het
zoeken van een of andere betrekking, morgen,
na een slechten nacht, vroeg hij zich af, of
hij, voor alle zekerheid dien middag maar
niet naar zijn notaris zou gaan om het testa
ment ten bate van juffrouw Molb te wijzigen.
Zoo kwam dan ook op zekeren dag de wij
ziging tot stand en toen juffrouw Molb,
eindelijk, het 's avonds hoorde, werd zij
gedeeltelijk en grootendeels gerust.
Eenige dagen nadien vond de majoor des
morgens bij zijn ontbijt een vuil mes liggen
naast zijn bord, den volgenden morgen een
ongewasschen theelepeltje, terwijl, 's avonds,
de rijst, die alleen voor hem gekookt werd,
ongaar bleek. Hij nam in den loop dier week,
ook een bad hetgeen hij, met indische zin
delijkheid, vrij dikwerf placht te doen en
bemerkte toen hij zich reeds ontkleed had,
dat juffrouw Molb instee van versche hand
doeken de oude van zijn waschtafel had
klaargehangen. Juffrouw Molb, verder, begon,
hem ongeregeld te bedienen, liet stiekem de
dienstmaagd haar vervangen. Ja, 't was z
druk, zij kon 't niet meer volhouden. De
dienstmaagd, intusschen, kwam niet, wanneer
hij riep, liet hem drie, vier maal bellen en
wanneer hij zich bij juffrouw Molb beklaagde,
vergoelijkte die Mina's tekortkomingen.
Juffrouw Molb had hem een nieuw karpet
beloofd, het zijne was toch wel kaal; op
zekeren dag vond hij, thuiskomende, het
karpet omgekeerd. Ja, zoo ging 't best, alles
was zoo duur tegenwoordig.
Aanvankelijk, verloren in zichzelf, merkte
hij het niet; maar de onoplettendheden,
onwelwillendheden, telkens, herhaalden zich,
totdat hij het wel merken moest, en het
hem begon te prikkelen, te hinderen, te ont
zenuwen. Juffrouw Molb, intusschen bleef
vriendelijk, al kreeg haar vriendelijkheid iets
zoetsappigs, femeligs; meer dan ooit ge
waagde zij van haar edelmoedigheid, haar
rechtschapenheid, haar goedheid, met veel
sisserig gefluister en vroomerig brengen van
haar handen aan haar omvangrijken en
vormloozen boezem.
Het werd hem, thuis, onbehaaglijk. Hij
stond thans op bij voorbaat ontzenuwd door
de komende plagerijen van dien dag. Het
brutale, spottende gezicht der dienstmaagd
werd hem een kwelling, het gewone, vul
gaire noodhulptype, meid van vijftien of
zestien jaar, die om de twee, drie weken
van dienst verwisselt, overdag slechts haar
werk doet en 's avonds scharrelt met den
komenden en gaanden jongen. En hij, die
voor zijn manschappen gebulderd en ge
donderd had, dat zij er bleek van werden,
hij dorst haar niets zeggen, verslapt, verlaft,
te min, daar hij elk oogenblik achter haar
de lichtelijk kromme, vleierige gestalte van
juffrouw Molb, hetzij toevallig, hetzij op
zettelijk, verschijnen zag.
Hij ging weer af en toe in de stad met
kennissen eten, al vaker spoedig, ging weer
als in het begin na de koffie uit, kwam eerst
's nachts na twaalven thuis. Juffrouw Molb
maakte nu aanmerkingen over zijn late
thuiskomen, ja, de oude dame beneden had
geklaagd en meneer Rivalen werkte voor
ORANPS VINS DE CHAMPAGNE
Perrier-Jouet
Epernay.
Concessionnaires,
Sauter & Polis,Maastricht.
Prima Anthraciet,Gascokes,
Brechcokes enz.
FinnaHli
Lgnbaansgr. 296. - Telef. N. 4276.
Ruim vijftien jaren geleden riep ik b.v.
aan 't slot van mijn werk Een droomer ter
haringvangst", uitgegeven door de heeren
Van Holkema en Warendorf (nadat ik elders
vergeefs pogingen had gedaan) Koningin
Wilhelmina aan, hare hulp en steun vragende
voor de Nederlandsche visschersbevolking.
Sedert kregen wij, onder medewerking van
Koningin Wilhelmina,ihethospitaal-kerkschip,
instelling die weldra door de andere natiën
met visschersbevolking is nagevolgd, zoodat
thans, indirect door Oranje's voorgaan, zieke
of gekwetste visschers, die tijdens hun bedrijf
op zee hulp behoeven, op de geheele Noord
zee, verzorging voor lichaam en ziel vinden.
Het is bekend, welke bijzondere zorg Koningin
Wilhelmina en Prins Hendrik aan de belangen
van onze kustbevolking wijden.
In de woestijn ben ik dus wellicht niet
*) De zes bekroningen zijn door de Jury
geschied. Welke van de overgebleven feuille
tons verder zouden worden geplaatst (zooals
dat van den heer Canter) heeft ingevolge de
gepubliceerde prijsvraagregeling de redactie
uitgemaakt. Maar die is dan ook niet zonder
dichterlijkheid te werk gegaan.
RED.
zijn examen. Beide argumenten, natuurlijk,
waren valsch.
Hij rookte weer te veel, dronk weer te
veel, bracht de langen avonden door in
slechte lucht, kroeglucht, tingeltangellucht,
ging weer met de bent naar meiden-bars en
-kamers. Zoo werd ook zijn slaap weer
slecht, begon hij weer te groote doses
veronal, chloral te gebruiken. Zijn pols
versnelde zich weer, werd onregelmatig, de
holle nacht werd weer vol verschrikkingen
en, een nacht, later thuisgekomen na een
wilderen avond dan gewoonlijk, plotseling,
overviel hem weer de angst.
Eenige maanden intusschen waren voorbij
gegaan. Het was nu eind December, het
najaar was uitermate mistroostig geweest
met voortdurend afwisselenden of
samengaanden regen en wind, klagenden, jamme
renden wind en regen, die roffelde op de
zinken daken of ruizelde tegen de vensters,
najaar met meer mist ook dan gewoonlijk,
leek 't en waarin alleen nu en dan en heel
even een waterig zonnetje door de kruiende
wolkenlaag blonk. Kerstmis ging voorbij,
veel Zondagstilte en vacantiestemming. De
vrinden hadden familie of kennissen over
of waren zelf uit de stad, O, de doodelijke
melancholie van eenzaamheid en koude,
waarin zijn hart verstierf en zijn hoofd ver
wilderde
Toch, een morgen hij was al in zijn
zitkamer kwam juffrouw Molb zelf het
ontbijt brengen. De majoor zat op de kanapee
bij het raam naar buiten te kijken. Het had
's nachts geregend : droppels, zwaar, klikten
neer op het kozijn. Beneden in de stille
straat, schuifelig, gingen menschen voorbij;
in de verte loeide een tram. Dan keek hij
zoo de kamer in en rond, toen hij, plotse
ling, den steelschen blik ving, waarmee
juffrouw Molb hem vorschend bespiedde,
blik vol haat en ongeduld. Hij keek haar
aan in stijgende verbluftheid, maar toen op
eens, begreep hij...
Zij keken elkaar aan, star, een heele spanne
tijds, vol haat, bij haar de bange haat van
den misdadiger, die zich betrapt ziet, bij
hem de vreeselijke machtelooze haat van
het verslagen dier, dat den laatsten
doodelijken stoot van zijn vijand ontvangt. Toen,
heel zenuwachtig, ging juffrouw Molb af,
na nog, nauw verstaanbaar, asjeblieft ge
fluisterd te hebben. Alleen, ging de majoor
voor zijn ontbijttafel zitten, schonk zich een
kop thee, wilde zich brood snijden, maar hij
voelde een crisis naderen, stond weer op,
nam hoed en jas, ging uit.
Het mocht half twaalf zijn; het
morgenleven ging zijn gang, de lucht was bijna
luw. Hij liep de Groot-Hertoginnelaan af en
de Laan van Meerdervoort en de Javastraat.
Het gevaar was weer geweken, maar hij had
een donker gevoel, dat het dichtbij en schuil
wachtte en gereed stond, verraderlijk, hem
weer te bespringen.
Hij liep den Wassenaarschen weg op, laag
langs den slootkant, onderde magere pruiken
der wilgen, zonder oog voor het weiland
links, dat, door geboomte omsloten, een
natuurlijk en klassiek tooneel geleek, voor
I7Ï
Verkrijgbaar te Amsterdam by:
AU BON MARCHE
J. G. HEBBERMAN, Damrak.
JACOBSON & MANUS, Kalverstraat
H. MEYEK, hofl., Koningsplein.
ADR. SCHAKEL, hofl., Heiligenweg.
SCHADE & OLDENKOTT, Nienwendjjk.
WED. IWDIE
Heeren Kleeding Mag. M. DE KONING».
Batavia.
Winkel-Ma EIGEN HULP", Batavia.
W. 8AVELKOUL, Soerabaja.
Verdere adressen verstrekken w$
gaarneiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiimiimitiiujiiiiiiiimiiiiiiiiiiimHiiitiiiini
verhoord, mijn roepen in Neerlands duin
vallei heeft weerklank gevonden!
En nu, daar wij toch in 't duin zijn ...
zand er over! .
Sans rancune Uwe dw. collega
BERNARD CANTER
* * *
Correspondentie
Voor wat betreft abonnementen, adver
tenties, bezorging van het Weekblad,
uitbetaling van het honorarium e. d., wende
men zich uitsluitend tot de ADMINISTRATIE
van De Amsterdammer, Keizersgracht 333,
Amsterdam.
Voor wat betreft artikels en ingezonden
stukken, uitsluitend tot de REDACTIE en
aan hetzelfde adres.
Om teleurstellingen te voorkomen is het,
gewenscht, dat de inzender iederen.keer,
dat hij een bijdrage zendt zoowel op zijn
brief als op zijn bijdrage zijn. volledig adj-es
duidelijk leesbaar vermeldt,
dat de inzender een voldoend bedrag in
postzegels toevoege (los in den brief)
indien bij niet-plaatsing terugzending ver
langd wordt.
Op anonieme zendingen of berichten.
wordt geen acht geslagen. ;
mlMIIIHIIIIIMIIIIIIIIIHIIMIIMHIIIIIMIIMIIIIIIIUIIIHIIIIHII 111111111111111111
landelijke, herderlijke spelen, dan, aldra, den
eigenlijken landweg op. Veel weiden links
en rechts, met grazende koebeesten en scha
pen en drentelende varkens en biggen, lande
lijke huisjes met lappen akkerland en vlonders
en pramen, lucht van mest en zemelen, veel
drukke kippen en een enkele statige haan en
in het krooswater, eenden, witte en bonte,
kwakend en plassend, overal de vreedzame
bedrijvigheid van het land. Rechts, ver, de
woudrug in schoone, rustige lijn, naar het
noorden vluchtend, in vagen najaarstint
onder den grijzen hemel.
Zijn gedachten doolden door elkaar zoetjes
en gedurig, begonnen dan, ongemerkt hun
verband te verliezen, sprongen over leegten
van de een op de ander; schrik weerlichtte
telkens door zijn hoofd, waarin de nacht
toenam. Het gevoel van walging, dat waede
in zijn maag en hokte in zijn keel, ver
ergerde zich.
Hij liep maar door, een hoog hek met gouden
punten voorbij, waarachter een breede en
hooge oprijlaan zich strekte naar een landhuis.
De landweg verliep hier in een omgewoelden,'
alleen voor ruiters begaanbaren boschweg,
die al spoedig naar links omboog. Hij stond
stil, rondom enkel bosch, diepe stilte, waarin
enkel de eenzame val van een dorren tak
of een schuwe vogelvlucht. Toen verstijfden
en verdraaiden zich zijn armen, dat de
handen naar buiten stonden, zijn hoofd trok
achterover en hij huilde, een langgerekt
gehuil, als van een aangeschoten beest, dat
den dood naderen voelt.
Een uur later kwam hij thuis, juffrouw
Molb kruiste beneden in de gang, toen hij
binnen kwam. Zij wilde iets lieftalligs zeggen, ;.
maar bleef verstomd, en ontzet bij zijn ver
wilderd gezicht en den starren blik, waarmee
hij haar doorboorde. Zij sloot zich op in
haar keuken, waar zij, weer heel zenuw
achtig, begon rond te scharrelen, trachtend
zich te verdooven met geweld van potten
en pannen, maar luisterend, in al pijnlijker
gespannen aandacht. Eindelijk, juist in een
oogenblik, dat zij, in enkel, .luisteren, even
verpoosde, viel het schot, een doffe knal.
O, heilige moeder Qods, hij het zich
verdaan schreeuwde juffrouw Molb en
zij viel op een stoel, armen en beenen als
in stuipen bewegend. Moe was schielijk
komen toeloopen :
Kind, me kind, trek 't je niet an
Keto, m'n eerstgeborene....
In Mei verliet juffrouw Molb het
benedenhuis in de Obrechtstraat en ging een groot,
heel huis huren in de Archipelwp. Zij her
bergt nu enkel zeer aanzienlijke' menscnen,-'
heeft twee meiden en een knechtje en ge-v
niet van haar welvaren met het fatsoen, dat
haar altoos heeft gekenmerkt. Want het
knappe huissie met 't tuintje in Gouda was1,
maar een stijlblom, waarmede juffrouw Molb .
op haar wijze aan haar gevoel voor poëzie
uiting had gegeven. j ;
Dec. '11?Jan, '12. ;