De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1913 19 januari pagina 3

19 januari 1913 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

1-9 jan. '13. No. 1856 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND AMSTERDAM l V!/Z:ELSTRAAT-36:5a 60 INRICHTING TOT HET M EUBILEEREN- EN VER.S l EREN DER WONING als zij waren met al het wufte siersel dat een verwijfd, neen, een verdamest menschdom kenmerkt, met kwikjes en strikjes, met ruches en jabots, met entre-deux en scarfs, met ... hier doet ontroering mijn kramp achtig vast gehouden pen sputteren ..., met ..., neen, ik durf 't niet zeggen, en tóch 't moet! met ... een-twee-drie in gods naam dan, met vel eens al of niet gebraden maar toch zeker dat hoop ik althans gedooden diers, met 't is heusch waar, j' en jure! met veeren, met veeren Ha, wél mag zoo'n van snoodheid en afgestornptheid getuigend tooisel een pleureuse" heeten. Want 't was om te huilen: veeren, bont en veeren temidden van rauwe sla en pruimensoep en ongerezeh pannekoek en sdiijngehakt! 't Was om te huilen, en mijn tanden moest ik in mijn lippen drukken om niet uit te barsten van droefheid en woede, om niet los te barsten tegen die schijngehaktetende schijn-vegetariërs, om het hun niet in hun gezichten te slingeren dat zij zijn gelegenheids-vegetariërs, belangen vegetariërs, dat zij zijn vegetariërs der laatste dagen. Vegetariërs der laatste dagen, ja. Maar niet van die laatste dagen waarvan de mormonen .de heiligen zijn, neen, van de zeer gewone, zeer banale, zeer alledaagsche helaas al te alledaagsche! laatste dagen der maand! Wanneer de eerste dag der maand, de lieflijke, helaas maar eens per maand voor komende eerste, vergeten is, wanneer de beurs dun wordt, de zak plat, wanneer zucht naar ruches en modieuse dassen en eosmëtique gaten gevreten heeft in wat met noesten arbeid, of ook wel niet-noesten arbeid, of zelfs wel met heelemaal geen arbeid, is verkregen, dan worden zij vege tariërs, de snooden, dan raken zij verslaafd aan de... schijn-gehakt! En voor dezulken, voor hen die zich tooien met den naam, die zich voeden met het voedsel, voor beteren, voor verlicht-eren, voor beschaafd-eren bestemd, voor hen is gebouwd dat paleis aan de Molenstraat! Een troost is er: het is er groot en ruim, in de nieuwe ,,veeg", misschien zullen nu ook de echte komen, de welig-gebaarden, lang-gedasten, a-jour-geschoeiden.... Dan zal er scheiding zijn, bokken en schapen. De bokken eten met liefde en ernstige overtuiging sla en spurrie, de schapen eten schijngehakt. De bokken zitten links en voelen zich thuis als geloovers in de schoonheid van een nieuwe maatschappij, die zal opschieten uit kool en gras, de geiten zitten rechts en voelen zich beschaamd wanneer zij naar links kijken omdat dan tot hun zal doordringen dat zij niet echt zijn. - ? ? T. LANDRÉ. %f "J1 >ï* Tentoonstellingen en Veilingen IN DEN KUNSTHANDEL WED. G. DORENS & ZOON, AMSTERDAM, Rokin 56, is van 15 Januari af geopend een tentoonstelling van schilderijen en aquarellen van W. Roe lof s J r. baarheid en eens, een morgen, zeide hij haar, met tranen in zijn oogen, in de ge makkelijke ontroerbaarheid van den nevropaat, dat hij het wel niet lang meer zou maken, maar dat hij haar in zijn testament niet zou vergeten. Juffrouw Molb bracht haar vuile boezelaar aan haar oogen, minder om haar tranen te verbergen, dan wel om de heete voldoening, die zich misschien al te waarneembaar spiegelde op haar gezicht, en zij sprak van dat wij allen in Gods hand zijn en dat hij 't hoofd maar niet moest laten hangen. Dan, de trap afgaande, van dit eerste en ten slotte onverwacht succes bekomend, verontrustte zij zich, hij zou aan haar denken, alles wou zij hebben Toen breidde zij haar taktiek uit, belichtte haar edelmoedigheid. Al haar ploeteren en sloven was voor moe. Zij loog, dat zij indertijd een best huwelijk had kunnen doen, maar zij had moe niet willen verlaten, dat kon zij niet en zij herhaalde, haar beide handen vroomerig op haar vervallen oudevrijstersboezem, da\ kon zij niet. Zij diepte uit haar geheugen alle mogelijke moralistische gemeenplaatsen op, vroeger bij de catechisatie geleerd en het refrein dat telkens terugkeerde in haar langdurigen praat, meestentijds tot sisserig gefluister gedempt, was 't ideaal, 't ideaal, zie je en juffrouw Molb ; bedronk zich aan dat woord, nog eens zoo veel geld te vergaren, dat zij naar Gouda terug konden, waar moe dan haar laatste dagen in een knap huissie met 'n tuintje slijten kon.... Dat alles toch zoo ongelijk ver deeld was in de wereld ; zoo hadden haar verwanten 't allen min of meer goed, zij alleen niet, maar zij vertrouwde in den Heer, want al ging zij niet ter kerk en al las zij niet in den Bijbel, zij had er geen tijd voor de woorden des Heeren waren in haar hart gegriffeld en het slotmotief was dan, dat zij en moe den nobelen majoor voor zijn mildheid altoos dankbaar zouden blijven. De leefwijze van den majoor, intusschen, bleek al heel spoedig verderfelijk voor zijn toch reeds zoo beleedigd gestel. Alcohol, tabak, geslachtelijke uitspattingen vernielden zijn kapotte zenuwen nog meer, benamen hem ten slotte ook den goeden slaap, dien hij, oorspronkelijk zoo krachtige man, on danks alles behouden had. Hij nam veronal, chloral, dat zijn maag bedierf, hem zijn geringe'eetlust heelemaal benam, hem overdag suf deed zijn en een looden slaap voort bracht, die als de dood zelf was en 's mor gens geen verkwikking bracht. De stilte en donkerte van den nacht werden nu vol ver schrikkingen. Zijn pols, versneld en onre gelmatig, jaagde, jaagde en de angst, de schrikkelijke, redelooze, dierlijke angst voor . den eindelijken chaos, den nacht des waanzins overviel hem al vaker, dat hij, met zwaar ademhalen en heftig bonzend hart ineenge zakt' zat, als een weerloos dier, dat den laatsten stoot wacht. Zijn dokter, de oude dokter Eijcken, met witten zeemans baard en beweeglijke, vorschende oogen achter zijn gouden bril, zeide hem eindelijk eens, de vergeefsche uitkomst PHILIPS LAMP . JU^GETROKKEN DRAAD >) 15 IJZERSTERK Berichten | LITTLE WOMEN. |Een i'rondvraag'aan [de openbare bibliotheken te New-York heeft aan het licht gebracht, dat Louisa M. Alcott's werk Little V/omen nog steeds het meest gevraagde boek is bij de Amerikaansche meisjes. Niet alleen dat het werk gedurende 44 jaren zijn plaats boven aan de lijst heeft kunnen behouden, telken jare is het getal aanvragen grooter. De bibliotheek-statistiek wijst aan dat het aantal voorhanden exem plaren geregeld toeneemt, zoodat tegen woordig meer dan 1000 ex. in de veertig openbare bibliotheken van New-York aan wezig zijn. Nadat het werk voor het tooneel was bewerkt en werd opgevoerd, moesten sommige bibliotheken tien, twintig en meer exemplaren aanschaffen, terwijl zij nog steeds een lange lijst van liefhebbers hebben af te werken. EEN BOEK, DAT NOCH GEDRUKT NOCH GESCHREVEN is, eene typographische merk waardigheid, die eenig in zijn soort is, bevindt zich in het bezit van de familie van den vorst von Ligne. Het werk behandelt het Lijden van Christus en was reeds iri 1640 eene zeldzaamheid. De letters zijn in de bladen gesneden, terwijl, om het lezen te vergemakkelijken, het eene blad wit en het andere blauw is. Bijzonder treft de zorg waarmede de letters uitgesneden zijn en de gelijkheid van de v.erdeeling over de bladen. Het is niet bekend wanneer het boek in het bezit van den vorst von Ligne is gekomen. Ingezonden In de Oranjerie" Haarlem, 13 Jan. '13. Den WeledelGestr. Heer Mr. H. P. L. Wiessing, Amsterdam. Hooggeachte Collega, Vergun mij een paar woorden in antwoord op het artikel in uw Weekblad van 12 Jan. 1.1. Mr. L. J. Plemp van Duiveland, een schrijven ontvangend van een medewerker, verleende dit plaatsing, vertrouwend dat zijn mede zijner waarschuwingen en vermaningen ziende, ongeduldig: Maar m'n beste man, je begrijpt toch zelf wel, dat je je te gronde richt, wanneer je zoo voort gaat....", waarop hij met soldateske ruwheid geantwoord had: Nou, en wat kan dat jou en mij nou nog verdommen, 'k ben alleen, 'k heb kind noch kraai, 'k ben geboren om soldaat te zijn, ze hebben me eerst verknoeid en toen op de mestvaalt gegooid en daar moet 'k dan ook maar verrekken De dokter, bij een zoo duidelijk geformu leerd inzicht, had geantwoord met een skeptisch, vaag gebaar. Bij den majoor intusschen, naarmate zijn neurasthenie verergerde, wies de sentimenteele behoefte aan vertroosting, want de majoor, achter zijn uiterlijk van kranig militair, had, altijd, de misschien lichtelijk vulgaire sentimentaliteit verborgen van braven kerel en niet-intellectueel. Eens, toevalligerwijs tegen zes uur nog thuis, binnengehouden door hondenweer, wachtte hij in de achterkamer beneden. Het was er huiselijk, het tweewater suisde, de kater spinde, kees snorkte. Hij bleef eten, bleef den heelen avond, zij praatten over oude dingen, susten hem moederlijk, monterden hem op, maanden hem toch niet zooveel te rooken en te drinken en moe zei, dat hij ten slotte toch zoo oud niet was en immers nog best een goede betrekking kon vinden. Maar juffrouw Molb zweeg terwijl moe dat zei. Zij kwamen overeen, dat hij voortaan maar met hen moest eten. Hij bleef, daarna eiken avond al spoedig, leerde zoo den heelen avond zonder te rooken zich tevreden stellen met slappe kopjes thee, ging op een behoorlijk uur naar bed. De angstaanvallen, inderdaad, bleven ach terwege, hij begon beter te slapen, krabbelde weer overeind, overlegde wanneer hij een baantje zou gaan zoeken. Geregelde, niet te drukke bezigheid was misschien wel het beste en deze gelukkige wending dankte hij aan juffrouw Molb. Hij erkende, hij besefte het en eindelijk, een avond, zeide hij haar met kriebelige oogen en verraderlijk schorre stem, de lang verbeide blijde boodschap, dat hij haar tut eenige erfgename be stemmen zou. Maar juffrouw Mülb bleef ongerust. Hij kon dat nu wel beloven, maar wat voor waar borgen had zij, zoolang die belofte niet vast lag in het testament. En dan, als hij eens her stelde, nog jaren leefde, tien, twintig jaar, haar overleefde ? Juffrouw Molb, door de verhalen van Mevrouw Puiflijk, die gesproken had van ruggemergsaandoening en hersenverweeking, door het kranke uiterlijk later van den ma joor en diens herhaalde litanijen, dat hij het wel niet lang meer zou maken, had, dien tijd, in den waan geleefd, dat zij, wanneer de toeleg lukte en hij moest lukken, binnen afzienbaren tijd toch eigenaarster zou worden van des majoors duiten. Zoo bleef zij ontzet door het uitzicht, dat zich toen voor haar .opende en, van dat oogenblik, begon zij den majoor te haten. Maar de dagen van den zenuwlijder zijn in voortdurende schommeling, en wanneer N. . EERSTE NEÜERL. FiBRIEK TAN ASBESTCEMEBTPLATE " -?nartinit MARTINITPLATEff zgn: brand-, trek- en krimpvrg. pr|jzen en monsters. Crnqiusweg 113, Amsterdam. BOUWT TE NUNSPEET. Inlichtingen bij het bonwbnraan DE VELUWE", aldaar. KLUUT BELLEVIILE AUTOMOBIELEN. J. LEONARD LAKB, AMSTERDA ui iiiMiiiiiimiiiiimiiiiiiiiMlMiiiiiiiHiiiimiiiliiiiniiiiiiiimiiiiiliii werker, dien hij sinds acht jaren gastvrijheid in de kolommen van De Nieuwe Courant" verleent, voldaan had aan de noodige goede gebruiken in de pers. De schuld komt dus geheel op mij neer en ik draag ze gaarne, nu ik bemerk, dat gij drie mijner opmer kingen slechts goed gevonden acht. Mijn doel echter was ze allen geplaatst te krijgen. U hadt natuurlijk een stuk moeten weigeren waar ruim veertig opmerkingen worden ge maakt, waarvan er, volgens u, slechts drie aannemelijk zijn. Uw ruimte is te kostbaar voor zooveel overbodigs ! Geen wantrouwen lag ten grondslag aan 't gebruik van een dubbel pseudoniem bij de inzending van mijn feuilleton voor uw no vellen-prijsvraag. Daar in uw jury echter een dichter ontbrak, had ik weinig hoop het werk van een dichter erkend te zien. Vandaar mijn maatregel. In geval van terugzending zou er door mijn dubbel pseudo geen haan naar mijn echec bij de prozaïsten gekraaid hebben. De uitslag viel mee *) dat nu de hanen mijn succes van alle daken kraaien, ja zelfs van de mesthoopen, waarvan hanen en realis tische prozaschrijvers immers, zooveel houden. Ten slotte ik ben geen Wilhelminaroepende in de woestijn, al hoor ik ook in de woestijn thuis. de majoor vandaag ernstig dacht aan het zoeken van een of andere betrekking, morgen, na een slechten nacht, vroeg hij zich af, of hij, voor alle zekerheid dien middag maar niet naar zijn notaris zou gaan om het testa ment ten bate van juffrouw Molb te wijzigen. Zoo kwam dan ook op zekeren dag de wij ziging tot stand en toen juffrouw Molb, eindelijk, het 's avonds hoorde, werd zij gedeeltelijk en grootendeels gerust. Eenige dagen nadien vond de majoor des morgens bij zijn ontbijt een vuil mes liggen naast zijn bord, den volgenden morgen een ongewasschen theelepeltje, terwijl, 's avonds, de rijst, die alleen voor hem gekookt werd, ongaar bleek. Hij nam in den loop dier week, ook een bad hetgeen hij, met indische zin delijkheid, vrij dikwerf placht te doen en bemerkte toen hij zich reeds ontkleed had, dat juffrouw Molb instee van versche hand doeken de oude van zijn waschtafel had klaargehangen. Juffrouw Molb, verder, begon, hem ongeregeld te bedienen, liet stiekem de dienstmaagd haar vervangen. Ja, 't was z druk, zij kon 't niet meer volhouden. De dienstmaagd, intusschen, kwam niet, wanneer hij riep, liet hem drie, vier maal bellen en wanneer hij zich bij juffrouw Molb beklaagde, vergoelijkte die Mina's tekortkomingen. Juffrouw Molb had hem een nieuw karpet beloofd, het zijne was toch wel kaal; op zekeren dag vond hij, thuiskomende, het karpet omgekeerd. Ja, zoo ging 't best, alles was zoo duur tegenwoordig. Aanvankelijk, verloren in zichzelf, merkte hij het niet; maar de onoplettendheden, onwelwillendheden, telkens, herhaalden zich, totdat hij het wel merken moest, en het hem begon te prikkelen, te hinderen, te ont zenuwen. Juffrouw Molb, intusschen bleef vriendelijk, al kreeg haar vriendelijkheid iets zoetsappigs, femeligs; meer dan ooit ge waagde zij van haar edelmoedigheid, haar rechtschapenheid, haar goedheid, met veel sisserig gefluister en vroomerig brengen van haar handen aan haar omvangrijken en vormloozen boezem. Het werd hem, thuis, onbehaaglijk. Hij stond thans op bij voorbaat ontzenuwd door de komende plagerijen van dien dag. Het brutale, spottende gezicht der dienstmaagd werd hem een kwelling, het gewone, vul gaire noodhulptype, meid van vijftien of zestien jaar, die om de twee, drie weken van dienst verwisselt, overdag slechts haar werk doet en 's avonds scharrelt met den komenden en gaanden jongen. En hij, die voor zijn manschappen gebulderd en ge donderd had, dat zij er bleek van werden, hij dorst haar niets zeggen, verslapt, verlaft, te min, daar hij elk oogenblik achter haar de lichtelijk kromme, vleierige gestalte van juffrouw Molb, hetzij toevallig, hetzij op zettelijk, verschijnen zag. Hij ging weer af en toe in de stad met kennissen eten, al vaker spoedig, ging weer als in het begin na de koffie uit, kwam eerst 's nachts na twaalven thuis. Juffrouw Molb maakte nu aanmerkingen over zijn late thuiskomen, ja, de oude dame beneden had geklaagd en meneer Rivalen werkte voor ORANPS VINS DE CHAMPAGNE Perrier-Jouet Epernay. Concessionnaires, Sauter & Polis,Maastricht. Prima Anthraciet,Gascokes, Brechcokes enz. FinnaHli Lgnbaansgr. 296. - Telef. N. 4276. Ruim vijftien jaren geleden riep ik b.v. aan 't slot van mijn werk Een droomer ter haringvangst", uitgegeven door de heeren Van Holkema en Warendorf (nadat ik elders vergeefs pogingen had gedaan) Koningin Wilhelmina aan, hare hulp en steun vragende voor de Nederlandsche visschersbevolking. Sedert kregen wij, onder medewerking van Koningin Wilhelmina,ihethospitaal-kerkschip, instelling die weldra door de andere natiën met visschersbevolking is nagevolgd, zoodat thans, indirect door Oranje's voorgaan, zieke of gekwetste visschers, die tijdens hun bedrijf op zee hulp behoeven, op de geheele Noord zee, verzorging voor lichaam en ziel vinden. Het is bekend, welke bijzondere zorg Koningin Wilhelmina en Prins Hendrik aan de belangen van onze kustbevolking wijden. In de woestijn ben ik dus wellicht niet *) De zes bekroningen zijn door de Jury geschied. Welke van de overgebleven feuille tons verder zouden worden geplaatst (zooals dat van den heer Canter) heeft ingevolge de gepubliceerde prijsvraagregeling de redactie uitgemaakt. Maar die is dan ook niet zonder dichterlijkheid te werk gegaan. RED. zijn examen. Beide argumenten, natuurlijk, waren valsch. Hij rookte weer te veel, dronk weer te veel, bracht de langen avonden door in slechte lucht, kroeglucht, tingeltangellucht, ging weer met de bent naar meiden-bars en -kamers. Zoo werd ook zijn slaap weer slecht, begon hij weer te groote doses veronal, chloral te gebruiken. Zijn pols versnelde zich weer, werd onregelmatig, de holle nacht werd weer vol verschrikkingen en, een nacht, later thuisgekomen na een wilderen avond dan gewoonlijk, plotseling, overviel hem weer de angst. Eenige maanden intusschen waren voorbij gegaan. Het was nu eind December, het najaar was uitermate mistroostig geweest met voortdurend afwisselenden of samengaanden regen en wind, klagenden, jamme renden wind en regen, die roffelde op de zinken daken of ruizelde tegen de vensters, najaar met meer mist ook dan gewoonlijk, leek 't en waarin alleen nu en dan en heel even een waterig zonnetje door de kruiende wolkenlaag blonk. Kerstmis ging voorbij, veel Zondagstilte en vacantiestemming. De vrinden hadden familie of kennissen over of waren zelf uit de stad, O, de doodelijke melancholie van eenzaamheid en koude, waarin zijn hart verstierf en zijn hoofd ver wilderde Toch, een morgen hij was al in zijn zitkamer kwam juffrouw Molb zelf het ontbijt brengen. De majoor zat op de kanapee bij het raam naar buiten te kijken. Het had 's nachts geregend : droppels, zwaar, klikten neer op het kozijn. Beneden in de stille straat, schuifelig, gingen menschen voorbij; in de verte loeide een tram. Dan keek hij zoo de kamer in en rond, toen hij, plotse ling, den steelschen blik ving, waarmee juffrouw Molb hem vorschend bespiedde, blik vol haat en ongeduld. Hij keek haar aan in stijgende verbluftheid, maar toen op eens, begreep hij... Zij keken elkaar aan, star, een heele spanne tijds, vol haat, bij haar de bange haat van den misdadiger, die zich betrapt ziet, bij hem de vreeselijke machtelooze haat van het verslagen dier, dat den laatsten doodelijken stoot van zijn vijand ontvangt. Toen, heel zenuwachtig, ging juffrouw Molb af, na nog, nauw verstaanbaar, asjeblieft ge fluisterd te hebben. Alleen, ging de majoor voor zijn ontbijttafel zitten, schonk zich een kop thee, wilde zich brood snijden, maar hij voelde een crisis naderen, stond weer op, nam hoed en jas, ging uit. Het mocht half twaalf zijn; het morgenleven ging zijn gang, de lucht was bijna luw. Hij liep de Groot-Hertoginnelaan af en de Laan van Meerdervoort en de Javastraat. Het gevaar was weer geweken, maar hij had een donker gevoel, dat het dichtbij en schuil wachtte en gereed stond, verraderlijk, hem weer te bespringen. Hij liep den Wassenaarschen weg op, laag langs den slootkant, onderde magere pruiken der wilgen, zonder oog voor het weiland links, dat, door geboomte omsloten, een natuurlijk en klassiek tooneel geleek, voor I7Ï Verkrijgbaar te Amsterdam by: AU BON MARCHE J. G. HEBBERMAN, Damrak. JACOBSON & MANUS, Kalverstraat H. MEYEK, hofl., Koningsplein. ADR. SCHAKEL, hofl., Heiligenweg. SCHADE & OLDENKOTT, Nienwendjjk. WED. IWDIE Heeren Kleeding Mag. M. DE KONING». Batavia. Winkel-Ma EIGEN HULP", Batavia. W. 8AVELKOUL, Soerabaja. Verdere adressen verstrekken w$ gaarneiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiimiimitiiujiiiiiiiimiiiiiiiiiiimHiiitiiiini verhoord, mijn roepen in Neerlands duin vallei heeft weerklank gevonden! En nu, daar wij toch in 't duin zijn ... zand er over! . Sans rancune Uwe dw. collega BERNARD CANTER * * * Correspondentie Voor wat betreft abonnementen, adver tenties, bezorging van het Weekblad, uitbetaling van het honorarium e. d., wende men zich uitsluitend tot de ADMINISTRATIE van De Amsterdammer, Keizersgracht 333, Amsterdam. Voor wat betreft artikels en ingezonden stukken, uitsluitend tot de REDACTIE en aan hetzelfde adres. Om teleurstellingen te voorkomen is het, gewenscht, dat de inzender iederen.keer, dat hij een bijdrage zendt zoowel op zijn brief als op zijn bijdrage zijn. volledig adj-es duidelijk leesbaar vermeldt, dat de inzender een voldoend bedrag in postzegels toevoege (los in den brief) indien bij niet-plaatsing terugzending ver langd wordt. Op anonieme zendingen of berichten. wordt geen acht geslagen. ; mlMIIIHIIIIIMIIIIIIIIIHIIMIIMHIIIIIMIIMIIIIIIIUIIIHIIIIHII 111111111111111111 landelijke, herderlijke spelen, dan, aldra, den eigenlijken landweg op. Veel weiden links en rechts, met grazende koebeesten en scha pen en drentelende varkens en biggen, lande lijke huisjes met lappen akkerland en vlonders en pramen, lucht van mest en zemelen, veel drukke kippen en een enkele statige haan en in het krooswater, eenden, witte en bonte, kwakend en plassend, overal de vreedzame bedrijvigheid van het land. Rechts, ver, de woudrug in schoone, rustige lijn, naar het noorden vluchtend, in vagen najaarstint onder den grijzen hemel. Zijn gedachten doolden door elkaar zoetjes en gedurig, begonnen dan, ongemerkt hun verband te verliezen, sprongen over leegten van de een op de ander; schrik weerlichtte telkens door zijn hoofd, waarin de nacht toenam. Het gevoel van walging, dat waede in zijn maag en hokte in zijn keel, ver ergerde zich. Hij liep maar door, een hoog hek met gouden punten voorbij, waarachter een breede en hooge oprijlaan zich strekte naar een landhuis. De landweg verliep hier in een omgewoelden,' alleen voor ruiters begaanbaren boschweg, die al spoedig naar links omboog. Hij stond stil, rondom enkel bosch, diepe stilte, waarin enkel de eenzame val van een dorren tak of een schuwe vogelvlucht. Toen verstijfden en verdraaiden zich zijn armen, dat de handen naar buiten stonden, zijn hoofd trok achterover en hij huilde, een langgerekt gehuil, als van een aangeschoten beest, dat den dood naderen voelt. Een uur later kwam hij thuis, juffrouw Molb kruiste beneden in de gang, toen hij binnen kwam. Zij wilde iets lieftalligs zeggen, ;. maar bleef verstomd, en ontzet bij zijn ver wilderd gezicht en den starren blik, waarmee hij haar doorboorde. Zij sloot zich op in haar keuken, waar zij, weer heel zenuw achtig, begon rond te scharrelen, trachtend zich te verdooven met geweld van potten en pannen, maar luisterend, in al pijnlijker gespannen aandacht. Eindelijk, juist in een oogenblik, dat zij, in enkel, .luisteren, even verpoosde, viel het schot, een doffe knal. O, heilige moeder Qods, hij het zich verdaan schreeuwde juffrouw Molb en zij viel op een stoel, armen en beenen als in stuipen bewegend. Moe was schielijk komen toeloopen : Kind, me kind, trek 't je niet an Keto, m'n eerstgeborene.... In Mei verliet juffrouw Molb het benedenhuis in de Obrechtstraat en ging een groot, heel huis huren in de Archipelwp. Zij her bergt nu enkel zeer aanzienlijke' menscnen,-' heeft twee meiden en een knechtje en ge-v niet van haar welvaren met het fatsoen, dat haar altoos heeft gekenmerkt. Want het knappe huissie met 't tuintje in Gouda was1, maar een stijlblom, waarmede juffrouw Molb . op haar wijze aan haar gevoel voor poëzie uiting had gegeven. j ; Dec. '11?Jan, '12. ;

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl