Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VQOR NEDERLAND
26 Jan. '13. No. 1857
ton gestegen en overtrof dus de toename
van 1909?1910 van 12.9 tot 14.8 millioen
ton. En niettemin is de grondstof nu en dan
niet te ruim voorradig. "
Maar terwijl in Duitschland de syndicaten
worden gesteund en zich met volle kracht
tegen het buitenland kunnen keeren, dreigt
voor de Amerikaansche staal-nijverheid
behalve het gevaar van tariefverlaging
nog een ander gevaar en wel de neiging
van overheidswege tot bestrijding en ver
volging van alle groote organisatie's, een
neiging, die onder den nieuwen President
zich wellicht nog sterker zal doen gelden,
dan gedurende het bewind van zijn voor
ganger.
Daarom kunnen de Amerikaansche produ
centen geen overeenkomst omtrent productie
of prijzen afsluiten, zonder zicjj bloot te
stellen aan klachten, die hen met den
rechter in aanraking brengen.
Ook voor de kopermarkt is de onmoge
lijkheid om gemeenschappelijk op te treden
een beletsel, om de prijzen op het hooge
niveau te houden. Van de groote schomme
lingen, die daarvan hét gevolg zijn, heeft
echter de consumptie minder voordeel dan
de speculatie. Bovendien worden de produ
centen daardoor op een dwaalspoor ge
bracht en dégeheele gang van zaken wordt
dien tengevolge onzeker, zelfs bij een
opwaartsche richting, zooals tot voor korten
tijd in Amerika heerschte.
Maar nog veel nadeeliger kunnen de ge
volgen van onbeperkte concurrentie bij
dalende'conjunctuur zijn. Het dwingen van
de concurrentie, de splitsing der groote
ondernemingen, de strijd tegen alle
kapitalisten-organisatie's zijn de schrikbeelden, die
Wallstreet in het naderend optreden van den
President ziet.
Reeds nu laten de groote bladen dan ook
hun waarschuwende stem daartegen hooren.
Maar de gulden middenweg schijnt in
Noord-Amerika iets geheel onbekends te zijn.
24,1 '13
v. D. S.
IMIIIIIIIIIIIIIIIIItlllllllllllllllllllllllllllllllllllllltllMUHIIIllllllllinHlIIIM
Een dringend verzoek
Tooneel der handeling: De
HollandschChineesche school te Soengeiliat.
Personen: Een onderwijzer en dertig
Chineesjes.
De onderwijzer dicteert: De man brengt
de verdwaalde reiziger op de rechte weg."
De Chineesjes schrijven het voorgezegde
letterlijk op.
De onderwijzer: Allemaal fout, 't moet
zijn: de/2 verdwaalden reiziger op den
rechten weg.
Een Chineesje: Hé, waarom? U zei
toch: de verdwaalde reiziger enz.
De O n d: Ja, zie jelui, dat zeg ik wel, maar
daarom schrijf je dat zoo niet.
Een C h: Waarom ? U zei toch, dat wij
moesten opschrijven, wat u zou voorzeggen.
De O n d: Ja, zie je, vroeger...
Een C h: Wanneer was vroeger?
De O n d: Ja, 300, misschien wel 400 jaar
geleden zei men, geloof ik, ook den ver
dwaalden reiziger enz.
Een C h: Hé! en moet men n« in Holland
schrijven, zooals men daar 400 jaar geleden
sprak? n zal men in Holland pas over
400 jaar schrijven, zooals men daar nu
spreekt ?
De O n d: Best mogelijk, maar laat ons
nu doorgaan: Het meisje legt de groote lei
op de ronde tafel.
De Chineesjes schrijven: legt den grooten
lei op den ronden tafel.
De O n d: Fout, 't moet zijn, zooals ik
zei: de groote lei op de ronde tafel.
Verscheidene Chineesjes: Maar,
mijnheer, we dachten, dat we niet moesten
schrijven, zooals u sprak, omdat 400 jaar
geleden
De O n d: Jawel, zie je, reiziger en weg
zijn mannelijk, maar tafel en lei zijn
vrouwelijk.
Ettelijke Chineesjes: Hé, dat is
aardig! En waaraan kan u dat zien?
De O n d : Ja, dat zien, dat kan ik ook
niet altijd. Er .zijn wel een menigte regels,
die zeggen, welke woorden ml. en welke vr.
zijn, maar als ik me zoo'n regel niet her
inner, of als er voor een woord geen regel
is, dan kijk ik in een woordenboek.
Een C h: Wist de schrijver van dat
woordenboek van alle woorden, of ze ml.
of yr. zijn?
De O n d: O neen, maar die keek weer
in oude boeken, hoe men voor 300, 400 jaar
of nog vroeger schreef, en als hij het dan
later zelf ook niet meer wist, dan keek hij
zelf ook in zijn woordenboek.
Een C h: En de menschen in Holland,
die weinig school gegaan hebben en dus
niet weten, of ze de of den moeten schrijven...,
De O n d : Ja, dat zijn geen beschaafde
menschen; die dat wél kunnen zijn beschaafd.
Vele, C h : Hé, juist als vroeger bij ons
1 de mandarijnen, en die in Holland van de
meeste woorden de geslachten kent, is man
darijn van de hoogste klasse.
Ik doe het zwijgen er maar toe en ga over
tot de leesles.
Een C h. leest: Op den eersten der
maand ontvangt ieder ambtenaar van de/j
algemeenen ontvanger enz.
De O n d.: Fout, je moet niet lezen, zooals
er gedrukt staat, maar zooals je spreekt.
Een C h.: Maar mijnheer, wat is dat toch
lastig; ik mag niet lezen, zooals er gedrukt
staat, maar zooals ik spreek, en zooals ik
spreek, mag ik weer niet schrijven.
D e O n d.: O ja, zie je, 400 jaar geleden...
Een C h.: Mijnheer, mag ik iets zeggen ?
De O n d.: Zeker, wat is er ?
Het C h.: Ongeveer 300 jaar geleden
kwamen de Mandsjoes in China en dwongen
de Chineezen een staart te dragen. Al die
jaren door bleven zij de heerschers en wij
droegen den staart; een jaar geleden hebben
wij de heerschappij der Mandsjoes afgeschud
en wij hebben terstond onzen staart afge
schoren. Nu zegt U, dat er 400 jaar ge
leden in Holland een spraaktaal was, die
achter vele woorden een staart eischte,
U zegt ook, dat die spreektaal al lang niet
meer bestaat, dat er al honderden jaren een
andere spreektaal is en blijven die woorden
nu toch nog dien staart dragen ?
Ons Chineesje schudde meewarig het hoofd.
Ik zei ook maar niets, ik bedacht alleen,
dat wij, Hollanders, wel eens spottenderwijs
de Chineezen van Europa worden genoemd,
en dat, nu Azië geen Chineezen (in de
beteekenis van hiervoor) meer heeft, het
menschdom zeker moet optrekken naar de
lage landen tusschen Eems en Schelde om
een onvervalschten Chinees te vinden.
Waarde lezer, U begrijpt, dat ik U een
gefingeerde les heb late'h bijwonen, ze was
niet volgens de regelen der paedagogiek
maar toch, de quintescence is waar. Ik wou,
dat de heeren van de spellingscommissie
een week lang voor mijn Chineesjes moesten
staan, om uit den treure te herhalen:
je moet niet lezen, zooals er in 't boek
staat,"
je moet niet spreken, zooals je schrijft,"
je moet niet schrijven, zooals je spreekt,"
ik wed, in n opzicht had hun advies aan
de regeering anders geluid.
En nu wend ik mij in gemoede tot allen,
die in deze zaak eenigen invloed kunnen
uitoefenen:
Gij allen, wij allen, we willen een Qrooter
Nederland, een Groot-Nederland.
. O, maak het ons in Indië toch niet zoo
lastig, ik kom het U vragen uit naam van
die duizenden Javanen en andere inlanders,
die op de Ie Inlandsche, op Opleidings- op
Kweek- en andere scholen, zich onze taal
trachten eigen te maken om te komen tot
meerdere ontwikkeling, ik vraag het U, uit
naam van die honderden en duizenden, die
zullen aangroeien tot tien-, tot honderd
duizenden, tot millioenen, maakt het ze
toch niét zoo lastig.
Snijdt toch alles af, wat geen bestaansrecht
meer heeft, omdat het niet meer leeft.
De Chinees van Azië heeft zijn staart er
aan gegeven, ofschoon die uit een cultuur
historisch en ethnologisch oogpunt buiten
gewoon merkwaardig was, wij hebben in onze
taal te veel historische merkwaardigheden!
Wilt U het scheer-, pardon het snoeimes
niet al te veel gebruiken, dan behoeft dat
toch nog geen reden te zijn, het heelemaal
niet ter hand te nemen.
De inwoners van tropisch Nederland willen
de Nederlandsche taal, de LEVENDE
Ncder.landsche taal, ach, helpt ze!
J. J. PUISTER.
Hoofd der H. Ch. School
Soengeiliat (Banka) te Soengeiliat.
Aug. 1912.
?S %f "5
Roomsche Rijkdom
Vergis ik mij niet, dan stond te lezen in
een der vroegere Heraut-artikelen ProRege",
de volgende uitspraak: Het feit kan men
niet ontkennen, dat de
algemeen-menschelijke ontwikkeling gewoonlijk meer door de
ongeloovigen, dan door de geloovigen ge
dragen is." De schrijver herinnerde voorts
aan het tekort in wetenschap, kunst en
handel van het uitverkoren volk in verge
lijking met de omringende stammen en zeide
verder: De gaven en talenten voor deze
menschelijke ontwikkeling worden en werden
in ruimere mate «teeds toebedeeld aan de
wereldkinderen dan aan de kinderen van het
licht." Zoo staat het er ongeveer, naar ik
meen. Men vraagt zich af, wanneer een man
van zooveel autoriteit in de kringen der
lichtkinderen zoo ietsernstig beweert,waarom
dan, vooral van katholieke zijde, zich niet
ootmoedig bij dergelijke uitspraken neerge
legd? Waarom altijd, geheel tegen de
Navolging" in, zich willen verdedigen en
beter willen schijnen vór men veel moeite
gedaan heeft beter te zijn ?
Och, eigenlijk zijn zulke deemoedige be
kentenissen ook geenszins noodig, genoeg
zaam toch staven de dagelijksche feiten de
woorden van den grooten meester. In de
afgeloopen maanden waren er weer merk
waardige staaltjes op te merken van de
mislukking der vele zaken op het gebied der
algemeen-menschelijkeontwikkeling.welkede
katholieken, meest in navolging der wereld
kinderen, ondernamen; met initiatieven schijnt
het lichtvolk maar matig bedeeld, want
alles immers wordt doorgaans afgekeken
van de booze wereldlingen en dan bleekjes
nagebootst; tenzij het onwaardeerbaar geluk
en de niet uit te spreken eer sommigen
Roomschen aristocraten geschonken wordt
om al direct zitting te nemen in het comité,
dat van wereldsche zijde zekere zaak voor
de eerste maal en oorspronkelijk aanvat;
wat moet dat dan rondverteld en uitge
bazuind: Mijn medelid Rahusen, onze
voorzitter van Heteren." Zeker behoort
het modepaleis op het Leidsche plein te
Amsterdam tot de dingen dezer wereld en
was de indruk zeer gemengd, welke opge
wekt werd door het aandeel dat de Roomsche
dames, onder leiding van eenige
geëmancipeerden onder haar, namen ' aan
Sabbathveronachtzaming, waereldsch praalvertoon en
wufte mannequinsrevue; kwamen voorheen
bij vaaier Burgmeijer de Ghetto-kinderen
wijwater halen om hun zeere oogen te ver
zachten, nu scheen de groote onderneming
der firma Hirsch ook weder onder Roomsche
wijding gesteld te moeten worden; helaas,
het liep alweer treurig af. Ten eerste viel a!
bijzonder op, voornamelijk bij de
theeplechtigheid, hoe onze katholieke engelen zich minder
goed wisten te bewegen dan de wereldlingen
in haar stralende duisternis, hoe zelfs de
lichtende dochters van den Roomschen
Grootvorst" een eenigszins hoekig effect
maakten naast de deftige duivelinnen (stijl
van de Heraut), maar er kwam meer teleur
stelling! De Haarlemsche bisschoppen, ont
zet over zooveel durf decreteerden on
middellijk de oprichting van Roomsche
Vrouwenbonden (Dr. Ariëns werd over
troefd), om wat meer tucht en plichtsbesef
in het katholieke damescorps te lanceerenü,
want het mocht niet meer kunnen voor
komen dat families als de genoemde, die steeds
door de geestelijkheid aan den minderen man
tot voorbeeld en adoratie waren gesteld, zich
dus onherstelbaar en plichtvergeten te buiten
gingen! Jammer echter belooft deze bond,
althans voor Amsterdam, niet veel, omdat
adviseur en aanstaande presidente het in
beteekenis en beduidendheid niet van elkaar
kunnen winnen, hoe hard ze daaraan ook
bezig zijn. Het onvoorzichtige eerbejag
der (kath.) engelen bracht nog dieper val!
Een provinciaal blad (gebrekkig ingelicht,
zoo. ongeveer als De Tijd") gaf de volgende
boutade: Als mannequins fungeerden de
dames,": ... en daar volgden . . . neen ik
schrijf de namen der weldoende dames, die
theeschonken, niet af, dames uit de upper
ten onzer katholieke wereld, heel het
Roorrtsche Paradijs!!! De dames van A.,
van B., van C., van D. enz. Welk een straf!!
De maat is vrijwel vol, en mij dunkt, onze
Roomsche Amsterdamsche schoonen doen
voortaan veiliger om maar weer als
voorheen in hare gewone kleedij en
ongeevenredigde Schmeddingproporties naar
de Dinsdagsche congregatie te... schrij
den, waar eenigen harer toch ook haar
intrigetjes kunnen spinnen, of Donderdags
naar het Begijnhof om het rijtuig van tante
R. te bewonderen, want op dergelijk on
schuldig terrein voelen onze clerophiele
ranis zich als echte Cnussewinckels met
meer recht thuis dan bij zulke heidensche
festijnen. Tusschen Bij ons" en aan den
Overkant" blijft altijd eenig onderscheid,
en Poelhekke schreef eens: Hoe volmaakt
het Katholicisme ook zij, de katholieke
maatschappij is het lang niet altijd". Daaren
boven bedenke men, dat niet iedereen het
kan brengen tot die duizelingwekkende
hoogten van deftigheids-dronkenschap (geen
machts-dronkenschap, zooals de Arabieren
zeggen) waarop oud-adellijke geslachten als
b.v. Smits v. Oyen zijn aangeland, die
drie keer in n week, in verband met
den toestand van na wijlen Minister Regout,
in de Roomsche pers laten bekendmaken,
dat zij een kasteel bezitten en dat genoemde
minister hun zwager en gast is. Fogazarro en
von Haendel-Mazetti hadden toch wel in
sommige punten gelijk!
Een andere baan met hindernissen zijn
de specifiek Roomsche muziekuitvoeringen;
teekenend is hier vooral het feit, dat de
bekwame Tijd-recensent van de
concertgebouw-praestaties aanstonds meestal buiten
werking wordt gesteld, zoodra een oordeel
moet gegeven worden over echte Roomsche"
concerten; hij heeft wel eens gewaagd ook
iets hier over in het midden te brengen,
maar al heel spoedig verschenen er dan
protesten tegen zijn liefdelooze wijze van
critiseeren; de man kon niet anders, omdat
het hem blijkbaar om de muziek te doen
was en niet om Roomsche onverdiende
opkammerij. Neen voor zulke uitvoeringen
van kerkzangers niet hun familie in hoofd
stad of provincie zijn andere beoordeelaars
noodig! Ze behoeven van kunst weinig of
niets te snappen, als ze slechts de gave
hebben om te roemen zonder einde. Voor
het Tersteeghe-concert b.v. van 12 Nov. 1.1.
moesten volgens een Tijd-recensie alle
knappe musici het hoofd buigen", en
completeerend wordt er beweerd, in hetzelfde
blad van 20 November, over een uitvoering
te Deventer: Jammer dat er altijd katho
lieken zijn, die het specifiek-katholieke,
door weg te blijven, blijken minder
te waardeeren." Deze twee aanhalin
gen staan met elkaar in logisch verband
Dat de specifiek-katholieke uitvoeringen
minderwaardig zijn altijd en overal, blijkt
al helder daaruit, dat ernstige critici hun
oordeel hierover niet mogen geven; dat de
werkelijk kunstkennende en kunstlievende
katholieken dan wegblijven spreekt van zelf en
dus blijft simpel over het onbestemde publiek
van Arti et Religioni" met eenige vooruit
strevende kapelaans niet slappe hoedjes. Op
zich zelf heeft bedoeld verschijnsel niet veel
te beduiden (afgezien van de eigenaardigheid
dat de kranigste burgsaet van de Amstelstad
het geen echt concert vindt, omdat Rahusen
er niet komt), doch als
Roomsche-armoedeschakel kan het dienen tot wijder ronding van
den Roomsche-rijkdom-keten.
Op letterkundig gebied staat het er sinds
kort beter voor; onze Roomsche Joh is
opgegaan als een ephemeer sterretje en bleef
staan boven de redactie-bureaux van het
Centrum. Bewonderenswaardig zulk een
levensopgang! Langdurige maagdelijke ver
borgenheid, jaren van voorstudie en
orienteering, onder beproefde leiding zich inwerken
in alle vraagstukken van schoonheid en nut,
maar nederig nog altijd niet durven uitkomen,
gelijk de ware wetenschap bescheiden is;
dan plotseling door omstandigheden, onder
inspiratie of uit nood, ontploft! Dan
ineens de eerste zijn,.direct anderen leiding
geven, in een oogwenk hoofdredactrice en
presidente, de aangewezen persoon voor
alle voorposten van het Roomsche Vrouwen
leven, trustee der hooge geestelijkheid,
litterair-sociaa! spreekster, schrijfster en leidster!
Is dat geen benijdenswaardige evolutie?
Waarlijk van pop tot vlinder a la minute!
Gelukkig nog op tijd voor de Roomsche
Vrouwen-tentoonstelling van 1913, een
schitterend middenstuk voor de collectie
handwerkjes van goede geesten (en
geesteIqpzen), ingezonden door Mevr. v. d. Lans.
En ook de geheimzinnige dichter van 31
Augustus 1903 kan tevreden zijn (hieronder
volgt zijn hoofdgedicht), want nu achteraf
gebleken is, dat wijlen die brave Bernard
de Bont heelemaal geen dichter was, doch
een eerzaam kastelein, die te Egmond een
beetje in bouwgrond speculeerde, welke
transacties nu pas onlangs tot een goed
einde werden gevoerd, nu is het toch een
gelukje zonder wederga, zoo maar zonder
rondzoeken, in den laatsten regel van het
gedicht een vrouwennaam te kunnen rijmen.
Wat is bij haar vergeleken Dr. v. d. Graft
met haar gezelschap van roofridders, wat
die roofridders zelf; zwijgt, Laudy en Anna
Sutorius, buigt in minderheid-erkenning uw
hoofden Aengenent en Léfèbure, juicht allen
voor onze Roomsche Joh, want wij hebben
haar en zij heeft er n : hoc habet! Is het
voor Frank Luns en Mevr. Lissone (ondanks
haar breede perspectieven en haar Latijn)
niet bedroevend om aan te zien hoe weinig,
hoe krankzinnig weinig er noodig is om in
het Roomsche publieke leven een rol te
spelen van aanzien en gewicht ?
Laat dan vrij het onbenullige Haarlemsche
blaadje van de Kinderhuisvest in haar
slaafsche (maarberekende) onderworpenheid
wat kakelen tegen Van onzen Tijd", laat
de steeds zich zelf zoekende redacteur van
Rome" smalen op die weinige denkende
en zelfbewuste vrouwen, eenzamen in de
zelatrices-woestijn, 't behoeft niet langer, al
bekend genoeg is het hoe bij de hoogere
machten steeds personae gratae waren en
zullen blijven, uitsluitend zij die onze Joh
gelijken en den taktloozen leider".
Maar waarachtig, hier is geen spot in het
spel; ook ons zijn heilig de woorden:
Tenzij gij wordt gelijk deze kleinen ..."
NOCTUA CATHOLICA
* * *
XXXI AUGUSTUS MCMIII.
Non coqnis.
Helaas, toen Schaepman sloot
Voorgoed den gulden mond.
Wat werd het stil en dood
Ter roomsche tafelrond t
Zij zaten droevig neer,
De harten diep gewond :
E. Brom en W. de Veer,
Geheel den letterbond
Sloeg wanhoop in het hart:
De Klerk en Viola,
Hoogstraten en Allard,
Jan Kalf en Binnewiertz
Zij staarden vol verdriet
Den doctor peinzend na ;
Maar dichters sterven niet!
Waar was Melati's geur?
Een Kerkhofb\oem gelijk!
Zelfs Klönne was vergrijsd.
En heel het letterrijk
Scheen zonder kracht noch glans;
Zoo treurden Van der Lans,
Jan Sterck en Albertien,
fan Thijm en Molkenboer
't Was smartlijk om te zien.
Noch Ermann, noch De Groot
Geen, die vertroosting bood.
De Ridders kloek en stoer,
De Vrouwen fijn van geest,
Zij zuchten Wreede nood !
Ach, Troja is geweest!"
Maar Nederlands Vorstin,
Begaan met zooveel leed,
Sprak : Ridders, overwin'
Die smart zoo maatloos wreed.
De roomsche letterbond
Blijf langer niet beroofd
Van 't aangewezen hoofd :
Ik ridder op dees stond
BERNARD J. M. DE BONT."
(Letterkundige.)
Q. N.
* * *
Nieuwe Uitgaven
GUIDO GEZELLE'S Dichtwerken, XI?XII
(Gelegenheidsgedichten, XI?XIV) 380 pag.
Prijs ing. f5, geb. ?5.80. Amsterdam, L. J.
Veen.
F. V. TOUSSAINT VAN BOELAERE, Lan
delijk Minnespel. Het verhaal van een dag
te lande, 113 pag. Prijs ing. ? 1.25, geb. ? 1.90.
Bussum, C. A. j. van Dishoeck.
ANNIGJE MAAT, Nelly Degenstein, 248 pag.
Amersfoort, G. J. Slothouwer.
R. EDE, De groote Dwaling, 253 pag.
Amersfoort, G. J. Slothouwer.
G. BERNARD SHAW, Verliefde Arüsten, 2
deelen, pi. m. 500 pag., geb. ? 4,90 Amsterdam,
Erven Martin G. Cohen.
Mr. C. P. VAN ROSSEM, Historische
Causeries. EMILIE DE SAINTE-AMARANTHE. Ma
dame de MONTESSON. Madame de NEUILLY
en de Fransche emigratie in Holland, 300
pag. Rotterdam, Nijgh & v. Ditmar's Uitg. Mij.
Onze Tooneelspelers. Portretten en biogra
fieën (2e druk) 185 pag. Prijs ing. ? 1.50, geb.
? l .90. Rotterdam, Nijgh & v. Ditmar's Uitg. Mij.
H.- A. GUERBER, Mythen van Griekenland
en Rome. Bewerkt door dr. B. C. GOUDSMIT,
400 pag. met 64 platen. Prijs ing. ? 3.90, geb.
?4.50. Zutfen, W. J. Thieme & Cie.
E. W. MOES en K. SLUYTERMAN, Neder
landsche Kasteelen en hun historie, afl. VII.
Amsterdam, Uitg. Mij. Elsevier."
Dr. J. S..THEISSEN, De Regeering van Karel
V in de Noordelijke Nederlanden (Nederl.
Hist. Bibl. onder leiding van prof. dr. H.
BRUGMANS, VI) 285 pag. Amsterdam,
Meulenhoff & Co.
Dr. C. TE LINTUM, Een Eeuw van Voor
uitgang, 1813?1913. Geïllustreerd door G.
VAN RIJN, 272 pag. Prijs ing. ? l .50, geb. ? l .90.
Zutfen, W. J. Thieme & Cie.
Dr. E. C. GODÉMOLSBERGEN, De Stich
ter van Holland's Zuid-Afrika. JAN VAN
RIEBEECK, 297 pag. Prijs ing. ?3, geb. ? 3.75.
Amsterdam, S. L. van Looy.
IDA HEIJERMANS, Olof de Vondeling.
Teekeningen en bandversiering van RIE CRAMER,
70 pag. Bussum, C. A. J. van Dishoeck.
De Schat des Harten. Vertellingen door
T. VAN BUIL. Met illustratiën van TJEERD
BOTTEMA, 225 pag. Bussum, C. A. J. v.
Dishoeck.
Dr. A. J. OORT, Voor Zondagschool en
Huisgezin, 160 pag. Prijs ing. ? l, geb.? 1.35.
Zutfen, W. J. Thieme & Cie.
Centraal Verslag der Arbeidsinspectie over
1911. Uitgegeven door het Departement van
Landbouw, Nijverheid en Hanpel ter Alg.
Landsdrukkerij te 's Gravenhage.
De Democratie en de Financiers, de Wer
kelijke Meesters der Wereld. In verkorten
vorm, bewerkt naar het Fransch, van FRANCIS
DELAISI, door F. DOMELA NIEUWENHUIS, 72
pag. Prijs 10 et. Amsterdam, W. ten Hoorn.
Goede Bekenden. Onze populaire kinder
liedjes. Tweede bundel. Verzameld en van
pianobegeleiding voorzien, door JOHAN DE
VEER. Met een voorwoord van DANIËL DE
LANGE en versierd met 64 oorspronkelijke
teekeningen van ANDRÉVLAANDEREN, 64
pag. Amsterdam, Scheltens & Giltay.
Nederlandsche Almanak 1913, 80 pag.,
Haarlem, H. D. Tjeenk Willink & Zn.
Het Godsdienstig geloof en de
BalkanOorlog. Rede gehouden in de Remonstrantsche
Kerk te Gouda, door H. v. ASSENDELFT,
Predt., op 10 Nov. '12, 14 pag. ? 0.25. Het
batig saldo strekt ten voordeele van het
Roode Kruis, Gouda, A. Brinkman & Zn.
Groote Godsdiensten" serie II No. 7, Dr.
H. BAVINCK, Het Christendom, 65 pag. ?0.40,
Baarn, Hollandia drijkkerij.
Redelijke Godsdienst" serie H No. 8, Dr.
G. J. HEERING, Zonde en schuld naar Chris
telijk besef, 44 pag. ? 0.40, Baarn, Hollandia
drukkerij.
Damspel
10c Jaargang. 26 Januari 1913.
Redacteur: J. DE HAAS.
Graaf Florisstraat 152, Amsterdam.
Verzoeke alle mededeelingen, deze rubriek
betreffende, aan bovenstaand adres te richten.
ONZE CURSUS"
De bestudeering van typeslagen is, zooals
wij reeds meermalen zeiden, van groot nuf.
Dit komt te beter uit zoodra men ze in de
partij ziet toegepast. In de studies van Lederen
treffen wij het volgende voorbeeld aan:
ZWART.
WIT.
Een stand zooals wij reeds vaak hebben
behandeld. Deze is echter voorgekomen in
een partij tusschen de fransche spelers
F. Beudin en G. Bonne.
Wit aan den zet speelt als volgt:
Wit.
1. 35-30
2. 28-22
3. 33:24
4. 38:7
Zwart.
24:44
17:28
44:33
1:12
Een duidelijker voorbeeld van dezen type
slag in de practijk kan men zich niet denken.
Tot slot van deze serie nog het volgende
voorbeeld. Alle schijven op het bord ert
als volgt gespeeld:
Wit. Zwart.
1. 33-28 18-23
2. 39-33 12-18
3. 44-39 7-12
4. 31-27 17-22
Haast onnoodig te zeggen, dat zwart bij
dezen uitruil op den slagzet speelt.
5. 28:17 11:31
6. 36:27 2-7
7. 41-36 7-11
8. 33-28
Veel beter is hier 50-44 om na 20-24 of
20-25 van zwart te spelen als volgt:
Wit 27-22 32 : 21_34-30 40:16
Zw"arfl 87 27 16:~27 25 : 34(a)
(a) Indien zwart 20-24 speelt dan natuurlijk.
33-29 enz.
8. 20-24
9. 38-33?
ZWART.
WIT.
9.
10. 27 : 7
11. 34:23
12. 7:18
16-21
23-29
18:27
13:44
In de volgende rubriek zal met een
nieuwtype worden aangevangen.
Van alles wat
Naar aanleiding van een partijstand voor
gekomen in den jongsten internationalen
wedstrijd te Rotterdam, tusschen de heeren
H. J. v. d. Broek met wit en J. Garoute met
zwart, volgt het onderstaande. De stand is
eenigszins doorjons gewijzigd, waardoor een
zeer leerzame verwikkeling ontstaat die onder
de aandacht der dammers dient gebracht,
ZWART.
WIT.
Stand :
Zwart 12 schijven op 3, 6, 8, 9, 11, 13
16/18, 21, 23, 25.
Wit 12 schijven op 26, 27, 29, 31, 32, 33,
34, 35, 37, 42, 47, 48.
Wit. Zwart.
1. 33-28 .
Eigenaardig, dat zwart nu geen enkele
goeden zet heeft. Het spreekt van zelf daK
8-12 of 9-14 niet gaat.
Wit 29:18 27-22 32:23^6:37
Zwart 18:22 22:3317:28 13:22
Deze zet werd door v. d. Broek toegepast.
Op W._--^ 35 : 24 29 : 18
Z. 25-30" "l8-22
met dezelfde afwikkeling
op W. 28: 19 26:39
Z. 17-22 13:33
Nu de combinatie waar het eigenlijk .om*
gaat.
2. 13-19
3. 28-22 17:28
4. 26:17 11 :22
5. 31-26 22:31
6. 26-21 16:38
7. 42 : 4 met winst.
Dit geheele systeem is zeer leerzaam en
maakt ons attent op de beteekenis van ge
dwongen spel in een partij. Het is juist
het noodlottige voor zwart dat hij tot 13-19
gedwongen is, tenzij hij een of meer schijven
wenscht te verliezen.
Wit lokt den foutzet uit
In onderstaanden stand moet wit spelen.
Daarna moet men den zet vinden waarbij
zwart een combinatie uitvoert die hem de
partij kost.
ZWART.
WIT.
Stand:
Zwart 16 schijven op 38, 11, 13/17, 19,
20, 24, 26,
Wit 16 schijven op 22, 23, 27, 28, 32. 36,
37, 39, 41, 43,49.
Wit speelt en lokt den foutzet uit.
Hierbij dient opgemerkt dat de heer
Marcel Bonnard uit Lyon getracht heeft in
bijna gelijken stand een dergelijken lokzet
samen te stellen doch veel ingewikkelder
dan de bovenstaande. Het is ons gelukt
een lokzet samen te stellen, van meer be
scheiden karakter; de oplossing zal onzen
lezers echter genoegen doen.