De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1913 26 januari pagina 6

26 januari 1913 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 26 Jan. '13. ^- No. 1857 RAYMOND POINCARÉ, de nieuw gekozen President der Fransche Republiek Raymond Poincar Het radicale zuiden regeert Frankrijk. Dit overwicht zag men vooral in het laatste dozijn jaren ook uitgedrukt in de persoonlijke verschijning van hen, die daar te lande de hooge posities innamen: Een belangrijk deel van die lieden ver raadde door zijn nasaal accent zijn af komst uit die meridi onale contrijen, waar de landbevolking en de kleine bourgeoi sie aan, op 't eerste fezicht nuchtere, oeren - berekenendheid den onverwachten fantastischen zin paren van eenTartarin of een Cyrano. In het zuiden ligt Frankrijks radicale kracht. Daarvandaan komen een goed deel van dieongelikte zoo gen, democratische" volksvertegenwoor digers, die van het Palais Bourbon en van het Luxembourg, waar de Senaat zetelt, een politieke handels beurs dreigen te doen worden, naar open Amerikaansch model. Uit het zuiden ar riveerden, de besten van hun omgeving, Loubet, Fallières, en de sluwe financier Rouvier, uit het zuiden kwamen platte arrivisten als de handige Doumer en de onhandige Pams, en k Lafferre is uit dat zuiden gekomen, leider van het Groot Oosten en vader van de fiches-politiek, de bij uitstek verwordenradicale. Albert Sarraut, 'n fatsoenlijke zoon van den directeur der machtigste Pams, de gevallen candidaat provinciale krant uit dat zelfde zuiden, was, nog bijna een knaap, reeds onder minister, en bekleedt thans den gouverneur-generaalspost van Indo-China. Het is een regeering van, sommigen fatsoenlijk, allen onaesthetische lieden. Het lucht op, dat een fijn intellectueel man, als Raymond Poincaréis, het hoogste staatsambt bekleeden gaat in een zoo voortreffelijk land als Frankrijk, waaraan men edele representatie gunt! Het is zeker, dat on der de zuiderlingen, de genss du Midi," menig trouw hart gevonden wordt en leep verstand, en onkreukbare ambte naren zal men Lou bet en Fallières te recht noemen blijven. Het lucht echter op, dat niet alleen middelmaats - geslepenheiden onkreukbaar heid den democratischen troon in het Elysée zullen sieren, en dat de ietwat terre-a-terre burger lijkheid, die bij het veelzijdige Fransche volk voor Flauberts afschuw nimmer ge heel op den loop ging, zal moeten plaats .maken voor aristocratie van geest en voor fijnere vormen. Poincaré, uit een geslacht van hoogleeraren en advocaten in Frankrijks noord oosten, is vór alles een man van schoon geestelijk leven, een intellectueel", voor wien ondanks het eigen ijveren in de politieke couloirs en de eerzucht van den f/^~f<iS~^ yes*~* cl'. '?-' . / / /^ // ' 2V/A^>-VJLX_V T* Fragment van een brief, door den Minister-President Raymond Poincar geschreven na het vertrek van Koningin Wilhelmina uit Parijs redenaar-advocaat, edeler het geestelijke leven domineeren blijft. Een van de redenen waarom, na Poincaré's benoeming, van zooveel sympathie voor den nieuwen president gebleken is bij het schrijversheir, dat de courantengebouwen bevolkt, of in de oogen van het groote publiek op den boulevard den toon aangeeft, ligt ongetwijfeld ook wel in de verwantschap, die dezen, zij het slechts in verren graad, bleven gevoelen met den geletterden man van liberale professie, die hun denkleven toch nader staat dan de van smaak en geestelijke distinctie gespeende kleinburgerlijke poli tieke klauteraars van midden-Frankrijk. Dezer dagen ziet men in de Fransche tijdschriften de buitenverblijven afge beeld, die de twee laatste presidenten bezitten. Wie ooit het Fransche pfficieele leven van nabij zag herinnert zich eere poorten, onthulde standbeelden of schilderijen-aankoopen voor Staatsrekening, die bedenkelijk in aard overeenkomen met de monstruositeit van b^v. Loubets z.g. chateau, d.w.z. buitenverblijf: de Bégude.... Het kan niet anders dan een stempel van schooner waardigheid op Frankrijks uiterlijke vertegenwoordiging drukken, dat Raymond Poincaréer den toongaat voeren. v. D. E. Herinnering aan Mr. Regout Wanneer Minister Regout in zijn laatste dagen een terugblik op zijn leven heeft geworpen, dan zullen ik ben er zeker van tot de gelukkigste herinneringen, die in hem ontwaakten, behoord hebben die aan zijn Amsterdamschen tijd. En omgekeerd zullen velen, die hem thans gedenken, hem het liefst zich voor den geest roepen als den bekwamen ver tegenwoordiger van het Openbaar Minis terie, die gedurende verscheidene jaren energieken strijd voerde tegen de crimi naliteit in onze hoofdstad. Het is acht jaar geleden, dat hij Amsterdam verliet, doch tot op heden is in het Paleis van Justitie aldaar de herinnering aan den officier" Regout krachtig gebleven. Niet alleen bij de leden der rechterlijke macht, die meer dan van iemand anders zijn requisitoiren in willigden, doch ook bij zijn tegenstanders, de pleiters, die in hem waarlijk geen gemakkelijke portuur vonden. Geen ge makkelijke portuur, doch een portuur, waaraan eer was te behalen, al leed men ook dikwijls de nederlaag. Want Regout luisterde altijd oplettend naar den verdediger en als deze iets meer dan clementie wist te pleiten, kon hij op een prompte en zakelijke repliek staat maken. Voor hem was de advocaat gee/i quantiténégligeable, wiens betoog men hooghartig onbeantwoord laat; bovendien zijn helder en vlug ver stand maakte het hem mogelijk altijd dadelijk gereed te zijn tot den strijd voor de zaak, die hij steeds volkomen onder de knie had, hoe ingewikkeld die soms ook modit zijn. Man ook van te veel temperament, om hooghartig te zijn, al kon hij hoog zijn. Vooral als hij aan het eind van zijn betoog gekomen, de straf requireerde. Dan voelde hij zich wreker der misdaad, dan richtte hij zich op van zijn papieren, dan kraakte de stem en door de stille rechtszaal klonk dan bijna onheilspellend zijn: en ik heb mitsdien de eer te requireeren . . ." Dan was hij mooi om te hooren en ook om te zien. Want hij had een aan genaam, nog jeugdig uiterlijk, waaraan de ernst, die hem bezielde, goed stond. Overigens hij hield van decorum : zijn toga zat altijd onberispelijk, zijn bef was sneeuwwit, zijn haar zorgvuldig geschei den. In die dingen was hij een echte Maastrichtenaar en gaf hij een goed voorbeeld ! Veel en knap werk is er door hem toen verricht in de vierde Kamer der Amsterdamsche Rechtbank, veel gevaar lijk gespuis is daar toen door zijn toe doen voor jaren onschadelijk gemaakt. Ja, een strafzaak voor de Vierde Kamer, dat beteekende in die dagen iets voor een jong advocaat : de leiding was er (en is er nog) in zeer beproefde handen en als Regout er dan ook nog zat. . . . Toch stond hij bij de balie in hoog aanzien, omdat hij in 't felst van den strijd nimmer de hoffelijkheid verloo chende, die hem eigen was. Hij bezat die aangeboren distinctie zonder stijf heid, welke den omgang zoo aantrekke lijk maakt. Hij was een ernstig man, doch allerminst saai, zelfs goedlachs; als hij lachte kon men soms evert zien, dat in de zwarte toga toch ook wel iets van den vroolijken Limburger stak. Zooals ik in den aanvang zeide: in Amsterdam moet Regout zich in zijn element hebben gevoeld en ik betwijfel sterk of zijn promotie naar Roermond hem gebracht heeft, wat hij hoopte. Voor Roermond was hij toch eigenlijk tegoed: de Roermondsche boeven waren hem niet waard. Daarna is hij in de politiek gegaan met veel succes. Een succes, dat velen hem gunden, al stonden zij niet aan zijn kant; onder dezen zijn er, wien zijn doodsbericht oprecht leed heeft gedaan. L. S. G. ui-: HARTOG In den Larenschen Kunsthandel Antoon van Welie. Een bespreking van zijn tentoonstelling trekt me eigenlijk zeer weinig aan; ik zou het liefst willen me er toe te bepalen den ophef die van sommige WIJLEN DE MINISTER MR. E. REGOUT IN GESPREK MET DEN VOORZITTER VAN DEN MINISTERRAAD MR. TH. HEEMSKERK IIIIIH immuun l iiiiiitiiMiiHiMiiiiiiimiiiiiiimiHliiMMillillltliuiiilittiii van deze zoetsappige vleierige kunst nog a! onverkwikkelijke vertooning. Van Welie, als we zijn werk onttuigen van alle aanhang selen eener banale en laffe toiletteerkunst, van alle pronk met romantische attributen, van alle kwasi-zwierigheid in zijn teekening met krullerige lijnen, toont zich een schilder van niet meer dan middelmatig gehalte. Mevr. van Duyl?Schwartze bijv. is hem bepaald superieur en met een waarachtiger aangeboren zin voor de sierlijkheid bedeeld. Een meer vulgair onderwerp Neeltje met de kat", verraadt ongeveer (dit woord is hier nu eens zeer van pas) wat deze schilder waard is. Hij is een portretschilder, vast genoeg van hand of voldoende bekwaam om een kop in elkaar te zetten en te doorwerken, zó, dat de gelijkenis bevredigend is. Maar van uitnemend schilderwerk is het verre. Ik ge loof zelfs, dat hij nog eerder aangelegd is tot het maken van mannen dan van vrouwe portretten, want in den grond heeft hij het meeste neiging voor de vaste plastiek en de geprononceerde vormen in een mannelijke beeltenis (zie portret van Mr. v. H. en ook het geteekende portret van den heer Lapidoth 't portret van Edmond Rostand is wrak van constructie) terwijl zijn schildering voor het modelévan het vrouwelijk wezen te zwaar en te stug is (zie o. m. 't portret van Mevr. v. R. met haar dochtertje). Achter al de affectatie, zoowel naar den geest als naar de handeling, schuilt er in Van Wely een heel gewoon vak-schilder, met nuchtere waarneming. Frans Langevcld. Het zou leerzaam kun nen zijn een schilder met wat technische ervaring, en kleurzin volgens de impressionnistische zienswijze, goede kleurreproducties naar schilderijen of misschien beter nog aquarellen van onze bekende meesters voor te leggen en hem op te dragen daarnaar, wat vrijelijk volgend, schilderijen te maken. Natuurlijk dan een schilder met vlotte hand", met wat (bedenkelijke) doortastendheid, gelijk Langeveld ontegenzeggelijk eigen is. De lekkere verf en de vrijmoedige (artistieke) penseelmanier, zouden vanzelf aan het doode element der mechanische reproductie wel wat leven inblazen bij die transformatie in handwerk. Maar 't zou dan ook blijken, dat velen zich de moeite konden besparen om naar buiten te gaan voor het zoeken naar sujetten, want dat zoeken is niet veel anders dan uitkijken naar gegevens, die in een kader te vatten zijn, naar den trant van schikking, ziens en schilderwijze der meesters die zij vereeren en, naloopen. Het is dus maar onder het voorwendsel van zelfstandig werk te leveren dat zij gevalletjes buiten opsporen, want niet alleen de indeeling van het tafereel, de opvatting van het atmosferische, de keuze der kleuren, maar ook de factuur en de meest materieele bijzonderheden van de verfbehandeling, tot zelfs de wijze om een ploegend mannetje en zijn paard te typeeren, doen beurtelings denken aan een wezenlooze en vergrofde herhaling, met alle aplomb van zelfstandigheid, van wat de Marissen of Mauve geleverd hebben. Er wordt beweerd, dat Langeveld zich vernieuwt. Dat blijkt echter nog te weinig uit zijn nieuwe keuze van sujet: woonwagens op de land wegen, al is zijn werk hier iets bescheidener en fijner. Want, was hem daarin een nieuwe wereld opengegaan, een eigene visie dus ontstaan, dan zou vanzelf ook zijn tech niek een andere wending hebben genomen en zich nieuwe middelen gevonden tot uitdrukken. Ik bedoel maar, dat dit onder werp om zijn dramatischen inhoud, niet door voeld was (wellicht wel bedacht) maar 't hem aanleiding was als een nog nieuw motief, met die wagens tegen de lucht op den beregenden weg, tot het zoeken naar fijne tintjes en pikante kleurtjes. Er is een schilderijtje met hooge boompjes midden op een land, dat in opzet iets eigens heeft, maar in de uitvoering weer verdwaald raakte. Het zuiverste van al lijkt me echter Eendenkom"; ik merk daar een inkeer. Er is althans blijk gegeven van eigen obser vatie, van een bedachtzaam letten op de verantwoordelijkheid der uitdrukking. Het is bescheiden, maar het is iets. Hierin is zijden over dit werk gemaakt wordt, op z'n zachtst, onnoozel te noemen. Dat de heer Van Welie als de portret schilder der voorname wereld nog al aardig succes heeft, is nog geen teeken dat hij als kunstenaar met bijv. Van Dijck in wedijver kan worden geacht. Ook kan het ons onver schillig laten, dat hij door een voortvarenden beoordeelaar in de Maasbode als de Apostel of de ware Jozef der moderne kunst tusschen al die futuristische of expressionistische valsche profeten wordt voorgesteld, of als de boodschapper van de Romantiek die komen gaat." Hinderlijker is het, dat, ter intro ductie voor deze tentoonstelling, een opvijzelend artikel uit Op de Hoogte" nu dienst moet doen, en de goe-gemeente stijven kan in hare gunstige gezindheid jegens deze paradekunst. De schrijver van dit artikel loopt zelfs zöwarm in zijn loftuitingen, dat hij in een verteederde stemming eindelijk raakt en aan 't fantaseeren slaat; hij leest dan uit de gelaatstrekken van het (zeer slap) geteekende portret van schilders moeder, met de trouwhartigheid van haar oogen en een schijn van glimlach op haar lippen" : moet je niet erkennen dat Antoon het vér heeft gebrjcht en hoe vindt je mij er nu wel uitzien, tusschen al die hooggeboren of wereldberoemde dames en heeren ?" Roerend die trots van 'n eenvoudige ziel op haar gevierden zoon, die in Den Haag een atelier met huis bezit, en eveneens in die groote stad Londen, terwijl't waarlijk schijnt dat hij in Parijs nog eens zoo'n pied a terre heeft (dit alles deelt ons het artikel ook mee). De lijst der geportretteerde personen in den catalogus doet overigens zonneklaar uitkomen, dat het dezen schilder al bijzonder voor den wind is gegaan in de wereld. Ik vind intusschen een woord inliet opstel, dat (hoewel in anderen zin bedoeld) uit nemend dienst kan doen tot kenschetsing van dit werk: toiletteerkunst. Van Welie lijkt me te rangschikken onder de kunstenaars, die het voordeel hebben een zakenblik te bezitten, die door nijgen en een beroep op den goeden smaak der geachte clientèle, zich een bloeiende nering weten te verzekeren, als de handelsman. In voornoemd artikel lees ik ook a propos der portretten van verschillende vrouwelijke tooneelcelebriteiten: Van Welie moet van allen de betuiging hebben ontvangen dat hij haar gegeven heeft, zooals zij door hun publiek gezien willen worden"!! Verzoeke om de gunst en recommandatie! Van Welie heeft voorheen met andere artikelen gedongen naar den bijval van het publiek, dat behagen schept in poëtische of roman tische onderwerpen, op langoureuze wijze voorgedragen. Tegenwoordig is hij de portrettist en doet ook nu zijn collega's een scherpe concurrentie aan door een idealistisch bijmengsel aan het reëele conterfeitsel. Al weereen getuigenis van doorzicht, want welke dame van goeden huize" of uit de groote wereld is niet gestreeld door het denkbeeld een kunstenaar te kunnen inspireeren, ziet hare verschijning niet graag gedramatiseerd in het travesti eener heldin of als een hoofdfiguur van een maskerade; en dan gedroomd" in een omgeving van boschvijvers met blanke zwanen, zuidelijke meren met heuvels en cypressen en witte burchten in't verschiet? Tot een flatteuze en elegante uitbeelding van het gedistingeerde damespubliek weet dezt»schilder waarlijk alle sieringsmiddelen met effect aan te wenden, alle onderschei dingsteekenen van uitgelezenheid vanaf de houding van het hoofd tot aan de gratie van een indolent neerhangend handje met de gepolijste, spitse nagels aan de edelvormige vingers a la Van Dyck. Alleen ... hij maakt er geen menschen van, en deze gedaanten niet hun statieuze of theatrale inkleeding, imponeeren me niet veel meer dan de fraai uitgedoste poppen als er soms in de winkelkast van Hirsch staan. Dames zijn toch ook vrouwen ! Zoo heeft de schilder bijv. van een figuur als Oaby Deslys niet anders gegeven dan een senti menteel, coquet juffertje. Een sensatiestuk is de Dame met het masker" een stoute onderneming van verzinnebeelde portretproeve, maar te midden

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl