Historisch Archief 1877-1940
9 Febr.*13. No. 1859
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ITT- 36
HEERENGR4
-ROGGE5TRAAT-14
INRICHTING TOT HET MEUBILEEREN-EN VER.SIER-EN-DER WONING
BOUWT TE NUNSPEET.
Inlichtingen b|] het bon w bureau
VELUWE", aldaar.
uiMiiiiiiiiiMiiiiiiiniiiMiiiiiiiiiHiiiiiJiiiiiiiiiiiiiiiiimmiiiimiiiiiniiiiii
drukte hij zijn bevatting uit. Hierdoor ook
weerde hij dilettantisme en decadentie, die
verheerlijking zijn van abnormaliteit en
zorgvuldige vergodelijking van egotisme.
Hij groeide erdoor boven het, na de groote
meesters afgeweken, Fransche symbolisme
uit, en ook wel boven dat van een Stephan
George, die al te gemakkelijk gingen
hiëratiseeren, zich gingen opsluiten in een
schrijn-vol-beelden, zich gingen vergenoegen
met een stel beeld-poppen, die, verre van eene
algemeene, eene diep-menschelijke en
nietgespecialiseerde beteekenis te krijgen, be
perking werden van het uit te drukken gevoel.
Albert Verwey was echter te intellectueel,
dan dat hij niet al te systematisch zou worden.
Te bewust van het noodige, werd dat noodige
in zijne kunst te gezocht. De grootheid der
echte symbolisten, zij ligt immers hierin,
dat zij met elk gebaar, met eiken klank, als
van-zelf op een vlak van eeuwigheid komen
te staan, het tijdelijke niet dan als eeuwigheid
kunnen bevatten en uitdrukken. Alle wil,
zelfs maar alle drang naar veralgemeenen
van de immediate werkelijkheid zou hun
kunnen noodlottig worden, zoozeer is hun
innerlijk leven aangelegd op voelen buiten
tijd en ruimte, builen plaatselijkheid en
toevalligheid. Het bijzondere en het ken
schetsende valt buiten hunne
onmiddellijkwaargenomen, evenals buiten hunne
definitief-uitgedrukte bevatting, tenzij het weer
bij moest dragen tot de karakteriseering van
hunne breed-adamische aandoening. En kan
men hun verwijten, dat zij zich aldus buiten
hun tijd plaatsen, dan is het alleen omdat
zij er boven staan. Terwijl het nu juist een
der verst-gedreven motieven van Verwey's
poëtische assthetiek is, de eeuwigheid, de
buitentijdigheid, te ketenen binnen de ge
beurtenissen en gebeurlijkheden van zijn
eigen tijd, evenals hij meent de geheele
wereld van gevoelsbevatting uit te drukken
door in meer of minder doorleden verzen
uit te leggen wat hij er, in zijn hersenen
en nu en dan in zijn hart, van meent te be
grijpen. Waarin hij dus andersom doet dan
die echte symbolisten, welke alle waarachtige
groote dichters zijn.
Zulke geestelijke discipline, zulk hooger
plichtsbesef, zulk nobel begrip van de roeping
des dichters, zij kunnen echter anders niet dan
hem,die waarlijk aangelegd is om het
menschdom in (z)ijn hart" te bevatten, zooals Prosper
van Langendonck het uitdrukte, te noopen
tot eene strengheid, die de voorwaarde is
van grootheid. Nu is grootheid" een woord,
dat bij den naam van Alex. Gufteling zeker
nog niet past. Te jong, helaas, zou hij sterven,
dan dat wij hem in den vollen vadem zijner
beteekenis als dichter mochten beschou
wen. Maar ik zei het u hierboven reeds:
deze tering-lijder was een hartstochtelijke,
een minnaar van het leven, en gelukkig!
geen droog-pietluttige beschouwer en
systematïsch-analytische beredeneerder ervan.
miiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitfiiiiiii
FEUILLETON
HET DRAADJE
DOOR
RIK RINGRUBET
't Geschiedde tijdens de .. ste opvoering
van Vondels Adam in Ballingschap" in het
Paleis voor Volksvlijt" te Amsterdam.
De heer Van Paveren, een ongehuwd en
kuisch gebleven vijf-en-veertig-jafig ambte
naar ten stadhuize alhier, had zich dien
avond 't was den l sten eener maand
de luxe van een schouwburgbezoek geper
mitteerd. Het lot ik zou ook noodlot
kunnen schrijven verwees hem ten Adam"
en nu d. i. vijf minuten voor achten op den
bedoelden avond, zat hij, behaaglijk gedoken
in een knus,halfduister logehoekje, de dingen,
die komen zouden, af te wachten.
De heer Van Paveren leed aan periodieke
aanvallen van, wat hij bevallig noemde, zijn
soiree mondaine" hij sprak gaarne de
losse taal der wufte Franschen. Dan was
het hem aangenaam en wonder deugddoende
te zitten in ruime café-zalen met veel licht;
om zich te voelen druk geroes en ruischend
praten van veel gaande en komende
inenschen; kortom, zich te laten beroeren door
de zachte vingerklopjes van een druk en
weelderig wereldsch avondleven. Gaarne
genoot hij onderwijl de zoemende, opwek
kende melodieën van een gezellig strijkje.
Met breed gebaar van rustiglevend,
weigezeten burger, dronk hij dan te midden van
dit ronkend gedoe, lieflijk omstoeid door
wonderlijke gedachtetjes van rijkdom en
weelde, zijn koffie, zijn biertje en later in
den avond zijn grocje.
Als terrein voor deze zijn uitspattingen
verkoos hij in den regel Mille Colonnes"
of. De Nieuwe Karseboom", doch soms
verstoutte hij zich zelfs door te dringen in
de zacht getapijte lokalen van Bordelaise"
of Louis Seize", hoewel hij zich in deze
luxueuse gelegenheden niet zoo op zijn ge
mak gevoelde, als .hij wel wilde doen voor
komen.
Werd hij, hetgeen vaak voorviel en ook
zeer natuurlijk is, in het begin der maand
door een aanval van zijn kwaal besprongen,
Men mocht voorzien, dat hij het hadde bevat
in hem zó, dat hij het door zijne
gemoedspersoonlijkheid hadde verbreed. Van hem
mocht worden verwacht, dat hij in de be
perking, die een gelukkige tucht hem gebood,
juist de kracht zou vinden om, in de mate
van zijn eigen wezen, zich in eeuwige ge
daante te veralgemeenen, klein misschien,
maar in definitief verschijnen. Want deze Alex.
Gutteling bezat in potentie het visionaire,
dat van groote dichters het teeken is, en dat,
hoewel onvolledig en bij beperkt vermogen
uitgedrukt, spreekt uit deze verzen:
Woon met mij in een huis aan 't kalme water:
De wingerd purpre langs de muur omhoog.
'k Wou dat een wilg zijn zilvren blaren boog
Ritslend omlaag boven het zacht geklater.
'k Wou dat goudsbloemen geelden aan den
kant,
Dat struiken ons omheinde' en donkre hagen,
Dat wij aan de overzijde in weiden zagen,
Hooibergen blinkend in den zomerbrand.
Dan zou 's namiddags, als de zon haar stralen
Zond langs de velden en het wolkloos blauw,
In onze schaduw 't westewindje lauw
Door stille twijgen tot ons nederdalen.
Dan zouden naast elkaar we in stilte en vree
Nauw aadmend staren in elkanders oogen
En in het wiegje, door ons bei bewogen,
Naar 't blozend hoofdje, dat een straal omgleé.
KAREL VAN DE WOESTIJNE
Oordeel van boerinnen en boeren
over Graaf Leo Tolsto
Aan boeren en boerinnen, die op Jasnaja
Poljana, het landgoed van wijlen Leo Tolstoï,
wonen of woonden, heeft de Russische
Tolstoï-vereeniging het oordeel over of de
herinnering aan Tolstoïgevraagd. Vele ant
woorden zijn ingekomen, van welke enkele
hieronder volgen.
De boerin Olga Jerschowa, die als kind de
Tolstoï-school bezocht, vertelt :
Ik was nog jong, toen wij in ons dorp
hoorden, dat de graaf was gaan trouwen.
Bij zijn terugkomst, gingen wij allen hem
te gemoet. Eens dat hij met zijne jonge
vrouw uitreed, riep hij mij en moest ik in
zijn rijtuig komen. Hij vertelde aan zijne vrouw
dat ik zijne eerste leerling was, en vroeg
mij : En wat zeg-je wel van m'n vrouw
Olga?" en ik zei: Van waar heeft u er
zoo ntje gehaald ?"
De vrouwen gaven den graaf als bruilofts
geschenken: eieren en kippen, en de graaf
gaf haar tien Roebel om er een prettigen
dag van te nemen.
Weinig later trouwde ik zelf. De graaf
dan tracteerde hij zich gewoonlijk op een
théatre-bezoek. Hij zorgde er echter voor,
hierin zeer verschillend van lijders van jonger
jaren, steeds oorbare stukken onder 't oog
te krijgen: in Pröt" of Flora" kwam hij
nooit.
Hij was steeds bijtijds ter gehuurde plaatse
aanwezig, want van sublieme schoonheid
oordeelde hij den aanblik der langzaam zich
vullende, fel doorlichte zalen. Het correcte
bewegen der fraai gekleedc menschen, de
matte schijnsels en avondbleeke tinten van
bloote halzen en blanke schouders, bekoor
den hem buitengewoon.
Ook nu weer, terwijl hij makkelijk achter
over leunde in zijn veilig logehoekje,
spelevoeren zijn opgeruimde blikken door dat
ontluikend bloemenperk hetwelk men parterre
en stalles noemt. Hij zag hoc de stoelen
hun bezitters met open armen ontvingen;
hij zag de vreemdsoortigste haarhoofden en
grilligste kapsels zich rijen, slechts hier en
daar onderbroken door fel glimmenden,
kalen schedel; hij zag den souffleur zijn
opservatiepost besluipen, de muzikanlen zich
opstellen, de twee plaatsen voor zich in
nemen door een lieer en dame van naar
Van Paverens oordeel althans eenigszins
burgerlijk voorkomen. Toen rees het scherm,
de lichten doofden en het spel nam een
aanvang.
Met eerbiedige belangstelling volgde Van
Paveren vol aandacht het wonderschoone
treurspel. Hij zag Adam en Eva hunnen
omgang maken door den hof van Eden ; hij
hoorde Lucifer met z-ijn trawanten den
snooden aanslag beramen en was weldadig
ontroerd bij 't zien van zooveel simpele
schoonheid.
In de pauze dronk Van Paveren even een
lekker glaasje pils en zette zich daarna weer
te wachten in zijn half duisteren logchoek.
Door het rinkelend belletje daartoe aange
spoord,-keerden ook zijn overburen op hun
plaatsen terug. Van Paverens blikken fla
neerden weer onbezorgd rond : hij had |
schik in het rijke uitzicht en voelde zichzelf i
een echt gelukkig mensch.
Plotseling zag hij, dat op den glanzenden
rug van de zwartzijden blouse zijner voor
zitster een klein wit draadje kronkelde. Dit
leek hem zoo grappig, dat hij even
geluideloos lachte. Doch slechts even, want door
LTTG-ANO
Hotel Bristol.
(ÏTALIAANSCHE MEREN). Schoonste
Winter- en Voorjaarsverblüfplaats. 1ste kl
Hotel, prachtig gelegen, met gr. Panorama.
Kamers vanaf fr 4 . Pension vanaf fr. 9 .
Big.: C. CAMENZIND. Prosp. gr. en fr.
Intern. Verkeersbur. R*adhuisstr. 16, Amst.
LUZERN
HOTEL WILDENMANN.
Het geheele jaar geopend.
5 minuten van het station en stoombootlandiDgnplaatseD, van oud «gerenommeerd
burgerlijk familiehoteJ, nieuw vergroot en modern ingericht. Kamers met Bad
en Toilet. Uitstekende keuken. Pension vanaf 8 franc. Bij voorkeur door Hollanders
bezocht. Bijzondere condities voor Families en Vereenigingen.
Prosiectus bii don eigenaar F.
imiiiiiitmiiMM minimin
reed dikwijls bij ons voor en vroeg dan
belangstellend hoe mijn man en ik het
maakten, hij wilde alles weten. Het laatst,
wat ik mij van den graaf herinner, is wat
hij met mij een paar dagen vór zijn vlucht
uit het leven" sprak.
Hij liep langzaam door het dorp. Toen
hij mij voor m'n hut zag, bleef hij staan en
zei : Olga, wat ben je oud geworden !"
En ik op mijn beurt: Maar u m'nheer de
graaf toch al schrikkelijk oud." Hij ging op de
bank zitten en wees mij aan naast hem te
komen en zei: Ja, Olga, ik ben heel oud,
en het wordt tijd voor mij om te sterven,"
en ik zei : Waarom wil u sterven, vadertje,
u moest blijven leven, want zonder u zal
ons het leven heel moeilijk worden."
De Graaf stond op en ik liep nog een
goed stuk van den weg met hem mee. Toen
ik terug wilde gaan, vroeg ik hem zijn
vrouw, gravin Sofia Andrajewna, goeien dag
voor me te zeggen. Hij drukte m'n hand en
zei: Ach, Olga, zij is zoo zenuwachtig". Ik
nam afscheid en de graaf zei : God zij met
je, Olga!"
Ik vond alles heel vreemd. Na dien dag
heb ik den graaf niet meer gezien, en zulk
een mensch kan men ook nooit en nergens
meer zien.
Iwan Arbusow, een schoenmaker, schreef :
Eens kwam de graaf bij mijn vader,
evenals ik schoenmaker, en zei: Hoor eens
Pawel, leer mij het schoenmaken, en laat je
vrouw een sloof en een Russische blauwe
kiel voor me naaien." Mijn moeder deed het
en kreegtwee roebel van LewNikolagewitsch.
Hij trok de kiel aan en deed het sloof voor,
haalde uit een groote kist met gereedschappen,
die hij had meegebracht, wat hij noodig
had en ging aan 't werk. Toen de graaf,
geheel alleen, een paar laarzen gemaakt
had, prees mijn vader hem. De graaf zelf
was dankbaar en heel blij, dat hij het
schoenmaken zoo goed geleerd had. Ik kreeg
later van hem al zijn gereedschap, en ik
bewaar het trouw als eene herinnering aan
Lcw Nicolajewitsch.
Als een regen droppelde het zweet langs
m'n gezicht, toen ik op het land werkte.
Dat kwam, omdat ik zoo /.wak was," vertelt
de boerin Maria Rumjanzetva. Graaf Lew
Nikolajewitsch kwam voorbij en zag het.
Ben je niet kortelings bevallen?.1' Ja,
vadertje, vór twee weken." De graaf nam
z'n hoofd tusschen de beide handen en
schudde het droevig heen en weer en zei :
Ach God! je bent wél ongelukkig Maria
Rumjanzetwa, je moest nog in bed liggen
en niet zoo hard werken !" De Graaf
dacht een poos na en zei plotseling :
Dat mag zoo niet, daar moet iets op
gevonden worden. Ik zal je m'n dochter
Alexandra sturen en misschien nog iemand.
Wijs haar wat er te doen is en neem jij zelf
zijn eigen geluk ontvankelijk voor het leed
vaa een ander gevoelde hij plots sterken
aandrang mevrouw, door haar op deze klei
nigheid attent te maken, voor een mal figuur
te behoeden. Hij boog zich dus een weinig
voorover en fluisterde zeer zachtjes: Pardon
mevrouw." Mevrouw hoorde hem niet,
beloerde net door haar binocle een vermeende
kennis in het parterre. Mevrouw" herhaalde
hij iets luider mevrouw wees haar man
een zeer bijzonder kapsel mevrouw"
klonk het zachter dringend, doch wederom
vergeefs.
Van Paveren voelde zich warm worden
en blozen, werd wat verlegen met zijn figuur,
keek schichtig rond om te zien of niemand
zijn vruchteloos pogen bespotte. Het liep
hem ook altijd tegen, als hij zich eens uit
sloofde om ongewoon beleefd te zijn" mij
merde hij treurig. Nog een laatste poging
wilde, hij wagen: Mevrouw" bad hijsmach
tend, doch de breede rug wendde zich niet.
Toen ging het scherm op en het licht uit
en Van Paveren zat veilig in het duister,
rood van schaamte en teleurstelling.
In den duister keerde, zooals meer voor
komt, de moed terug. Hij wilde toch zijn
goede daad, zij 't dan ook heimelijk ten uit
voer brengen en trachtte dus handiglijk het
ontsierend draadje te verwijderen. Edoch
het draadje bleek een draad en zijn hand
was al in hoogsten stand gerezen en nog
was het einde niet darfr. Wie a zegt moet
ook b zeggen, maar Van Paveren zei eerst
b en toen pas a en daarna nog drie opeen
volgende letters van het ulphabet. Het was
een onbehoorlijk woord, doch we vergeven
het hem, de omstandigheden in aanmerking
genomen alleszins. Daarna riep hij zijn
tweede hand ter hulpe, doch ook deze was
niet bij machte het einde aan het onzeker
licht te brengen en Van .Pavererf trok en
trok en palmde en palmde of hij een vlieger
inhaalde, doch geen einde verscheen. Op
nieuw voelde hij zich warm worden en zijn
voorhoofd werd vochtig. Bij zijn schoenen
op de vloer vormde zich een klein wit plasje
van kringelende draden. Van Paveren voelde,
dat hij nu niet ophouden kon en bleef trek
ken en trekken maar al door, doch de draad
scheen eindeloos. En wat moest hij met al
dat garen aanvangen? Op den grond latei^
liggen? dat ging niet, dus meenemen.
Verrust." De graaf liep haastig naar huis, en
stuurde mij lieve menschen, die voor mij
het werk deden. Bij hen was ook een Japansch
dichter, die bij den graaf logeerde. Den
volgenden dag kwam de graaf weer bij me
en was tevreden dat ik m'n rust nam. En
hij zei: Nu, hebben ze je goed geholpen?
Ja? Mooi! Alexandra komt vandaag weer
bij je. Gelukkig, dat ik je nog bij tijds heb
kunnen helpen."
Bij een brand in Jasnaja Poljana waren
eenige boerenhutten tot den grond toe af
gebrand. Onze groote helper in den nood"
schrijft de boer Basykin kocht dadelijk
brood, liet hout uit het bosch halen, huurde
werklui en hielp met zijn eigen handen bij
het maken van leemen hutten. Ook zijne
dochter Maria en zijne schoonzuster Tatjana,
de schilder Gen en andere groote heeren
moesten een handje helpen. Voor weduwe
Anissa maaide de graaf het land af en bond
al het gemaaide in schoven. Hij en zijne
dochter 'Maria deden voor de weduwe al
haar veldarbeid.
Zoo leefde onze groote vriend!" besluit
de boer zijn verhaal.
Tolstoï's hart klopte ook voor lijden en
ellende van anderen aard, zooals de auteur
S. Ukrainsky, dankbaar in herinnering brengt,
omdat de graaf hem, eens een verzopen kerel,
uit moreelen val, heeft opgericht. Ukrainsky
was door den drank en de gevolgen een
verloopen kerel geworden. Enkele oogenblikken,
als hij begrip had van zijne verliederlijking
en verdierlijking, gevoelde hij zich ongelukkig
en wanhoopte ooit weer uit de verwording
te kunnen komen. Een schoenlapper, bij wien
hij een slaapplaats had, ried hem aan : Schrijf
toch aan Tolstoï! Hij alleen weet te redden
en te helpen".
De dronkaard schreef met moeite, al
bevender hand, den brief. Reeds den volgenden dag
kwam graaf Lew Nicolajewitsch in de hut
van den schoenlapper. Hij zag mij" ver
telt Ukrainsky en staarde mij lang, ernstig
en met groot medelijden aan. Eindelijk zeide
hij met zijn weeke, tot het hart gaande stem:
Begin met schoone eu heele kleêren aan te
doen. Heb je dat gedaan, kom dan bij mij
en ik zal je werk geven. Raap al je moed
bij elkaar, want den moed moet men nooit
verliezen".
Maar ik heb door den ellendigen
drankallen moed verloren" lalde het van mijn
lippen".
Zoo nia.üje niet spreken. Zeg liever hoe
veel geld je noodig hebt om behoorlijke
kleêren te koopen. Schaam-je je niet!"
Daar ik niet wist hoeveel geld ik voor nieuwe
kleêren noodig had en besluiteloos bleef
staan, vroeg de graaf: Wil je de kleêren
op de markt koopen? en hij gaf mij
papieren geld. Toen hij zag, dat ik hem
verlegen bleef aankijken, sloeg hij vragend
stolen maakte hij omlaag een klein kluwentjc,
maar hoe sneller hij wond, hoe sneller de
draad groeide vlak voor zijn ontstelde en
verbaasde blikken. Het kluweutjc werd een
kluwen en nog steeds maar geen einde.
Hijgend van de abnormale spanning en
inspanning werkte hij door. razend vlug maar
toch omzichtig.
Stel je voor, dat mevrouw iets merkte,
wat zou hij beginnen, wat moest hij zeggen,
wat doen ?
In het zweet zijns aanschijns overpeinsde
de arme Van Paveren, hoe in deze moeilijke
omstandigheden te moeten handelen. Hij
vond geen uitweg, hij zag geen uitkomst,
hij zag niets dan de schande en zijh eigen
ontzettende schaamte en zwoer zich zelf een
duren eed: nooit weer beleefder te zijn dan
strikt noodig was.
Maar, goddank! mevrouw merkte niets en
keek met alle aandacht naar de scène, waar
heen de ongelukkige, bezweete Van Pave
ren slechts af en toe en uiterst schichtig
een van angst en moeheid troebelen blik
werpen dorst. Hij kluwde maar door en
wond. Zijn polsen werden moe, zijn biceps
deden pijn. zijn vingers kleefden: het zweet
druppelde op zijn handen, een groote bobbel
hing aan zijn neus Ie schudden, doch on
verbiddelijk bleef de draad zich lengen uit
de halsboord van de zwartzijden blouse. In
zijn natte, trillende handen kon Van Paveren
ter nauwernood het reusachtige kluwen
meer vasthouden. Doch hij moest voort en
durfde niet rusten. De schande, de
schande" kreunde hij smartelijk. Zijn sla
pen bonsden, zijn hart dreunde, zijn aanget
zicht werd lijkbleek: O, God daar zakte
hehet scherm. Wees mij armen zondaar
genadig" bad hij inwendig. Als een donder
raasde het applaudissceren, als een
noodschot dreunde het in 's mans ooren. Nu zou
alles uitkomen. Hij weende haast. De
schande, de schande". In uitersten angst gaf
hij een wanhopigen ruk aan de onzalige en
oneindige draad en ziet, waarachtig, daar
was het einde. Voor de derde maal daalde
het doek. Het licht ging aan. Daar in den
vollen schijn, in 't zweet van zijn schaamte
zat amechtig Van Paveren te hijgen. In zijn
handen diep gedoken onder zijn stoel hield
hij een omtrent voetbal grooi kluwen zorg
vuldig verborgetij.Mel den angst in zijn oogen
IEUIUT BELLEVILLE
AUTOMOBIELEN.
Hoofd-Agent voor Nederland:
J. LEONAFO LAKG,
114 Stadhouderskade,
AMSTERDAM.
GRANDS VINS DE CHAMPAGNE
Perrier-Jouet
Epernay.
Concessionnaires,
Sauter & Polis,Maastricht.
Prima Anthraciet,Bascokes,
Brecbcokes enz.
FirfflsH.F.Y.BBEEMEN,
Lfinbaansgr. 296. - Telef. N. 4276.
T7olgen<* het oordeel van meer
* dan 15.000 artsen is
S*AIATOGEN het uitnemend middel
ter versterking van lichaams- en
zennwkracht.
Moe en waarom leert de heden
in dit nummer bijgevoegde
prospectus.
zijn oogen op, en antwoordde ik : neem
me niet kwalijk, vadertje, maar als ze mij
zien met een biljet van tien roebel in m'n
hand, dan'.'. . . .
Ik begrijp je, wacht een oogenblik, ik zal
het wisselen, want ik heb geen klein geld
bij me." En zelf wisselde hij het.
Verschoond, niet meer geleld en gebeld,
maar in heele kleêren gestoken, herkende
ik mij zelf niet en had een geheel ander
gevoel. Ik ging naar den graaf, hij ontving
me als vriend, gaf mij werk, en sprak me
steeds moed in en werkte op mijn
menschlijkheid. Ik werd een ander mensch, werkte
en kon een kleine woning voor mij huren.
Tolstoïzorgde dat ik steeds werk had. Ik
begon mij weer mensch te gevoelen en het
steeds werken hielp mij geheel van het
drinken af. Ik bracht het zoo ver, dat ik
sekretaris werd bij de Redactie van een
Provinciaal Dagblad en geraakte zelfs in
goeden doen.
God weet, wat er van mij geworden zou
zijn, als Tolstoï.op den brief, dien ik hem
in de dagen mijner ellende schreef, niet
geantwoord had.
R.
Inhoud van Tijdschriften
De Beweging, Febr. '13: Is. P. de Vooys,
Quack's Socialisten. Albert Verwey,
Milton : Het Paradijs Herwonnen, II (vertaald)
G. E. G. Meuleman, Snorre's dda (slot).
Is. P. de Vooys, Kenteringen (verzen).
Nine van der Schaaf, De dwerg (gedicht). ?
Franc.ois Pauwels, De Weg (gedicht). G.
Burger, Politieke feiten en richtingen.
Albert Verwey, Boeken, Menschen en
Stroomingcn. J. C. Bloem en Albert Verwey,
Boekbeoordeelingen.
De Natuur, afl. l : Z. P. Bonman, Wat een
mooi landschap ons leeren kan. J. J. Hof,
Het bevriezen van planten. D. S. S., Een
ideaal behangsel. D. Stavorinus, Koken
met gas of met electriciteit, enz.
keek hij smachtend naar de lichten of die
nog niet haast weer uit zouden gaan. Niemand
kan beschrijven, wat het manneke uitstond;
het scheen hem of de korte pauze uren
duurde ja, nooit eindigen zou, zoo lang was
als de draad, die hij gewonden had. Doch
eindelijk dekte de beschuttende duisternis
weer met haar moeder goede vleugen de
keiiteekenen van Van Paveren's gruwelijke
misdaad. Hij herademde. <
Zoo vang de rouwklagt aan" zong zege
vierend Lucifers zware stem.
Met een vlugge zakkenrollerachtige be
weging perste Van Paveren met woeste
duwen de reuzen bal in de zijzak van zijn
nauwsluitend colbert.
Het gaat naar onzen wensch", jubelde
Lucifer.
Nu eerst vond Van Paveren een weinig
rust. Zuchtend veegde hij zijn natbezweete
voorhoofd af; de angst leefde nog in zijn
wilke blikken, die angstig naar de scène
doolden. Verwarde klanken drongen tot hem
door.
van schaamte en schrik gepraamd,
mistroostig en beschaamd,"
klonk het weinig opwekkend.
O, hoe snakte hij naar het einde en
nauwelijks hadden de laatste woorden:
Gods slagzwaard volgt ons op de hielen,
Spoèn we voort," uit Adams mond geklonken,
of Van Paveren spoedde zich voort met een
snelheid, of datzelfde vervaarlijke slagzwaard
ook op zijn hielen volgde. In n ren ont
vluchtte hij de zaal, holde een dame omver,
botste in de corridors met zijn aanstootelijk
gebulte jaszak tegen talrijke bezoekers aan
en ijlde de straat op. De koude nachtlucht
bracht hem een weinig tot zich zelf, maar
toch ging hij rechtstreeks naar huis zonder
aan een grocje in Mille Colonnes" of de
Karseboom" te denken.
Dienzelfde avond ontdekte de mevrouw
met de zwartzijden blouse, tijdens het
ontklecdcn een zeer geheimzinnige diefstal:
met een onderlijfje was zij ter schouwburge
getogen en nu kon ze niets anders er van
terugvinden dan zeven perlemoeren knoopjes.
Van Paveren sliep dien nacht zeer slecht
en is sinds dien nog niet weer in de schouw
burg geweest.