De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1913 9 februari pagina 3

9 februari 1913 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

9 Febr.*13. No. 1859 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ITT- 36 HEERENGR4 -ROGGE5TRAAT-14 INRICHTING TOT HET MEUBILEEREN-EN VER.SIER-EN-DER WONING BOUWT TE NUNSPEET. Inlichtingen b|] het bon w bureau VELUWE", aldaar. uiMiiiiiiiiiMiiiiiiiniiiMiiiiiiiiiHiiiiiJiiiiiiiiiiiiiiiiimmiiiimiiiiiniiiiii drukte hij zijn bevatting uit. Hierdoor ook weerde hij dilettantisme en decadentie, die verheerlijking zijn van abnormaliteit en zorgvuldige vergodelijking van egotisme. Hij groeide erdoor boven het, na de groote meesters afgeweken, Fransche symbolisme uit, en ook wel boven dat van een Stephan George, die al te gemakkelijk gingen hiëratiseeren, zich gingen opsluiten in een schrijn-vol-beelden, zich gingen vergenoegen met een stel beeld-poppen, die, verre van eene algemeene, eene diep-menschelijke en nietgespecialiseerde beteekenis te krijgen, be perking werden van het uit te drukken gevoel. Albert Verwey was echter te intellectueel, dan dat hij niet al te systematisch zou worden. Te bewust van het noodige, werd dat noodige in zijne kunst te gezocht. De grootheid der echte symbolisten, zij ligt immers hierin, dat zij met elk gebaar, met eiken klank, als van-zelf op een vlak van eeuwigheid komen te staan, het tijdelijke niet dan als eeuwigheid kunnen bevatten en uitdrukken. Alle wil, zelfs maar alle drang naar veralgemeenen van de immediate werkelijkheid zou hun kunnen noodlottig worden, zoozeer is hun innerlijk leven aangelegd op voelen buiten tijd en ruimte, builen plaatselijkheid en toevalligheid. Het bijzondere en het ken schetsende valt buiten hunne onmiddellijkwaargenomen, evenals buiten hunne definitief-uitgedrukte bevatting, tenzij het weer bij moest dragen tot de karakteriseering van hunne breed-adamische aandoening. En kan men hun verwijten, dat zij zich aldus buiten hun tijd plaatsen, dan is het alleen omdat zij er boven staan. Terwijl het nu juist een der verst-gedreven motieven van Verwey's poëtische assthetiek is, de eeuwigheid, de buitentijdigheid, te ketenen binnen de ge beurtenissen en gebeurlijkheden van zijn eigen tijd, evenals hij meent de geheele wereld van gevoelsbevatting uit te drukken door in meer of minder doorleden verzen uit te leggen wat hij er, in zijn hersenen en nu en dan in zijn hart, van meent te be grijpen. Waarin hij dus andersom doet dan die echte symbolisten, welke alle waarachtige groote dichters zijn. Zulke geestelijke discipline, zulk hooger plichtsbesef, zulk nobel begrip van de roeping des dichters, zij kunnen echter anders niet dan hem,die waarlijk aangelegd is om het menschdom in (z)ijn hart" te bevatten, zooals Prosper van Langendonck het uitdrukte, te noopen tot eene strengheid, die de voorwaarde is van grootheid. Nu is grootheid" een woord, dat bij den naam van Alex. Gufteling zeker nog niet past. Te jong, helaas, zou hij sterven, dan dat wij hem in den vollen vadem zijner beteekenis als dichter mochten beschou wen. Maar ik zei het u hierboven reeds: deze tering-lijder was een hartstochtelijke, een minnaar van het leven, en gelukkig! geen droog-pietluttige beschouwer en systematïsch-analytische beredeneerder ervan. miiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitfiiiiiii FEUILLETON HET DRAADJE DOOR RIK RINGRUBET 't Geschiedde tijdens de .. ste opvoering van Vondels Adam in Ballingschap" in het Paleis voor Volksvlijt" te Amsterdam. De heer Van Paveren, een ongehuwd en kuisch gebleven vijf-en-veertig-jafig ambte naar ten stadhuize alhier, had zich dien avond 't was den l sten eener maand de luxe van een schouwburgbezoek geper mitteerd. Het lot ik zou ook noodlot kunnen schrijven verwees hem ten Adam" en nu d. i. vijf minuten voor achten op den bedoelden avond, zat hij, behaaglijk gedoken in een knus,halfduister logehoekje, de dingen, die komen zouden, af te wachten. De heer Van Paveren leed aan periodieke aanvallen van, wat hij bevallig noemde, zijn soiree mondaine" hij sprak gaarne de losse taal der wufte Franschen. Dan was het hem aangenaam en wonder deugddoende te zitten in ruime café-zalen met veel licht; om zich te voelen druk geroes en ruischend praten van veel gaande en komende inenschen; kortom, zich te laten beroeren door de zachte vingerklopjes van een druk en weelderig wereldsch avondleven. Gaarne genoot hij onderwijl de zoemende, opwek kende melodieën van een gezellig strijkje. Met breed gebaar van rustiglevend, weigezeten burger, dronk hij dan te midden van dit ronkend gedoe, lieflijk omstoeid door wonderlijke gedachtetjes van rijkdom en weelde, zijn koffie, zijn biertje en later in den avond zijn grocje. Als terrein voor deze zijn uitspattingen verkoos hij in den regel Mille Colonnes" of. De Nieuwe Karseboom", doch soms verstoutte hij zich zelfs door te dringen in de zacht getapijte lokalen van Bordelaise" of Louis Seize", hoewel hij zich in deze luxueuse gelegenheden niet zoo op zijn ge mak gevoelde, als .hij wel wilde doen voor komen. Werd hij, hetgeen vaak voorviel en ook zeer natuurlijk is, in het begin der maand door een aanval van zijn kwaal besprongen, Men mocht voorzien, dat hij het hadde bevat in hem zó, dat hij het door zijne gemoedspersoonlijkheid hadde verbreed. Van hem mocht worden verwacht, dat hij in de be perking, die een gelukkige tucht hem gebood, juist de kracht zou vinden om, in de mate van zijn eigen wezen, zich in eeuwige ge daante te veralgemeenen, klein misschien, maar in definitief verschijnen. Want deze Alex. Gutteling bezat in potentie het visionaire, dat van groote dichters het teeken is, en dat, hoewel onvolledig en bij beperkt vermogen uitgedrukt, spreekt uit deze verzen: Woon met mij in een huis aan 't kalme water: De wingerd purpre langs de muur omhoog. 'k Wou dat een wilg zijn zilvren blaren boog Ritslend omlaag boven het zacht geklater. 'k Wou dat goudsbloemen geelden aan den kant, Dat struiken ons omheinde' en donkre hagen, Dat wij aan de overzijde in weiden zagen, Hooibergen blinkend in den zomerbrand. Dan zou 's namiddags, als de zon haar stralen Zond langs de velden en het wolkloos blauw, In onze schaduw 't westewindje lauw Door stille twijgen tot ons nederdalen. Dan zouden naast elkaar we in stilte en vree Nauw aadmend staren in elkanders oogen En in het wiegje, door ons bei bewogen, Naar 't blozend hoofdje, dat een straal omgleé. KAREL VAN DE WOESTIJNE Oordeel van boerinnen en boeren over Graaf Leo Tolsto Aan boeren en boerinnen, die op Jasnaja Poljana, het landgoed van wijlen Leo Tolstoï, wonen of woonden, heeft de Russische Tolstoï-vereeniging het oordeel over of de herinnering aan Tolstoïgevraagd. Vele ant woorden zijn ingekomen, van welke enkele hieronder volgen. De boerin Olga Jerschowa, die als kind de Tolstoï-school bezocht, vertelt : Ik was nog jong, toen wij in ons dorp hoorden, dat de graaf was gaan trouwen. Bij zijn terugkomst, gingen wij allen hem te gemoet. Eens dat hij met zijne jonge vrouw uitreed, riep hij mij en moest ik in zijn rijtuig komen. Hij vertelde aan zijne vrouw dat ik zijne eerste leerling was, en vroeg mij : En wat zeg-je wel van m'n vrouw Olga?" en ik zei: Van waar heeft u er zoo ntje gehaald ?" De vrouwen gaven den graaf als bruilofts geschenken: eieren en kippen, en de graaf gaf haar tien Roebel om er een prettigen dag van te nemen. Weinig later trouwde ik zelf. De graaf dan tracteerde hij zich gewoonlijk op een théatre-bezoek. Hij zorgde er echter voor, hierin zeer verschillend van lijders van jonger jaren, steeds oorbare stukken onder 't oog te krijgen: in Pröt" of Flora" kwam hij nooit. Hij was steeds bijtijds ter gehuurde plaatse aanwezig, want van sublieme schoonheid oordeelde hij den aanblik der langzaam zich vullende, fel doorlichte zalen. Het correcte bewegen der fraai gekleedc menschen, de matte schijnsels en avondbleeke tinten van bloote halzen en blanke schouders, bekoor den hem buitengewoon. Ook nu weer, terwijl hij makkelijk achter over leunde in zijn veilig logehoekje, spelevoeren zijn opgeruimde blikken door dat ontluikend bloemenperk hetwelk men parterre en stalles noemt. Hij zag hoc de stoelen hun bezitters met open armen ontvingen; hij zag de vreemdsoortigste haarhoofden en grilligste kapsels zich rijen, slechts hier en daar onderbroken door fel glimmenden, kalen schedel; hij zag den souffleur zijn opservatiepost besluipen, de muzikanlen zich opstellen, de twee plaatsen voor zich in nemen door een lieer en dame van naar Van Paverens oordeel althans eenigszins burgerlijk voorkomen. Toen rees het scherm, de lichten doofden en het spel nam een aanvang. Met eerbiedige belangstelling volgde Van Paveren vol aandacht het wonderschoone treurspel. Hij zag Adam en Eva hunnen omgang maken door den hof van Eden ; hij hoorde Lucifer met z-ijn trawanten den snooden aanslag beramen en was weldadig ontroerd bij 't zien van zooveel simpele schoonheid. In de pauze dronk Van Paveren even een lekker glaasje pils en zette zich daarna weer te wachten in zijn half duisteren logchoek. Door het rinkelend belletje daartoe aange spoord,-keerden ook zijn overburen op hun plaatsen terug. Van Paverens blikken fla neerden weer onbezorgd rond : hij had | schik in het rijke uitzicht en voelde zichzelf i een echt gelukkig mensch. Plotseling zag hij, dat op den glanzenden rug van de zwartzijden blouse zijner voor zitster een klein wit draadje kronkelde. Dit leek hem zoo grappig, dat hij even geluideloos lachte. Doch slechts even, want door LTTG-ANO Hotel Bristol. (ÏTALIAANSCHE MEREN). Schoonste Winter- en Voorjaarsverblüfplaats. 1ste kl Hotel, prachtig gelegen, met gr. Panorama. Kamers vanaf fr 4 . Pension vanaf fr. 9 . Big.: C. CAMENZIND. Prosp. gr. en fr. Intern. Verkeersbur. R*adhuisstr. 16, Amst. LUZERN HOTEL WILDENMANN. Het geheele jaar geopend. 5 minuten van het station en stoombootlandiDgnplaatseD, van oud «gerenommeerd burgerlijk familiehoteJ, nieuw vergroot en modern ingericht. Kamers met Bad en Toilet. Uitstekende keuken. Pension vanaf 8 franc. Bij voorkeur door Hollanders bezocht. Bijzondere condities voor Families en Vereenigingen. Prosiectus bii don eigenaar F. imiiiiiitmiiMM minimin reed dikwijls bij ons voor en vroeg dan belangstellend hoe mijn man en ik het maakten, hij wilde alles weten. Het laatst, wat ik mij van den graaf herinner, is wat hij met mij een paar dagen vór zijn vlucht uit het leven" sprak. Hij liep langzaam door het dorp. Toen hij mij voor m'n hut zag, bleef hij staan en zei : Olga, wat ben je oud geworden !" En ik op mijn beurt: Maar u m'nheer de graaf toch al schrikkelijk oud." Hij ging op de bank zitten en wees mij aan naast hem te komen en zei: Ja, Olga, ik ben heel oud, en het wordt tijd voor mij om te sterven," en ik zei : Waarom wil u sterven, vadertje, u moest blijven leven, want zonder u zal ons het leven heel moeilijk worden." De Graaf stond op en ik liep nog een goed stuk van den weg met hem mee. Toen ik terug wilde gaan, vroeg ik hem zijn vrouw, gravin Sofia Andrajewna, goeien dag voor me te zeggen. Hij drukte m'n hand en zei: Ach, Olga, zij is zoo zenuwachtig". Ik nam afscheid en de graaf zei : God zij met je, Olga!" Ik vond alles heel vreemd. Na dien dag heb ik den graaf niet meer gezien, en zulk een mensch kan men ook nooit en nergens meer zien. Iwan Arbusow, een schoenmaker, schreef : Eens kwam de graaf bij mijn vader, evenals ik schoenmaker, en zei: Hoor eens Pawel, leer mij het schoenmaken, en laat je vrouw een sloof en een Russische blauwe kiel voor me naaien." Mijn moeder deed het en kreegtwee roebel van LewNikolagewitsch. Hij trok de kiel aan en deed het sloof voor, haalde uit een groote kist met gereedschappen, die hij had meegebracht, wat hij noodig had en ging aan 't werk. Toen de graaf, geheel alleen, een paar laarzen gemaakt had, prees mijn vader hem. De graaf zelf was dankbaar en heel blij, dat hij het schoenmaken zoo goed geleerd had. Ik kreeg later van hem al zijn gereedschap, en ik bewaar het trouw als eene herinnering aan Lcw Nicolajewitsch. Als een regen droppelde het zweet langs m'n gezicht, toen ik op het land werkte. Dat kwam, omdat ik zoo /.wak was," vertelt de boerin Maria Rumjanzetva. Graaf Lew Nikolajewitsch kwam voorbij en zag het. Ben je niet kortelings bevallen?.1' Ja, vadertje, vór twee weken." De graaf nam z'n hoofd tusschen de beide handen en schudde het droevig heen en weer en zei : Ach God! je bent wél ongelukkig Maria Rumjanzetwa, je moest nog in bed liggen en niet zoo hard werken !" De Graaf dacht een poos na en zei plotseling : Dat mag zoo niet, daar moet iets op gevonden worden. Ik zal je m'n dochter Alexandra sturen en misschien nog iemand. Wijs haar wat er te doen is en neem jij zelf zijn eigen geluk ontvankelijk voor het leed vaa een ander gevoelde hij plots sterken aandrang mevrouw, door haar op deze klei nigheid attent te maken, voor een mal figuur te behoeden. Hij boog zich dus een weinig voorover en fluisterde zeer zachtjes: Pardon mevrouw." Mevrouw hoorde hem niet, beloerde net door haar binocle een vermeende kennis in het parterre. Mevrouw" herhaalde hij iets luider mevrouw wees haar man een zeer bijzonder kapsel mevrouw" klonk het zachter dringend, doch wederom vergeefs. Van Paveren voelde zich warm worden en blozen, werd wat verlegen met zijn figuur, keek schichtig rond om te zien of niemand zijn vruchteloos pogen bespotte. Het liep hem ook altijd tegen, als hij zich eens uit sloofde om ongewoon beleefd te zijn" mij merde hij treurig. Nog een laatste poging wilde, hij wagen: Mevrouw" bad hijsmach tend, doch de breede rug wendde zich niet. Toen ging het scherm op en het licht uit en Van Paveren zat veilig in het duister, rood van schaamte en teleurstelling. In den duister keerde, zooals meer voor komt, de moed terug. Hij wilde toch zijn goede daad, zij 't dan ook heimelijk ten uit voer brengen en trachtte dus handiglijk het ontsierend draadje te verwijderen. Edoch het draadje bleek een draad en zijn hand was al in hoogsten stand gerezen en nog was het einde niet darfr. Wie a zegt moet ook b zeggen, maar Van Paveren zei eerst b en toen pas a en daarna nog drie opeen volgende letters van het ulphabet. Het was een onbehoorlijk woord, doch we vergeven het hem, de omstandigheden in aanmerking genomen alleszins. Daarna riep hij zijn tweede hand ter hulpe, doch ook deze was niet bij machte het einde aan het onzeker licht te brengen en Van .Pavererf trok en trok en palmde en palmde of hij een vlieger inhaalde, doch geen einde verscheen. Op nieuw voelde hij zich warm worden en zijn voorhoofd werd vochtig. Bij zijn schoenen op de vloer vormde zich een klein wit plasje van kringelende draden. Van Paveren voelde, dat hij nu niet ophouden kon en bleef trek ken en trekken maar al door, doch de draad scheen eindeloos. En wat moest hij met al dat garen aanvangen? Op den grond latei^ liggen? dat ging niet, dus meenemen. Verrust." De graaf liep haastig naar huis, en stuurde mij lieve menschen, die voor mij het werk deden. Bij hen was ook een Japansch dichter, die bij den graaf logeerde. Den volgenden dag kwam de graaf weer bij me en was tevreden dat ik m'n rust nam. En hij zei: Nu, hebben ze je goed geholpen? Ja? Mooi! Alexandra komt vandaag weer bij je. Gelukkig, dat ik je nog bij tijds heb kunnen helpen." Bij een brand in Jasnaja Poljana waren eenige boerenhutten tot den grond toe af gebrand. Onze groote helper in den nood" schrijft de boer Basykin kocht dadelijk brood, liet hout uit het bosch halen, huurde werklui en hielp met zijn eigen handen bij het maken van leemen hutten. Ook zijne dochter Maria en zijne schoonzuster Tatjana, de schilder Gen en andere groote heeren moesten een handje helpen. Voor weduwe Anissa maaide de graaf het land af en bond al het gemaaide in schoven. Hij en zijne dochter 'Maria deden voor de weduwe al haar veldarbeid. Zoo leefde onze groote vriend!" besluit de boer zijn verhaal. Tolstoï's hart klopte ook voor lijden en ellende van anderen aard, zooals de auteur S. Ukrainsky, dankbaar in herinnering brengt, omdat de graaf hem, eens een verzopen kerel, uit moreelen val, heeft opgericht. Ukrainsky was door den drank en de gevolgen een verloopen kerel geworden. Enkele oogenblikken, als hij begrip had van zijne verliederlijking en verdierlijking, gevoelde hij zich ongelukkig en wanhoopte ooit weer uit de verwording te kunnen komen. Een schoenlapper, bij wien hij een slaapplaats had, ried hem aan : Schrijf toch aan Tolstoï! Hij alleen weet te redden en te helpen". De dronkaard schreef met moeite, al bevender hand, den brief. Reeds den volgenden dag kwam graaf Lew Nicolajewitsch in de hut van den schoenlapper. Hij zag mij" ver telt Ukrainsky en staarde mij lang, ernstig en met groot medelijden aan. Eindelijk zeide hij met zijn weeke, tot het hart gaande stem: Begin met schoone eu heele kleêren aan te doen. Heb je dat gedaan, kom dan bij mij en ik zal je werk geven. Raap al je moed bij elkaar, want den moed moet men nooit verliezen". Maar ik heb door den ellendigen drankallen moed verloren" lalde het van mijn lippen". Zoo nia.üje niet spreken. Zeg liever hoe veel geld je noodig hebt om behoorlijke kleêren te koopen. Schaam-je je niet!" Daar ik niet wist hoeveel geld ik voor nieuwe kleêren noodig had en besluiteloos bleef staan, vroeg de graaf: Wil je de kleêren op de markt koopen? en hij gaf mij papieren geld. Toen hij zag, dat ik hem verlegen bleef aankijken, sloeg hij vragend stolen maakte hij omlaag een klein kluwentjc, maar hoe sneller hij wond, hoe sneller de draad groeide vlak voor zijn ontstelde en verbaasde blikken. Het kluweutjc werd een kluwen en nog steeds maar geen einde. Hijgend van de abnormale spanning en inspanning werkte hij door. razend vlug maar toch omzichtig. Stel je voor, dat mevrouw iets merkte, wat zou hij beginnen, wat moest hij zeggen, wat doen ? In het zweet zijns aanschijns overpeinsde de arme Van Paveren, hoe in deze moeilijke omstandigheden te moeten handelen. Hij vond geen uitweg, hij zag geen uitkomst, hij zag niets dan de schande en zijh eigen ontzettende schaamte en zwoer zich zelf een duren eed: nooit weer beleefder te zijn dan strikt noodig was. Maar, goddank! mevrouw merkte niets en keek met alle aandacht naar de scène, waar heen de ongelukkige, bezweete Van Pave ren slechts af en toe en uiterst schichtig een van angst en moeheid troebelen blik werpen dorst. Hij kluwde maar door en wond. Zijn polsen werden moe, zijn biceps deden pijn. zijn vingers kleefden: het zweet druppelde op zijn handen, een groote bobbel hing aan zijn neus Ie schudden, doch on verbiddelijk bleef de draad zich lengen uit de halsboord van de zwartzijden blouse. In zijn natte, trillende handen kon Van Paveren ter nauwernood het reusachtige kluwen meer vasthouden. Doch hij moest voort en durfde niet rusten. De schande, de schande" kreunde hij smartelijk. Zijn sla pen bonsden, zijn hart dreunde, zijn aanget zicht werd lijkbleek: O, God daar zakte hehet scherm. Wees mij armen zondaar genadig" bad hij inwendig. Als een donder raasde het applaudissceren, als een noodschot dreunde het in 's mans ooren. Nu zou alles uitkomen. Hij weende haast. De schande, de schande". In uitersten angst gaf hij een wanhopigen ruk aan de onzalige en oneindige draad en ziet, waarachtig, daar was het einde. Voor de derde maal daalde het doek. Het licht ging aan. Daar in den vollen schijn, in 't zweet van zijn schaamte zat amechtig Van Paveren te hijgen. In zijn handen diep gedoken onder zijn stoel hield hij een omtrent voetbal grooi kluwen zorg vuldig verborgetij.Mel den angst in zijn oogen IEUIUT BELLEVILLE AUTOMOBIELEN. Hoofd-Agent voor Nederland: J. LEONAFO LAKG, 114 Stadhouderskade, AMSTERDAM. GRANDS VINS DE CHAMPAGNE Perrier-Jouet Epernay. Concessionnaires, Sauter & Polis,Maastricht. Prima Anthraciet,Bascokes, Brecbcokes enz. FirfflsH.F.Y.BBEEMEN, Lfinbaansgr. 296. - Telef. N. 4276. T7olgen<* het oordeel van meer * dan 15.000 artsen is S*AIATOGEN het uitnemend middel ter versterking van lichaams- en zennwkracht. Moe en waarom leert de heden in dit nummer bijgevoegde prospectus. zijn oogen op, en antwoordde ik : neem me niet kwalijk, vadertje, maar als ze mij zien met een biljet van tien roebel in m'n hand, dan'.'. . . . Ik begrijp je, wacht een oogenblik, ik zal het wisselen, want ik heb geen klein geld bij me." En zelf wisselde hij het. Verschoond, niet meer geleld en gebeld, maar in heele kleêren gestoken, herkende ik mij zelf niet en had een geheel ander gevoel. Ik ging naar den graaf, hij ontving me als vriend, gaf mij werk, en sprak me steeds moed in en werkte op mijn menschlijkheid. Ik werd een ander mensch, werkte en kon een kleine woning voor mij huren. Tolstoïzorgde dat ik steeds werk had. Ik begon mij weer mensch te gevoelen en het steeds werken hielp mij geheel van het drinken af. Ik bracht het zoo ver, dat ik sekretaris werd bij de Redactie van een Provinciaal Dagblad en geraakte zelfs in goeden doen. God weet, wat er van mij geworden zou zijn, als Tolstoï.op den brief, dien ik hem in de dagen mijner ellende schreef, niet geantwoord had. R. Inhoud van Tijdschriften De Beweging, Febr. '13: Is. P. de Vooys, Quack's Socialisten. Albert Verwey, Milton : Het Paradijs Herwonnen, II (vertaald) G. E. G. Meuleman, Snorre's dda (slot). Is. P. de Vooys, Kenteringen (verzen). Nine van der Schaaf, De dwerg (gedicht). ? Franc.ois Pauwels, De Weg (gedicht). G. Burger, Politieke feiten en richtingen. Albert Verwey, Boeken, Menschen en Stroomingcn. J. C. Bloem en Albert Verwey, Boekbeoordeelingen. De Natuur, afl. l : Z. P. Bonman, Wat een mooi landschap ons leeren kan. J. J. Hof, Het bevriezen van planten. D. S. S., Een ideaal behangsel. D. Stavorinus, Koken met gas of met electriciteit, enz. keek hij smachtend naar de lichten of die nog niet haast weer uit zouden gaan. Niemand kan beschrijven, wat het manneke uitstond; het scheen hem of de korte pauze uren duurde ja, nooit eindigen zou, zoo lang was als de draad, die hij gewonden had. Doch eindelijk dekte de beschuttende duisternis weer met haar moeder goede vleugen de keiiteekenen van Van Paveren's gruwelijke misdaad. Hij herademde. < Zoo vang de rouwklagt aan" zong zege vierend Lucifers zware stem. Met een vlugge zakkenrollerachtige be weging perste Van Paveren met woeste duwen de reuzen bal in de zijzak van zijn nauwsluitend colbert. Het gaat naar onzen wensch", jubelde Lucifer. Nu eerst vond Van Paveren een weinig rust. Zuchtend veegde hij zijn natbezweete voorhoofd af; de angst leefde nog in zijn wilke blikken, die angstig naar de scène doolden. Verwarde klanken drongen tot hem door. van schaamte en schrik gepraamd, mistroostig en beschaamd," klonk het weinig opwekkend. O, hoe snakte hij naar het einde en nauwelijks hadden de laatste woorden: Gods slagzwaard volgt ons op de hielen, Spoèn we voort," uit Adams mond geklonken, of Van Paveren spoedde zich voort met een snelheid, of datzelfde vervaarlijke slagzwaard ook op zijn hielen volgde. In n ren ont vluchtte hij de zaal, holde een dame omver, botste in de corridors met zijn aanstootelijk gebulte jaszak tegen talrijke bezoekers aan en ijlde de straat op. De koude nachtlucht bracht hem een weinig tot zich zelf, maar toch ging hij rechtstreeks naar huis zonder aan een grocje in Mille Colonnes" of de Karseboom" te denken. Dienzelfde avond ontdekte de mevrouw met de zwartzijden blouse, tijdens het ontklecdcn een zeer geheimzinnige diefstal: met een onderlijfje was zij ter schouwburge getogen en nu kon ze niets anders er van terugvinden dan zeven perlemoeren knoopjes. Van Paveren sliep dien nacht zeer slecht en is sinds dien nog niet weer in de schouw burg geweest.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl