Historisch Archief 1877-1940
10
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD V 00 R NEDERLAND
16 Febr. '13. -^No. 1860
Ten deele is dit een gevolg van den stil
stand, waartoe de Britsche ijzer-industrie in
het voorjaar van 1912 werd gedwongen door
de staking in de steenkolenmijnen. En dien
tengevolge onderging pok de productie van
ruw ijzer de belangrijke vermindering van
ongeveer Vs millioen ton. ?
De '.;waarde van den ijzer-uitvoer van
Engeland ,in 1912 bedroeg ongeveer 583 !4
millloen gulden en was grooter dan in eenig
jaar te voren, zelfs dan in 1907, toen het
bedrag' 559%' millioen gulden was.
Maande prijs was in 1912 op de wereld
markt belangrijk hooger dan in 1907.
Van *het algemeen grooter
verbruiksvermogen,. in het vorig Jaar kon echtef de
Britsche nijverheid niet in gelijke mate als
de Duitsche de voordeelen genieten, waartoe
het . sylidicaten-stelsel der Duitsche produ
centen in belangrijke mate medewerkte. ,
De hoogere prijzen van het erts, zoowel
als de hoogere arbeidsloonen waren e ven
eens., factoren, die ten nadeele van de Brit
sche producenten. kwamen.
Alleen wat rails betreft, heeft Engeland's
export :in 1912 een vrij belangrijke toename
ondergaan en wel van 307.000 tot 407.000 ton,
terwijl ..in- dit aïtikel Duitschland slechts een
vermeerdering van 3000 ton (van 520.000 tot
523^000 ton) verkreeg. Per saldo is de
ijzeruitvoer van Engeland echter grooter geweest,
dan ;uit de htórvpren- genoemde cijfers blijkt,
want het. machine-export bedroeg in 1912
707.000. ton, ter waarde van 395 millioen
gulden, terwijl die van den uitvoer der in
Engeland gebouwde schepen in dat zelfde
jaar een bedrag van 84 millioen gulden
vertegenwoordigt.
De productie van ruwijzer in de Ver.
Staten.van ,Noord-Amerika was in 1912 on
geveer 29 millioen ton en dus grooter dan
die van Duitschland en Engeland te zamen.
Maar aan Ijzer- en staalwaren werd slechts
ongeveer 3. millioen ton uitgevoerd. In de
Amerikaansche statistische opgaven worden
echter ijzer- en staalwaren met machines te
zamen genomen en voor deze bedraagt de
waarde van het export in het afgeloopen
jaar circa 730 millioen gulden, waarvan on
geveer 68 pCt. voor de machines moet
worden aangenomen.
Voor 1913 zijn de bestellingen alom nog
zeer belangrijk, vooral in de staal-nijverheid;
de prijzen zijn hoog, in Engeland zelfs
vergeleken met den prijsstand in tijden van
hoogconjunctuur bepaald gunstig, zoodat
bij de producenten over 't algemeen veel
animo bestaat om de productie uit te breiden.
Maar het is onzeker, of de afname in dezelfde
mate zal blijven toenemen, en of de hooge
prijzen den verbruikers niet spoedig tot een
zooveel mogelijke beperking der vraag zullen
doen besluiten.
14/2 '13.
V. D. S.
MIMIIIIHIIMIIniHIMIIflMHIMIMIIIMIIIIMMHtHMMHItmimttltll
HLTSJES
Van*den Hemel en van de
(Uit het Duitsch van Richard voni
Volkmann-Leander. Vertaald door B. P.)
Het was in den tijd, dat de aarde op 't
allermooist is en het den mensen het moei
lijkst valt te sterven, want de vlier bloeide
al, en de cozen hadden dikke knoppen: toen
trokken twee wandelaars langs den weg
naar den hemel, een arme en een rijke. Ze
hadden op aarde dicht bij elkaar gewoond,
in dezelfde straat, de rijke in een groot,
prachtig huis en de arme in een kleine hut.
Maar omdat de dood geen onderscheid
maakt, was het gebeurd, dat ze beiden op
hetzelfde uur stierven.
En zoo waren ze op den weg naar den
hemel ook weer samen gekomen en gingen
zwijgend naast elkaar voort.
Maar de weg werd steiler en steiler, en
de rijke kon bijna niet meer voort, want hij
was dik en kortademig en had in zijn heele
leven nog nooit zoo ver geloopen. | _,«
Zoo kreeg de arme gauw een goeden
voorsprong en hij kwam dan ook het eerst
aan 'de hemelpoort aan. Maar omdat hij niet
goed durfde aankloppen, ging hij heel stil
voor de poort zitten en dacht: Je moet
maar op den rijken man wachten; misschien
klopt die aan."
Na langen tijd kwam ook de rijke, en
toen hij de poort gesloten vond en niet
dadelijk iemand open deed, begon hij hard
te schudden en met de vuist tegen de poort
te slaan. Toen kwam Petrus haastig
aangeloopen, deed de poort open, keek de twee
menschen aan e* zei tegen denjrijke:
Dat ben jij geweest, die geen geduld had
om te wachten. Ik vind, dat je wel wat minder
drukte kon hebben. Veel goeds hebben we
hier boven niet van je gehoord, zoo lang je
op aarde geleefd hebt!"
Toen zonk den rijke de moed in de
schoenen; maar Petrus bekommerde zich
verder niet meer om hem, reikte den arme
de hand, zoodat die gemakkelijker kon op
staan en zei: Treedt beiden binnen, in de
voorzaal, het verdere komt van zelf wel in
orde!"
En werkelijk was het ook volstrekt de
hemel nog niet, waar ze nu ingetreden
waren, maar slechts een groote, ruime hal
met veel gesloten deuren en met banken
tegen de muren.
Rust eerst maar wat uit," sprak Petrus,
en wacht tot ik terug kom; maar gebruikt
uw tijd goed, want u moet ondertusschen
overleggen, hoe u het hier boven wilt hebben.
leder van u zal het precies zoo hebben, als
hij het zichzelf wenscht. Bedenk je dus goed,
en als ik terugkom, maak dan geen com
plimenten, maar zeg het en vergeet niets,
want daarna is het te laat."
Toen ging hij weg. Even later kwam
hij terug en vroeg of ze al overlegd
hadden hoe ze het zich in de eeuwigheid
wenschten, sprong de rijke man van de
bank op en" zei dat hij een groot, gouden
slot wilde hebben, zoo mooi als de keizer
er geen had, en iederen dag het lekkerste
eten; 's morgens vroeg chocolade en 's mid
dags om den anderen dag gebraden kalfs
vleesch met appelmoes en rijst in de melk,
worst en grutjes. Dat waren zijn
lievelingsspiizen. En 's avonds iederen dag wat
anders. Verder wou hij dan een mooie
leuningstoel en een groen-zijden kamerjas
hebben en een courantje iederen dag moest
Petrus ook niet vergeten, opdat hij kon
weten wat er gebeurde.
Daarop keek Petrus hem medelijdend aan,
zweeg geruimen tijd en vroeg eindelijk:
En verder wensch je je niets ?" O,
ja," riep de andere vlug, geld, veel geld,
alle kelders vol; zooveel dat men het niet
tellen kan!"
Dat zal je allemaal hebben," antwoordde
Petrus, kom, volg mij!" en hij opende een
der vele deuren en leidde den rijke in een
prachtig, gouden slot, waarin alles zówas,
als hij het zich gewenscht had. Nadat hij
hem alles had laten zien, ging hij weg en
schoof een grooten, ijzeren grendel voor de
poort van het slot. De rijke trok zijn groen
zijden kamerjas aan, ging in den
leuningstoel zitten, at en dronk en smulde lekker,
en toen hij genoeg had, ging hij de courant
lezen. En n keer per dag ging hij in zijn
kelder en bekeek zijn geld.
En zoo vergingen twintig en vijftig jaar,
en nog eens vijftig, zoodat het er honderd
waren en dat is immers nog maar een
spanne van de eeuwigheid en toen begon
zijn gouden kasteel den rijke zoo te ver
velen, dat hij het nauwelijks meer kon uit
houden.
Het gebraden kalfsvleesch en de worsten
worden ook aldoor slechter," zei hij, ze
zijn niet meer te eten." Maar dat was niet
zoo ze begonnen hem alleen te vervelen.
En mijn courantje lees ik al lang niet
meer," ging hij voort, het is me totaal
onverschillig wat daar beneden op aarde
voorvalt. Ik ken er immers geen mensch'
meer. Al mijn kennissen zijn al lang dood.
De menschen die nu leven, doen zoo vreemd
en praten zulk een onzin dat men er duize
lig van wordt als men het leest." Toen
zweeg hij en gaapte uit verveling en na
een poosje zei hij weer:
Met mijn vele geld weet ik ook niets
te beginnen. Waar heb ik het eigenlijk
voor? Ik kan hier toch niets koopen. Hoe
kan een mensch toch zoo dom zijn, zich in
den hemel geld te wenschen!" Toen stond
hij op, opende het venster en keek naar
buiten. Maar ofschoon het in het kasteel
overal licht was, was het buiten nog pik
donker; pikdonker, zoodat men geen hand
voor oogen zien kon, pikdonker dag en
nacht, jaar in jaar uit, en zoo stil als op het
kerkhof. Toen deed hij het raam weer dicht
en ging opnieuw in zijn leuningstoel zitten:
en iederen dag stond hij een- of tweemaal
op en keek weer naar buiten. Maar het bleef
steeds hetzelfde. En altijd 's morgens choco
lade, en 's middags om den anderen dag
gebraden kalfsvleesch met appelmoes, rijst
in de melk met braadworst en daarna grutjes;
altijd maar door, den nen dag voor, den
anderen na.
Maar toen er duizend jaar verloopen waren,
knarste de groote, ijzeren grendel aan de
poort, en Petrus trad binnen.
Nu," zei hij, hoe bevalt liet je hier?"
Toen werd de rijke man woedend: Hoe
het mij bevalt? Slecht, heel slecht! Zoo
slecht als het iemand in zoo'n onbeduidend
kasteel bevallen kan ! Hoe kan je veronder
stellen dat men het hier duizend jaar kan
uithouden! Men hoort niets; men ziet niets;
niemand bekommert zich om je. Het zijn
niets dan leugens met die veelgeprezen hemel
van jullie en met jullie eeuwige gelukzalig
heid. Het is een erbarmelijke inrichting!"
Toen keek Petrus hem heel verwonderd
aan en zei: Je schijnt niet eens te weten,
waar je bent! Je denkt geloof ik, dat je in
den hemel bent? In de hel ben je. Je hebt
je immers zelf in de hel gewenscht. Het
kasteel hoort aan de hel."
Aan de hel?" herhaalde de rijke ontsteld.
Dit hier is toch de hel niet? Waar zijn dan
de duivel en het vuur en de ketels?"
Je schijnt te meeneii dat de zondaars nog
altijd gebraden worden als vroeger ? Dat is
al lang niet meer zoo. Maar je bent in de
hel, daar kan je op aan, en wel heel diep
er in, zoodat een mensch werkelijk mede
lijden met je krijgt. Langzamerhand zal je
het zelf wel gaan begrijpen."
Toen viel de rijke man ontsteld achterover
in zijn leuningstoel, bracht de handen voor
het gezicht en snikte:
In de hel! In de hel! Ik arme, ongeluk
kige man, wat zal er van mij worden?"
Maar Petrus deed de deur open en ging
weg, en toen hij den ijzeren grendel eraan
den buitenkant weer opschoof, hoorde hij
binnen den rijke nog steeds snikken: Inde
hel! in de hel! Ik, arme, ongelukkige man,
wat moet er van mij worden!"
En weer vergingen er honderd jaar en
nog eens honderd, en de tijd viel den rijken
man ontzettend lang. En toen het tweede
duizend om was, trad Petrus weer binnen.
Ach!" riep de rijke man hem tegemoet,
ik heb zónaar je verlangd. Ik ben zoo
treurig! En moet dat nu altijd zoo blijven?
de heele eeuwigheid? En na een poosje ver
volgde hij: Heilige Petrus, hoe lang is de
eeuwigheid wel ?"
Toen antwoordde Petrus: Als er nog
tienduizend jaar verloopen zijn begint ze."
Toen de rijke dat gehoord had, liet hij
het hoofd op de borst vallen en begon
bitter te schreien. Maar Petrus stond achter
zijn stoel en telde heimelijk zijn tranen, en
toen hij zag dat het er zooveel waren, dat
de lieve God hem zeker zou vergeven, sprak
hij: Kom, ik zal je eens iets heel moois
laten zien! Boven op den zolder weet ik
een gaatje in den muur, waardoor men
even in den hemel kan zien."
Toen bracht hij hem de zoldertrap op en
door allerlei rommel van een klein kamertje.
Toen ze daar binnentraden, viel door het
gaatje een gouden straal juist op het voor
hoofd van den heiligen Petrus, zoodat het
leek alsof het in brand stond.
Dat is van den echten hemel!" zei de
rijke man sidderend.
Ja," antwoordde Petrus, kijk er maar
eens door!"
Maar het gaatje zat wat hoog boven aan
den muur en de rijke man was niet heel
groot, zoodat hij er ternauwernood bij kon.
Je moet maar.goed op je teenen gaan
staan", zei Petrus. Toen spande de rijke man
zich zoozeer in als hij maar kon, en toen
hij eindelijk door het gaatje keek, zag hij
werkelijk in den hemel. Daar zat de lieve
God op zijn gouden troon tusschen de wol
ken en sterren in al zijn pracht en heer
lijkheid en om hem heen alle engelen en
heiligen.
Ach!" riep hij uit, dat is zoo verrukkelijk
mooi en heerlijk als men het zich op aarde
niet kan voorstellen. Maar zeg eens wie
zit daar aan de voeten van den lieven
God, met den rug naar mij toe gekeerd?"
Dat is de arme man, die op aarde naast
je heeft gewoond, en met wien je tegelijk
naar boven bent gekomen. Toen ik jullie
opdroeg er goed over na te denken hoe
jullie het in de eeuwigheid wilde hebben,
heeft hij zich alleen een voetenbankje ge
wenscht, om aan de voeten van den lieven
God te kunnen zitten. En dat heeft hij ook
gekregen, net als jij je slot."
En toen hij dit gezegd had, ging hij stil
weg, zonder dat de rijke het merkte. Want
die stond nog altijd heel stil op zijn teenen,
en keek in den hemel en kon er niet ge
noeg van krijgen. Wel is waar vieljhet hem
heel moeilijk, want het gaatje was hoog, en
hij m'oest aldoor op zijn teenen blijven staan ;
maar hij deed het graag, want het was zoo
mooi wat hij zag.
En na nog eens duizend jaar kwam Petrus
voor het laatst. Toen stond de rijke man
nog altijd in het zolderkamertje op zijn teenen
tegen de muur en keek onophoudelijk den
hemel in en was zoo daarin verdiept dat
hij heelemaai niet merkte dat Petrus binnen
kwam.
Eindelijk legde Petrus hem dejhand op
den schouder, zoodat hij zich omdraaide en
toen zei Petrus : >??<»?«+
Kom mee, je hebt er nu langügenoeg
gestaan! Je zonden zijn je vergeven; ik moet
je naar den hemel brengen. Nietwaar, je hadt
het' veel 'gemakkelijker kunnen hebben, als
je maar gewild hadt?"
Reporters.
Een beroemdheid op 't gebied der
oorlogsjournalistiek was de Engelsche teekenaar
Meiten Prior, die te midden van de veld
slagen voor de Illustrated London News"
de gevechten in schets bracht. Een staaltje
van zijn behendigheid wordt door hem als
volgt meegedeeld. Het dateert uit den eersten
Engelsch-Transvaalschen oorlog (1881):
Ik had kennis aangeknoopt met een vleu
geladjudant van Generaal Wood en hem
overgehaald om mij de onderteekening van
't vredesverdrag tusschen Wood en Kruger
door een afgesproken teeken te laten weten.
De onderteekening had plaats op de hoeve
O'Neil op den Majuba-heuvel, die door een
heele schaar journalisten belegerd werd. Ik
stond op den achtergrond en keek uit. Daar
zag ik, dat mijn vriend de vleugeladjudant
uit de hoeve trad, en met zijn hand zijn
linkeroor aanraakte. Dit was het afgesproken
teeken. Op een niet in 't oog vallende
manier lichtte ik even mijn hoed. . . wat
weer het teeken voor mijn bediende, die op
een 1(X) meter afstand achter een boom
stond, was om hem van het waargenoinenc
in kennis te stellen. Hij besteeg zijn paard,
dat gezadeld naast hem stond, en bracht
mijn depêche, die hij bij zich had, pijlsnel
wegrijdend, naar het naaste telegraafkantoor.
Nu ging het van een leien dakje. Tien
minuten later kwam Generaal Wood buiten
de hoeve, en deelde den journalisten het groote
feit mede, dat de vrede geteekend was.
Maar, mijne heeren," voegde hij er bij,
thans zie ik mij genoodzaakt, het gebruik
van de telegraaf zoolang te schorsen, tot
dat ik bericht heb ontvangen, dat mijn depêche
in het bezit is gekomen van Harer Majesteits
regeering." De Engelsche ambtenaren in het
Ministerie van Buitenlandsche Zaken waren
dien dag niet weinig verbaasd, dat zij in
de straten van Londen het bericht van het
sluiten van den vrede hoorden uitroepen,
terwijl zij nog met de ontcijfering van
Generaal Woods depêche bezig waren !"
WA.
* S *
Volksmond
Een Amsterdamsch geneesheer stond ons
zijn opschrijfboekje ter inzage af.
Ziehier eenige grepen uit zijn notities :
De moeder, die over haar kind rapport
uitbrengt :
(), dokter, m'n kind drinkt iederen
morgen wel twee tunnels vol melk.
Nog een ander over haar hoestend kind :
't Kleintje heeft 'n biggelende kuch.
En over een maaglijdend kind :
't Kan haast niet zien van de zenuw
pijnen op d'r maag.
Een moeder :
Mijn kind heeft toch zulke dooie haren
en een ontuchtig hoofd, en : 't Kind brult
soms als een ballon.
*
Van volwassen patiënten over zicli zelven:
-- De pijn ondermijmert me.
D'r is net een soes in mijn hoofd.
*
Ik ? voel me als 'n dood element en ik
heb duizelingen in 't globale.
Ik heb zoo'n pijn in m'n buik, voor uw
eer gesproken, dokter.
i *
O, het slikken omlaag doet veel minder
pijn dan het slikken omhoog.
't Is net of m'n ingewanden krijgertje
spelen, en : 't Is net, of er 'n bloempot
met takken in m'n maag zit.
*
-- Onze moeder heeft een glazen oog van
de /en u wen.
*
Het water gonst van m'n hoofd af.
*
Ik kan in m'n keel geen water ver
dragen, dat is me veel te droog.
- Ik dacht dat ik dood ging, met per
missie.
*
--- Ik heb niet veel trek in eetlust.
*
ik heb zulke zangerige armen en dui
zelige beenen.
*
Ik kan niet loopen van de keelpijn.
*
- Ik lijk wel de dood en het ganzebord.
(Alg. Handelsblad).
* * *
Inhoud van Tijdschriften
Op (/c Hoogte, Febr. '13: Feiten van den
Dag. P. "van Meurs, Mongolië en de
Mongolen. Mauritz J. C. de
Vos-Verbrugghe, Wereldtentoonstelling te Gent
AprilNovember 1913. Internationale Hulde aan
de Gebroeders Hubert en jan van F.ijck.
Frans Vermeulen, Een bezoek bij
Rembiandt. - S. Bottenheim, Bernard Zweers.
-1. 1). C. van Dokkum, De kunst van
atficheeren. F. Loevestein, Over Kunstsmeed
werk, enz.
De gevende Natuur, afl. 19: E. Heimans,
Planten-Maatschappijen. P. L., De zwarte
lijster. H. N. N. v. d. Lek, De Padden
stoelententoonstelling der Nederl.
Mycologische Vereeniging, enz.
Jeugd, afl. II: Het nieuws van de maand.
Het Panamakanaal. Toen ik nog jong was;
Thomas Alva Edison. Mythologische ver
halen : De tanden van den draak, enz.
Belang en Recht, Febr. '13: H. G., Het
Nationaal Bureau voor Vrouwenarbeid en
De Tentoonstelling de Vrouw 1813?1913."
Een eeuw van Vooruitgang 1813?1913.
Wereldlijke en geestelijke lyriek in de Mid
deleeuwen enz,
Schoonheid en Opvoeding, No. l: H. Stuten
van IJselstein, Het innerlijk licht. J. D. R.,
Schoolgebouwen, I. Een sociale arbeid, enz.
De Hollandsche Revue, No. l: Frontespiece:
Jhr. A. W. G. van Riemsdijk. Wereldge
schiedenis. Belangrijke onderwerpen.
Karakterschets : E. R. Harkema. Revue der
Tijdschriften.
Nieuwe Uitgaven
TH. VAN AMEIDE, Verzamelde Gedichten
1906-1912. 240 pag. Apeldoorn, C. M. B.
Dixon en Co.
J. J. DE STOPPELAAR, De Parelduiker, 61
pag. Apeldoorn, C. M. B. Dixon en Co.
P. C. BREDERODE, Aphorismen, 45 pag.
Apeldoorn, C. M. B. Dixon en Co.
RHIJNVIS FEITH, Bloemlezing met inleiding,
door WILLEM KLOOS. Met 3 portretten.
(?Ned. Bibl." no. 202-204), 236 pag, Amst.
Maatij. voor Goede en Goedkoope Lectuur.
HENDRIK VAN TICHELEN, Van' een kleine
Wereld, 113 pag. Prijs ing. f 1.50. Antwerpen,
De Nederlandsche Boekhandel.
Rembrandts Handzcichnungen, Ier Band.
(Rijksprentenkabinet Amsterdam.)
herausgegeben von Kurt Freise, Karl Lilienfeld,
Heinrich Wichmann, Herman Freise's Verlag,
Parchim i/H.
Oud Hollandsche boerenliedjes en
contradansen, bewerkt voor viool met begeleiding
van klavier door JULIUS RÖNTGEN, 3e en 4e
bundel. Uitgave XXXIII v/d Ver. v. Nederl.
Muziekgeschiedenis, 15 pag. Amsterdam.
G. Alsbach en Co. en Leipzig, Breitkopf
en Hartel.
CUEY-NA-GAEL, An Irishman's difficulties
with the Dutch language, 4e druk, pag. 103,
f 0.90. Rotterdam, J. M. Bredée's Uitg. Mij.
Levensvragen," Serie VI, no. 8. Dr. J.
RIKMENS JR. Is het dogma van het plaats
vervangend lijden in strijd met het redelijk
denken ? 32 pag., f 0.40. Baarn,
HollandiaDrukkerij.
Redelijke Godsdienst," Serie II, no. 9.
Dr. H. OORT, De dwaasheid der prediking
van Jezus. 40 pag., f 0.40. Baarn,
HollandiaDrukkerij.
Uit Zenuw- en Zieleleven," Serie II, no. 8.
Dr. L. J. J. MUSKENS, De toevalziekte en hare
uitzichten. 32 pag., f 0.40. Baarn,
HollandiaDrukkerij.
De Protestantsche Zending," Serie I, no. 10.
J. W. GUNNING, De Inlandsche Christenen,
45 pag., f 0.40. Baarn, Hollandia-Drukkerij.
Van Rechts en Links," Serie I, no. 4.
A. ROODHUYZEN, Het Kiesrechtvraagstuk,
43 pag., f 0.40. Baarn, Hollandia-Drukkerij.
Mr. L. G. VAN PRAAG, De Auteurswet 1912
en haar verband tot de Herziene Berner
Conventie. Bijlagen: De Auteurswet en de
Herziene Berner Conventie met vertaling,
230 pag. Prijs ing. f 2.25, geb. f 2.75. Rot
terdam, Nijgh en van Ditmar's Uitgevers
Maatij.
Beschrijving van Handel en Nijverheid in
Nederland, samengesteld onder leiding van
Mr. J. C. A. EVERWIJN, 2 dln. en atlas, f 7.50.
's-Gravenhage. Naaml. Vcnn. Boekhandel
voorn. Gebr. Belinfante.
Rapport betreffende de gevolgen der
opening van het Panamakanaal voor Neder
land en Koloniën (1912) uitgebracht door de
Commissie voor Handelspolitiek aan Hunne
Excellentiën de Heeren Ministers van Land
bouw, Nijverheid en Handel en van Koloniën
te 's-Gravenhage.
Lettre au roi sur la sèparation de la
Wcillonnie et de la Flandre, door JULES
DESTRËE (Volksvertegenwoordiger) gevolgd
door het antwoord. A Monsieur Destrëe, door
H. MEERT. Uitgegeven door de
Studentenafdeeling, Leiden, van het Alg. Nederl.
Verbond, 84 pag. Brussel, Naaml. Maatij.
M. Weissenbruch.
A. J. G. VAN MERKESTEJN, Het rijden van
den Bok. Handleiding voor de beginselen
van de rijkunst. (Bibl. voor Sport en Spel,
no. 58), f 0.35. Baarn, J. F. v. d. Ven.
Op 44-39 volgt de valzet" door 21-27.
4. 7-12
Niet 8-12, dan wit 29-24, zwart 19:39
wit 28:26.
,t 5. 38-33
27-22 geeft wit geen schijf winst.
5. 1-7
6. 43-38 20-25?
(Zie diagram)
ZWART
Damspel
WIT
7. 27-22 18: 27
8. 29:18 12:23
Op 13:22 wint wit eveneens een schijf.
9. 34-30 25:34 ?
10. 40:18 13:22
11.. 28:26
Wint een schijf en heeft groote kans
bovendien schijf 27 te veroveren.
VRAAGSTUKJE
ZWART
WIT
Wit speelt en wint
VAN ALLES WAT
In de match op 2 Februari te Amsterdam
gehouden behaalde Constant I" van Rotter
dam, niettegenstaande zij met 4 invallers
speelde, een schitterende overwinning op
van Emden I" van Amsterdam.
Aan bord 7 kwam het tusschen P. Smaal Sr.
(wit) en H. Simons (zwart) van van Emden"
tot onderstaanden stand.
ZWART
10e Jaargang. 16 Februari 1913.
Redacteur: J. DE HAAS.
Graaf Florisstraat 152, Amsterdam.
Verzoeke alle mededeelingen, deze rubriek
betreffende, aan bovenstaand adres te richten.
OPLOSSING VAN HET VRAAGSTUKJE
Stand:
Zwart 7 schijven op 2/4, 11, 22, 23, 27.
Wit 7 schijven op 13, 24, 31, 3841.
Wit. Zwart.
1. 13-8 27:47
2. 24-19 47:13
Zwart moet 4 schijven slaan.
3. 8:6 remise, daar zwart onmid
dellijk 2-7 speelt, wit 6-1, zwart 7-11 en
wit kan zwart het damhalen niet beletten
waardoor het spel remise is.
Goede oplossingen ingezonden door J. F.
G. Bouman, Lucas Smid te Amsterdam,
D. v. Nieuwkerk ; Frits Spoon te Rotterdam.
ONZE CURSUS
Dubbele Kaatsingzct
Zooals wij reeds aankondigden komen wij
in deze serie tot meer ingewikkelde slagen.
Het opschrift zegt het reeds dubbele"
Kaatsingzet. Het eigenaardige van dezen
slag is wel, dat het spel gesloten is en
onbekend met dezen slag, vermoedt men in
zulk een positie allerminst een slagzet, zoo- j
dat wij ons er van overtuigd houden, dat
; gij dezen stand wel eens hadt in een'partij, l
i doch den slag uit onbekendheid niet deedt. '
Wit l Zwart
1. 33-28 18-23
2. 39-33 12-18
3. 33-20 17-21
?\. 31-27
l
WIT
Stand :
Zwart 15 schijven op 6/9, 11/14, 16. 17,
19 21 24 25 35.
Wit'15'schijven op 23, 26,28,31/34,3639,
42,44.
Wit is aan den zet. Wij meenden, toen
wij dien stand tijdens het spel zagen, dat
wit een schijf als volgt kan winnen.
W. 23-18 28-22 26:1727:20
~z7Ï2723(a) 17:28TÏ722 "
Natuurlijk wint wit een schijf, zelfs twee,
doch zwart slaat.
(a) W. j^JZTj18_28-22__26:17 33-29_28:27
Z. 13:22 12:23 17:28 11:22 24:33 19-23!!
en wit wint geen schijf, daar zwart bij den
volgenden zet 23-29 speelt en zoodoende
zijn schijf redt.
Wit speelde in dezen stand (zie diagram).
Wit. Zwart.
1. 34-29 24-30 gedwongen.
De heer Simons vond bij analyse de vol
gende sterke voortzetting van zwart.
W. 44:35 35:24
Z. 35-40 24-30 19:30
Het is waar, dat zwart nu uitmuntend
spel krijgt, wit moet door
W. 23-18 33-29 28:10
Z. 13734 34723
de schijf teruggeven waarna zwart door
9-14, 13:24 best spel krijgt. Dit is alles
juist. Wij stellen hier echter tegenover, dat
ook wit anders had kunnen spelen en wel
inplaats van 34-29 als volgt:
W. 34-30 39:30 27:18 26:17 28:26 30: l O
Z. 25:34 17-22 13:22 12:21 19750 of 49
Met gelijk spel. In ieder geval mag niet
gesproken worden van verloren" voor wit.
2. 29-24 30-34
De eenig goede zret.
3. 39 : 30 25: 34
4. 33-29?
24-20 beslist de partij. We g at zwart met
schijf 34 naar dam, doch in verloren stand.
4. 19:30
5. 29:40 14-20??
Zwart moet spelen.
W.^- _?27-22 31:22 22 : 31 _26L:_17_38]_29
Z. 13-18 18:27 21-27 17-21 11:33~3Ö^34
6. 43-39 9-14
7. 38-33 13-19
8. 42-38?
Het volgende spel bracht wit een schijf
winst.
W. 40-34 23-18 28-22 26:17 27:29
Z. 20-25 12:23 17:28 11:22
en wint schijf 28.
Deze partij werd door wit gewonnen,
daar zwart zulk een slechten stand kreeg,
dat hij tot het offeren van 2 schijven ge
dwongen werd.
Wij plaatsten dit partijgedeelte in hoofd
zaak om den eigenaardigen stand en den
aardjgen slag waardoor wit een schijf kon
winnen.
Opmerkelijk is het, dat beide spelers zoo
kort na elkaar een juiste voortzetting ver
zuimden.