Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
161 Febr. '13. - No. 1860
duizenden ten onder. De reden ? Mislukking
der vredesonderhandelingen*
De reden der mislukking?
Men beweert, dat er vele zijn, en een
eenvoudig rekensommetje (waarvoor zouden
anders de rekensommetjes bestaan ?) bewijst,
dat per -slot er rriaar eene reden is: onbe
kwaamheid.
Wij bewijzen dit zoo:
Indien de Turken en Bulgaren hun
wederzijdsche krachten kenden en de hun om
ringende omstandigheden overzagen, zouden
zij immers niet aarzelen vrede te sluiten of
oorlog te voeren? Zij tasten echter in het
duister. Zij raden naar de omstandigheden,
zooals uithoudingsvermogen van hun crediet
en van hun soldaten, zij raden naar de
motieven, die de groote mogendheden tot
handelen kunnen brengen, zij hebben gebrek
aan kennis van de groote en de kleine fac
toren, en, bang zich zelf te zwak te achten
als ze Adrianopel opofferen, zenden de regee
ringen hun troepen weer op elkander af om
door massamoord te weten te komen wat
ze niet weten.
En .daar gaan die duizenden. Moeders, houdt
uw tranen gereed!
Kenden die staatslieden hun staten, zooals
een ingenieur de draagkracht van zijn
bruggebogen kent, zooals een koopman zijn
balans overziet
Hun wetenschap schijnt nog te zeer in
primitieven staat, te zeer te lijken op astro
logie, te weinig op astronomie, te veel op
de weervoorspellingskunst der dagbladen ...
en niet zij in de eerste plaats, maar hun
volk, de patiënten, moeten hun dokterskunst
met veel dooden betalen
Is het te ontkennen, dat n
Bismarckpasja wellicht den vrede had weten te doen
teetenen?
IS- hier dan iets anders dan quaestie van
bekwaamheid ?
Of weet iemand iets aan te merken op
de rekensom ?
De Kon. Vereeniging
Het Nederlandsch Tooneel"
Het tooneel in Nederland onderging in de
laatste jaren een diepgaande hervorming.
Moderne ischen braken zich ook daar een
baan; slechts drongen zij niet of nauwelijks
door tot het grootste tooneelgezelschap, dat
wij in Nederland bezitten, de materieel zeer
sterke Kon. Vereeniging te Amsterdam. Aan
eenige weinige personen, op wier sympathie
met de tooneel-hervormingsbeweging der
laatste jaren wij meenden staat te kunnen
maken, o.a.aan de modern-willende regisseurs,
zonden wij het volgend rondschrijven:
L. S.
Amsterdam, 3 Febr. 1913.
Gelijk bekend is, beschikt de Kon. Ver
eeniging Het Ned. Tooneel" over 's lands
voornaamste theatergebouw, den Stads
schouwburg te Amsterdam.
Zij bespeelt dien schouwburg onder bij
zonder gunstige omstandigheden. Gunstige
finantieele omstandigheden, want zij ontvangt
jaarlijks, indirect en direct, groote onder
steuningen, waaronder het subsidie van
25.000 gldn van de Koningin. Gunstige
artistieke omstandigheden, want zij bezit
een literair adviseur met eigen letterkundigen
naam, een uitgebreid
tooneelspelersgezelschap, mét uitstekende talenten, verscheidene
goede krachten en vele vaklieden.
Zooals iedereen weet staan de resultaten
van een en ander in geen verhouding tot
de zoo bijzonder gunstige condities, waar
onder dit gezelschap verkeert.
FEUILLETON
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMMIIIIIIimilllllMltMIIII
DE ZWARE TAAK
DOOR
J. VAN DER PANT
't Was een heel ding geweest voor Jaap
en hoe hij eigenlijk gedurfd had begreep ie
op 't oogenblik zelf nog niet; maar 't was
gebeurd en hij was er drommels blij om
ook. Hij had wel geweten, dat Stijntje hem
graag mocht zien, doch dat is nog heel iets
anders dan ronduit ja" zeggen, zooals zij
gedaan had toen hij'r vroeg. Eerst was Jaap
bang geweest, dat de kermisroes 't hem
gedaan had. Ze hadden veel gedanst samen,
ze was opgewonden geweest van de voort
durende muziek en met een hoog-roode kleur
was zij met hem meegegaan de heete, rookerige
zaal uit, 't krakend trapje op naar boven,
waar in 't vage licht van een enkele
laaggedraaide olielamp, de rusttafeltjes stonden.
Daar hadden ze samen iets gedronken en
in 't half donker van de zplderachtige ruimte,
de andere meiden en jongens zien zitten,
handen om eikaars middel of soms een
jongenskop leunend aan een meisjesschouder.
Het was in 't vertrouwelijke halfdonker, waar
de muziek van beneden staag aan doorklonk
als vanzelf gegaan en Stijn had, zonder zich
te bedenken: Ja jaap" gezegd.
Later had hij haar thuis gebracht door de
zwarte schaduwen der donkere iepen, die
stonden langs de onverlichte dorpsstraat.
De cikkelmaan had zwak geschenen en hun
net-zichtbare, silhouetten waren arm in arm,
soms hoofd aan hoofd voor hun treuzelend
loopen uitgegaan, telkens als ze
uitderoerlooze schaduwen in den blauwen nacht
stapten.
Voor meesters huis, was 't Jaap even
benauwd geworden: hij als Stijntjes vrijer
bij die in huis ? Doch op haar gretig aan
moedigen was hij in een roes van over
moedigheid de stille woning ingestapt en
hadden ze in de kamer bij het
kleine'vlammetje dat wapperde onder de koffiekan, naar
De Kon. Vereeniging is thiyis op een
kruispunt aangeland, vanwaar zij ten góde
en ten slechte zich wenden kan. De plaats
van len regisseur zal openkomen. De Raad
van Beheer moet op dit oogenblik gevoelen,
dat hij voor een keuze zich bevindt, die
wederom voor lange jaren beslissen gaat
over de beteekenis en over den naam der
Vereeniging, waarover hij gesteld is.
Wij meenden, dat er, met het oog op de
groote offers aan geld en krachtsinspanning,
die jaarlijks voor ons grootste tooneel
gezelschap worden gedaan, een zaak van
algemeen Nederlandsch belang te behartigen
viel door aan eenige personen, wier opinie
in deze gezag moet hebben, de formuleering
van hun oordeel te verzoeken
op deze vraag:
Welke zijn volgens u de middelen, die tot
eene verheffing van het tooneelspel bij de
Kon. Vereeniging zouden kunnen voeren?
Is er naar uw oordeel een persoon, aan wien
men met vertrouwen de door u gewenschte
hervorming zou kunnen opdragen?
Wij zijn zoo vrij ook u deze vraag te
stellen.
Hoogachtend,
de Redactie van De Amsterdammer
Weekblad voor Nederland,
H. P. L. W.
De antwoorden, die wij op dit schrijven
ontvingen, drukken wij hier, naar de
onderteekening in alphabetische volgorde, af. Het
eerst dit van Mr. F. Coenen:
* *"
Hooggeachte Redactie
Uw vraag is voor mij zulk een kiesche
vraag, dat ik het antwoord slechts fluisterend
kan laten drukken.
Het beste middel dan tot ver-heffing van
het Tooneelspel bij de Kon. Ver." is, meen
ik, de op-heffing dier vereeniging zelve. Ik
bedoel hier niets onaangenaams mee, maar,
weet ge? ik geloof aan den geest, niet van
Hamlets vader, maar van een vereeniging,
van elke eenigszins langdurige vereeniging
van menschen. Die geest" is dan nog een
andere dan de afzonderlijke geesten der
leden. In duur van tijd en gewoonte, in
den gestagen omgang en samenwerking
komt zoo iets als een algemeene houding
van doen en denken te ontstaan en deze is
het, die voortaan het karakter en het lot der
collectiviteit bepalen zal. Het karakter, de
geest der Kon. Ver. is nu van dien aard,
dat men zonder bepaald kwaaddenkend
te willen zijn toch niet meer verwachten
kan haar nog eenigszins belangrijke
tooneeldaden naar het huidig inzicht te zien bedrijven.
Zoo'n vereenigingsgeest is conservatief en
de tijd van dezen is lang voorbij. Het gaat
hier niet om een beteren wil hier en daar in
de vereeniging, het gaat om den totaal-wil
en die blijft star en strak in de eenmaal
verkregen richting, zoolang er nog maar iets
van de Vereeniging over is.
Zoo zou ik dan tot den grond willen
afbreken, de puinhoopen goed dooreen roeren
en het geschikte deel tot iets nieuws aan
wenden, met vermijding zelfs van den
ouden naam.
Hiermede is intusschen ook het tweede
deel uwer vraag beantwoord. De eenige
persoon aan wie ik met vertrouwen mijn
gewenschte hervorming zou kunnen opdra
gen is een slooper... van vereenigingen.
Het ware nog zoo kwaad niet het vak te
scheppen, als 't niet bestaat. Hier in het
vaderland kan zoo iemand voor jaren werk
vinden.
Het allerslechtste wat, volgens mij, in dit
geval zou kunnen gebeuren, is nóg eens
deze of gene talentvolle persoonlijkheid bij
de Kon. Ver. zijn kracht en geduld doen
verliezen in een onvruchtbare worsteling,
misschien meer met ongunstige omstandig
heden dan met personen.
Ik verblijf met de diepste hoogachting,
Uw dw.,
F. C.
J'ai mal embarquéma vie", schreef mij,
jaren geleden, een van mijn Fransche vrienden.
Voor zulk een zelfverwijt zou er ook reden
zijn bij de Kon. Ver. Het Nederlandsch
Tooneel".
Sedert zij in September 1876 van wal stak
met als administrateur W. Stumpff, als regis
seur Kettmann en, als opperbestuur, een
veelhoofdigen Raad van Beheer, is het steeds
dorpstraditie gevrijd, tot in den jongen morgen
het witte licht langs de gordijnkieren de
kamer binnenkroop.
Toen was hij heengegaan door het bleeke
dagen, huiverend van de kilte, 't hoofd vol
roezig geluk, naar huis. Hij had 'r! Of ze
leelijk was of niet, dat kon hem niet schelen;
't was een flinke meid, dat was 'm voldoende,
't mooie ging er gauw af.
Toch wist Jaap de daarop volgende dagen,
zelf niet hoe-d-ie he.t had, of Stijn 't wel
echt meenen zou, of 't niet allén voor
kermisavond was geweest ? Het bleek:
zij had het heusch en waarachtig gemeend.
Jaap zou er met vader over spreken. Die
zou er eerst wel zwarigheid in hebben,
omdat hij maar een kleine boer was; 't
hinderde niet, ze zou wel helpen en moeder ook.
Stijn had zelf wel gevoeld, dat de kans
op een beter partij gering was. Ze wist, ze
was leelijk, haar ne oog keek naar de punt
van 'r neus; ze kon met 'r stugge haren
niks beginnen en, omdat ze k niet altijd
thuis wou blijven, was ze meer dan tevreden
met Jaap. Hij was niet van de slimsten,
maar ook niet van de leelijksten. Als hij
z'n werk deed en zij bestuurde, zouden ze
het samen best rooien.
Je moet Woensdagmiddag komen," had
ze gezegd op een van hun avondwandelingen
langs een veldpad, waar ze tusschen
kniehoog koren gingen, dan heeft vader
vrij."Jaap, altijd nog in de betoovering der idee,
dat een dochter van den bovenmeester hem
hebben wou, had 't moedig beloofd. Ze
waren toen, telkens elkanders arm drukkend
en de handen gretig geklemd in elkaar,
doorgetreuzeld,onbekommerd, dankbaar voor
de schemer, die langzaam van uit het oosten
over de landen was komen neerdalen.
Overmorgen dus?" had zij nog eens ge
vraagd op het kniersende wipbrugje bij het
dorp, waar ze scheiden zouden.
Secuur overmorrege," zei-d-ie beslist.
Maar hoor es Jaap, denk er om dat je
een beetje heerachtig praat, dan maakt 't
beter indruk!"
Dat zèl beure" beloofde Jaap met heel
z'n hart en tevreden dat ze in 't vervolg
duidelijker geworden dat de instelling van
laatstgenoemd College een fout was.
Wat wasdetaakvan zulk een opperbestuur?
Toen H. J. Schimmel als voorzitter van den
Raad van Beheer optrad, met naast zich
den letterkundige Mr. J. E. Banck en een
man van letterkundigen smaak als A. C.
Wertheim, aangevuld met nog twee p dit
gebied minder bekende personen, bleek het
wel dat de man aan het roer de loffelijke
bedoeling had, het vaartuig in het letter
kundige vaarwater te brengen en te houden,
en tevens de tooneelspeelkunst tot hooger
peil op te voeren; maar het bleek eveneens
al spoedig dat hij zijn krachten had over
schat; dat de bekwame romanschrijver, die
tot dan toe van de tooneelspeelkunst ver
had gestaan, noch in zich zelf, noch in de
hem ter zijde staanden het overzicht, het
gezag, de stuwkracht vond, noodig om een
groot tooneelgezelschap, als dat van de Ver
eeniging door hem gesticht, met goeden
uitslag te besturen.
En dat is alzoo gebleven tot op dezen dag.
Achtereenvolgende Raden van Beheer heb
ben, ook onder gelukkiger omstandigheden
dan die, waaronder Schimmel zijn taak aan
vaardde, met hooger koninklijke subsidie
(f25,000 in plaats van f18,000), met beter
speelkrachten, het er niet beter afgebracht.
Op dit oogenblik bestaat die Raad uit zeven
hoogst achtenswaardige mannen, waarvan er
zeker vijf gezegd kunnen worden, niet voor
de artistieke leiding van een schouwburg in
de wieg te zijn gelegd.
Van de twee letterkundigen, die verder
deel uitmaken van het opperbestuur, vertoeft
er een meestal buitenslands, terwijl de ander,
de secretaris, als letterkundig adviseur heet
te fungeeren, maar, gelijk hij zelf verklaard
heeft, op de artistieke leiding weinig invloed
heeft, althans niet meer dan elk der zes
andere leden van den Raad van Beheer.
Blijven de regisseurs. Van den een ik
hoor thans dat dit de Ie regisseur is zal
ik niets kwaad zeggen, omdat hij vertrekt;
van den ander weet ik, te oordeelen naar
hetgeen onder zijn leiding vertoond werd,
weinig goeds te zeggen.
Hoe hierin verbetering te brengen?
Vooreerst zou de Raad van Beheer zich
moeten hervormen tot een louter administra
tief College, dat dan ook zoo talrijk niet
behoeft te zijn; een College, dat zich van het
keuren van stukken en van wat verder tot
de artistieke leiding behoort, zorgvuldig zou
hebben te onthouden, en den naam Raad
van Administratie" zou kunnen dragen.
De artistieke leiding zou in handen
moeten komen van een homme a poigne,
die, als Directeur-Generaal, met vaste hand
het bestuur zou weten te voeren en onder
wien werkzaam zouden moeten zijn : twee
regisseurs, mannen van ervaring, van gezag
en beproefden smaak, en twee letterkundige
adviseurs, die de stukken zouden moeten
lezen en, voor zoover zij niet aangeboden
werden, zouden moeten opzoeken. Dit vijftal
zou dan den nieuwen Raad van Beheer
vormen.
Eén man is er, en zijn naam is op aller
lippen, die, zoowel als Directeur-Generaal
als in kwaliteit van Jen Regisseur de reeds
lang gewenschte hervorming bij de Kon.
Vereeniging tot stand zon kunnen brengen.
Maar, is het reeds op zichzelf niet gewenscht
al maken de omstandigheden het vaak
onvermijdelijk dat n persoon de functiën
van regisseur en tooneelspeler in zich
vereenigt, de vereeniging van
directeurgeneraal, regisseur en tooneelspeler, zooals
die op dit oogenblik bij de N.V. Het Tooneel"
bestaat, is volstrekt verwerpelijk. Zulk een
driedubbele functie moet zich op den duur
zoowel op de gezondheid van den
functionnaris als op het gehalte der voorstellingen
wreken.
De verbetering, gelijk ik die wensch, is
op dit oogenblik waarschijnlijk niet te ver
wezenlijken. De Directeur-Generaal, zooals ik
mij dien denk en die niet tevens regisseur en
acteur mag zij n, is zeker niet te vinden. Daarom
zal de man, die tot nu toe de meer bescheiden,
meer administratieve betrekking van Direc
teur-Gerant bekleedt, die moeten behouden,
maar eenigszins uitgebreid, gelijk ik straks
zal aangeven. De letterkundige adviseurs
zullen met de regisseurs over de keus van
stukken in overleg moeten treden.
En die regisseurs? Wil men werkelijk
hervormen, dan dient aan den overblijvenden
regisseur een eervol ontslag te worden ver
leend en behooren als regisseurs op te
IHIIIIMIIIIIJMHMMHMII
niet bij het brugje van elkander zouden
hoeven te gaan, stapte zij links om, langs
de rij rood-schemerende olielantaarns 't dorp
in en Jaap met langzame passen den
grintweg af, 't stille dorp uit naar de kleine
hoeve, waar z'n moeder en hij sinds den
dood van den ouden Kooiman, samen leefden.
't Was hem nog steeds niet helder in den
kop geweest hoe hij 't aan zou leggen bij
den bovenmeester. Hij had er ook niet over
gedacht; wist alleen dat-ie Stijntje had;
en een stugge tevredenheid had z'n dagen
gevuld, terwijl Jaap tusschen zijn werken
door aan geen anderte dingen dan haar roode
wangen en haar frissche zoenen dacht.
't Was Woensdag geworden.
,,'k Zal efkens 't dorp in motte," had ie
tegen z'n moeder gezegd toen hij in z'n
beste pak en op z'n goeje schoenen uit het
slaapkamertje komend, haar bezig zag voor
het behorde raam, met naaien.
Wat gènne je nou ?" Ze zag op. Haar
kleine grijze oogen in 't doorrimpelde gezicht,
vaal afstekend tegen de witte kap, zagen
hem vragend aan.
't Zèl zoo'n vèrt niet loope; 'kmotjanse
zien," loog-ie langzaam.
As-je die zeug van 'm maar niet koop;
't beest deugt er vast niet, aars zou-d-ie 'm
voor die prijs niet late."
O neen-ik vast niet ook niet! 'k Het wat
aars an me kop dan zeuge."
't Kos soms weuze," zei zij weer en zette
toen, gerustgesteld, de trage handen weer
aan 't naaien.
Toen Jaap buiten kwam, ging hij vlug aan
langs het bloemig voortuintje den vlonder
over en den wit-zonnigen weg af naar het
dorp, waarvan de toren juist twee sloeg
over de rondende boomkoppen, de luttele
huizen en de rustige landen, vér-uit liggend
daaromheen.
Pas toen besefte hij ineens, waar hij naar
toe ging, wat hij te doen had. Plotseling
stond de volle moeilijkheid van zijn bezoek
aan den bovenmeester hem voor oogen. 't
Was geen kleinigheid voor 'm, dat voelde-n-ie
nou wel. Stijn had makkelijk praten, als
het je eigen vader is. Meester had hém
treden: Willem Royaards en de man die,
behalve als voortreffelijk acteur, als vroegere
Directeur en als leeraar aan de
Tooneelschool zijn sporen verdiend heeft, Jan C.
de Vos.
Indien de Raad van Beheer van thans
inkrimpt tot Raad van Administratie, zal.de
tegenwoordige Directeur-Gerant, die ook
vroeger in Rotterdam met Jan C. de Vos
een schouwburg bestuurd heeft, meer op
den voorgrond kunnen treden als Directeur
en zitting kunnen nemen in den Raad van
Beheer, die dan bestaan zou uit de heeren
Van Korlaar als Directeur-Gerant, Willem
Royaards, Jan C. de Vos en de beide letter
kundige adviseurs Van Nouhuys en Van
Loghem ... of een ander.
Ik weet niet of zelfs deze bescheidene
hervorming, waartoe veler medewerking
noodig is, uitvoerbaar zal blijken, maar nu
mij de vraag gesteld werd: Welke zijn
volgens u de middelen, die tot eene ver
heffing van het tooneelspel bij de Kon. Ver
eeniging zouden kunnen voeren?" heb ik
gemeend te moeten zeggen wat mij voor
komt een der middelen te kunnen wezen
om dat slecht geëmbarkeerde" vaartuig in
beter vaarwater te brengen.
5 Februari 1913.
J. N. VAN HALL.
Geachte Redactie,
In antwoord op uwe aanvrage van 3 Febr.,
deel ik u mee, dat ik als directeur"
welvoegelijkheidshalve liever geen opinie wensch
uit te spreken over de middelen, die tot de
verheffing van het tooneelspel bij de Konink
lijke Vereeniging" kunnen voeren.
Nu ik zelf een stel ongemeen lastige
teugels in handen houd, besef ik nóg leven
diger dan vroeger hoe een tooneelgezelschap,
onverschillig van welken aard, gesteund of
niet gesteund, niet leidt en niet leiden kan,
maar door maatschappelijke omstandigheden
geleid wordt.
Het eenige wat ik wensch op te merken
is, dat er bij de Koninklijke Vereeniging"
met haar uitstekende krachten en bijna
kosteloozen schouwburg het persoonlijk
initiatief ontbreekt en dat dit gebrek niet
licht uit den weg geruimd zal worden, omdat
er in Holland geen te groote" keus van
zelfstandige, niet beïnvloede regisseurs met
fantasie, begrip van spel-detailleering, gevoel
voor kleur, harmonie enz. is.
Hoogachtend,
Uw dw.,
HERM. HEIJERMANS.
* * *
Zou de Raad van Beheer werkelijk naar
ons willen luisteren, mijnheer de Redacteur?
Ik stel de vraag voorzichtig en bedoel dit
luisteren" in den letterlijken zin. Ik persoonlijk
heb tot nu toe niet den indruk gekregen, dat
de Bestuurderen van Het Nederlandsch
Tooneel" zich sterk interesseeren voor de
inzichten van anderen. Ook niet, nu de be
langstelling van ons, het publiek, in de
prestaties van de Vereeniging steeds geringer
wordt of eigenlijk al niet meer bestaat.
Wat dit laatste betreft het zou anders
kunnen zijn. Ik ben het geheel met u eens,
mijnheer de Redacteur. En met u zeg ik, bij
het openkomen van de Ie regisseursplaats:
nu of (allicht) nooit (meer).
Wat Het Nederlandsch Tooneel" en elk
tooneelgezelschap van beteekenis, allereerst
noodig heeft, is de regisseur die kunstenaar
is en ontwikkeld man. (Dat hij een
manvan-het-tooneel behoort te zijn, spreekt van
zelf.) Een regisseur die beseft, al dadelijk,
dat een tooneelstuk van vreemden bodem de
eigen ... nationaliteit meebrengt, welke niet
mag worden miskend. Die weet, waar het
om gaat" bij een stuk, en welke beteekenis
de rol heeft in en voor het geheel. En die
het vermogen heeft zijne inzichten op het
tooneel te verwerkelijken.
En dan, wij zijn er den laatsten tijd weer
aan herinnerd, dat men vroeger sprak van
schouwtooneel," en dat ook thans nog
woorden als schouwburg" en vertooning"
worden gebezigd. Dat men dus niet alleen
komt om te hooren, doch ook om te zien.
Wat dit zien" betreft, het is een zeer
groot genot b.v. een Mevrouw
Mann-Bouwmeester ook te zien tooneelspelen. Dan zijn
er... die de toiletten der dames" een niet
onbelangrijke factor vinden in een
tooneelvoorstelling. Doch ik bedoel iets anders. Ik
denk aan het totale tooneelbeeld. Het
schoone en zinvolle tooneelbeeld.
Eerst als men beschikken kan over de
nooit erg mogen lijden vroeger, omdat ie
dom was en dikwijls uit verveling begon te
plagen en allerlei kwaad uit te halen. Hij
was nog wel es een enkele keer bij hem
aan huis geweest om de aardappels, die zfj
over hadden te verkoopen, maar verder
hadden meester en hij elkaar nooit anders
dan op straat passeerend gezien.
Z'n moed bij elkaar zoekend ging jaap
verder, zonder de blijde dingen van den
zomerschen dag rondom hem op te merken.
De zon scheen hem stovend in het stoere,
bronzen gezicht en streek wat extra glans op
de gladde plekken van z'n beste, zwarte pak.
Gen-dag!" riep de stem van een boer,
die hem op z'n knarsende kar voorbij reed.
Gen-dag!" antwoordde hij uit gewoonte,
maar wist niet tot wien hij het zei. Hoe
meer Jaap de eerste huizen van't dorp naderde,
te heviger kroop in hem en knelde hem de
angst voor wat hij ging ondernemen. Hij kon
met geen mogelijkheid bedenken, hoe-d-ie
beginnen moest als ie straks met meester
samen was in de ouderwetsche kamer, die
hij zich nog van vroeger herinnerde. Ja, dat
ie Stijntje trouwen wou, maar daar kon ie
toch zoo in eens niet mee aankomen.
Heere gut Jaap, wer gènne jaij heen zoo
op je 's Zondags?"
Van den blinkenden zandweg zag hij
plotseling in het grinnekend gezicht van z'n
buurman. .
't Zei zoo'n vèrt niet toope!" zei hij
gedachteloos en steeds doorstappend.
't Skijnt toch wél te weuze," riep de buur,
die op een praatje gerekend had, hem na.
Maar de kop van Jaap stond voor zwaarder
werk. Als ie een begin wist te bedenken,
zou de rest wel komen. Dat die man ook
zoo lastig was en hem niet beter zetten kon!
't Was al om niet, hoe hij ook probeerde zijn
denken productief te maken, hij kwam niet
verder dan het zeker en stellig weten, dat
ie voor de moeilijkste zaak van z'n leven
stond, 't Leek of elke stap die hem nader
bracht tot het gevreesde huis, drukte op het
besef dat hij, Jaap Kooiman, het er nooit
goed af zou brengen. En als van zelve werd
zijn loop trager; hij veegde zich het gladde
talenten van een goed tooneelleider, komt
de kwestie van het repertoire naar voren. Het
repertoire van Het Nederlandsch Tooneel" is
reeds lang niet zeer aantrekkelijk. En ik kan
niet aannemen, dat de heer Van Nouhuys dit
niet met mij eens zou zijn. Schrikt hij dus
wellicht te,qjg voor experimenten met beter
werk, die '?gegeven de omstandigheden
zoo ongelukkig kunnen uitvallen als het
geval was bij de vertooning van o.a. As
you like if," Man and Superman," Le
Mariage de Figaro?"
Schoone , en zinvolle voorstellingen bij
Het Nederlandsch Tooneel" zou het nog
mogelijk kunnen zijn? Voorstellingen die
van het stuk brengen, wat ik aanduidde
met waar het om gaat", in een nieuw levend
ensemble? Ik geloof, dat de leiding, die
werkelijk leiding geven kan, weer de belang
stelling zou "wekken bij de talrijke bekwame
spelers van de Kon. Vereeniging; en ik
geloof, dat die belangstelling zou groeien
door de belangstelling, welke ook bij het
publiek weer zou ontstaan. Wisselwerking
tusschen tooneel en zaal.
En wie nu de man" in deze zou kunnen
zijn? De lezer die zoo vriendelijk is van
mijne tooneelbeschouwingen" kennis te
nemen, weet al wiens naam ik noemen zal:
Eduard Verkade. Maar zal de Raad van
Beheer" den nieuwen len Regisseur de
waarborgen geven, dat hij iets wezenlijks
tot stand zal kunnen brengen ; zal hij heer"
zijn op en over zijn tooneel?" Ik twijfel
wederom. En indien niet, zou iemand die
het wel meent met onze tooneelkunst
en met Eduard Verkade, dan mogen
wenschen, dat Verkade zijn post bij Herman
Heijermans, bij wien hij reeds iets
behoorlijks kon laten zien en allicht in de
gelegenheid zal worden gesteld tot nog
beter te komen, voor een plaats bij Het
Nederlandsch Tooneel" gaat verlaten ? Deze
vraag is niet moeilijk te beantwoorden.
FRANS MIJNSSEN.
* *
De vraag lijkt mij toe te eng gesteld.
Voor zoover ik weet zijn er maar twee
aangewezen opvolgers voor den heer De
Leur beschikbaar: Jan C. de Vos en Eduard
Verkade. Het bezwaar tegen beiden is, dat
zij zelf spelen, en ieder een echtgenoote
hebben, die ook actrice is. Dat zijn twee
bronnen van moeilijkheden.
Intusschen zie ik niet in, dat met een goed
regisseur alleen het Ned. Tooneel er bovenop
te halen is. Men moet een regisseur de vrije
hand laten. De zwakheid der Kon. Ver. ligt
in haar organisatie met een Raad van Beheer,
die beslist over stukkenkeus, rolverdeeling
en algemeene gestie, zonder dat de heeren
die hem samenstellen zich voor die gestie
gekwalificeerd hebben of door eenig hoog
kunst-ideaal blijken geleid te worden. Ik heb
daar pas laatst in De Ploeg op gewezen.
Hoe laag de eischen mogen zijn, welke in
onze journalistiek soms gesteld worden aan
hen, die tooneelvoorstellingen te beoordeelen
krijgen, men zou toch zeker geen 4 van de
5 heeren, die den R. v. B. samenstellen,
tot tooneelreferent benoemen. Is het dan
niet dwaas, hen te belasten met de taak,
die zij op zich hebben genomen? Ik
zelf heb nu tien jaar, eerst als zijn directeur",
later juister als gedelegeerd commissaris",
een soortgelijk kunstinstituut mee helpen
beheeren: de N. Vennootschap 't Binnenhuis.
Door opleiding en ervaring weet ik van
kunstindustrie en meubelkunst zeker niet
minder af dan de meerderheid van den Raad
van Beheer van tooneelkunst. Maar ik heb
er toch heusch nooit aan gedacht, om ont
werpen van onze medewerkers eerst aan
mijn oordeel te doen onderwerpen, eer ze
worden uitgevoerd, of een positie te willen
innemen als de Raad van Beheer.
Wat deze zou moeten doen is, den heer
V. Nouhuys, met twee zorgvuldig uitgeko
zen regisseurs, de vrije hand laten, na bij
onderling overleg een algemeen financieel
en artistiek program te hebben vastgesteld.
En dan deze heeren op de vingers tikken
als zij beneden dat program blijven.
Een instelling als de Kon. Vereeniging,
die haast 40 jaar bestaat, moet volgepropt
raken met sleur-bezinksel. Zonder een
reuzen"-schoonmaak (zooals men thans
zegt) is dat bezinksel er niet uit te krijgen.
Een nieuwen regisseur benoemen, helpt al
even weinig als een nieuwen secretaris. Die
worden al heel gauw vastgezogen in het
kan niet anders." Zonder die d
orluchtingvoorhoofd en zijn benauwenis zocht door
tocht in een zucht. Onbewust dreef hem de
begeerte naar Stijntje met stug aanhouden
het dorp in, maar de pressende zorg voor
het bezoek en de vraag aan haar vader
begon het van z'n verlangen te winnen en
verlangzaamde meer en meer zijn gang.
De eerste huizen was ie voorbij, 't Leek
hem of de menschen zijn doen stiekum van
achter de begordijnde ruiten begluurden. Hij
zou er wat voor geven als 't achter den rug
was. Zie, als hij bij de ondermeester had
moeten wezen, dim was 't niet zoo erg. En
hij keek met jaloersche blikken diens kleine
huis aan, dat aan de overzijde der smalle
sloot, vertrouwelijk achter zijn bloemtuin
stond en de vier proper geschoren linden.
Dat was niet bar erg geweest, maar nou?
In de verte zag Jaap al de groote ophaal
brug, waarnaast, even verder, meester woonde.
Hij draalde; z'n moed, 't beetje dat hem
gebleven was, voelde hij glippen. Hij zocht
naar hulpbrengende uitwegen. Zou 't niet
beter wezen zijn vraag te schrijven ? Maar
meester had het altijd al over zijn hanepooten
gehad op school en die waren er jiu niet
beter op geworden. Zou hij dan Stijn vragen
of die het 't eerst aan vader vertellen zou ?
Maar hij had beloofd het te zullen doen.
Misschien, misschien was meester niet thuis,
dan zou hij 't later anders aanpakken.
De kinderen speelden in groepjes op de
zonnige straat. Eén glunderde Jaap aan, vroeg
plagend of-t-ie te kark most, dat 't altemet
geen Zondag was!"
Schuw keek hij de jongens aan, begreep
dat ze het tegen hem hadden, maar hoorde
niet wat zij zeiden. Misschien ook wist het
heele dorp al van hun stille verkeering en
zaten de menschen onzichtbaar hem na te
kijken, uit te lachen nu ze 'm zagen gaan!
Toen hij eindelijk de brug voorbij was en
z'n zware stappen klopten door de stilte
van het middendorp, werd 't Jaap te machtig.
Hij moest even uitblazen; z'n roode zakdoek
herveegde een keer de glans van z'n warm
gezicht. Vier huizen verder zag ie meesters
grijze woning. Moest hij er zóaanbellen
en zoodra hij veilig binnen was pardoes