Historisch Archief 1877-1940
16 Febr. '13. No. 1860
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Mevrouw Augustina Johanna de Vos Poolman
Augustina Johanna De
VosPoolman
Zoon, moeder en vader, allen gesteld
-onder de hoede van Apollo, vader een
vijf-en-dertig jaar tooneelspeler; zoon van
vijftien jaar, op de tooneelschool, leerling van
zijn vader; moeder, twee jaar meer dan een
kwart eeuw tooneelspeelster; en, achter
allen: onzichtbaar Mevr. Christine Poolman,
schoonmoeder, grootmoeder en moeder, de
uitmuntende actrice, uit de school van Mevr.
M. J. Kleine?Gartman, het drietal zegenend,
van uit de wolk waarin zij zich met Apollo
onzichtbaar houdt. Het schoone verleden,
vereend met een schoon heden, het schoone
heden en naar we hopen de schoone
toekomst op n plaatje.
Tres faciunt collegium.
De moeder, mevr. Augustina de Vos
Poolman vraagt op dit oogenblik alle aan
dacht. Zij gaat Woensdag 19 Februari her
denken haar 25-jarige verbintenis aan het
tooneel, twee jaar nadat dit reeds een
feit was.
Om de al te talrijke jubilea van de vorige
jaren heeft zij, als verstandige vrouw, om
niet verloren te gaan in de menigte, het
hare twee jaar uitgesteld.
Toch was voor haar daar geen vrees
voor: zij neemt aan het tooneel er een te
goede en bijzondere plaats voor in, heeft
te veel eigens, het meest in het zeggen,
het voornaamste van alle tooneelspeelkunst.
Zij
zij zegt met
inaehtHare veelzijdigheid maakt, dat zij in
comedie en dramatreffelijkecreaties in herin
nering brengt, als : Dora" in Sardou's
dramecomedie van dien naam en als Lone in De
Ster". Ja, eigenlijk speelt mevr. Augustina de
Vos-Poolman alle genres, als ware artiste.
En dat is zij, zij met echt tooneelbloed in
de aderen, en dit nooit te vergeten
de beheerscheresse van het woord. De Goden
hebben haar begaafd met geest en dartelheid
in spel, maar ook in zang. Het lachende en
glundere, het geestige en guitige brengt zij als
Elsje in De Bruiloft van Klorisen Roosje"; en
het hoog-komische, het karakteriseerende in
haar Suzanna in De Bruiloft van Figaro".
Hare goede ontwikkeling en beschaving
hebben bevorderd dat zij in Ferdinand
Huyck" en in Sara Burgerhart" de Fransch
sprekende jonge dames met groot verschil
speelt, het Fransch zuiver spreekt en in Sara
Burgerhart bovendien lieflijk zingt.
Als jonge vrouw, die wel weet wat ze
doet en wel weet wat ze kiest, heeft
mevrouw Augustina de Vos-Poolman voor
haar jubileum op Woensdag 19 Februari a.s.
als lid der Koninklijke Vereeniging: Het
Nederlandsch Tooneel" de rol van Kathe
gekozen in Oud-Heidelberg". In die rol
toont ze haar komisch en dramatisch falent.
Het zal 19 Februari een feestdag zijn voor
de kunstenaars-familie de Vos-Poolman. Ook
voor de velen, die kunstenaar en kunstenares
waardeeren.
J. H. RöSSiNO
. zegt gedragen"
nemingvan het
rhythme, zeheeft muziek'
in het zeggen. Schoon
: blonken alle drie deze
eigenschappen uito.a.
Januari 1.1. in het zeg
gen der ref van
Klarissen, de! zoo
genaamde Zwarte
rei" in Vondels
Gysbreght". Met
deze manier van zeg
gen, met deze kunst
volgt zij onmiddelijk
haar moeder en zet
de traditie voort van
de wèl-zeggenskunst
der vroegere
artistengeneraties. Als mo
dern mensch is mevr.
Aug. Poolman niet
bij het verleden blij
ven staan, zij behoort
ook tot de meest
hartstochtelijke
volgsters van het nieuwe,
van de stemmings
kunst, van het intie
me. Als zij die be
oefenen kan, is ze in
haar kracht. Daarom
zijn de jaren, die
zij aan den
TivoliSchouwburg te
Rotterdarh.oridér directie
van Jan C. de Vos
en Wïllem van
Korlaar heeft doorge
bracht, hare beste en
gelukkigste jaren ge
weest. Daar heeft zij
o. a. als Marie in v.
Nouhuys'
Goudvischje", als Eve in
Couperus' Noodlot"
in samenspel met Jan
C. de Vos en Willem
Royaards het hoogste
in de
intieme-enstemmingskunst bereikt. Mev. Aug. de Vos-Poolman, de heer Jan C. de Vos en hun zoon Jan
?miMtinliiliiiiMiiiiiiMiiHiiiiimiiiiimiiiii
grond, of in het portret No. 5, de kleur niet
uit de verf is ontbloeid.
Al heeft nu van Rysselberghe somwijlen
als in het Stilleven. No. 59 een hevige
en gloedvolle kleurwerking bereikt, het komt
me toch voor dat de. gematigdheid van
coloristische effecten meer naar zijn aard is.
Hij heeft bovenal een neiging voor de teedere
nuanceeringen van een verwelkende of wel,
bestorven kleur. Het hierboven aangeduide
Aquarium, de tapijtstoffen of gebloemde kus
sensopzijn portretstukken,kunnen het
hieraanschouwelijk maken.Ook uit zijn figuurstukken
en de naakten blijkt het.
In de lichtpartijen kan soms de factuur
niet alleen wat zwaar en hortend, maar ook
de kleur kalkachtig zijn, wat men noemt ge
stopt : maar bij de halftinten, bij de in reflexen
omspiegelde schaduwpartijen, is zijn gedis
tingeerd kleurgevoel 't meest in zijn element.
In het groote schilderij l'heure du bain is de
_ voorste figuur, op den rug gezien, met
de onnaspeurbare doorwemeling van ver
scheiden kleurtoetsjes volgens het
divisionneer-systeem, een toonbeeld van doorwrochte
schildering; zoo ook is de Buste de femme
roüsse. uitnemend onder veel andere naakten
om de gave uitdrukking van gebroken toch
kleurrijke tinten, het subtiele spel van reflexen
dat, de accenten van licht en schaduw ver
nietigend, een voorwerp schier lichameloos
kan doen schijnen. De landschappen hebben
over 't algemeen, wat veelal de producten
van pointilleer- of divisionneer-methode eigen
is, gemis aan gestrektheid gelijk de inte
rieurs aan diepte of atmosfeer te kort hebben.
De opmerkzaamheid wordt te zeer bezig ge
houden bij de afzonderlijke waarden, trach
tend _iedere kleurzelfstandigheid te
scruteeren, om de lijnen vrijuit te doen verschieten
in de gestrektheid der terreinen. Zoo voelt
men in het overigens waardevolle landschap
! bij Bormes, met den boom in het midden,
toch bovenal de samengesteldheid, zonder
den indruk van het wijdsche te ontvangen.
Tonalistische schilderkunst eigent zich er
meer toe om de illusie van uitgestrektheid
, of ruimte te verwekken, tenzij de plein-air
j uitdrukking door een onderschraging van het
lijnen-spansel in een meer epischen vorm
gegeven wordt, als in de landschappen van
l Vincent van Gogh. Waar ginds geresumeerd
i wordt in tinten, geschiedt dat hier in lijnen.
De toepassing van kleuren als afzonderlijk
heden, maar zoo geschikt dat uit hun
wisselwerkende actie resulteert de trilling van.het
kleurleven zelf, eischt een strak aangehouden
analytische waarneming, waarbij het ge
zicht van de gebondenheid der vormen
verzwakt, soms geheel teruggedrongen wordt.
De teekening1 wordt dan, onwillens, het
secondaire deel.
Het wil me wel eens voorkomen, dat Van
Rysselberghe niet is uitgegroeid in de richting,
het meest overeenkomstig zijn waren aanleg.
Dat hij zich,met zijn zeker aanmerkelijk boven
het middelmatige uitstekende begaafdheden,
heeft aangepast aan de beginselen van een
beweging uit den tijd zijner eerste ontwik
keling. Ik bedoel, dat zijn kunstenaarsaard
meer geneigd is naar den adel van de lijn
dan naar den gloed van de kleur, dat eerder
Ingres dan Delacroix zijn ware patroon
heilige kon zijn. De naaktteekeningen vielen
me nu niet in alle opzichten mee, en van vele
lijnen mocht men van een bekwaam en de
vormen fijn-keurenden teekenaar, als Van
Rysselberghe is, meer spanning in de wending
ensubtieleraccentueeringen verwachten. Maar
ze toonen toch niet alleen zijn
uitdrukkingsmacht met ruime vaste lijnen, maar ook, of
liever daarmee, zijn uitgelezen vormbegrip,
zijn voorname opvatting van een figuurhou
ding, die soms aan de klassieke kunstorde
doet denken. (Misschien wel dat even téveel
ze door een academische opleiding gekweekt
lijkt). En dan munt hij vooral uit in de uit
beelding van het vrouwelichaam, waarvan
de welig verglijdende en-welvende plastiek
als in een statigen vloed van lijnen en
onduleerende bewegingen gegeven wordt.
Maar de plastische '[uitbeelding begeeft
zich soms in een wat onzuivere idealiseering
der vormen. Het modelleeren van rondende
vlakken streeft dan naar de gaafheid van
het relief, dat meer aan een marmeren beeld
dan aan het trillend leven eigen is. Dit lijkt
me een inconsequentie tegenover het.
schilderwerk,dat een zuivernaturistische strekking
heeft,?een onvereenigbaarhèid van de
prachtlievendheid bij den teekenaar en bij den
schilder. Is misschien bij dezen kunstenaar
de vormlievende te zeer verloochend door
den colorist, die van Rysselberghe voor
mij toch niet in eersten aanleg is.
Zoo is onder de portretten jwst, om de
houding, de gesteldheid der vormen, om den
stijl der teekening kortom, een der allerbeste:
Portrait de Mm E. L. (No. 1). De schraalheid
van leest die deze gedaante kenmerkt/werd,
door een strenge doch lenige uitbeelding,
tot eene voorname rijzing van vormen
geidealiseerd.
Het geheele werk van Van Rysselberghe
maakt den indruk, dat het ontstond onder een
beschaafde leiding,resultaat van bezonnenheid
en smaak. Het toont de toepassing van eigen
gevonden formules. Het is beleidvol en fijn
zinnig. Maar, het mist ook juist den fieren
uithaal, het plots overstelpende, het Open
barende. Het troont zachtjes mee naar
waardeenng en bewondering zelfs, maar de over
rompelende macht van het geniale gaat er
niet van uit.
W. STÏ-:F.NIIOI-T
Tooneelcauserieën
GIJSBREGHT VAN AEMSTEL
HIJ HET TOONEEL"
De zeden worden zachter! Nog zoolang
niet geleden, onder voorwenden dat ze het
op de slemp gemunt hadden in den foyer
en op het nieuwjaarsvers van Pieternel, ging
de Amsterdamsche Burgerije den Gijsbreght
zien, maar in waarheid was 't uit verborgen
bloedlust, in waarheid, gelijk ik uit de
beste bron heb, kwamen zij daar, na
diner, om de scène van den inyal in
het klooster (door 4e Leurs voorgangers
realistisch" verbeeld), waar men met
stoombarkassen den bloedvloed der nonnekens
doorploegde en Dtederick van Haerlem aan
zijnen degen met de lieve darmkens slingerde
als wiegelende serpentines, zoodat zij om
de halzen der stalles-abonnés verward
raakten. Maar dit prikkelende tooneel, dat
vader Vondel, gelooven wij, nimmer aldus
bedoeld heeft te scheppen, is sedert vele
jaren met die darmkens uitgeschakeld," en
het ouderwetsche Amsterdam mocht zich al
door de weekhartigheid der nieuwere tijden
tedeLeurgesteld voelen, zijn bloedlust en
rillerijliefde verloren er aan.
De voorwaartschégang van zachtzinniger
perioden (hoort de bazuinen van den voor
uitgang!) was niet te keeren, de ethische
richting overwon, na menige Koloniale, ook
de Kon. Vereeniging, en meteen ging...
geen mensch meer naar den Gijsbreght,
dan om zich ieder jaar weer dieper in
te prenten, dat het, de slemp niet meege
rekend, een ellenlang en onuitstaanbaar
Amsterdamsch spektakel was.
Totdat Royaards kwam. Hij zeide Veni,
Vidi, Lensvelt, en gansch de wereld, Roomsch
en nog-niet-Roomsch, stroomde toe.
Ik heb dit speV nu nmaal en daarna
tweemaal bij Willem Royaards gezien, en
ik leg met volle overtuiging aan Willem
Royaards' voet den grootsten krans van
hulde neder, dien ik tot heden in de
bloementuinen van mijn (ach, van nature oneer
biedig) respect gegaard heb.
Daar ligt de krans dan!
Royaards, gij zijt wel een nieuw geluid
geworden in ons tooneelleven! Ik zie u
gaarne op den zegewagen met lauwer om
kranst. Sapristi, gij hebt zooveel gedaan om
alles weer te bederven, gij hebt zoo
veelte-wefnig nagelaten, dat ik het bejammeren
moet, en het is een gemakkelijke doch wel
eens kriegel-stemmende wetenschap, dat gij,
nu als een Tartarenvorst, dan als een
gewone ramscher, her en der uw Schoonheid
hebt bij elkander getast, maar, wat
drommel, bij schokken en lichtblitsingen
kwam het nieuwe dan toch aan den horizon !
Lensvelt, Royaards' meest te prijzen mede
werker, heeft een magistrale reeks van
tafereelen gebouwd: monumentale
lijn-en-kleurverbeeldingen van Vondels drama (si drame
il y a). Nel Bronger, kunstenares der
costumeering, straks in Molière nog
weelderigLouis XIV, elders smart-English, nu, in
Vondel, vroom-middeleeuwsch en
eenvoudigpronkvol, Nel Bronger volge hem in roem!
Zij beiden schiepen den stijl van het gewrocht.
Jan Musch en Royaards zeiden schoone
verzen, en men kon zich alles bijeen, met
deze voorstelling wel denken hoe ccne vol
maakte wezen zou. Dit is 'zeker het beste
waartoe de menschelijke kennis reikt, als
de hooge directie (regie) ontbreekt en het
stukken geldt als zulk een! Wij konden
dus ons tenminste voorstellen eene vol
maakte representatie ... Definitief bleek nu
meteen het failliet van Gijbreght als drama,
zoo wilde ik maar zeggen aan den
hooggeachten heer Simons! Niet op de pijn
bank der Inquisitie immers, noch voor het
schoonste paar oogen (what is in an oath !)
j geef ik ooit toe, dat dit zeer machtige"
gedicht iets anders is dan, voor ons
twintigste-eeuwers, eene
vergissing-op-deplanken, geënsceneerd: eene
nuitstaanKoningin fAlexandra van Engeland bezig de vlag te hijschen op de Terra
Nova". Tegenover haar, op de verhooging, staat de Zuidpool-ontdekker kapi
tein Richard F. Scott, wiens tragisch einde dezer dagen gemeld is.
baarheid, om van te geeuwen! om ervan
te trappelen! om er haastig vandaan te
loopen!
Joost van den Vondelen is onze grootste
lierdichter, in en buiten het Vondelpark, en
ik feliciteer u, geachte Heer lezer, hem te
bezitten. Ook ik ga groot op hem. Ook ik ben
trotsch, /.ij het met andere voorzaten, zijn
landgenoot te wezen. Maar in het ,,drama
tische genre' is hij als... zeg: een gewezen
minister, oude oom, die in een verbazend ge
wiekst milieu te onpas lange verhalen doet.
van vroeger her, van vór Heemskerk Sr.
b.v., verhalen, waar geen der aanwezigen
weg mee weet. Hoe is het mogelijk, dat
iemand zóverblind raakt dit
tooneelstuk opvoerbaar te heeten! Het begint met
een exposéals uitvoerige inleiding, en het
verloopt langs zeer lange lijnen van gelei
delijke inleiding en uitleiding van expose's
om er geen eind aan te breien. (Een Engel
volvoert dit laatste ten slotte!) Hande
ling" is hier en daar ingelascht, als met
ironische bedoeling!: Wie Rooyaards
Gijsbreght na het verhaal van den bode,
eindigend met een niet onvermakelijk advies
urn te handelen, door dezen knecht aan den
luisterenden en niet handelenden
krijgsvoogd gegeven, plotseling bei zijn beenen
ziet opnemen en ten strijde gaan, die heeft
gevoeld, dat hier niets . .. zelfs niet buiten
Royaards' realisme, te redden valt, en dat
de Gysbreght" behoorde te heeten niet
Gysbreght", maar bv. het zeer ellenlange
gedicht van den krijgshaftigen zwam-neus.
Laat ik den naam, zoo hij uwe Aesthesis
kwetst, voor beter geven!
LENSVELT is het schoonst in het
monumcntaal-martiaal ontwerp van Aemstels
buitenwal, waarin Royaards zich vertoont als
een held. De harmonie der schikkingen van
lijn, van kleur, van staan en gaan der figuren
is tot eene bijna-volkomenheid geworden.
De eenvoudige versgolving past zich daarbij
aan. De realiteit, tijdelijkheid, heeft hier
zichzelve verlaten en is zoo ik het niet
te verheven zoek verheven tot eene
breedlevende blijvendheid.
Het zwakst is Lensvelt in het decor van
ozewijns kapel: Dit is bijna een bidprentje,
door de kleinheid der verhoudingen. Dit
werd te knus. Hier is gepoogd de kerkramen
niet aan te geven, maar weer te geven. Dit
werd Roomschheid van een beeldenwinkel.
Zalmans gedragen zangstem deed nu en dan,
een paar seconden, het verknittelde van de
te zoete voorstelling vergeten....
ROYAARDS, met veel begrip, heeft nu bij
regen en zonneschijn een half
menschenleven in verzenzeggen zich geoefend. Hij
mist de natuurlijker-dooTleefde en
breedergeplooide voordracht van Musch, Nederlands
besten verzen-leeuwerik. Royaards is te
neenvoudig van binnen, Royaards vergeet
nooit zichzelf, en zoo wordt wat kinderlijk
kon wezen bij dezen man even kinderachtig,
wat vroom kon wezen even lijzig, wat
teeder kon wezen even week. Hij kijkt aldoor
naar zijn stem ! Gijsbregt spreekt van zijn
tranen tot Gozewijn, maar de acteur Royaards
verliest daar dan ook meteen het held
haftige, dat immers geen zelfbespiegeling
duldt, en hij doét daaraan zelfbespiegeling,
want (Charivarius wend u af!) hij kijkt naar
zijn tranen ! O, als men maar weet hoe,
het is mogelijk held te zijn met een
traan in 't oog! Ook Achilles weende, de
geweldige. Een philoloog, die reserveofficier
was in het Pruisisch leger, heeft de plaats
bij Homerus, waar dit vermeld staat, wel
apocrief" genoemd (op grond van de on
dankbaarheid dat zelfs een Duitsche jonge
luitenant tranen vergieten zou"), maar die
philoloog heeft het mis gehad, zou ik zeggen.
Men kan weenen zonder slaphartigheid of
flauwvallende stem. In vreugde, als tegen
over Badelochs vreugde, was Royaards het
best; dan kwam, door zelf-bewondering
niet gehinderd, een zuivere triomf in zijn
geluid, dan domineerde hij vaak door volheid
van begrip en schoone uitbundigheid. Hoe
men over Royaards oordeele, in begrip over
treft hij, met Musch, verre de anderen.
MEVROUW ROYAARDS?SANDBERG wordt
veel geprezen. Ik doe het ook, maarniet hare
stem noch hare tooneelkunst. Ziehier een
actrice, die om zoo te zeggen niets van binnen
uit heeftenzeerzorgvuldigaangeleerde kunst
vaardigheid ten toon spreidt met niet aan
wezige middelen van plastiek en van orgaan.
Zoodra zij boven heur onvariabele, gescan
deerde klachten uitkomt (een trillende, hape
rende film gelijk), gaat een gescheurde toon
als van gebarsten.glas de zaal door: soms
onaanhoorbaar gefausseerd.
Jonge meisgjens, zoo eene liefelijke fee u
uitnoodigt wat te wenschen", en gij haakt
naar glorie, vraagt dan een schouwburg
directeur tot man, gij zult alle denkrwre
hoofdrollen spelen op de helverlichte
pranken, ook die, welke niet voor uw dillettantige
talentjes geschikt zijn. Soms zie ik, in mijn
schoone uchtenddroomen, want ik heb dik
wijls schoone uchtenddroomen, een lichten
geopenden hemel van tooneelroem, en een
Servische boeren, te Belgrado aangekomen om navraag te doen naar het lot
van hun zoons