De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1913 2 maart pagina 1

2 maart 1913 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

Zondag 2 Maart Aó. DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Mr, H. P. L. WIESSING Abonnement per 3 maanden /l. 50, fr. p. post/ 1.65 Voor Indië per jaar, bij vooruitbetaling mail 10 Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . . 0.12'1 UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM Advertentiën van 1 5 regels / 1.25, elke regel meer . . Reclames, per regel . . ?0.25 n in . . 0.40 INHOUD Blz. l: Hessel Jongsma: Het Leger des Heils, 1 2: F. M. K.: Japan. Red.: Moederbescherming. -^ Feuilleton door J. Everts. 3: Bernard Canter: Slavernij der Verpleegsters. Margaretha Kalff over De vrouw en de naaste toe komst door W. L. George. 5: N. Mansfeldt-de W. H.: Tutti Frutti. De Aigrette. Allegra. E. Heimans : Katjes. 6: J. H. Rössing over Helmers' eeuwfeest en over een Spotprent op de Regenten van den Amst. Schouw burg 17e eeuw. Teekeningjean Richepin. Afbeelding Chineesch muntbillet. 7: W. Steenhoff over J. Speenhoffs schilderijen. Mevrouw Bosboom contra de Tijdspiegel over mevrouw BosboomToussaint. Teekening: Amerikaansche kunstzin: The composite Beauty. Matthijs Vermeulen over de Gysbreght" bij Royaards, met muziek van dr. Alphons Diepenbrock. 8 : Charivari. 9 : Fin. Kroniek door v. d. M. De goud-pro ductie in de Oudheid en in onzen tijd door v. d. S. 10: Ingezonden over Vrije Huwelijken door H. J., antw. Red.; over Het onecht kind door J. F. van Zwet. Damspel. //.? Schaakspel. Plaat van Joh. Braakensiek over het autobanditisme in Mexico. " Bijvoegsel: Johan Braakensiek over het drie eeuwen regeeren van het Huis Romanow in Rusland. Het Leger des Heils Ongeveer een jaar geleden verscheen van de hand des heeren G. Schuilwerve een brochure Succesjacht, de vloek van het Leger des Heils". Ofschoon in dit geschriftje ernstige beschuldigingen werden gericht tot de leiding van het Leger des Heils in Nederland, en de schrijver, eer vriend dan vijand van het Leger, zeer goed gedocumenteerd was, ging de groote pers (alle dagbladen hadden een ex. der brochure ontvangen) dezen aanval niet alleen zonder commentaar, doch zelfs met een absoluut stilzwijgen voorbij. Nu is het voor dagbladen, die zich telkens weer beschikbaar stelden voor smeek beden om geld voor de Kerstmisuitdeelingen, die niet anders en liever deden, dan het L. d. H. roemen en ophemelen, wel een weinig hard, van een dergelijke bestrijding gewag te maken, vooral waar zij het. Leger geheel af hadden moeten vallen, wanneer de zaak volledig onder zocht ware, wat toch de taak der serieuze journalistiek mag genoemd worden. Alleen de N. R. Ct gaf een tamelijk volledig uittreksel uit de brochure, ter wijl verder slechts hun aandacht schonken aan deze hoogst belangrijke en openlijke beschuldiging: De 's Gravenhaagsche Kerkbode, De Blijde Wereld, De Gooilander, Nederlandsche Kerkbode, Prov. Gelderlandsche en Nijmeegsche Courant, Zondagsbode, Bijblad v/h Geïllustreerd Volksblad voor Nederland (bijna alle dominees-bladen"), De Zeeuw en N. Pro vinciale Groninger Courant. Bijna al deze organen (illuster zijn de namen helaas niet) vallen den heer Schuilwerve bij, alleen de Prov. Geld. en Nijm. Ct. waagt het niet in dit geding partij te kiezenT', terwijl de N. Prov. Gron. zegt: Wij zullen afwachten, wat door het Leger tegen deze bezwarende getuigenissen van den heer Schuilwerve wordt ingebracht". Het Leger heeft echter in 't geheel niets tegen de beschuldigingen van den exstafkapitein ingebracht, en zekerlijk niet uit een hooghartigheid van trotsche allure, doch omdat het zwak stond. In zijn inleiding vatte de brochureschrijver als volgt zijn beschuldiging samen: Het komt geen oogenblik in me op om de leiders van het Leger van oneerlijkheid te verdenken in dien zin, dat zij zich per soonlijk verrijken - zouden. Ik heb geen enkelen grond om dat aan te nemen en geloof dat ook absoluut niet. Maar wel beweer ik, en ik heb meer bewijzen daar voor dan ik in de volgende weinige blad zijden geven kan, dat de wijze waarop het geestelijk werk beheerd wordt, oorzaak is van den slechten toestand er van en de groote financieële tekorten daarop, welke- tekorten gedekt worden met geld, dat zó<V gekollekteerd wordt, dat het pu bliek meent te geven voor het maatschap pelijk werk. Terwijl ook dat maatschap pelijk werk bijlangena niet zoo is, als men naar buiten doet voorkomen. Ook hier weer is de succesjacht waarover verder meer oorzaak, dat financieële belangen gaan boven die van de menschen die geholpen worden". Terwijl ik uit de brochure zelf nog deze pertinente, onomwonden aanklacht wil citeeren (pag. 9): (Men staat machteloos, terwijl men ziet): Dat men van jonge, onervaren officieren eischt, dat hun korps zelfonderhoudend is. Ze preeken de menschen de zaal uit en kollektceren dan maar voor huur, salaris, enz. ten bate van de verlorenen", die ze niet eens bereiken. Maakt het korps dan nog schuld, dan is de Nationale Aanvrage er goed voor. En ieder die de brochures leest, welke bij die gelegenheid worden verspreid, (zie het boekje van den Heer Landréin 1911, en dat van Nellie in 1910) krijgt den indruk dat gevraagd wordt voor het Maatschappelijk Werk. En slechts een zeer klein gedeelte van het geld wordt voor dat werk gebruikt. Zoo gaan de leiders in leugenachtigheid voor!" * * * Voor ik deze beschuldigingen nader bespreek en ze toets aan de ervaringen, die ik door interview en onderzoek zelf van het Leger heb, is het noodzakelijk een kort overzicht te geven van het Leger des Heils, in het stadium zooals het zich thans in ons land vertoont. Zijn naam dankt deze instelling aan den militairen vorm van organisatie en wij treffen, als in elk leger, dan hier ook aan officieren en soldaten, doch de officieren zijn hier de eigenlijke werkers, zij die zich zonder voorbehoud geheel aan den Legerarbeid gegeven hebben en er naast geestelijke voldoening ook hun (dikwijls schamel) dagelijksch brood moeten vinden. De soldaten (ook nog weer naar rang ingedeeld) zijn evenals de zoogenaamde plaatselijke officieren" gewone burgers, die tot het Leger des Heils bekeerd zijn en het nu in vrijen tijd steunen door het verkoopen van lectuur, het opluisteren van bijeenkomsten, enz. De leerstellingen" kent nog geen vijf procent dier bekeerden", het eenige wat zij weten is gered te zijn door Jezus' bloed en op weg naar den hemel". Door zijn officieren nu laat het Leger in ons land tweeërlei arbeid uitvoeren: het geestelijk werk en het maatschappelijk werk. Heeft het laatste een sociale tendenz, moest die in ieder geval hebben, het eerste bedoelt niets anders dan de bekeering van zondigen en verlorenen (allen, die niet de godsdienstige principes van het Leger onderschrijven) tot het plegen van deemoed en onderwerping aan de legerstellingen, welke zijn: 1. Wij gelooven, dat de Boeken des Ouden en Nieuwen Testaments geschreven zijn onder de ingeving van God, en dat zij de eenige Goddelijke wet des geloofs en des Christelijken levens vormen. 2. Wij gelooven, dat er een ctinig God is, Die geheel volmaakt is, de Schepper, Onderhouder en Bestuurder van alle dingen. 3. Wij gelooven, dat er drie personen zijn in de Godheid; De Vader, de Zoon en de Heilige Geest, onverdeeld in wezen, gelijk in macht, in heerlijkheid en alleen waard te aanbidden. 4. Wij gelooven, dat in den persoon van Jezus Christus de Goddelijke en menschelijke naturen vcreenigd zijn, zoodat Hij waarachtig God is en tevens waar achtig mensch. 5. Wij gelooven, dat onze eerste ouders geheel rein geschapen waren, maar dat zij door hunne ongehoorzaamheid hun rein heid en geluk verstoord hebben, en dat tengevolge van dien val alle menschen zondaars geworden zijn, geheel en al be dorven en als zoodanig blootgesteld aan Gods toorn. 6. Wij gelooven, dat de Heer Jezus Christus door Zijn lijden en dood een volkomen verzoening gewrocht heeft voor de geheele wereld, zoodat, wie maar wil, gered kan worden. 7. Wij gelooven, dat berouw voor God, het geloof in onzen Heer Jezus Christus en de wedergeboorte door den Heiligen Geest noodzakelijk zijn tot zaligheid. 8. Wij gelooven, dat wij uit genade gerechtvaardigd worden door het geloof in onzen Heer Jezus Christus, en dat hij, die gelooft, in zichzelven door den Heiligen Geest de getuigenis heeft, dat hij gered is. 9. Wij gelooven, dat de Heilige Schrift niet alleen onderwijst, dat men, om in Gods Gunst te blijven, volharden moet in het geloof en de gehoorzaamheid aan Christus, maar tevens, dat het mogelijk is, dat diegenen, die werkelijk bekeerd zijn, weder in zonde vervallen en daardoor voor eeuwig verloren gaan. 10. Wij gelooven, dat alle geloovigen het voorrecht deelachtig kunnen zijn om geheel en al geheiligd te worden, en dat hun geest, ziel en lichaam onberispelijk bewaard kunnen worden tot de toekomst van onzen Heere Jezus Christus; met andere woorden: wij gelooven, dat na de bekee ring nog overblijfselen der zonde in het hart der geloovigen gevonden worden, die wanneer ze niet door de Goddelijke ge nade weggenomen worden, de daad der zonde voortbrengen, maar dat deze kwade neigingen geheel en al verwijderd kunnen worden door den Geest Gods en dat het hart, aldus door God volkomen gereinigd van al wat tegen Gods wil is geheel geheiligd niets anders dan vruchten des Geestes voortbrengen zal. En wij gelooven, dat personen, die al dus geheel geheiligd zijn, voor Hem onbe vlekt en onbestraffelijk kunnen bewaard worden door de kraeht Gods. 11. Wij gelooven in de onsterfelijkheid der ziel, wederopstanding des vleesches, een algemeen oordeel aan het einde der wereld, de eeuwige gelukzaligheid van de rechtvaardigen, de eeuwige straf der goddeloozcn. Het is hier niet de plaats om na te gaan hoeveel schade het L. d. H. door de verbreiding van dergelijke geloofs artikelen toebrengt aan de vrijmaking en ontwikkeling van ons volk. Eigenaardig is zeker wel, dat de kerk, in 't bizonder de orthodoxie, aan welker macht toch anders niet gemakkelijk een deel harer traag-denkende aanhang ontglipt, in het Leger een gevaarlijken concurrent ziet, niet zoozeer om de populariseering van haar onaantastbare geloofsdogma's, als wel omdat het Leger school gemaakt heeft in het bekeeren, in het zielen winnen". Dit is voor ons aanwijzing genoeg op welk terrein het L. d. H, zich met zijn geestelijk werk beweegt. Ter wille van een goed overzicht zij nog opgemerkt, dat het geestelijk gedeelte van het Legerwerk wordt uitgevoerd door de zoogenaamde corpsen, welke men over het geheele land verbreid vindt, zoo in Amsterdam tien, in den Haag drie, in Rotterdam zeven, enz. De corpsen zijn vereenigd in divisies: Kweekschool divisie (omvat alleen Amsterdam), Centraal-divisie (hoofdkwartier den Haag), Zuider-divisie (hoofdkwartier Rotterdam), Noorder-divisie (hoofdkwartier Gronin gen) en Ooster-divisie (hoofdkwartier Zwolle). * * * Het maatschappelijk werk zal in mijn beschouwing een ruime plaats innemen, niet alleen omdat het Leger daarin een sociale taak tracht te vervullen en iedere wijze waarop maatschappelijke misstan den en haar gevolgen bestreden worden onze belangstelling heeft, doch vooral omdat het L. d. H. voor deze afdeeling harer verrichtingen immer en immer weer een beroep doet op de financieële be reidwilligheid zijner landgenooten, en lang niet op de minste, wanneer men weet, dat van clericale zijde hoegenaamd geen steun voor het Leger is te ver wachten. Het L. cl. H. moet, naar zijn eigen mctning, wel bizonder voortreffelijk zijn maatschappelijke taak vervullen, dat het in boekjes, tijdens de Nationale Aanvrage verspreid, in kranten, en overal waar het maar publicatie kan vinden, zijn lof doet uitbazuinen, steeds gevolgd door nog dringender verzoeken om steun aan men schen, die voor het groote deel wat levensbeschouwing betreft van het Leger des Heils ten ecnenmale verschillen, zoo niet beslist zijn tegenstanders zijn. Mijn bezoeken aan de verschillende inrichtingen van het Leger des Heils hebben mij echter de pertinente over tuiging gegeven, dat er niet alleen een profane en misleidende succesjacht plaats vindt, doch dat tevens, en dat is de quintessence: geld voor maatschappelijk werk gegeven, gecollecteerd, gebedeld, wordt ^aangewend om de tekorten van het geestelijk werk te dekken en om eene omvangrijke organisatie van officieren te onderhouden, die allen gehuisvest, gekleed en gespijzigd moeten worden en daartegenover zoo goed als geen baten voor de gemeenschap kunnen stellen f Het maatschappelijk werk is tweeërlei: maatschappelijk werk onder vrouwen en kinderen" en maatschappelijk werk voor mannen". Het maatschappelijk werk onder vrouwen en kinderen kan van heel diep ingrijpende beteekenis zijn, omdat het in zijn afdeelingen reddingswerk" en barmhartigheidswerk" zich beweegt op het gebied van zedelijkheid, kinderver zorging en armenzorg. Tot de afdeeling reddingswerk" behooren: de reddingshtiizen, waarin ondergebracht worden de zoogenaamde gevallen" meisjes en zij die het zouden kunnen worden; het moederluiiy, waar gevallen" en daar door moeder geworden meisjes worden opgenomen; liet meisjeshuis en hety'o/zgenshnis. Het werk der barmhartigheid, evenals het reddingswerk schijnbaar louter Om Zijnentwil" (?For His sake") uitgeoefend, vindt zijn steunpunten in de barmhartigheids- (of naar het Engelsche voorbeeld slum"-) posten, die in de volgende steden werden opgericht: Am sterdam, Arnhem, Dordrecht, Groningen, 's Gravenhage, .Haarlem, Utrecht (2) en Rotterdam. Ook het maatschappelijk werk onder mannen kan zeer belangrijk zijn, daar het in naam den strijd aanbindt tegen werkloosheid, dakloosheid, armoede en honger. In de indnstriecle tehuizen van het Leger vinden opneming mannen, die voedsel en onderdak wenschen in ruil voor te verstrekken arbeid" en die verder nog aan enkele nader te bespreken voor waarden moeten voldoen; de werkver schaffing (iets geheel anders dan de inrichtingen waarvan ze misleidend den naam leende) is een doorgangshuis" voor het industrieel tehuis; de landkolonie, gecombineerd met tehuis voor ont slagen gevangenen, wil de reclasseeringsarbeid bevorderen, terwijl verschillende Iriïels, metropools, enz., voedsel en onderdak verschaffen, echter uitsluitend tegen betaling. 'Voor ik het maatschappelijk werk in een volgend artikel aan een nadere critiek onderwerp, wijs ik alvast op de onsmakelijke misleiding, waaraan het Leger zich schuldig maakt, wanneer het zijn maatschappelijke inrichtingen op somt. Het geeft op te bezitten (zie o.a. opgaven in de veldstaten"): l Landkolonie, l Tehuis voor ontslagen ge vangenen, 2 Kosthuizen, 5 Industrieele Inrichtingen, l Afz. Werkplaats, 2 Werk verschaffingen, 3 Voedsel-depöts, 4 Hotels, 2 Inrichtingen voor vrouwen en kinderen, 2 Toevluchten, doch het Tehuis voor ontslagen gevangenen en de Landkolonie is n, Inrichtingen voor vrouwen en kinderen en Toevluchten zijn n, Voedsel-depots en Hotels zijn n, Kosthuizen en hotels zijn n, Inrichtingen voor vrouwen en kinderen en Hotels zijn n, enz. Door dit bcdriegelijk donbleeren" en tripleeren", o.a. overgenomen in aanvrage"-boekjes, wekt hei Leger met voorbedachten rade een indruk van macht en verbreiding, die het niet toekomt, doch het niet te versmaden voordeel meebrengt, dat een op 't oog zóge weldige organisatie ook belangrijke steun kan erlangen! Wanneer ik straks minder vriendelijke dingen ga zeggen over de wijze, waarop het L. d. H. het geld, voor maatschap pelijk werk, in ieder geval voor armen en behoeftigen gegeven, besteedt, refereer ik mij steeds aan de uitspraak van den heer W. Ridsdel, Commandant van het Leger des Heils in Nederland, dien ik eenige keeren uitdrukkelijk heb doen herhalen (in een onderhoud op 29 Maart 1912), dat iedere cent voor een bepaald doel gegeven, voor dat doet alleenlijk wordt aangewend." Naar aanleiding van de brochure van den heer Schuilwerve heb ik het Hoofd kwartier bezocht en vond daar al dade lijk een van zijn meest effectieve be schuldigingen bevestigd. Sinds jaren lang is het de gewoonte", zei mij de financieële secretaris, de heer B. Vlas, dat de Divisie-officieren (dat zijn de leiders van de divisie's) 10 pCt. krijgen van de Nationale Aanvrage, om loopende uitgaven te bestrijden, en de corpsen 10 pCt. van wat ze zelf opge bracht hebben (door collecte, H. J.) De 10 pCt. van de Divisie-officieren wordt gewoonlijk geheel gebruikt voor de af betaling van huurschuld." De huurschuld, die niet floreerende, uitsluitend \\t\.geestelijk werk beoefenende corpsen, gemaakt hebben, wordt dus be taald uit 'fondsen, die, naar de wijze van aanvragen, voor het maatschappelijk werk bestemd schijnen d.i. voor dakloozen, gevallen" meisjes, ongehuwde moeders, "armen, behoeftigen, ontslagen gevangenen, enz. Wanneer men nu weet, dat van een Nationale Aanvrage, die ?32707.02 opbracht, (balans 1910?11) volgens diezelfde balans slechts ? 4000 werd bestemd voor het maatschappelijk werk, (tenminste geboekt onder credit, wat bij het L. d. H. nog iets anders is dan aanwenden) dat de industriecle tehuizen, goedkoope kosthuizen en Landkolonie winst maakten, doch dat onder debet (van maatschappelijk werk!) werden geboekt o.a. Huur en belasting Hoofd kwartier, Giften aan officieren, opleidingskosten, enz., dan behoef ik deze manupilaties niet te commenteeren en kan hel geldgevend Nederland den heer Schuilwerve dankbaar zijn, dat hij onder de algemeene aandacht bracht, hoc er geknoeid werd met de nationale aanvrage. Deze Nationale Aanvrage" heette vroeger, naar haar bedoeling, maat schappelijke aanvrage", doch om het geestelijk werk uit dit fonds te kunnen bedenken, zonder al te openlijk in con flict te komen met de waarheid, is deze naam gewijzigd. Men vraagt nu zooge naamd voor het Leger ofschoon in de boekjes slechts het maatschappelijk werk besproken wordt! De inrichtingen van hel L. d. H., welke ik heb bezocht, ieder afzonderlijk te bespreken, ligt niet in mijn bedoeling; ik zal ze in groepen behandelen en spreken van de wijze, waarop de/.e filantropische (!) instelling verricht het reddingswerk, hoe zij de menschen zonder onderdak en hoe de kinderkens behan delt, over wie zij evenals Jezus zonder blikken of blozen zou durven zeggen : Laat de kinderkens tot mij komen", (aan welke bede zelfs verschillende voog dijraden hebben gevolg gegeven). Aan het hoofd van de verschillende inrichtingen, en onder het bevel van de hoofden, heb ik de menschen leeren kennen, die de gevallen" vrouwen steunen en opvoeden, die de kinderen leiden en hun een vader en moeder gelijk zijn, die de ouden van dagen verzorgen en onderdak schenken, en van wier aller bekwaamheid en inzicht, van wier kennis en toewijding het afhangt, of de taak van maatschappelijke reini ging en voorzorg, welke zij verrichten, goed gedaan wordt en naar behooren. Om eenigszins een oordeel te kunnen vormen over de bekwaamheid, de onder legdheid vooral voor de hun toever trouwde taak, is het noociig na te gaan, hoe de opleiding dier vrouwen en man nen geweest is, en hoe zij zich voorbe reid hebben om hun, kieschheid en groote gaven van verstand en gemoed eischer.de, functie in de maatschappij te kunnen vervullen. De opleiding der officieren geschiedt op de kweekschool en daar vinden wij dus de bron van al deze kennis van sociale verhoudingen, van eenvoudige maatschappij-leer, van armenzorg, van prostitutie, van kinderverzorging? Men behoeft maar een weinig ingelicht te zijn over de beschaving, ontwikkeling en opleiding van de Hoofdkwartier officieren, onder \vie een domineesdochter en iemand, die getracht heeft candidaat-notaris te worden, al mee de stevigste grond onder hun voeten hebben, om er zich niet al te zeer over te verbazen, dat een leeraar aan de Kweekschool niet weet waar Breukelen ligt en de leerlingen met een opleiding van vijf maanden (waarvan een groot deel besteed wordt aan collecteeren) aan de eenvoudigste, ja zelfs primaire eischen van ontwikkeling niet kunnen voldoen. Ik wil niet beweren, dat zelfs kundige leeraren in den tijd, voor de opleiding bestemd en dan niet uitsluitend besteed aan bijbelles, spoorboekjes leeren ge bruiken e.d., veel succes zouden hebben, daar de toekomstige verplegers en ver pleegsters onzer uit vele wonden bloe dende maatschappij voor het meerendeel gerecruteerd worden uit loopjongens, dagmeisjes, naaimeisjes enz., die na de lagere school geen onderwijs meer genoten hebben en onder wie er zijn, die dik wijls niet eens goed kunnen schrijven. Het leven maakt, wie er mee in voort durende aanraking komt, rijper en dieper, en zou dus gedeeltelijk het gemis aan op leiding kunnen vergoeden, doch het L.d.H. is een zoo afgesloten coterie, zoo geheel buiten het werkelijke leven staande en de verschijnselen der maatschappij voor een goed deel nog wanend als ze voor twintig jaren zich voordeden, dat er geen sprake is van hel verkrijgen van eenig inzicht in de maatschappelijke verhouding en de oorzaken van de kwalen, die het Leger, in naam althans, mee wil bestrijden. Ik wensch van geen enkelen stand of geen enkele werkzaamheid iets kwaads ie zeggen, doch wanneer ge voor de mogelijk heid slaat, uw dagmeisje, de jongen van P.S., de jongste bediende van uw kantoor, na verloop van betrekkelijk weinig jaren (bijna alle officieren zijn jong!) en, na vijf maanden schoolschc opleiding, aan te treffen in een Reddingshuis als.z-ielverzorgster, later aan het hoofd van een industrieel tehuis c. d., dan zal zeker de beteekenis van dat maatschappelijk werk en de ernst waarmee het verricht wordt in uw oogen verminderen. Dat ik de hoofden der verschillende inrichtingen

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl