Historisch Archief 1877-1940
Zondag 2 Maart
Aó.
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Mr, H. P. L. WIESSING
Abonnement per 3 maanden /l. 50, fr. p. post/ 1.65
Voor Indië per jaar, bij vooruitbetaling mail 10
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . . 0.12'1
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM
Advertentiën van 1 5 regels / 1.25, elke regel meer . .
Reclames, per regel
. . ?0.25
n in
. . 0.40
INHOUD
Blz. l: Hessel Jongsma: Het Leger
des Heils, 1 2: F. M. K.: Japan.
Red.: Moederbescherming. -^ Feuilleton
door J. Everts. 3: Bernard Canter:
Slavernij der Verpleegsters. Margaretha
Kalff over De vrouw en de naaste toe
komst door W. L. George. 5: N.
Mansfeldt-de W. H.: Tutti Frutti.
De Aigrette. Allegra. E. Heimans :
Katjes. 6: J. H. Rössing over
Helmers' eeuwfeest en over een Spotprent
op de Regenten van den Amst. Schouw
burg 17e eeuw. Teekeningjean
Richepin. Afbeelding Chineesch muntbillet.
7: W. Steenhoff over J. Speenhoffs
schilderijen. Mevrouw Bosboom contra
de Tijdspiegel over mevrouw
BosboomToussaint. Teekening: Amerikaansche
kunstzin: The composite Beauty.
Matthijs Vermeulen over de Gysbreght"
bij Royaards, met muziek van dr. Alphons
Diepenbrock. 8 : Charivari. 9 : Fin.
Kroniek door v. d. M. De goud-pro
ductie in de Oudheid en in onzen tijd
door v. d. S. 10: Ingezonden over
Vrije Huwelijken door H. J., antw. Red.;
over Het onecht kind door J. F. van Zwet.
Damspel. //.? Schaakspel. Plaat van
Joh. Braakensiek over het autobanditisme
in Mexico.
" Bijvoegsel: Johan Braakensiek over
het drie eeuwen regeeren van het Huis
Romanow in Rusland.
Het Leger des Heils
Ongeveer een jaar geleden verscheen
van de hand des heeren G. Schuilwerve
een brochure Succesjacht, de vloek van
het Leger des Heils". Ofschoon in dit
geschriftje ernstige beschuldigingen werden
gericht tot de leiding van het Leger des
Heils in Nederland, en de schrijver, eer
vriend dan vijand van het Leger, zeer
goed gedocumenteerd was, ging de groote
pers (alle dagbladen hadden een ex. der
brochure ontvangen) dezen aanval niet
alleen zonder commentaar, doch zelfs
met een absoluut stilzwijgen voorbij. Nu
is het voor dagbladen, die zich telkens
weer beschikbaar stelden voor smeek
beden om geld voor de
Kerstmisuitdeelingen, die niet anders en liever deden,
dan het L. d. H. roemen en ophemelen,
wel een weinig hard, van een dergelijke
bestrijding gewag te maken, vooral waar
zij het. Leger geheel af hadden moeten
vallen, wanneer de zaak volledig onder
zocht ware, wat toch de taak der serieuze
journalistiek mag genoemd worden.
Alleen de N. R. Ct gaf een tamelijk
volledig uittreksel uit de brochure, ter
wijl verder slechts hun aandacht schonken
aan deze hoogst belangrijke en openlijke
beschuldiging: De 's Gravenhaagsche
Kerkbode, De Blijde Wereld, De
Gooilander, Nederlandsche Kerkbode, Prov.
Gelderlandsche en Nijmeegsche Courant,
Zondagsbode, Bijblad v/h Geïllustreerd
Volksblad voor Nederland (bijna alle
dominees-bladen"), De Zeeuw en N. Pro
vinciale Groninger Courant. Bijna al deze
organen (illuster zijn de namen helaas
niet) vallen den heer Schuilwerve bij,
alleen de Prov. Geld. en Nijm. Ct. waagt
het niet in dit geding partij te kiezenT',
terwijl de N. Prov. Gron. zegt: Wij
zullen afwachten, wat door het Leger
tegen deze bezwarende getuigenissen van
den heer Schuilwerve wordt ingebracht".
Het Leger heeft echter in 't geheel niets
tegen de beschuldigingen van den
exstafkapitein ingebracht, en zekerlijk niet
uit een hooghartigheid van trotsche allure,
doch omdat het zwak stond.
In zijn inleiding vatte de
brochureschrijver als volgt zijn beschuldiging
samen:
Het komt geen oogenblik in me op om
de leiders van het Leger van oneerlijkheid
te verdenken in dien zin, dat zij zich per
soonlijk verrijken - zouden. Ik heb geen
enkelen grond om dat aan te nemen en
geloof dat ook absoluut niet. Maar wel
beweer ik, en ik heb meer bewijzen daar
voor dan ik in de volgende weinige blad
zijden geven kan, dat de wijze waarop
het geestelijk werk beheerd wordt, oorzaak
is van den slechten toestand er van en
de groote financieële tekorten daarop,
welke- tekorten gedekt worden met geld,
dat zó<V gekollekteerd wordt, dat het pu
bliek meent te geven voor het maatschap
pelijk werk. Terwijl ook dat maatschap
pelijk werk bijlangena niet zoo is, als men
naar buiten doet voorkomen. Ook hier
weer is de succesjacht waarover verder
meer oorzaak, dat financieële belangen
gaan boven die van de menschen die
geholpen worden".
Terwijl ik uit de brochure zelf nog
deze pertinente, onomwonden aanklacht
wil citeeren (pag. 9):
(Men staat machteloos, terwijl men ziet):
Dat men van jonge, onervaren officieren
eischt, dat hun korps zelfonderhoudend is.
Ze preeken de menschen de zaal uit en
kollektceren dan maar voor huur, salaris,
enz. ten bate van de verlorenen", die ze
niet eens bereiken. Maakt het korps dan
nog schuld, dan is de Nationale Aanvrage
er goed voor. En ieder die de brochures
leest, welke bij die gelegenheid worden
verspreid, (zie het boekje van den Heer
Landréin 1911, en dat van Nellie in 1910)
krijgt den indruk dat gevraagd wordt voor
het Maatschappelijk Werk. En slechts een
zeer klein gedeelte van het geld wordt
voor dat werk gebruikt. Zoo gaan de
leiders in leugenachtigheid voor!"
* *
*
Voor ik deze beschuldigingen nader
bespreek en ze toets aan de ervaringen,
die ik door interview en onderzoek zelf
van het Leger heb, is het noodzakelijk
een kort overzicht te geven van het
Leger des Heils, in het stadium zooals
het zich thans in ons land vertoont.
Zijn naam dankt deze instelling aan
den militairen vorm van organisatie en
wij treffen, als in elk leger, dan hier ook
aan officieren en soldaten, doch de
officieren zijn hier de eigenlijke werkers,
zij die zich zonder voorbehoud geheel
aan den Legerarbeid gegeven hebben en
er naast geestelijke voldoening ook hun
(dikwijls schamel) dagelijksch brood
moeten vinden. De soldaten (ook nog
weer naar rang ingedeeld) zijn evenals
de zoogenaamde plaatselijke officieren"
gewone burgers, die tot het Leger des Heils
bekeerd zijn en het nu in vrijen tijd
steunen door het verkoopen van lectuur,
het opluisteren van bijeenkomsten, enz.
De leerstellingen" kent nog geen vijf
procent dier bekeerden", het eenige
wat zij weten is gered te zijn door
Jezus' bloed en op weg naar den hemel".
Door zijn officieren nu laat het Leger
in ons land tweeërlei arbeid uitvoeren:
het geestelijk werk en het maatschappelijk
werk. Heeft het laatste een sociale
tendenz, moest die in ieder geval hebben,
het eerste bedoelt niets anders dan de
bekeering van zondigen en verlorenen
(allen, die niet de godsdienstige principes
van het Leger onderschrijven) tot het
plegen van deemoed en onderwerping
aan de legerstellingen, welke zijn:
1. Wij gelooven, dat de Boeken des
Ouden en Nieuwen Testaments geschreven
zijn onder de ingeving van God, en dat
zij de eenige Goddelijke wet des geloofs
en des Christelijken levens vormen.
2. Wij gelooven, dat er een ctinig God
is, Die geheel volmaakt is, de Schepper,
Onderhouder en Bestuurder van alle dingen.
3. Wij gelooven, dat er drie personen
zijn in de Godheid; De Vader, de Zoon
en de Heilige Geest, onverdeeld in wezen,
gelijk in macht, in heerlijkheid en alleen
waard te aanbidden.
4. Wij gelooven, dat in den persoon
van Jezus Christus de Goddelijke en
menschelijke naturen vcreenigd zijn, zoodat
Hij waarachtig God is en tevens waar
achtig mensch.
5. Wij gelooven, dat onze eerste ouders
geheel rein geschapen waren, maar dat zij
door hunne ongehoorzaamheid hun rein
heid en geluk verstoord hebben, en dat
tengevolge van dien val alle menschen
zondaars geworden zijn, geheel en al be
dorven en als zoodanig blootgesteld aan
Gods toorn.
6. Wij gelooven, dat de Heer Jezus
Christus door Zijn lijden en dood een
volkomen verzoening gewrocht heeft voor
de geheele wereld, zoodat, wie maar wil,
gered kan worden.
7. Wij gelooven, dat berouw voor God,
het geloof in onzen Heer Jezus Christus
en de wedergeboorte door den Heiligen
Geest noodzakelijk zijn tot zaligheid.
8. Wij gelooven, dat wij uit genade
gerechtvaardigd worden door het geloof
in onzen Heer Jezus Christus, en dat hij,
die gelooft, in zichzelven door den Heiligen
Geest de getuigenis heeft, dat hij gered is.
9. Wij gelooven, dat de Heilige Schrift
niet alleen onderwijst, dat men, om in
Gods Gunst te blijven, volharden moet in
het geloof en de gehoorzaamheid aan
Christus, maar tevens, dat het mogelijk is,
dat diegenen, die werkelijk bekeerd zijn,
weder in zonde vervallen en daardoor
voor eeuwig verloren gaan.
10. Wij gelooven, dat alle geloovigen
het voorrecht deelachtig kunnen zijn om
geheel en al geheiligd te worden, en dat
hun geest, ziel en lichaam onberispelijk
bewaard kunnen worden tot de toekomst
van onzen Heere Jezus Christus; met andere
woorden: wij gelooven, dat na de bekee
ring nog overblijfselen der zonde in het
hart der geloovigen gevonden worden, die
wanneer ze niet door de Goddelijke ge
nade weggenomen worden, de daad der
zonde voortbrengen, maar dat deze kwade
neigingen geheel en al verwijderd kunnen
worden door den Geest Gods en dat het
hart, aldus door God volkomen gereinigd
van al wat tegen Gods wil is geheel
geheiligd niets anders dan vruchten
des Geestes voortbrengen zal.
En wij gelooven, dat personen, die al
dus geheel geheiligd zijn, voor Hem onbe
vlekt en onbestraffelijk kunnen bewaard
worden door de kraeht Gods.
11. Wij gelooven in de onsterfelijkheid
der ziel, wederopstanding des vleesches,
een algemeen oordeel aan het einde der
wereld, de eeuwige gelukzaligheid van de
rechtvaardigen, de eeuwige straf der
goddeloozcn.
Het is hier niet de plaats om na te
gaan hoeveel schade het L. d. H. door
de verbreiding van dergelijke geloofs
artikelen toebrengt aan de vrijmaking en
ontwikkeling van ons volk. Eigenaardig
is zeker wel, dat de kerk, in 't bizonder
de orthodoxie, aan welker macht toch
anders niet gemakkelijk een deel harer
traag-denkende aanhang ontglipt, in het
Leger een gevaarlijken concurrent ziet,
niet zoozeer om de populariseering van
haar onaantastbare geloofsdogma's, als
wel omdat het Leger school gemaakt
heeft in het bekeeren, in het zielen
winnen". Dit is voor ons aanwijzing
genoeg op welk terrein het L. d. H,
zich met zijn geestelijk werk beweegt.
Ter wille van een goed overzicht zij
nog opgemerkt, dat het geestelijk gedeelte
van het Legerwerk wordt uitgevoerd
door de zoogenaamde corpsen, welke
men over het geheele land verbreid vindt,
zoo in Amsterdam tien, in den Haag drie,
in Rotterdam zeven, enz. De corpsen
zijn vereenigd in divisies: Kweekschool
divisie (omvat alleen Amsterdam),
Centraal-divisie (hoofdkwartier den Haag),
Zuider-divisie (hoofdkwartier Rotterdam),
Noorder-divisie (hoofdkwartier Gronin
gen) en Ooster-divisie (hoofdkwartier
Zwolle).
* *
*
Het maatschappelijk werk zal in mijn
beschouwing een ruime plaats innemen,
niet alleen omdat het Leger daarin een
sociale taak tracht te vervullen en iedere
wijze waarop maatschappelijke misstan
den en haar gevolgen bestreden worden
onze belangstelling heeft, doch vooral
omdat het L. d. H. voor deze afdeeling
harer verrichtingen immer en immer weer
een beroep doet op de financieële be
reidwilligheid zijner landgenooten, en
lang niet op de minste, wanneer men
weet, dat van clericale zijde hoegenaamd
geen steun voor het Leger is te ver
wachten. Het L. cl. H. moet, naar zijn eigen
mctning, wel bizonder voortreffelijk zijn
maatschappelijke taak vervullen, dat het
in boekjes, tijdens de Nationale Aanvrage
verspreid, in kranten, en overal waar het
maar publicatie kan vinden, zijn lof doet
uitbazuinen, steeds gevolgd door nog
dringender verzoeken om steun aan men
schen, die voor het groote deel wat
levensbeschouwing betreft van het Leger
des Heils ten ecnenmale verschillen, zoo
niet beslist zijn tegenstanders zijn.
Mijn bezoeken aan de verschillende
inrichtingen van het Leger des Heils
hebben mij echter de pertinente over
tuiging gegeven, dat er niet alleen een
profane en misleidende succesjacht plaats
vindt, doch dat tevens, en dat is de
quintessence: geld voor maatschappelijk
werk gegeven, gecollecteerd, gebedeld,
wordt ^aangewend om de tekorten van
het geestelijk werk te dekken en om eene
omvangrijke organisatie van officieren
te onderhouden, die allen gehuisvest,
gekleed en gespijzigd moeten worden en
daartegenover zoo goed als geen baten
voor de gemeenschap kunnen stellen f
Het maatschappelijk werk is tweeërlei:
maatschappelijk werk onder vrouwen
en kinderen" en maatschappelijk werk
voor mannen". Het maatschappelijk werk
onder vrouwen en kinderen kan van heel
diep ingrijpende beteekenis zijn, omdat
het in zijn afdeelingen reddingswerk" en
barmhartigheidswerk" zich beweegt op
het gebied van zedelijkheid, kinderver
zorging en armenzorg. Tot de afdeeling
reddingswerk" behooren: de
reddingshtiizen, waarin ondergebracht worden de
zoogenaamde gevallen" meisjes en zij
die het zouden kunnen worden; het
moederluiiy, waar gevallen" en daar
door moeder geworden meisjes worden
opgenomen; liet meisjeshuis en
hety'o/zgenshnis. Het werk der barmhartigheid,
evenals het reddingswerk schijnbaar
louter Om Zijnentwil" (?For His sake")
uitgeoefend, vindt zijn steunpunten in de
barmhartigheids- (of naar het Engelsche
voorbeeld slum"-) posten, die in de
volgende steden werden opgericht: Am
sterdam, Arnhem, Dordrecht, Groningen,
's Gravenhage, .Haarlem, Utrecht (2) en
Rotterdam.
Ook het maatschappelijk werk onder
mannen kan zeer belangrijk zijn, daar
het in naam den strijd aanbindt tegen
werkloosheid, dakloosheid, armoede en
honger. In de indnstriecle tehuizen van het
Leger vinden opneming mannen, die
voedsel en onderdak wenschen in ruil
voor te verstrekken arbeid" en die verder
nog aan enkele nader te bespreken voor
waarden moeten voldoen; de werkver
schaffing (iets geheel anders dan de
inrichtingen waarvan ze misleidend den
naam leende) is een doorgangshuis"
voor het industrieel tehuis; de
landkolonie, gecombineerd met tehuis voor ont
slagen gevangenen, wil de
reclasseeringsarbeid bevorderen, terwijl verschillende
Iriïels, metropools, enz., voedsel en
onderdak verschaffen, echter uitsluitend
tegen betaling.
'Voor ik het maatschappelijk werk in
een volgend artikel aan een nadere
critiek onderwerp, wijs ik alvast op de
onsmakelijke misleiding, waaraan het
Leger zich schuldig maakt, wanneer het
zijn maatschappelijke inrichtingen op
somt. Het geeft op te bezitten (zie o.a.
opgaven in de veldstaten"): l
Landkolonie, l Tehuis voor ontslagen ge
vangenen, 2 Kosthuizen, 5 Industrieele
Inrichtingen, l Afz. Werkplaats, 2 Werk
verschaffingen, 3 Voedsel-depöts, 4 Hotels,
2 Inrichtingen voor vrouwen en kinderen,
2 Toevluchten, doch het Tehuis voor
ontslagen gevangenen en de Landkolonie
is n, Inrichtingen voor vrouwen en
kinderen en Toevluchten zijn n,
Voedsel-depots en Hotels zijn n, Kosthuizen
en hotels zijn n, Inrichtingen voor
vrouwen en kinderen en Hotels zijn
n, enz.
Door dit bcdriegelijk donbleeren" en
tripleeren", o.a. overgenomen in
aanvrage"-boekjes, wekt hei Leger met
voorbedachten rade een indruk van macht
en verbreiding, die het niet toekomt,
doch het niet te versmaden voordeel
meebrengt, dat een op 't oog zóge
weldige organisatie ook belangrijke steun
kan erlangen!
Wanneer ik straks minder vriendelijke
dingen ga zeggen over de wijze, waarop
het L. d. H. het geld, voor maatschap
pelijk werk, in ieder geval voor armen
en behoeftigen gegeven, besteedt, refereer
ik mij steeds aan de uitspraak van den
heer W. Ridsdel, Commandant van het
Leger des Heils in Nederland, dien ik
eenige keeren uitdrukkelijk heb doen
herhalen (in een onderhoud op 29 Maart
1912), dat iedere cent voor een bepaald
doel gegeven, voor dat doet alleenlijk
wordt aangewend."
Naar aanleiding van de brochure van
den heer Schuilwerve heb ik het Hoofd
kwartier bezocht en vond daar al dade
lijk een van zijn meest effectieve be
schuldigingen bevestigd.
Sinds jaren lang is het de gewoonte",
zei mij de financieële secretaris, de heer
B. Vlas, dat de Divisie-officieren (dat
zijn de leiders van de divisie's) 10 pCt.
krijgen van de Nationale Aanvrage, om
loopende uitgaven te bestrijden, en de
corpsen 10 pCt. van wat ze zelf opge
bracht hebben (door collecte, H. J.) De
10 pCt. van de Divisie-officieren wordt
gewoonlijk geheel gebruikt voor de af
betaling van huurschuld."
De huurschuld, die niet floreerende,
uitsluitend \\t\.geestelijk werk beoefenende
corpsen, gemaakt hebben, wordt dus be
taald uit 'fondsen, die, naar de wijze van
aanvragen, voor het maatschappelijk
werk bestemd schijnen d.i. voor
dakloozen, gevallen" meisjes, ongehuwde
moeders, "armen, behoeftigen, ontslagen
gevangenen, enz. Wanneer men nu weet,
dat van een Nationale Aanvrage, die
?32707.02 opbracht, (balans 1910?11)
volgens diezelfde balans slechts ? 4000
werd bestemd voor het maatschappelijk
werk, (tenminste geboekt onder credit,
wat bij het L. d. H. nog iets anders is
dan aanwenden) dat de industriecle
tehuizen, goedkoope kosthuizen en
Landkolonie winst maakten, doch dat onder
debet (van maatschappelijk werk!) werden
geboekt o.a. Huur en belasting Hoofd
kwartier, Giften aan officieren,
opleidingskosten, enz., dan behoef ik deze
manupilaties niet te commenteeren en
kan hel geldgevend Nederland den heer
Schuilwerve dankbaar zijn, dat hij onder
de algemeene aandacht bracht, hoc er
geknoeid werd met de nationale aanvrage.
Deze Nationale Aanvrage" heette
vroeger, naar haar bedoeling, maat
schappelijke aanvrage", doch om het
geestelijk werk uit dit fonds te kunnen
bedenken, zonder al te openlijk in con
flict te komen met de waarheid, is deze
naam gewijzigd. Men vraagt nu zooge
naamd voor het Leger ofschoon in de
boekjes slechts het maatschappelijk werk
besproken wordt!
De inrichtingen van hel L. d. H.,
welke ik heb bezocht, ieder afzonderlijk
te bespreken, ligt niet in mijn bedoeling;
ik zal ze in groepen behandelen en
spreken van de wijze, waarop de/.e
filantropische (!) instelling verricht het
reddingswerk, hoe zij de menschen zonder
onderdak en hoe de kinderkens behan
delt, over wie zij evenals Jezus zonder
blikken of blozen zou durven zeggen :
Laat de kinderkens tot mij komen",
(aan welke bede zelfs verschillende voog
dijraden hebben gevolg gegeven). Aan het
hoofd van de verschillende inrichtingen,
en onder het bevel van de hoofden, heb
ik de menschen leeren kennen, die de
gevallen" vrouwen steunen en opvoeden,
die de kinderen leiden en hun een vader
en moeder gelijk zijn, die de ouden van
dagen verzorgen en onderdak schenken,
en van wier aller bekwaamheid en inzicht,
van wier kennis en toewijding het afhangt,
of de taak van maatschappelijke reini
ging en voorzorg, welke zij verrichten,
goed gedaan wordt en naar behooren.
Om eenigszins een oordeel te kunnen
vormen over de bekwaamheid, de onder
legdheid vooral voor de hun toever
trouwde taak, is het noociig na te gaan,
hoe de opleiding dier vrouwen en man
nen geweest is, en hoe zij zich voorbe
reid hebben om hun, kieschheid en groote
gaven van verstand en gemoed eischer.de,
functie in de maatschappij te kunnen
vervullen.
De opleiding der officieren geschiedt
op de kweekschool en daar vinden wij
dus de bron van al deze kennis van
sociale verhoudingen, van eenvoudige
maatschappij-leer, van armenzorg, van
prostitutie, van kinderverzorging?
Men behoeft maar een weinig ingelicht
te zijn over de beschaving, ontwikkeling
en opleiding van de Hoofdkwartier
officieren, onder \vie een
domineesdochter en iemand, die getracht heeft
candidaat-notaris te worden, al mee
de stevigste grond onder hun voeten
hebben, om er zich niet al te zeer over
te verbazen, dat een leeraar aan de
Kweekschool niet weet waar Breukelen
ligt en de leerlingen met een opleiding
van vijf maanden (waarvan een groot deel
besteed wordt aan collecteeren) aan de
eenvoudigste, ja zelfs primaire eischen
van ontwikkeling niet kunnen voldoen.
Ik wil niet beweren, dat zelfs kundige
leeraren in den tijd, voor de opleiding
bestemd en dan niet uitsluitend besteed
aan bijbelles, spoorboekjes leeren ge
bruiken e.d., veel succes zouden hebben,
daar de toekomstige verplegers en ver
pleegsters onzer uit vele wonden bloe
dende maatschappij voor het meerendeel
gerecruteerd worden uit loopjongens,
dagmeisjes, naaimeisjes enz., die na de lagere
school geen onderwijs meer genoten
hebben en onder wie er zijn, die dik
wijls niet eens goed kunnen schrijven.
Het leven maakt, wie er mee in voort
durende aanraking komt, rijper en dieper,
en zou dus gedeeltelijk het gemis aan op
leiding kunnen vergoeden, doch het L.d.H.
is een zoo afgesloten coterie, zoo geheel
buiten het werkelijke leven staande en
de verschijnselen der maatschappij voor
een goed deel nog wanend als ze voor
twintig jaren zich voordeden, dat er
geen sprake is van hel verkrijgen van
eenig inzicht in de maatschappelijke
verhouding en de oorzaken van de kwalen,
die het Leger, in naam althans, mee wil
bestrijden.
Ik wensch van geen enkelen stand of
geen enkele werkzaamheid iets kwaads ie
zeggen, doch wanneer ge voor de mogelijk
heid slaat, uw dagmeisje, de jongen van
P.S., de jongste bediende van uw kantoor,
na verloop van betrekkelijk weinig jaren
(bijna alle officieren zijn jong!) en, na
vijf maanden schoolschc opleiding, aan
te treffen in een Reddingshuis
als.z-ielverzorgster, later aan het hoofd van een
industrieel tehuis c. d., dan zal zeker de
beteekenis van dat maatschappelijk werk
en de ernst waarmee het verricht wordt
in uw oogen verminderen. Dat ik de
hoofden der verschillende inrichtingen