De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1913 2 maart pagina 2

2 maart 1913 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 2 Maart '13. - No. 1862 en tehuizen schriftelijk en mondeling gevraagd heb naar opleiding, ontwikke ling, voorstudie, was geenszins zonder beteekenis en ik vind in de absolute on wetendheid van de meeste in dat werk arbeidende officieren, en in hun gebrek kige ontwikkeling, een mijner argu menten, om het maatschappelijk werk van het L. d. H. in 't algemeen niet belangrijk (in aanmerking genomen de groote steun) doch zelfs verkeerd te noemen. (Wordt vervolgd) HESSEL JONGSMA Japan Het optreden van een Kabinet Jamampto in Japan, van welke 'gebeurtenis dezer dagen het bericht naar Europa werd geseind, is nog iets anders dan blootelljk eene Regeeringswisseling. Het geldt hier eene kwestie van staats recht k: De vraag of er geregeerd zal worden naar Duitsch dan wel naar Ehgelsch model. e nieuwe keizer Yoschihito opende den 27sten December van verleden jaar de dertigste zitting van het Parlement. Hoofd der Regeering was toen, voor de derde maal in betrekkelijk korten tijd, Prins Katsoera. Men verweet dezen in de eerste plaats Minister-President te zijn geworden tegen de bepalingen der Grond wet in. Toch waren hij en zijne ambtgenooten geheel overeenkomstig de Constitutie en in optima forma door den keizer benoemd. Maar,... hij steunde op geene meerder heid, en zijne tegenstanders, geholpen door de pers, die daar te lande over het algemeen Engelsch gezind is, be weerden, dat wat in Engeland ongrond wettig zou zijn, dit ook in Japan is. Wel is waar, zoo redeneerden zij, heeft, volgens onze Grondwet, de keizer allén het recht Ministers aan te stellen; doch, reeds onder de Regeering van den vorigen Mikado Moetsohito, was het in confesso dat geen Kabinet kan worden benoemd, hetwelk geene meerderheid in het Huis van Afgevaardigden achter zich heeft. Er zijn in het Japansche politieke leven, gelijk overal elders, verschillende partijen. Liberaal is de voornaamste, door Prins Ito gestichte, partij der Sejoekai, van welke Markies Sajonji het hoofd is. Haar meest bekend orgaan is de Chuo Shimboen". De Kokoeminto-partij van Graaf Okuma vertegenwoordigt het radikale element. Toch hoopte Katsoera een ge deelte dezer fractiën over te halen voor de vorming van een nieuwe groep, welke, met de onafhankelijke Doschikai en de z.g. Chuo Club, tweehonderd leden zou moeten tellen. Deze poging is hem intusschen niet gelukt. Onder den overleden keizer Moetso hito had het volk nog steeds het was een overblijfsel uit de tijden der Schogoens eene bijna goddelijke vereering voor den Mikado. De Genro", een groep mannen van het oude Régime, voor het meerendeel militairen, dienden hem van raad en hadden zooveel invloed, dat zij zich verheven beschouwden boven het Ministerie, van welke kleur dit ook mocht FEUILLETON IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUItllllllllllllllHIIIIIIIIIIMIIIIIllllllllllltllMIIMIIIttlllllll IN DEN SCHEMER DOOR J. EVERTS Zacht, eentonig suisde de regen, wijd-alom. Behoedzaam zijn parapluie in de goede richting houdend, stapte hij kalm voort over de verlaten straten en wegen der voorstad. Hij voelde zich heel behaaglijk: rustig en veilig in het fictieve gevoel van eenzaamheid, van wég-zijn uit de groote, drukkende, ruwe wereld, dat zoo'n malsche fluisterende zomer regen hem meestal gaf. De regensluier had de wereld klein rondom hem afgesloten, en onder het gaan hoorde hij in de boomen en heesters der tuinen en in de slooten langs den weg voortdurend een geheimzinnig leven, druk doch zacht melodieus met frissche gurgelgeluidjes en onverwachtsche klaterende pletsjes en snakjes, als was er om hem heen door een wonder een geestig bewegelijk dwerg-wereldje ontstaan en leefde hij in een sprookje. Evenals in de natuur gevoelde hij in zichzelven een weldadige stemming van vredige ontlating. Doch hoe meer hij haar huis naderde, hoe meer hij aan haar denken moest en hoe meer die heerlijke, willooze wijding ver drongen werd door allerlei reëele gedachten en overwegingen. Hij had haar in maanden niet gezien en was juist op weg haar langzamerhand te vergeten, toen ze eergisteren in die drukke winkelstraat opeens tegenover hem stond, zoodat geen ontwijken meer mogelijk was. 't Was even een heel pijnlijke gewaarwording geweest, want hij had indertijd den omgang nog al bruusk afgebroken, zonder een directe aanleiding, en zonder eenige reden op te geven, alleen wijl hij meende, dat ze na eerst zijn liefde met geraffineerde maniertjes opgewekt te hebben met hem speelde"; en daarvoor achtte hij zichzelf en zijn waarlijk teedere en ernstige gevoelens toch nog te goed. Hij was niet boos op haar geweest, doch voelde zich alleen tot in het diepste en fijnste van zijn gemoed gekrenkt; en ten deele uit verdriet, ten deele uit trots had hij zich eenvoudig teruggetrokken. Hoe zij die daad had opgevat, wist hij niet, want ook zij had al dien tijd niets van zich laten merken. Maar de begroeting was heel vriendelijk geweest. Hij had zich opeens heerlijk opge lucht gevoeld. Ze waren samen een eind opgeloopen en er was onmiddellijk een vlot en aangenaam gesprek gaande geraakt. Hij had daarbij wel vaag de gewaarwording gehad, dat zij, evenals hij, zich maar zoo voordeed uit wellevendheid, doch ze schenen zijn. Natuurlijk was dit een euvel, want tot de Genro" behooren niet alleen hooge autoriteiten van het leger, maar ook van de vloot. Dat gaf een inconstitutioneel overwicht van het hooge militairisme. Botsingen kwamen derhalve veelvuldig voor. Op de eischen, die de buitenlandsche poltiek stelde, en op de financiën werd vaak door die Genro niet gelet. Katsoera wilde dit euvel thans ondervangen door de instelling eener Commissie van Landsverdediging, be staande, behalve uit bovenbedoelde ele menten, uit de Ministers van Buitenlandsche Zaken en van Financiën alsmede de gouverneurs-gene/aal van Korea, van Formosa en van Kwantung. Het is wellicht niet gewaagd te ver moeden, dat in de Japansche Regeeringskringen eene zekere vrees bestaat voor anti-monarchistische neigingen. Soen Jat Sen, de Chineesche Republikein, bevindt zich reeds sedert eenigen tijd te Tokio, alwaar hij met groote geestdrift is ont vangen. Ook vertoeft aldaar, sedert December, Hu Jing, de rechterhand van Juan Shi Kai, werkende voor de erken ning door Japan van het Chineesch gemeenebest, zoodra de Nationale Vergade ring van China hare eerste zitting in deze maand (Maart) zal hebben gehouden, en, zooals zeer waarschijnlijk is, Juan Shi Kai en Li Juan Hing tot opperste leidslieden zal hebben gekozen. Hoe ook, Katsoera wilde den democratischen weg niet op. Reeds dadelijk na de opening van het Parlement, in December I.I., zocht hij naar uitstel met het doel de straks bedoelde partij van 200 volgelingen tot stand te brengen en ook, zoo noodig, te geraken tot een compromis. Het gebruik, sedert jaren, is, dat het Japansche Parlement op den 21 sten Januari zijne werkzaamheden begint met de behandeling der Begrooting. Prins Katsoera stelde voor: ditmaal niet eerder te vergaderen dan den 5den Februari. Hij ondervond daarbij heftigcn tegen stand. Niet alleen werd dat voorstel ver worpen, maar tevens zou de Volksver tegenwoordiging hem zoo spoedig mogelijk een negental vragen voorleggen, waarvan de eerste luidde : Volgens de verklarin gen des Keizers, bij zijne troonsbestijging, zou de staatkunde van Zijnen doorluchtigen Vader ten aanzien der ontwikkeling van het constitutionalisme niet worden opgegeven. Wat denkt de Regeering daarvan ?" Terwijl de acht overige. paragrafen dezer interpellatie eveneens gericht waren tegen de macht van den Mikado, was het duidelijk dat de verschillende partijen der Volksvertegenwoordiging Prins Kat soera wilden dwingen kleur te bekennen. Zij drongen aan op dien gebruikelijker! datum van 21 Januari, juist om hem zoo min mogelijk tijd te geven voor oppor tunistisch optreden. Toch zette hij, door middel van Keizer lijke Besluiten, verdaging en schorsing bevelende, zijnen wil door. Maar, toen het Parlement den 5den Februari bijeen kwam en zich weder de gelegenheid ontnomen zag een votum van wantrouwen uit te bregen tegen het Kabinet, hetwelk slechts door den wil dit over en weer van elkaar teapprecieeren. Er was inderdaad weer een sfeer van geestelijke harmonie om hen heen geweest, waar binnen maar weinig van de buiten wereld doordrong. Toen, voor een winkei, waar zij een boodschap moest doen, afscheid van elkaar nemend, had ze hem met haar kwijnend gebaartje de hand gereikt en gevraagd: Kom je nog eens aan ?" Ze zei 't, zooals hij dat wel van liaar kende: heel zacht, heel lief, vleiend, vlemend bijna. Althans zoo leek 't hem. 't Had hem verbaasd en verheugd tevens. Hij wist, dat ze capricieus was; daar meende hij de be wijzen van te hebben!... En toch, en toch ... terwijl hij zich voorgenomen had op zijn hoede te zijn, sterk te blijven en niet toe te geven... was hij bijna op hetzelfde oogenblik weer voor haar bekoring bezweken. Ach, hoe licht vlamde bij een man het vuur der liefde weer op, als er nog maar n sprankje van gloeide! Hij had haar voor zich zien staan in haar modieus donkerblauw wandelpak met kort manteltje en nauwen rok, een weinig zijwaarts overhellend, steunend op n been, het andere wat naar voren tenger en zeer gracieus figuurtje, kwijnend als werd ze gedrukt door een al-oud, verborgen leed. Hij zag weer, beschaduwd door den breeden hoed, haar zacht, mat gezicht met de losgeraakte blonde haarvlokken langs de slapen, de timide licht blauwe oogen en den weeken, zinnelijken, gereserveerd-gesloten mond. Hij zag weer haar zwakken glimlach, die als ternauwernood zich dringen kon door het weemoedige waas, dat haar omgaf. Hij hoorde weer haar wel luidende, zachte stem met dien fbijzonderen klank van teederheid en resignatie. En haar hand was nog steeds in de zijne geweest. 't Had slechts enkele seconden geduurd. Goed" had hij geantwoord, haar hand opnieuw een drukje gevend. Wanneer?" Ze had nadenkend voor zich gekeken, nerveus met de punt van haar schoen figuren op de straat trekkend. Toen, hem plotseling met een schuchteren oogopslag aanziend, zei ze: Morgen niet. Morgen ben ik bezet. Maar overmorgen Kan je dan ?" Overmorgen ... ? Jawel. Hoe laat ?" Overmorgen-avond. Acht uur ongeveer." Afgesproken." Sedert was er een tweestrijd in hem ontstaan. Hoe meer hij erover nadacht, hoe meer beteekenis haar uitnoodiging voor hem kreeg. Ze was zeer eenzelvig en daarbij critisch ; ze was heel moeilijk, wat betrof het kiezen van haar vrienden en vriendinnen, en niet licht zou ze iemand verzoeken bij haar te komen. Daar moest dus iets achter ste ken. .. En toch was er een sterke twijfel in hem ; zekerheid had hij geenszins; hij herindes Keizers bestond, hadden er door het geheele ' land protestvergaderiegen en volksoploopen plaats en zag Prins Kat soera zich gedwongen zijn ambt neer te leggen. Zoo is dan nu een liberaal Kabinet aan het roer gekomen. Daarbij moeten noch tans als merkwaardigheden worden aangeteekend : zoowel dat de eigenlijke leider der liberale Sejoekai, Markies Sajonji, die door Katsoera nog niet lang geleden werd vervangen, zich op den achtergrond houdt en zijne plaats aan Admiraal Jamamoto heeft afgestaan, als dat de Ministers van Buitenlandsche zaken, van Oorlog en van Marine buiten, wellicht moet men zeggen : boven, de partij der meerderheid staan. Nu is het waar, dat in menig land de meening heerscht, dat het beter is de drie daareven genoemde portefeuilles onaf hankelijk te doen zijn van partijpolitiek; maar in Japan, op dit oogenblik, onder de boven vermelde omstandigheden, schijnt het toch, dat de meerderheid van het Parlement heeft moeten transigeeren, en dat voorloopig, althans tot op zekere hoogte, nog altijd eerder het Duitsche regeer! ngssysteem en minder het Engelsche den boventoon houdt. F. M. K. * * * Moederbescherming Naar aanleiding van ons artikel over de circulaire van het Comité, dat zich de op richting ten doel stelt eener Vereeniging voor Moederbeschermingen Sexueele Hervorming, vraagt men ons welk het adres is van dit Comité. Wij vermelden daarom hier de namen van het dagelijksch bestuur: Mevr. M. Cohen Tervaert?Israëls, presidente, den Haag; Est. H. Hartshalt?Zeehandelaar, secretaresse, C. Jolstraat 7, Scheveningen; Ch. Carno?Barlen, penningmeesteres, Oranjekade 29, Heemstede; Mr. S. van Houten, Den Haag; G. Kapteijn Muijsken, Den Haag; Dr. J. Rutgcrs, Den Haag; de leden: S. Bosman, Rotter dam ; C. C. A. de Bruine?Van Dorp, Lonneker; J. G. de Bruine, Lonneker; W. Drucker, Am sterdam ; Th. P. B. Haver f, Amsterdam; Mart. G. Kramers, Rotterdam ; Lod. van Mierop, Soest ; S. van Rees?Broese van Groenou, Den Haag; M. W. H. Rutgers Hoitsema, Den Haag; Titia van der Tuuk, Utrecht. De slavernij der verpleegsters in christelijke instellingen Geachte Hoofdredactie, Vergun mij gebruik van uwe kolommen te maken ten einde eens de aandacht te vestigen op een soort blanke slavinnen, die in dienst van een internationale organisatie, helaas niet kunnen profiteeren van den zoo gunstig werkenden internationalen bond ter bescherming van jonge meisjes en vrouwen. Ik weet, dat ik, de kat de bel aanbindend, verzekerd zal kunnen zijn, van heel wat gemiauw van de hooge daken, vooral nu het tegen Maart gaat. Laat ons moedig ons midden in den strijd werpen. Het geval wilde, dat ik een steenpuist kreeg op een plaats, waar ik in mijn jeugd veel klappen op heb gehad helaas lang niet altoos onverdiend. De plaats werd pijn lijker, dan ze ooit in mijn jeugd geweest is en ik moest in een ziekenhuis behandeld worden. Uit mijn jeugd, toen ik een school met den bijbel bezocht, herinneringen be waard hebbende, die mij, den liberaal voelenden Jood, altoos sympathie voor de christelijke levensopvatting deden behouden, nerde zich feiten, sterk-sprekende feiten, die telkens weer zijn zoeten waan verstoorden. Hij hield zichzelf voor, dat ze een gevaarlijke comediante was, dat haar weemoed niet echt en eigenlijk niets' dan een fijne coquetterie was, die zij alleen aanwendde om de per verse weelde van het getroost-worden te ondergaan. Maar 't gelukte hem met dit al niet, aan haar bekoring te ontkomen en hij bleef ver moeiend weifelen tot hij ten laatste zijn rust en evenwicht hervond in de volgende overweging: Hij vergiste zich misschien, waarschijnlijk zelfs; maar was 't dan niet heerlijk zich z te vergissen en te denken, dat zij nu de vrouw was van volmaakte vrouwelijkheid, de vrouw van alleen zachtheid, alleen tee derheid, alleen liefde ... ? Een kleinood, een, o zeker nutteloos, maar allerliefst weeldeding. Een wezen, dat alleen leefde van en voor de liefde, een preciosum van liefde. En die liefde gold hem, verbeeldde hij zich, wilde hij zich verbeelden. Want, al was het alles slechts schijn, dan deed er dat toch eigenlijk maar weinig toe; dan was 't toch een mooie, een allerliefste schijn, vol van de fijnste en diepste levens wijsheid, die er zich voor wie 't zag als iets onwezenlijks in weerspiegelde. "Als 't waar was, dat zij acteerdde, acteerde zij goddelijk, en was ze alleen daarom al waard aangebeden te worden. Ja, al was 't schijn, dan wilde hij daaraan toch gaarne zijn liefde, zijn leven geven. Was er, als je dieper zag in het geheele leven iets anders dan schijn? Was er niet alleen een verschil van nuances?... Ze acteerde... Goed, dan zou hij ook acteeren en samen zouden ze het mooiste, het verrukkelijkste spel spelen, dat er te spelen viel: het spel der liefde. Het feit, dat zij zelf er de eenige toeschouwers van waren, zou de intimiteit en het genot ervan nog slechts verhoogen. Kom nog eens aan" hoorde hij haar stem weer en 't klonk in hem als een bijna bovenaardsche verlokking. Straks zou hij bij haar zijn. 't Deed hem goed, dat het regende. Was 't niet, of zij beiden nu alleen op de wereld waren ? Was, wat gebeuren ging, niet als een onwezenlijke idylle, een zalige droom, te mooi en te teer voor dit werkelijke leven?... Ze wachtte hem in de groote, donker-gemeubelde achterkamer, die uitzicht gaf op het uitgestrekte park, te midden waarvan , het ouwerwetsche statige huis gelegen was. ; Bedaard en nauwgezet, zooals ze alles be daard deed en nauwgezet, had ze de toebereidselen gemaakt voor zijn ontvangst. Ze had tact en een fijne smaak en met behulp daarvan had ze een gezellig hoekje weten te maken bij het open raam. Over het tafeltje voor koos ik het Diaconessenhuis aan den Wester singel te Rotterdam. Vijf dagen heb ik daar doorgebracht en de inrichting hersteld verlaten. Mij dunkt, dat ik mijn dankbaarheid voor de genoten ver pleging niet beter kan oetuigen, dan eens ruiterlijk in 't publiek de aandacht te vestigen op de allerschandelijkste exploitatie van jonge meisjes, die onder het mom van christelijk heid hier en naar ik uit mededeelingen moet opmaken over 't algemeen in de Diaconessenhuizen plaats vindt. Dat de katho lieke godsdienst het ongehuwd blijven van gezonde jonge meisjes als instituut heeft aanvaard, wist ik. Er is daar nu eenmaal niet aan te tornen, zonder aan iets te raken, dat ons Nederlanders heilig boven alles moet zijn, de vrijheid van godsdienst, de vrijheid van geweten". Maar daarmede houdt het dan gelukkig ook op. Geen enkele protestantsche leer schrijft het coelibaat voor vrouwen voor. Dan mist men ook het recht een alleen door hysterische motieven inge geven leefregel in te voeren, een uit het gevloekte Duitschland, waar dank zij de wetten'', thans op elke drie menschen er n gevangenisstraf heeft ondergaan, een uit het gevloekte Duitschland, zeg ik, geimproviseerde kazernegeest, naar ons vrij Nederland over te brengen, waardoor kern, gezonde, karaktervolle vrouwen aan het maatschappelijk leven worden ontrokken. In het Rotterdamsche Diaconessenhuis, dat onder directie staat van een Duitsche dame, een goedig bestje nu, wier leven vol edele daden thans waarlijk door wat rust verdiende beloond te worden, evenals de leiding van het R. D. H. verdiende in handen gesteld te worden van een Nederlandsche vrouw van zuiver bloed, zoodat de goede eigenschappen van ons ras op 't gebied van liefderijkheid en menschenmin ten volle konden toegepast worden, zijn veertig zusters werkzaam. Deze zusters zijn allen dames uit christelijke families. Haar leeftijd varieert van achttien tot vijftig jaar. Allen zijn ze ongetrouwd... of ze allen ook ntrouwlustig zijn durf ik niet beweren. Maar wel wil ik zeggen, dat deze veertig vrouwen niet de minste gelegenheid hebben om op gepaste wijze met jonge mannen van haar stand in aanraking te komen. Het gevolg is, dat er een algemeene hysterie, bij deze sterker, bij gene natuurlijk zwakker, zich onder deze vrouwen heeft ontwikkeld, die sommigen harer zeker minder geschikt maakt voor haar taak. Die slavendienst is als volgt: om zeven uur op. Bezoek aan den zieke. Bidden en zingen. Verzorging van den zieke. Dan het verrichten van alle werkzaamheden. Er zijn in het D. H~. geen of weinig dienstboden. De arbeid duurt zoo voort tot 's avonds negen uur. Dan weder bidden en zingen en naar bed. Voor sommigen natuurlijk nachtdienst. Ook Zondags hebben de zusters" geen gelegenheid met de maatschappij in aan raking te komen, 's Morgens naar de kerk. Dan weer naar het D. H. om te werken. En 's avonds n uurtje vrij. Eén maand's jaars vacantie. De zusters mogen soms naar een concert. Het gaan naar den schouwburg is haar verboden. Denk nu eens aan 't leven, dat zoo'n zuster" leidt. Altoos in aanraking met zieke menschen die, men weet het, door gaans lastig, veeleischend en egoïstisch zijn. In het huis heerscht gestadig de zoelige broeikas-atmosfeer van de zoo ongezonde, droge stoomverwarming. Nooit komt zij uit haar droom." Altoos om haar heen klagen van menschen over hun pijnen en pijntjes. Geenerlei vrijheid is haar toegestaan. De patiënten worden of door den nen gestichtsdokter of door hun eigen geneesheer behandeld. De onge huwde, jonge dokter de eenige huwelijkskans voor de verpleegster komt maar heel zelden in het Diaconesseuhuis. de rustbank had ze een mooie warm-kieurige lap uitgespreid, daarop plaatste ze haar theeblad met veel kostbaar oud blauw en ge dreven zilver; en ook prijkte er, op Japansche wijze, n enkele bloesemtak in een hoog smal kristallen vaasje. Naast de tafel, onder haar bereik raasde zachtjes zeurend een ouwer wetsche theestoof. Ze overzag dit alles met welgevallen, ging daarna op de rustbank zitten en wachtte. Buiten suisde onafgebroken de regen. Bij wijlen drong een zwoel vochtig vlaagje naar binnen, en 't was als een ondeugend speelsch liefde-godje, dat haar telkens onverwacht even nauw-merkbaar streelen kwam, uit-hetpark-aangedragen bloesemgeuren over haar uitstortend, om dau weer even plotseling te verdwijnen. Sedert den dood van haar vader haar moeder had zij nooit gekend leefde zij vrij eenzaam met een oude zonderlinge tante op het afgelegen buiten. De familie had haar aangeraden in de stad een levendiger, vroolijker omgeving te zoeken; doch weinig energiek, opziend tegen zoo'n ingrijpende verandering, en bovendien gehecht aan den grooten tuin en het huis, waarin zij geboren was, had zij hoewel langen tijd weifelend aan dien raad geen gevolg gegeven. Tante Gerarda, die al sinds vele jaren het huishouden bestierde, maar zich overigens den ganschen dag in haar kamers terugtrok en alleen aan tafel verscheen, tante Gerarda was juist gezelschap genoeg om de familie niet verder te doen aandringen.... Lizzy was nu eenmaal altijd een vreemd en eigen zinnig kind geweest, en ze was nu eindelijk oud en wijs genoeg om zelf te weten wat zij doen moest. Zij was toen een en twintig jaar. Rijk en van haar vroegste jeugd vrij wel aan zichzelf over gelaten, had ze bijna altijd kunnen doen en laten, wat zij wilde. Hier door was haar karakter wel gaaf, doch ook eenzijdig uitgegroeid. Bijna alles wat haar onaangenaam was, vermijdend of nalatend, had zij als 't ware, zichzelf verwend. Zoowel haar goede als slechte hoedanigheden hadden volle vrijheid gehad wortel te schieten en zich te ontwikkelen. Vandaar dat zij iemand van uitersten was. Van huis uit beschroomd en verlegen, was dit door de jaren al erger geworden en had 't de proporties van een pathologische overgevoeligheid aangenomen. Op school reeds zonderde zij zich af en leefde zij stil haar eigen leven. Doch ook later sloot zij zich moeilijk aan, tengevolge | van die overgevoeligheid en een besliste, j eigene smaak, waardoor zij de menschen l zeer critisch beoordeelde. Evenwel was zij weer niet innerlijk sterk genoeg, om die eenzaamheid te kunnen verdragen op den duur. Zoo was zij geworden tot een wel fijne Zelfs het bezoeken van zoo iets onschuldigs als een tentoonstelling van schilderijen is den zusters" niet bij vrijen wil veroorloofd. Ik neem aan, dat velen het mij z'ullen gelooven, wanneer iftr^eg, dat een 20-jarige loopbaan als journalist en schrijver in mij eenige psychologische gaven ontwikkeld heeft. Met dit gezag verklaar ik, dat deze verpleegsters, deze zusters", onder het mom van een dor, van ultra-montes, van uit Genève gehaald Christendom, een Christendom dat niets heeft te maken met de zachte, liefelijke leer, de juist de vrouw zoo verheffende en eerende leer van den Heiland, geëxploiteerd worden op een wijze, welke elk gezond voelend mensch, moet doen rillen van afschuw. Ik wil het hier luide zeggen, mijn indruk is, dat hier van de argeloosheid van ouders en van de onderworpenheid van brave meisjes, misbruik wordt gemaakt om Nederlandsche, gezonde jonge vrouwen, op instigatie van den een of anderen Duitschen kwezel, syste matisch tot hysterie te brengen. Er heerscht in dit huis contagieuse hysterie. Met welk recht sluit men gezonde Neder landsche vrouwen van de buitenwereld af ? Met welk recht besteelt men onze volks kracht van haar besten inhoud ? Met welk recht ontduikt men hier, in moreelen en in wettelijken zin, de vele sociale wetten, die in de laatste decennia gemaakt zijn om den mensch te beschermen tegen het misbruik door den medemensen? Een winkelier-patroon, die na negen uur een paling verkoopt, wordt voor den Hoogen Raad gesleept. De trekhond onder de kar verheugt zich in de zorg der regeering. Waarom is de ziekenzuster van deze z.g. christelijke inrichtingen, buiten alle wet en recht gesteld ? Op een nacht ging mijn verband los en ik moest, hoezeer ook met weerzin, om hulp schellen. Er kwam dadelijk een zuster ter hulp. Maar de arme had zelve hooge koorts. Zij sliep op de gang op een rustbed. Den volgenden dag was de neus van het meisje zoo met koortsuitslag bedekt, dat het de aandacht van mijn arts trok. De arme zusters", opgaande in de fantaisie, die men voor haar van het christen dom heeft gemaakt, klagen niet. Zij meenen om hooger heil alles te moeten dulden en verdragen. Maar ik vrage, mag een dergelijke, edele inborst misbruikt worden om heur van haar Nederlandsche, van haar aange boren vrijheid te berooven? Dit had ik te zeggen. Ik weet, dat natuur lijk bestrijding zal volgen. Dat men de argelooze zusters zelve er wel toe brengen zal, te protesteeren. Maar er zullen er hoop ik zijn, die moedig voor haar meening uitkomen. Ook dat is christendom dat allereerst. En wat ik hier wensen te vragen is, of het niet dringend noodig is, dat de regeering een NEUTRALE permanente commissie be_noeme, een commissie waarin ook liberalen, vrijzinnigen, socialisten zitting hebben, die gestadig enquêtes houdt in alle inrichtingen, die den Heiland, die voor ons allen geleefd heeft, misbruiken, om een schans te bouwen rond hun huizen, waar jong, argeloos Neder land wordt misbruikt, geëxploiteerd en op geleid tot femelarij, huichelarij, kwezelarij, vleierij, kuiperij gebracht tot hysterie, onttrokken aan haar heilige plicht, het Neder landsche volk, Nederlandsche kinderen te brengen, naar het gebod van God, Bijbel en natuur. Met dankbetuiging, geachte hoofdredactie, voor uwe gastvrijheid, welke het mij mogelijk maakt, m ij n dank voor genoten verpleging te betuigen, op de wijze, die een eerlijk journalist betaamt, heb Ik de eer te zijn Uw dw. collega BERNARD CANTER Rotterdam, 26 Febr. Slechts n opmerking: en bijzondere persoonlijkheid, doch die steeds als omgeven was door een waas van stille treurigheid, waaruit ze slechts een heel enkele maal en dan geheel onverwachts in een bui van uitgelaten vroolijkheid en overmoed losbarstte. Meestal echter deed ze haar dagelijksche bezigheden lusteloos en bijna werkttiigelijk, als een haar zelve opgelegde plicht. Zooals ze daar in dat rijke, maar sombere huis haar dagen droomerig en bescheiden doorbracht, geleek ze wel een droef klein prinsesje uit een oud sprookje: zoo weinig had het leven haar nog beroerd en besmet, zoo vaag en onwezenlijk leefde ze. En evenals over zoovete sprook-prinsessen, scheen ook over haar een ban, een vloek te heersenen, een vloek, die haar tot eenzaam heid doemde. Want de weinige menschen, tot wie zij zich wel aangetrokken gevoelde, schuwden haar, begrepen haar niet en dachten, dat haar zacht en mooi gezichtje een ver raderlijk mom was voor een koud en trotsch karakter. De meesten meenden dit zelfs bij ondervinding te weten. Toch vergisten zij zich, en had zij juist een groote behoefte aan warmte en gezelligheid. Ze zou dit ook gaarne bekend hebben, en tevens: dat haar trots geen trots was, maar niets dan angst, een ziekelijke niet te beredeneeren angst voor het ruwe leven en de menschen. Doch zoozeer verbijzonderd had zich haar leven, dat de gewoonste dingen een ont zettende beteekenis voor haar kregen en zij zich over bijna niets, haar zelve betreffend, uiten dorst. Inderdaad was haar trots niets dan een wapen, het eenige wapen, dat die angst haar aan de hand had gedaan, om het leven, dat te ruw op haar indrong, te weren; een wapen, dat ze, bij gebrek aan beter, aanvaard had en, nood gedrongen, dikwijls verkeerd ge bruikte. Ze wist wel, dat ze velen al door dit wapen tegen haar wil gekwetst en van zich vervreemd 'had; doch ze had waarlijk geen ander middel, waarmee ze haar over^ gevoeligheid, die haar wezen was, bescher men kon. 't Was voor haar een levenskwestie. Zoo was ze gedwongen eenzaam te leven als een menschenhaatster met een koel trotsch gemoed, terwijl juist dit gemoed een schat kamer vol teederheden was. En dit alles tengevolge van een overdreven ziekelijken schroom, 't Scheen haar noodlot: bevangen te blijven in dien schroom, die, juist wanneer zij zich toonen moest en wilde, haar zoo verlammend omsloot. Ook hém had zij afgestooten, en dit had haar meer verdriet gedaan, dan van al de anderen te zamen. Hij alleen scheen haar te begrijpen, en juist begon er iets als een sfeer van vertrouwelijkheid, intimiteit om hen heen te komen, toen ook hij plotseling weg bleef, scheen te boudeeren en niet meer kwam op de plaatsen, waar hij haar kon ontmoeten.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl