Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
2 Maart '13. - No. 1862
en tehuizen schriftelijk en mondeling
gevraagd heb naar opleiding, ontwikke
ling, voorstudie, was geenszins zonder
beteekenis en ik vind in de absolute on
wetendheid van de meeste in dat werk
arbeidende officieren, en in hun gebrek
kige ontwikkeling, een mijner argu
menten, om het maatschappelijk werk
van het L. d. H. in 't algemeen niet
belangrijk (in aanmerking genomen de
groote steun) doch zelfs verkeerd te
noemen.
(Wordt vervolgd) HESSEL JONGSMA
Japan
Het optreden van een Kabinet
Jamampto in Japan, van welke 'gebeurtenis
dezer dagen het bericht naar Europa
werd geseind, is nog iets anders dan
blootelljk eene Regeeringswisseling.
Het geldt hier eene kwestie van staats
recht k: De vraag of er geregeerd zal
worden naar Duitsch dan wel naar
Ehgelsch model.
e nieuwe keizer Yoschihito opende
den 27sten December van verleden jaar
de dertigste zitting van het Parlement.
Hoofd der Regeering was toen, voor
de derde maal in betrekkelijk korten tijd,
Prins Katsoera. Men verweet dezen in de
eerste plaats Minister-President te zijn
geworden tegen de bepalingen der Grond
wet in. Toch waren hij en zijne
ambtgenooten geheel overeenkomstig de
Constitutie en in optima forma door den
keizer benoemd.
Maar,... hij steunde op geene meerder
heid, en zijne tegenstanders, geholpen
door de pers, die daar te lande over
het algemeen Engelsch gezind is, be
weerden, dat wat in Engeland ongrond
wettig zou zijn, dit ook in Japan is.
Wel is waar, zoo redeneerden zij, heeft,
volgens onze Grondwet, de keizer allén
het recht Ministers aan te stellen; doch,
reeds onder de Regeering van den
vorigen Mikado Moetsohito, was het in
confesso dat geen Kabinet kan worden
benoemd, hetwelk geene meerderheid in
het Huis van Afgevaardigden achter zich
heeft.
Er zijn in het Japansche politieke leven,
gelijk overal elders, verschillende partijen.
Liberaal is de voornaamste, door Prins
Ito gestichte, partij der Sejoekai, van
welke Markies Sajonji het hoofd is. Haar
meest bekend orgaan is de Chuo
Shimboen". De Kokoeminto-partij van Graaf
Okuma vertegenwoordigt het radikale
element. Toch hoopte Katsoera een ge
deelte dezer fractiën over te halen voor
de vorming van een nieuwe groep,
welke, met de onafhankelijke Doschikai
en de z.g. Chuo Club, tweehonderd
leden zou moeten tellen. Deze poging
is hem intusschen niet gelukt.
Onder den overleden keizer Moetso
hito had het volk nog steeds het was
een overblijfsel uit de tijden der
Schogoens eene bijna goddelijke vereering
voor den Mikado. De Genro", een groep
mannen van het oude Régime, voor het
meerendeel militairen, dienden hem van
raad en hadden zooveel invloed, dat zij
zich verheven beschouwden boven het
Ministerie, van welke kleur dit ook mocht
FEUILLETON
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUItllllllllllllllHIIIIIIIIIIMIIIIIllllllllllltllMIIMIIIttlllllll
IN DEN SCHEMER
DOOR
J. EVERTS
Zacht, eentonig suisde de regen, wijd-alom.
Behoedzaam zijn parapluie in de goede
richting houdend, stapte hij kalm voort over
de verlaten straten en wegen der voorstad.
Hij voelde zich heel behaaglijk: rustig en
veilig in het fictieve gevoel van eenzaamheid,
van wég-zijn uit de groote, drukkende, ruwe
wereld, dat zoo'n malsche fluisterende zomer
regen hem meestal gaf. De regensluier had
de wereld klein rondom hem afgesloten, en
onder het gaan hoorde hij in de boomen en
heesters der tuinen en in de slooten langs
den weg voortdurend een geheimzinnig
leven, druk doch zacht melodieus met
frissche gurgelgeluidjes en onverwachtsche
klaterende pletsjes en snakjes, als was er om
hem heen door een wonder een geestig
bewegelijk dwerg-wereldje ontstaan en leefde
hij in een sprookje.
Evenals in de natuur gevoelde hij in
zichzelven een weldadige stemming van vredige
ontlating.
Doch hoe meer hij haar huis naderde, hoe
meer hij aan haar denken moest en hoe
meer die heerlijke, willooze wijding ver
drongen werd door allerlei reëele gedachten
en overwegingen.
Hij had haar in maanden niet gezien en
was juist op weg haar langzamerhand te
vergeten, toen ze eergisteren in die drukke
winkelstraat opeens tegenover hem stond,
zoodat geen ontwijken meer mogelijk was.
't Was even een heel pijnlijke gewaarwording
geweest, want hij had indertijd den omgang
nog al bruusk afgebroken, zonder een directe
aanleiding, en zonder eenige reden op te
geven, alleen wijl hij meende, dat ze na
eerst zijn liefde met geraffineerde maniertjes
opgewekt te hebben met hem speelde";
en daarvoor achtte hij zichzelf en zijn waarlijk
teedere en ernstige gevoelens toch nog te
goed. Hij was niet boos op haar geweest,
doch voelde zich alleen tot in het diepste
en fijnste van zijn gemoed gekrenkt; en ten
deele uit verdriet, ten deele uit trots had hij
zich eenvoudig teruggetrokken. Hoe zij die
daad had opgevat, wist hij niet, want ook
zij had al dien tijd niets van zich laten merken.
Maar de begroeting was heel vriendelijk
geweest. Hij had zich opeens heerlijk opge
lucht gevoeld. Ze waren samen een eind
opgeloopen en er was onmiddellijk een vlot
en aangenaam gesprek gaande geraakt. Hij
had daarbij wel vaag de gewaarwording
gehad, dat zij, evenals hij, zich maar zoo
voordeed uit wellevendheid, doch ze schenen
zijn. Natuurlijk was dit een euvel, want
tot de Genro" behooren niet alleen hooge
autoriteiten van het leger, maar ook van
de vloot. Dat gaf een inconstitutioneel
overwicht van het hooge militairisme.
Botsingen kwamen derhalve veelvuldig
voor. Op de eischen, die de
buitenlandsche poltiek stelde, en op de
financiën werd vaak door die Genro niet
gelet. Katsoera wilde dit euvel thans
ondervangen door de instelling eener
Commissie van Landsverdediging, be
staande, behalve uit bovenbedoelde ele
menten, uit de Ministers van
Buitenlandsche Zaken en van Financiën alsmede
de gouverneurs-gene/aal van Korea, van
Formosa en van Kwantung.
Het is wellicht niet gewaagd te ver
moeden, dat in de Japansche
Regeeringskringen eene zekere vrees bestaat voor
anti-monarchistische neigingen. Soen Jat
Sen, de Chineesche Republikein, bevindt
zich reeds sedert eenigen tijd te Tokio,
alwaar hij met groote geestdrift is ont
vangen. Ook vertoeft aldaar, sedert
December, Hu Jing, de rechterhand van
Juan Shi Kai, werkende voor de erken
ning door Japan van het Chineesch
gemeenebest, zoodra de Nationale Vergade
ring van China hare eerste zitting in deze
maand (Maart) zal hebben gehouden, en,
zooals zeer waarschijnlijk is, Juan Shi
Kai en Li Juan Hing tot opperste
leidslieden zal hebben gekozen.
Hoe ook, Katsoera wilde den
democratischen weg niet op. Reeds dadelijk
na de opening van het Parlement, in
December I.I., zocht hij naar uitstel met
het doel de straks bedoelde partij van
200 volgelingen tot stand te brengen en
ook, zoo noodig, te geraken tot een
compromis.
Het gebruik, sedert jaren, is, dat het
Japansche Parlement op den 21 sten
Januari zijne werkzaamheden begint met
de behandeling der Begrooting. Prins
Katsoera stelde voor: ditmaal niet eerder
te vergaderen dan den 5den Februari.
Hij ondervond daarbij heftigcn tegen
stand. Niet alleen werd dat voorstel ver
worpen, maar tevens zou de Volksver
tegenwoordiging hem zoo spoedig mogelijk
een negental vragen voorleggen, waarvan
de eerste luidde : Volgens de verklarin
gen des Keizers, bij zijne troonsbestijging,
zou de staatkunde van Zijnen
doorluchtigen Vader ten aanzien der ontwikkeling
van het constitutionalisme niet worden
opgegeven. Wat denkt de Regeering
daarvan ?"
Terwijl de acht overige. paragrafen
dezer interpellatie eveneens gericht waren
tegen de macht van den Mikado, was
het duidelijk dat de verschillende partijen
der Volksvertegenwoordiging Prins Kat
soera wilden dwingen kleur te bekennen.
Zij drongen aan op dien gebruikelijker!
datum van 21 Januari, juist om hem zoo
min mogelijk tijd te geven voor oppor
tunistisch optreden.
Toch zette hij, door middel van Keizer
lijke Besluiten, verdaging en schorsing
bevelende, zijnen wil door.
Maar, toen het Parlement den 5den
Februari bijeen kwam en zich weder de
gelegenheid ontnomen zag een votum
van wantrouwen uit te bregen tegen het
Kabinet, hetwelk slechts door den wil
dit over en weer van elkaar teapprecieeren.
Er was inderdaad weer een sfeer van
geestelijke harmonie om hen heen geweest,
waar binnen maar weinig van de buiten
wereld doordrong.
Toen, voor een winkei, waar zij een
boodschap moest doen, afscheid van elkaar
nemend, had ze hem met haar kwijnend
gebaartje de hand gereikt en gevraagd:
Kom je nog eens aan ?"
Ze zei 't, zooals hij dat wel van liaar
kende: heel zacht, heel lief, vleiend, vlemend
bijna. Althans zoo leek 't hem. 't Had hem
verbaasd en verheugd tevens. Hij wist, dat
ze capricieus was; daar meende hij de be
wijzen van te hebben!... En toch, en toch ...
terwijl hij zich voorgenomen had op zijn
hoede te zijn, sterk te blijven en niet toe
te geven... was hij bijna op hetzelfde
oogenblik weer voor haar bekoring bezweken.
Ach, hoe licht vlamde bij een man het vuur
der liefde weer op, als er nog maar n
sprankje van gloeide! Hij had haar voor zich
zien staan in haar modieus donkerblauw
wandelpak met kort manteltje en nauwen
rok, een weinig zijwaarts overhellend,
steunend op n been, het andere wat naar
voren tenger en zeer gracieus figuurtje,
kwijnend als werd ze gedrukt door een al-oud,
verborgen leed. Hij zag weer, beschaduwd
door den breeden hoed, haar zacht, mat
gezicht met de losgeraakte blonde
haarvlokken langs de slapen, de timide licht
blauwe oogen en den weeken, zinnelijken,
gereserveerd-gesloten mond. Hij zag weer
haar zwakken glimlach, die als ternauwernood
zich dringen kon door het weemoedige waas,
dat haar omgaf. Hij hoorde weer haar wel
luidende, zachte stem met dien fbijzonderen
klank van teederheid en resignatie. En haar
hand was nog steeds in de zijne geweest.
't Had slechts enkele seconden geduurd.
Goed" had hij geantwoord, haar hand
opnieuw een drukje gevend. Wanneer?"
Ze had nadenkend voor zich gekeken,
nerveus met de punt van haar schoen figuren
op de straat trekkend. Toen, hem plotseling
met een schuchteren oogopslag aanziend,
zei ze:
Morgen niet. Morgen ben ik bezet. Maar
overmorgen Kan je dan ?"
Overmorgen ... ? Jawel. Hoe laat ?"
Overmorgen-avond. Acht uur ongeveer."
Afgesproken."
Sedert was er een tweestrijd in hem
ontstaan. Hoe meer hij erover nadacht, hoe
meer beteekenis haar uitnoodiging voor hem
kreeg. Ze was zeer eenzelvig en daarbij
critisch ; ze was heel moeilijk, wat betrof het
kiezen van haar vrienden en vriendinnen, en
niet licht zou ze iemand verzoeken bij haar
te komen. Daar moest dus iets achter ste
ken. .. En toch was er een sterke twijfel in
hem ; zekerheid had hij geenszins; hij
herindes Keizers bestond, hadden er door het
geheele ' land protestvergaderiegen en
volksoploopen plaats en zag Prins Kat
soera zich gedwongen zijn ambt neer
te leggen.
Zoo is dan nu een liberaal Kabinet aan
het roer gekomen. Daarbij moeten noch
tans als merkwaardigheden worden
aangeteekend : zoowel dat de eigenlijke leider
der liberale Sejoekai, Markies Sajonji, die
door Katsoera nog niet lang geleden werd
vervangen, zich op den achtergrond houdt
en zijne plaats aan Admiraal Jamamoto
heeft afgestaan, als dat de Ministers van
Buitenlandsche zaken, van Oorlog en van
Marine buiten, wellicht moet men zeggen :
boven, de partij der meerderheid staan.
Nu is het waar, dat in menig land de
meening heerscht, dat het beter is de drie
daareven genoemde portefeuilles onaf
hankelijk te doen zijn van partijpolitiek;
maar in Japan, op dit oogenblik, onder de
boven vermelde omstandigheden, schijnt
het toch, dat de meerderheid van het
Parlement heeft moeten transigeeren, en
dat voorloopig, althans tot op zekere
hoogte, nog altijd eerder het Duitsche
regeer! ngssysteem en minder het
Engelsche den boventoon houdt.
F. M. K.
* * *
Moederbescherming
Naar aanleiding van ons artikel over de
circulaire van het Comité, dat zich de op
richting ten doel stelt eener Vereeniging voor
Moederbeschermingen Sexueele Hervorming,
vraagt men ons welk het adres is van dit
Comité. Wij vermelden daarom hier de namen
van het dagelijksch bestuur: Mevr. M. Cohen
Tervaert?Israëls, presidente, den Haag; Est.
H. Hartshalt?Zeehandelaar, secretaresse, C.
Jolstraat 7, Scheveningen; Ch. Carno?Barlen,
penningmeesteres, Oranjekade 29, Heemstede;
Mr. S. van Houten, Den Haag; G. Kapteijn
Muijsken, Den Haag; Dr. J. Rutgcrs, Den
Haag; de leden: S. Bosman, Rotter
dam ; C. C. A. de Bruine?Van Dorp, Lonneker;
J. G. de Bruine, Lonneker; W. Drucker, Am
sterdam ; Th. P. B. Haver f, Amsterdam;
Mart. G. Kramers, Rotterdam ; Lod. van
Mierop, Soest ; S. van Rees?Broese van
Groenou, Den Haag; M. W. H. Rutgers
Hoitsema, Den Haag; Titia van der Tuuk,
Utrecht.
De slavernij der verpleegsters in
christelijke instellingen
Geachte Hoofdredactie,
Vergun mij gebruik van uwe kolommen
te maken ten einde eens de aandacht te
vestigen op een soort blanke slavinnen, die
in dienst van een internationale organisatie,
helaas niet kunnen profiteeren van den zoo
gunstig werkenden internationalen bond ter
bescherming van jonge meisjes en vrouwen.
Ik weet, dat ik, de kat de bel aanbindend,
verzekerd zal kunnen zijn, van heel wat
gemiauw van de hooge daken, vooral nu
het tegen Maart gaat. Laat ons moedig ons
midden in den strijd werpen.
Het geval wilde, dat ik een steenpuist
kreeg op een plaats, waar ik in mijn jeugd
veel klappen op heb gehad helaas lang
niet altoos onverdiend. De plaats werd pijn
lijker, dan ze ooit in mijn jeugd geweest is
en ik moest in een ziekenhuis behandeld
worden. Uit mijn jeugd, toen ik een school
met den bijbel bezocht, herinneringen be
waard hebbende, die mij, den liberaal
voelenden Jood, altoos sympathie voor de
christelijke levensopvatting deden behouden,
nerde zich feiten, sterk-sprekende feiten, die
telkens weer zijn zoeten waan verstoorden.
Hij hield zichzelf voor, dat ze een gevaarlijke
comediante was, dat haar weemoed niet echt
en eigenlijk niets' dan een fijne coquetterie
was, die zij alleen aanwendde om de per
verse weelde van het getroost-worden te
ondergaan.
Maar 't gelukte hem met dit al niet, aan
haar bekoring te ontkomen en hij bleef ver
moeiend weifelen tot hij ten laatste zijn
rust en evenwicht hervond in de volgende
overweging:
Hij vergiste zich misschien, waarschijnlijk
zelfs; maar was 't dan niet heerlijk zich z
te vergissen en te denken, dat zij nu de
vrouw was van volmaakte vrouwelijkheid,
de vrouw van alleen zachtheid, alleen tee
derheid, alleen liefde ... ? Een kleinood, een,
o zeker nutteloos, maar allerliefst
weeldeding. Een wezen, dat alleen leefde van en
voor de liefde, een preciosum van liefde.
En die liefde gold hem, verbeeldde hij zich,
wilde hij zich verbeelden.
Want, al was het alles slechts schijn, dan
deed er dat toch eigenlijk maar weinig toe;
dan was 't toch een mooie, een allerliefste
schijn, vol van de fijnste en diepste levens
wijsheid, die er zich voor wie 't zag
als iets onwezenlijks in weerspiegelde. "Als
't waar was, dat zij acteerdde, acteerde zij
goddelijk, en was ze alleen daarom al waard
aangebeden te worden. Ja, al was 't schijn,
dan wilde hij daaraan toch gaarne zijn liefde,
zijn leven geven. Was er, als je dieper zag
in het geheele leven iets anders dan schijn?
Was er niet alleen een verschil van nuances?...
Ze acteerde... Goed, dan zou hij ook
acteeren en samen zouden ze het mooiste,
het verrukkelijkste spel spelen, dat er te
spelen viel: het spel der liefde. Het feit, dat
zij zelf er de eenige toeschouwers van waren,
zou de intimiteit en het genot ervan nog
slechts verhoogen.
Kom nog eens aan" hoorde hij haar
stem weer en 't klonk in hem als een bijna
bovenaardsche verlokking.
Straks zou hij bij haar zijn.
't Deed hem goed, dat het regende. Was
't niet, of zij beiden nu alleen op de wereld
waren ? Was, wat gebeuren ging, niet als
een onwezenlijke idylle, een zalige droom,
te mooi en te teer voor dit werkelijke leven?...
Ze wachtte hem in de groote,
donker-gemeubelde achterkamer, die uitzicht gaf op
het uitgestrekte park, te midden waarvan
, het ouwerwetsche statige huis gelegen was.
; Bedaard en nauwgezet, zooals ze alles be
daard deed en nauwgezet, had ze de
toebereidselen gemaakt voor zijn ontvangst. Ze
had tact en een fijne smaak en met behulp
daarvan had ze een gezellig hoekje weten te
maken bij het open raam. Over het tafeltje voor
koos ik het Diaconessenhuis aan den Wester
singel te Rotterdam.
Vijf dagen heb ik daar doorgebracht en de
inrichting hersteld verlaten. Mij dunkt, dat
ik mijn dankbaarheid voor de genoten ver
pleging niet beter kan oetuigen, dan eens
ruiterlijk in 't publiek de aandacht te vestigen
op de allerschandelijkste exploitatie van jonge
meisjes, die onder het mom van christelijk
heid hier en naar ik uit mededeelingen
moet opmaken over 't algemeen in de
Diaconessenhuizen plaats vindt. Dat de katho
lieke godsdienst het ongehuwd blijven van
gezonde jonge meisjes als instituut heeft
aanvaard, wist ik. Er is daar nu eenmaal
niet aan te tornen, zonder aan iets te raken,
dat ons Nederlanders heilig boven alles moet
zijn, de vrijheid van godsdienst, de vrijheid
van geweten". Maar daarmede houdt het
dan gelukkig ook op. Geen enkele
protestantsche leer schrijft het coelibaat voor
vrouwen voor. Dan mist men ook het recht
een alleen door hysterische motieven inge
geven leefregel in te voeren, een uit het
gevloekte Duitschland, waar dank zij de
wetten'', thans op elke drie menschen er
n gevangenisstraf heeft ondergaan, een
uit het gevloekte Duitschland, zeg ik,
geimproviseerde kazernegeest, naar ons vrij
Nederland over te brengen, waardoor kern,
gezonde, karaktervolle vrouwen aan het
maatschappelijk leven worden ontrokken.
In het Rotterdamsche Diaconessenhuis, dat
onder directie staat van een Duitsche dame,
een goedig bestje nu, wier leven vol edele
daden thans waarlijk door wat rust verdiende
beloond te worden, evenals de leiding van
het R. D. H. verdiende in handen gesteld
te worden van een Nederlandsche
vrouw van zuiver bloed, zoodat de goede
eigenschappen van ons ras op 't gebied van
liefderijkheid en menschenmin ten volle
konden toegepast worden, zijn veertig zusters
werkzaam. Deze zusters zijn allen dames uit
christelijke families. Haar leeftijd varieert
van achttien tot vijftig jaar. Allen zijn ze
ongetrouwd... of ze allen ook
ntrouwlustig zijn durf ik niet beweren. Maar wel
wil ik zeggen, dat deze veertig vrouwen
niet de minste gelegenheid hebben om op
gepaste wijze met jonge mannen van haar
stand in aanraking te komen. Het gevolg is, dat
er een algemeene hysterie, bij deze sterker, bij
gene natuurlijk zwakker, zich onder deze
vrouwen heeft ontwikkeld, die sommigen harer
zeker minder geschikt maakt voor haar taak.
Die slavendienst is als volgt: om zeven
uur op. Bezoek aan den zieke. Bidden en
zingen. Verzorging van den zieke. Dan het
verrichten van alle werkzaamheden. Er zijn
in het D. H~. geen of weinig dienstboden. De
arbeid duurt zoo voort tot 's avonds negen
uur. Dan weder bidden en zingen en naar
bed. Voor sommigen natuurlijk nachtdienst.
Ook Zondags hebben de zusters" geen
gelegenheid met de maatschappij in aan
raking te komen, 's Morgens naar de kerk.
Dan weer naar het D. H. om te werken. En
's avonds n uurtje vrij. Eén maand's jaars
vacantie. De zusters mogen soms naar een
concert. Het gaan naar den schouwburg is
haar verboden.
Denk nu eens aan 't leven, dat zoo'n
zuster" leidt. Altoos in aanraking met
zieke menschen die, men weet het, door
gaans lastig, veeleischend en egoïstisch zijn.
In het huis heerscht gestadig de zoelige
broeikas-atmosfeer van de zoo ongezonde,
droge stoomverwarming.
Nooit komt zij uit haar droom." Altoos
om haar heen klagen van menschen over
hun pijnen en pijntjes. Geenerlei vrijheid is
haar toegestaan. De patiënten worden of
door den nen gestichtsdokter of door
hun eigen geneesheer behandeld. De onge
huwde, jonge dokter de eenige
huwelijkskans voor de verpleegster komt maar heel
zelden in het Diaconesseuhuis.
de rustbank had ze een mooie
warm-kieurige lap uitgespreid, daarop plaatste ze haar
theeblad met veel kostbaar oud blauw en ge
dreven zilver; en ook prijkte er, op Japansche
wijze, n enkele bloesemtak in een hoog smal
kristallen vaasje. Naast de tafel, onder haar
bereik raasde zachtjes zeurend een ouwer
wetsche theestoof.
Ze overzag dit alles met welgevallen, ging
daarna op de rustbank zitten en wachtte.
Buiten suisde onafgebroken de regen. Bij
wijlen drong een zwoel vochtig vlaagje naar
binnen, en 't was als een ondeugend speelsch
liefde-godje, dat haar telkens onverwacht
even nauw-merkbaar streelen kwam,
uit-hetpark-aangedragen bloesemgeuren over haar
uitstortend, om dau weer even plotseling te
verdwijnen.
Sedert den dood van haar vader haar
moeder had zij nooit gekend leefde zij
vrij eenzaam met een oude zonderlinge tante
op het afgelegen buiten. De familie had haar
aangeraden in de stad een levendiger,
vroolijker omgeving te zoeken; doch weinig
energiek, opziend tegen zoo'n ingrijpende
verandering, en bovendien gehecht aan den
grooten tuin en het huis, waarin zij geboren
was, had zij hoewel langen tijd weifelend
aan dien raad geen gevolg gegeven.
Tante Gerarda, die al sinds vele jaren het
huishouden bestierde, maar zich overigens
den ganschen dag in haar kamers terugtrok
en alleen aan tafel verscheen, tante Gerarda
was juist gezelschap genoeg om de familie
niet verder te doen aandringen.... Lizzy
was nu eenmaal altijd een vreemd en eigen
zinnig kind geweest, en ze was nu eindelijk
oud en wijs genoeg om zelf te weten wat
zij doen moest.
Zij was toen een en twintig jaar.
Rijk en van haar vroegste jeugd vrij wel
aan zichzelf over gelaten, had ze bijna altijd
kunnen doen en laten, wat zij wilde. Hier
door was haar karakter wel gaaf, doch ook
eenzijdig uitgegroeid. Bijna alles wat haar
onaangenaam was, vermijdend of nalatend,
had zij als 't ware, zichzelf verwend. Zoowel
haar goede als slechte hoedanigheden hadden
volle vrijheid gehad wortel te schieten en
zich te ontwikkelen. Vandaar dat zij iemand
van uitersten was. Van huis uit beschroomd
en verlegen, was dit door de jaren al erger
geworden en had 't de proporties van een
pathologische overgevoeligheid aangenomen.
Op school reeds zonderde zij zich af en
leefde zij stil haar eigen leven. Doch ook
later sloot zij zich moeilijk aan, tengevolge
| van die overgevoeligheid en een besliste,
j eigene smaak, waardoor zij de menschen
l zeer critisch beoordeelde. Evenwel was zij
weer niet innerlijk sterk genoeg, om die
eenzaamheid te kunnen verdragen op den
duur.
Zoo was zij geworden tot een wel fijne
Zelfs het bezoeken van zoo iets
onschuldigs als een tentoonstelling van schilderijen
is den zusters" niet bij vrijen wil veroorloofd.
Ik neem aan, dat velen het mij z'ullen
gelooven, wanneer iftr^eg, dat een 20-jarige
loopbaan als journalist en schrijver in mij
eenige psychologische gaven ontwikkeld
heeft. Met dit gezag verklaar ik, dat deze
verpleegsters, deze zusters", onder het mom
van een dor, van ultra-montes, van uit Genève
gehaald Christendom, een Christendom dat
niets heeft te maken met de zachte, liefelijke
leer, de juist de vrouw zoo verheffende en
eerende leer van den Heiland, geëxploiteerd
worden op een wijze, welke elk gezond
voelend mensch, moet doen rillen van afschuw.
Ik wil het hier luide zeggen, mijn indruk
is, dat hier van de argeloosheid van ouders
en van de onderworpenheid van brave meisjes,
misbruik wordt gemaakt om Nederlandsche,
gezonde jonge vrouwen, op instigatie van
den een of anderen Duitschen kwezel, syste
matisch tot hysterie te brengen.
Er heerscht in dit huis contagieuse hysterie.
Met welk recht sluit men gezonde Neder
landsche vrouwen van de buitenwereld af ?
Met welk recht besteelt men onze volks
kracht van haar besten inhoud ? Met welk
recht ontduikt men hier, in moreelen en in
wettelijken zin, de vele sociale wetten, die in
de laatste decennia gemaakt zijn om den
mensch te beschermen tegen het misbruik door
den medemensen? Een winkelier-patroon,
die na negen uur een paling verkoopt, wordt
voor den Hoogen Raad gesleept. De
trekhond onder de kar verheugt zich in de zorg
der regeering. Waarom is de ziekenzuster
van deze z.g. christelijke inrichtingen, buiten
alle wet en recht gesteld ?
Op een nacht ging mijn verband los en
ik moest, hoezeer ook met weerzin, om hulp
schellen. Er kwam dadelijk een zuster ter
hulp. Maar de arme had zelve hooge koorts.
Zij sliep op de gang op een rustbed.
Den volgenden dag was de neus van het
meisje zoo met koortsuitslag bedekt, dat
het de aandacht van mijn arts trok.
De arme zusters", opgaande in de
fantaisie, die men voor haar van het christen
dom heeft gemaakt, klagen niet. Zij meenen
om hooger heil alles te moeten dulden en
verdragen. Maar ik vrage, mag een dergelijke,
edele inborst misbruikt worden om heur
van haar Nederlandsche, van haar aange
boren vrijheid te berooven?
Dit had ik te zeggen. Ik weet, dat natuur
lijk bestrijding zal volgen. Dat men de
argelooze zusters zelve er wel toe brengen
zal, te protesteeren. Maar er zullen er hoop ik
zijn, die moedig voor haar meening uitkomen.
Ook dat is christendom dat allereerst.
En wat ik hier wensen te vragen is, of
het niet dringend noodig is, dat de regeering
een NEUTRALE permanente commissie
be_noeme, een commissie waarin ook liberalen,
vrijzinnigen, socialisten zitting hebben, die
gestadig enquêtes houdt in alle inrichtingen,
die den Heiland, die voor ons allen geleefd
heeft, misbruiken, om een schans te bouwen
rond hun huizen, waar jong, argeloos Neder
land wordt misbruikt, geëxploiteerd en op
geleid tot femelarij, huichelarij, kwezelarij,
vleierij, kuiperij gebracht tot hysterie,
onttrokken aan haar heilige plicht, het Neder
landsche volk, Nederlandsche kinderen te
brengen, naar het gebod van God, Bijbel
en natuur.
Met dankbetuiging, geachte hoofdredactie,
voor uwe gastvrijheid, welke het mij mogelijk
maakt, m ij n dank voor genoten verpleging
te betuigen, op de wijze, die een eerlijk
journalist betaamt, heb Ik de eer te zijn
Uw dw. collega
BERNARD CANTER
Rotterdam, 26 Febr.
Slechts n opmerking:
en bijzondere persoonlijkheid, doch die steeds
als omgeven was door een waas van stille
treurigheid, waaruit ze slechts een heel enkele
maal en dan geheel onverwachts in een bui van
uitgelaten vroolijkheid en overmoed losbarstte.
Meestal echter deed ze haar dagelijksche
bezigheden lusteloos en bijna werkttiigelijk,
als een haar zelve opgelegde plicht.
Zooals ze daar in dat rijke, maar sombere
huis haar dagen droomerig en bescheiden
doorbracht, geleek ze wel een droef klein
prinsesje uit een oud sprookje: zoo weinig
had het leven haar nog beroerd en besmet,
zoo vaag en onwezenlijk leefde ze. En
evenals over zoovete sprook-prinsessen,
scheen ook over haar een ban, een vloek te
heersenen, een vloek, die haar tot eenzaam
heid doemde. Want de weinige menschen,
tot wie zij zich wel aangetrokken gevoelde,
schuwden haar, begrepen haar niet en dachten,
dat haar zacht en mooi gezichtje een ver
raderlijk mom was voor een koud en trotsch
karakter. De meesten meenden dit zelfs bij
ondervinding te weten. Toch vergisten zij
zich, en had zij juist een groote behoefte
aan warmte en gezelligheid. Ze zou dit ook
gaarne bekend hebben, en tevens: dat haar
trots geen trots was, maar niets dan angst,
een ziekelijke niet te beredeneeren angst
voor het ruwe leven en de menschen.
Doch zoozeer verbijzonderd had zich haar
leven, dat de gewoonste dingen een ont
zettende beteekenis voor haar kregen en zij
zich over bijna niets, haar zelve betreffend,
uiten dorst.
Inderdaad was haar trots niets dan een
wapen, het eenige wapen, dat die angst haar
aan de hand had gedaan, om het leven, dat
te ruw op haar indrong, te weren; een wapen,
dat ze, bij gebrek aan beter, aanvaard had
en, nood gedrongen, dikwijls verkeerd ge
bruikte. Ze wist wel, dat ze velen al door
dit wapen tegen haar wil gekwetst en van
zich vervreemd 'had; doch ze had waarlijk
geen ander middel, waarmee ze haar over^
gevoeligheid, die haar wezen was, bescher
men kon. 't Was voor haar een levenskwestie.
Zoo was ze gedwongen eenzaam te leven als
een menschenhaatster met een koel trotsch
gemoed, terwijl juist dit gemoed een schat
kamer vol teederheden was. En dit alles
tengevolge van een overdreven
ziekelijken schroom, 't Scheen haar noodlot:
bevangen te blijven in dien schroom, die,
juist wanneer zij zich toonen moest en wilde,
haar zoo verlammend omsloot.
Ook hém had zij afgestooten, en dit had
haar meer verdriet gedaan, dan van al de
anderen te zamen. Hij alleen scheen haar
te begrijpen, en juist begon er iets als een
sfeer van vertrouwelijkheid, intimiteit om hen
heen te komen, toen ook hij plotseling weg
bleef, scheen te boudeeren en niet meer kwam
op de plaatsen, waar hij haar kon ontmoeten.