Historisch Archief 1877-1940
.10
DE A M STERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
9 Maart '13. No. 1863
stande, dat de aand. Deli Batavia, welke .
de Bindjey ontvangt, tot 1915 geblokkeerd
zullen blijven.^
In de overiQ soorten was de handel onbe
duidend, alleen Boxtel?Wesel-waarden on
dervonden flinke belangstelling, zonder dat
echter de koersen veel varieerden.
Aandeelen Deli Spoorweg-Mij, een paar
punten hooger ondanks de aanstaande uit
gifte van ?2.500.000 aandeden a 150 pCt.;
aand. Ned-Ind. Tram eveneens een paar pro
cent hooger.
De geldmarkt is in den loop der week
wat verstijfd, zoodat prolongatie-rente tot
4 pCt. steeg.
7 Maart. v. D. M.
P.S. De heden geveilde partijen van de
Deli-maatschappij brachten onderscheiden
lijk ?1.50 tot ?3.50 per X KG. op, tenge
volge waarvan de aand. Deli-maatschappij
tot 395 pCt. stegen.
De overige soorten varieerden nagenoeg
niet.
De marktstemming was over 't geheel
genomen weer iets zwakker.
* * *
Turklje's financiën
Als men van Turkije's financiën" hoort
spreken, is men terstond geneigd te denken
aan den chronischen geldnood, waarin dit
rijk sedert tal van jaren reeds verkeert.
De berichten van den laatsten tijd, vol
gens welke de salarissen aan de ambtenaren
niet kunnen worden betaald en aan de sol
daten te velde geen behoorlijk voedsel wordt
verstrekt, zijn oud nieuws.
Maar zeer groot is het aantal van hen,
die belang erbij hebben, dat de dood van
den zieken man aan den Bosporus" niet al
te zeer wordt verhaast. Want 't is nog niet
lang geleden, dat de voornaamste h'nancieele
centra van Europa zich beijverden om Tur
kije van geld te voorzien, ondanks de tal
rijke amputatiën, die in de laatste 40 jaren
met medewerking en goedkeuring van de
toongevende Europeesche regeeringen zijn
geschied en waarbij van het zware Turksche
rijkslichaam telkenmale een of ander brok
stuk werd afgezet.
Niettemin heeft het verminkte Turkije
nooit geaarzeld van zijn politieke chirurgen
geld ter leen te nemen en liefst zooveel, als
het maar kon machtig worden.
Waar het eerstdaags te wachten verlies
van zijn Europeesch gebied, tot welken prijs
het den vrede zal moeten koopen, behalve
de oorlogschatting, die door de overwin
nende Balkanstaten, wordt geëischt, gaat
voor Turkije of juister voor zijn credi
teuren ook een gedeelte verloren van de
waarborgen, waarop zij indertijd hun geld
in Turksche fondsen hebben belegd.
Maar door den nood gedwongen, zal
Turkij's eerste daad na het sluiten van den
vrede het sluiten van een leening zijn en
het vooruitzicht daarop is misschien wél
een van de krachtigste factoren, die de staat
kundige leiders te Konstantinopel in den
laatsten tijd meer handelbaar hebben ge
maakt.
Als onderpand voor een nieuwe leening
zullen vermoedelijk dan wel eenige conces
sies nog te vinden, zijn, op het verwerven
waarvan de Europeesche Staten, door
wederzijdsche afgunst gedreven, zullen "trachten
elkander den loef af te steken.
Of dan echter het grpote publiek nog
zooveel lust zal hebben, zijn geld in Turksche
staatsfondsen te beleggen, staat te bezien.
Het zal dan rekening dienen te houden met
wat er vari het Turksche rijk nog is over
gebleven, in verband met hetgeen van de
leeningen, sedert . den Krim-oorlog door
Turkije aangegaan, nog moet worden terug
betaald.
Vooral het Engelsche publiek, want meestal
was Engeland de meest bereidwillige geld
schieter ;vap Turkije, zal met den door den
jongsten oorlog veranderden toestand reke
ning houden.
Onderstaande opgave vermeldt de lee
ningen, sedert 1855 door Turkije in het
buitenland aangegaan, en de bedragen, welke
daarop nog moeten worden terugbetaald:
waarv. nog
terug te bet.
(in St.)
3,815,200
2,912,000
5,438,920
644,600
7,227,980
2,624,200
7,371,000
35,395,260
4,199,460
6,158,640
jaar v.
uitgifte
1855
1890
1891
1893
1894
1896
1902
1903
1908
1909
rente
voet
4%
4
4
4
3K
5
4
4
4
4
Bedr. d. leen.
(£St.)
5,000,000
4,545,000
6,316,920
909,100
8,212,340
2,975,200
7,818,200
38,432,520
4,282,840
6,363,640
St. 84,855,760 St. 75,787,260
Bovendien zijn er nog verschillende
binnenlandsche leeningen en schulden, zoodat
met inbegrip daarvan Turkije's totale schul
denlast enorm veel grooter is. Onlangs
verklaarde de Turksche minister van finan
ciën, dat het totaal op 6 milliard francs
is te schatten.
Voor de rente-betaling van de
buitenlandsche leeningen zijn verschillende staats
inkomsten aangewezen; van de leening van
1855 was de rente-betaling gemeenschappelijk
gegarandeerd door de regeering van Engeland
en die van Frankrijk, terwijl tot verdere
zekerheid strekten de douane-ontvangsten
van Smyrna en Syrië. Voor de leeningen van
1891 en 1894 was van de Egyptische schat
ting jaarlijks St. 280,622, resp. St. 329,249
per jaar verpand.
Als waarborg voor de leening van 1890
waren aangewezen de tienden op graan van
verschillende Turksche provinciën en boven
dien T. 80,000.?uit de douane-ontvang
sten; voor de leening van 1896 diende de
belasting op de schapen in verschillende
districten des rijks en de rechten op opium,
olijven enz., tot een totaal bedrag van
T. 200,000 tot zekerheid voor de rente
betaling.
De z.g. Tumbeki-leening van 1893 heeft
als onderpand de jaarlijks door de Sociètc
du Tombac" aan de schatkist te betalen
uitkeering van T. 51,500, terwijl de rest
der verschuldigde rente uit de gewone ont
vangsten moet worden bijgepast.
Voor de rente der leening van 1902 moet
jaarlijks T. 354,545 uit de inkomende
rechten worden afgezonderd.
De groote leening van 1903, de
geunificeerde schuld, die de seriën A, B, C en D
van de schuldregeling van 1881 verving en
de voor die seriën verbonden verschillende
rechten tot onderpand heeft, staat onder
controle van de Administration de la dette
publique Ottomane", aan welke moet worden
uitgekeerd 33'A pCt. van hetgeen de
jaarlijksche netto-ontvangsten meer opbrengen
dan T. 2,157,375.
In handen van het bestuur dezer admini
stratie, de vertegenwoordiger van de houders
van Turksche staatsfondsen, berust de con
trole op de staats-inkomsten.
De leening van 1908 is gegarandeerd door
de douane-ontvangsten van verschillende
Turksche steden tot een jaarlijksch bedrag
van T. 180,000 en verder door rechten,
die door de Administration" worden be
heerd, tot een bedrag van T. 40,000 per
jaar. Voor de leening van 1909 zijn aangewezen
de ontvangsten van eenige vilajets, welke
te voren waren bestemd voorafbetaling van
de oorlogsvergoeding aan Rusland. Is de
opbrengst niet voldoende, dan moet het
ontbrekende uit de algemeene staats-in
komsten worden verkregen.
Met den aard der zekerheid voor de ver
schillende leeningen houdt het koerspeil
natuurlijk verband, afgescheiden van de om
standigheid, dat door den jongsten oorlog
de verschillende Turksche fondsen algemeen
in niet onbelangrijke mate zijn gedaald.
Gering echter is de teruggang voor de
leening van 1855, waarvan Engeland en
Frankrijk de rente-betaling hebben gegaran
deerd, alsmede voor de leening van 1891,
die in de door Egypte op te brengen schat
ting een betrouwbare garantie heeft.
Daarentegen heeft de koersverlaging te
Londen voor de leeningen van 1902, 1903,
1908 en 1909 sedert Februari 1912 niet min
der dan 6 a 8 pCt. bedragen.
Zoolang de vrede niet is gesloten, zal
Turkije zich slechts op zeer bezwarende
voorwaarden en dan nog tot betrekkelijk
kleine bedragen geld kunnen verschaffen.
Daarna zal het, met het oog op het belang
van zijn Europeesche crediteuren, door deze
weder op de been moeten worden geholpen
en gehouden.
7,3 '13. v. D. S.
Ingezonden
Verplegenden
Geachte Hoofdredactie.
Mogen wij U, naar aanleiding van het
artikel De slavernij der verpleegsters in
Christ. instellingen" om eenige plaatsruimte
verzoeken?
De heer Bern. Canter heeft blijkbaar ge
voeld hoe noodig 't wordt, dat het publiek
wat meer op de hoogte komt van het leven
der verpleegster in ziekenhuizen, ook waar die
een specifiek christelijk protestantsch karak
ter hebben z.a. de Diakonessenhuizen. Zeker
mogen wij veronderstellen,dat de heer C.
de goede bedoeling heeft gehad, hiermee iets
te bereiken, dat tot verbetering van het lot
der zusters zou kunnen leiden.
Hoe jammer is het daarom, dat de Heer
C. zich in zijn bezieling laat verleiden, na
een vijfdaagsch verblijf in het Rotterdamsche
Diaconessenhuis, de conclusie uit te spreken:
al die vrouwen lijden aan hysterie. Heeft
de heer C. werkelijk in dien korten tijd alle
veertig diaconessen om zijn ziekbed gezien ?
Heeft hij ze allen zoo nauwkeurig kunnen
gadeslaan? Wij durven wel met zekerheid
zeggen, dat dit niet het geval geweest is.
Waaraan dan vragen wij, ontleent de Heer
B. het recht deze vrouwen zoo maar hyste
risch te noemen? Wij betwijfelen of zelfs
een ervaren psychiater na zoo'n korte en
oppervlakkige observatie een dergelijke
diagnose over zooveel personen tegelijk zou
hebben durven uitspreken.
Bovendien was de inzender o.i. verplicht
geweest nader te omschrijven wat hij onder
't woord hysterisch wenscht te verstaan.
Het kan hem toch niet onbekend zijn welke
klank dit woord nog steeds heeft voor het
groote publiek. De meesten kennen het niet
anders dan onder de oude, onwetenschap
pelijke beteekenis van iets verachtelijks en
tegelijk 'belachelijks, zooals het b.v. nog in
societeitspraatjes gebruikt wordt. Door nu
de Rotterdamsche diaconessen in 't bijzon
der te noemen geeft hij ze over aan de spot
en de kritiek der groote massa en het mede
lijden van enkelen.
Wij houden ons verzekerd, dat 's heeren
Canters bedoeling van te goeden aard is
geweest, dan dat het hem niet ter harte zou
gaan, indien hij juist door zijn min of meer
onvoorzichtige woorden de Rotterdamsche
diaconessen zeer onaangenaam moet zijn
geweest.
Mag dus noch de krasse uitspraak van
den heer C., noch de vorm waarin hij zijn
artikel de wereld ingezonden heeft, onze
sympathie wegdragen, van harte juichen wij
het toe, wanneer uit het publiek eens een
stem opgaat, die zich verheft tegen de uit
buiting der verpleegster in inrichtingen.
Onder de verplegenden zelf wordt het ver
zet tegen misbruik steeds krachtiger, wordt
al jaren lang een actie gevoerd tegen te
langen werktijd, te weinig rust, te lage
loonen enz., maar het zijn juist de verple
genden uit christelijke inrichtingen die zich
tot nu toe steeds buiten dezen strijd ge
houden hebben, en dit ligt geheel in de lijn
van hun levensopvatting.
Zij gevoelen zich aangetrokken tot een
leven buiten de gewone maatschappelijke
wereld en ontgaan daardoor den
onmiddelijken, persoonlijken strijd om het bestaan.
Voor eenigszins stille en religieuze naturen
is het een rust, niet gedwongen te zijn zelf
over de inrichting van haar leven na te den
ken; materieel wordt er voor haar gezorgd
niet alleen, maar ook in andere zaken vaak
voor haar gedacht en gehandeld. Wij nu
gelooven, dat voor volwassen personen, wier
levensopvatting meestal verbieden zal, dat
zij klagen, laat staan zelfstandig pogingen
doen om verandering in hun omstandigheden
te brengen, vooralsnog door buitenstaanders
weinig gedaan kan worden.
De heer C. bedenke toch dat men niet
Katholiek behoeft te zijn, om een
nonnennatuur te hebben. Wij voor ons rneenen,
dat dit geen hysterie behoeft mee te brengen,
dat vele vrouwen zich gelukkigen volkomen
bevredigd voelen in een leven van nauw
gezette plichtsbetrachting, geheel afgesloten
van de maatschappij.
De Redactie van De Amsterdammer voegt
aan het stuk van de heer C. de zeer juiste
opmerking toe, dat ook wereldlijke ver
pleegsters nog vaak onder gelijksoortige
ongunstige omstandigheden werken.
Ofschoon Nosokèmos, de vakvereeniging
dei verplegenden, al jaren lang strijdt voor
verbeteringen,' houden nog steeds velen dier
verplegenden uit neutrale inrichtingen zich
buiten deze beweging. Wij schrijven dit toe
aan de overlevering dat het verplegen niet
als een beroep beschouwd mag worden, en
dat het haar, die opkomen voor eigen be
langen, en die harer vakgenooten, per se ont
breken moet aan de ware toewijding. Deze
opvatting is helaas nog al te diep ingeworteld
bij het publiek.
En toch, welk een steun ware het niet
voor de verplegenden, wanneer het publiek
inzag (en daarvan openlijk blijk gaf), dat
het eenerzijds door zijn overdreven eisenen
van zuiver geestelijke roeping, anderzijds
door zijn volslagen onbekendheid met het
ziekenhuisleven der zusters, vele zeer ver
keerde toestanden helpt bestendigen.
Wanneer de wereldlijke verplegenden door
organisatie steeds meer zullen hebben be
reikt van hetgeen zij nastreven, dan zal dit
ook zeker van invloed zijn op de levens
omstandigheden der verplegenden in Chris
telijke inrichtingen, omdat dit streven ge
richt is op een wettelijke regeling van op
leiding, arbeidsduur, bescherming van het
beroep enz. Ook de Christ. inrichtingen
zullen zich ten slotte hieraan moeten on
derwerpen; en zoo zullen de diaconessen
eenmaal profiteeren van hetgeen de wereld
lijke verplegenden met haar
maatschappelijken strijd veroverd hebben.
U dankend voorde verleende plaatsruimte.
De Redactie van Nosokómos,
Weekblad v. d. Ned. Ver.
tot bevord. der Belangen
van Verplegenden.
*
Begunstiging
Geachte Redactie,
Door toevallige omstandigheden las ik
eerst heden de bespreking van den Gysbrecht
van Aemstel door Honoréde la Baignoire
in uw blad, en op mijn navraag is mij niet
gebleken, dat iemand een poging heeft ge
daan om aan te toonen dat een dergelijke
manier om te critiseeren niet behoorlijk is.
Een geneesheer is dikwijls in de nood
zakelijkheid om pijn te doen, maar men kiest
zich niet een dokter, die daarin lust heeft.
Een opvoeder is dikwijls in de noodzake
lijkheid van te straffen, maar men vindt niet
hem den besten opvoeder die daarin lust
heeft. Zoo ook is de criticus dikwijls in de
noodzakelijkheid onaangename dingen te
moeten zeggen, die voor hem de waarheid''
zijn, en niemand heeft het recht dit kwalijk
te nemen bij verschil van meening, welk
verschil genoegzaam verklaard wordt door
verschil van persoonlijkheid. Ik wil dan ook
niet uiteenzetten in hoe verre ik het al dan
niet eens ben met de bespreking, die ik be
doel. Alleen wilde ik u vragen of een criticus
zich niet behoorde te onthouden van
beleedigende persoonlijkheden als in dit artikel
voorkomen. Dit staat dunkt mij gelijk met
het werpen met bedorven eieren. Indien
iemand door een dergelijk projectiel getrof
fen wordt, komt de kwade reuk, waarin hij
dan komt te staan, voor rekening van
dengene die daar mee geworpen heeft. En de
geschiedenis van Royaards' leven bewijst gp
meer dan n plaats, dat hij eigen voordeel
niet zocht, maar integendeel soms heel wat
op het spel zette voor zijn overtuiging en
kunstopvatting. Dit, en zijn onvermoeide
arbeid ten dienste van ons tooneel, behoor
den hem te vrijwaren voor dergelijke aan
vallen en uitlatingen in een blad. dat door
fatsoenlijk Nederland wenscht te worden ge
lezen. Het spijt mij dat bevoegdere pennen
dit hebben overgelaten aan uw d.w.
S. BAKHUIZEN VAN DEN BRINK
OZINGA
Bedorven eieren", persoonlijkheden" ...
Wij hebben er de Tooneelcauserie over den
Gysbreght eens op nagelezen. Wij vonden
daarin vele welriekende bloemen, vele ge
vlochten lauwerieren, een-beetje ironie, maar
geen enkel bedorven ei", en wij vonden
er n passage, die kon doorgaan voor
persoonlijk". Zij luidt aldus:
Jonge meisgjens, zoo eene liefelijke fee
a uitnoodigt wat te wenschen" en gij
haakt naar glorie, vraagt dan een schouw
burgdirecteur tot man, gij zult alle
denkbare hoofdrollen spelen op de
helverlichte planken, ook die, welke niet
voor uw dillettantige talentjes geschikt
zijn. Soms zie ik, in mijn scnoone
uchtenddroomen, want ik heb dikwijls
schoone uchtenddroomen, een lichten
geopenden hemel van tooneelroem, en
een Jacobsladdervan stijgende en dalende
en stijgende engelen daartegenaan. Het
zijn zeer bekoorlijke vrouwen die er
klimmen ... klimmen . .. klimmen ...
Hier, in deze passage, is gezinspeeld op
ccn der grootste misstanden in ons
tooneelleven. Er is in milden toon op gezinspeeld . ..
de misstand is algemeen en heeft ellendige
gevolgen. De brief van Mevrouw Bakhuizen
van den Brink, die doet zien hoezeer velen
in dwaling verkeeren omtrent de beteekenis
van veel wat er in het fooneelleven ge
schiedt, is ons mede aanleiding om weldra
over tooneelmisstanden nader uitvoeriger te
spreken. Erger dan het nepotisme
(nevenbegunstiging) in de politiek, woekert in het
tooneellcven de vrouwen-begunstiging! De
inzendster, die (dit in :t voorbijgaan) de
passage ten onrechte allén met céne
tooneeldirectrice in verband bracht, vergeet, dat
persoonlijkheden'', als waarop zij hier aan
merking maakt, volstrekt onafscheidelijk zijn
van gezonde critiek. Indien een minister
aan verwanten posten vergeeft, waarvoor zij
niet deugen, indien tooneeldirecteuren, die
van zichzelf verklaard willen hebben, dat zij
een roeping vervullen in ons Nedcrlandsch
kunstleven, op in 't oogloopende wijze hoofd
rollen toedeelen aan hun naast-staanden, die
de haar opgedragen rollen niet aankunnen,
dan is het niet alleen het recht, maar zel'fs
de plicht van den politicken chroniqueur
zoowel als van den kunstcriticus, op die
hei staatsleven, de kunst benadeelendc heb
belijkheid te wijzen. De la Baignoire heeft
dit in zijn stuk over den Gysbreght op sterke,
maar toch nog door blocmrijkhcid milder
gemaakte wijze gedaan. Hem te verwijten
lust in pijn doen" schijnt ons wat fantastisch.
Die uitlating bewijst misschien, dat de
schrijfster de tooneelkronieken niet goed
weet te lezen .,.
RED,
Inhoud van Tijdschriften
De Ploeg, l Maart '13: W. N. F. Sibmacher
Zijnen, Muziek (Een Eeuw-beschouwing).
A. Rola.td Holst, Dageraad (gedicht). L.
v. d. Waals, Oogenblik na oogenblik, Scha
duw (gedichten), W. J. Steenhoff, Beel
dende Kunst: De tegenwoordige verschijn
selen van kunstontwikkeling. L. Simons,
Tooneelbespiegelingen, enz.
Den Gulden Winckel, No. 2 : Constant van
Wessem, Het Dilettantisme in de Ned. Let
teren. Andréde Ridder, Het Hedendaagsch
Tooneel in Frankrijk (Henry Bernstein) enz.
Ons Tijdschrift, afl. 2: W. Coenraad, Nieu
were Paulus literatuur. J. A. Rispens,
Verzen. H. C. Gunning-de Vries, De Vrouw
en Arbeid, enz.
De Witte Mier, Febr. '13: C. M. B. Dixon,
Uit den Templum Salomonis." Joh. van
Lemferdingen, Tegen de Gulden Snede, enz.
De Vrouw en haar Huis, Maart '13: Johanna
W. A. Naber, Elizabeth Wolff en Agatha
Deken als opvoedsters. Margriet, Van
Vrienden buiten voor buiten-vrienden, I.
P. A. E. Oosterhof, Mijn Ideaal. E. Spakier,
Vrouwenarbeid, Villa Acma. A. H.
Coeturier-Schröder, Gas in de huishouding.
Geertruid de Graaf, Nieuwe Leeswijzers, enz.
Nieuw Vrouwenleven, No. 3: Dr. J. v. d.
Valk, Het Moederrecht. Vrouwenwerk,
Tehuis voor Onbehuisden." Tentoon
stelling de Vrouw 1813?1913", enz.
Vragen van den Dag, afl. 3: Dr. H. Blink,
Het Macedonisch Vraagstuk. P. Keuning,
Het Bijbelsche en het Babylonische
Zondvloedverhaal, Hun overeenkomst en ver
schil. H. W. J. Kroes, Dieventaal. J.
Pasch, Bijgeloovigheden in onzen tijd.
Dr. Georg Brandes, Duitsche geest. J.
Hendrik van Balen, Het uitroeien der die
ren. J. Daalder Dz., De visschen en hun
plaats in de natuur, enz.
De Hollandsche Revue, No. 2 : Frontespiece,
Gusta de Vos-Poolman. Wereldgeschie
denis. Theosofie voor de Christenen.
Het reddingswezen langs de Nederl. kust.
Haarden en Kachels. Karakterschets: G.
J. Roermeester, enz.
Op de Hoogte, Maart '13: Frontespiece,
Generaal J. de Waal. Feiten van den Dag.
AnnievanTricht, Het Monument voor
BuenosAyres.?Oeteldonker-in-spe, Oeteldonk,
deszelfs watervrije moerassen, zandwoestijnen,
enz., enz. D. |. van der Ven, Het Nederl.
Artillerie-Museum op den Doorwerth.
-Praatje over Kunst. A. B. Wigman,
Vogelrijkdom. E. de Winter, Toekomst-voor
spellingen. Leopold Aletrino, Frankfort's
oude Stad. J. H. Rössing, Van en op de
planken, enz.
Molcschott, No. 35 : H. Richter, Begraven
of Verbranden ? Brood, enz.
Nieuwe Uitgaven
De eendracht van het land, door Mr. C.
VAN VOLLENHOVEN, prijs 50 cent, 100 pagina's.
Uitgave Mart. Nijhoff, den Haag.
JOHANNA W. A. NABER, Joan Melchior
Kamper 1776?1824, 250 pag. Prijs ing. ? 4.90,
geb. ? 5.90. Haarlem, H. D. Tjeenk Wil
link & Zn.
Mr. ISAiic DA COSTA, De Chaos en het Licht.
Een halve-eeuws-lied. Met inleiding en
aanteekeningen van P. KAT PZN. (Klassiek Let
terkundig Pantheon) 67 pag., ?0.30. Zutfen,
W. j. Thieme & Cie.
Levensvragen", serie VI, No. 9 : S. A. VAN
LUNTEREN, Veni creator Spiritus! De geest
des tijds getoetst aan kenmerkende ver
schijnselen van moderne kunst, godsdienst
en wijsbegeerte, 47 pag., ?0.40. Baarn,
Hollandia-drukkerij.
P. PIETERS JR., De Sprookjes van Moeder
de Gans. Hun oorsprong en hun beteekenis,
41 pag. Prijs ? 0.35. Amsterdam, P. Pietersjr.
Van Rechts en Links", serie I, No. 5: W.
DE JONG, De Tariefwct,4Qpag.,fö.4Q. Baarn,
Hollandia-drukkerij.
De Handels- en Kantoorbediende en het
Handclsonderwijs, No. l van de Geschriftjes
uitgegeven door den Nationalen Bond van
Handels- en Kantoorbedienden Mercurius"
te Rotterdam.
De 100 beste beleggingswaarden. Met een
voorwoord van CAREL M. DE VRIES JZN.
(Februari 1913) 100 pag. Londen-Amsterdam,
The British Foreign and Colonial Corpo
ration, Ltd.
Hoe kan ik mijn brood verdienen? Positie
verbeteren ? Bijverdienste verkrijgen ? Spoedi
ger betrekking bekomen? Volgens pract. er
varingen uit Binnen- en Buitenland, samen
gesteld door AMVELS, No. 50, v. d. Practische
Bibl., 83 pag., ?0.35. Baarn, J. F. van de Ven.
Damspel
10e Jaargang. 9 Maart 1913.
Redacteur: J. DE HAAS.
Graaf Florisstraat 152, Amsterdam.
Verzoeke alle mededeelingen, deze rubriek
betreffende, aan bovenstaand adres te richten.
ONZE CURSUS
Kaatsingzct
Met onderstaande voorbeelden wordt de
serie van het type Kaatsingzet" gesloten.
Deze voorbeelden heb ik niet in de ver
zameling van Leclercq kunnen vinden, terwijl
de stille zet toch heel eigenaardig en ge
vaarlijk is in dergelijke standen.
ZWART
WIT
Zwart's laatste zet is 20-25. Men vermoedt
geenszins, dat deze zet zwart's verderf
medebrengt. Thans is de Kaatsingzet mogelijk,
doch deze zou men hier bepaald over het
' hoofd zien, wanneer men met dezen typeslag
niet bekend is.
Wit speelt nu als volgi:
Wit
l, 27-22
Feu uitmuntende zet.
l.' 25:34
18:27 zou aan de zaak niets veranderen,
want wit zou daarop met 44-40 antwoorden.
2. 44-40 18:27
3. 40:18 13:22
4. 28:26
Het eigenaardige van dezen slag is mede
gelegen in den tempozet 44-40.
Ook in het nu volgend voorbeeld wordt
de Kaatsingzet toegepast, doch langs gansch
anderen weg, hoewel het systeem eender
is als in het voorgaande voorbeeld.
ZWART'
WIT
Een heel gewone stand, waarin wit de
Kaatsingzet ontgaat.
Wit Zwart
1. 34-30 21-27!
Een heel gewone stand, die voor wit
noodlottig is.
2. 30:19
Ook hier verandert slaan met 32:21 niets
aan de zaak.
2. 9-14
3. 32:21 14:4
Alweer de toepassing van denzelfden slag.
Ten slotte een stand waarin eveneens de
Kaatsingzet mogelijk is en waarin het ver
mijden van dien slag tot erger leidt.
Tot goed begrip van hetgeen nu volgt
plaatse men in onderstaanden stand de zwarte
schijf 21 op 17 terug en de witte schijf
26 op 31.
ZWART
'
WIT
Zwart aan den zet speelt 17-21 waarop
wit met 31-26 antwoordt en nu is zwart's
beste antwoordt een schijf-offer. Ziet maar:
W. _34-29_ 40 : 20_ 27j-22 28-23 42 : 2
Z.12-17 23 : 3415724 18 : 27' 19 : 37
De partij is nu totaal verloren voor zwart.
Indien zwart 14-20 dan wit
W._26 :17 27-22 34-30 40-18 _28_:_26
Z. 12:21 Ï8f27~25l34 Ï3:22
Wederom de Kaatsingzet. Uit dit laatste
voorbeeld valt tevens te leeren, dat men steeds
op een gedwongen zet bedacht moet zijn.
Het is van veel belang, dat men zich de
Kaatsingzet eigen maakt.
VAN ALLES WAT
Het volgende eindspel werd ons door den
Lyonschen meester Bonnard toegezonden.
Hoewel eenvoudig van afwikkeling, bevat
het veel leerzaams. Wij geven de afwikkeling
zooals wij die vonden, overtuigd als wij
zijn dat zij de juiste is.
ZWART
WIT
Stand :
Wit 3 dammen op 5, 16, 22.
Zwart l schijf op 25 en een dam op 48.
Drie dammen tegen dam en schijf dus.
Het zelfde thema van Blankenaar's meester
stukken ; hoewel deze studie daarmede niet
kan worden vergeleken, kan het als inleiding
tot deze eindspelen dienen. Wij hopen nog
meer van deze eindspelen te plaatsen om
te zijner tijd te beginnen met een van
Blankenaar's stukken. Dan kunnen de dam
mers leeren en genieten.
Wit Zwart
1. 16-38
Ontneemt de zwarte dam de gelegenheid
om te ontvluchten op de velden 30 en 34:
dan volgt n.l. 38-20 waardoor zwarte schijf
en dam geslagen worden. Zwart kan evenmin
25-30 spelen, dan wit 22-39, zwart 48:34,
wit 38-24.
1. 48-26
De eenige zet.
2. 27-9
Na dezen sterken zet kan de zwarte dam
niet onmiddellijk spelen. Gaat die op 8,
12 of 17 dan wit 9-20 met winst. Gaat de
zwarte dam op 48 dan wit 38-43, zw. 48: ?,
wit 9-20 en wint. Het combineeren op de
zwarte schijf 25 ontneemt zwart alle kans
op ontkomen.
2. 25-30
Gedwongen.
3. 9-3
Noodzaakt de zwarte dam op 48 te gaan;
26-37 kan niet, dan wit 38-24, met winst.
3. 26-48
4. 3-26
Zwart is thans verloren. Gaat deze op
34 of 39 dan wit 38-24 met winst. Op 30-35
wit 38-42 met winst.
Inderdaad een aardig eindspelletje dat veel
leer^aarns bevat.
l