De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1913 9 maart pagina 10

9 maart 1913 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

.10 DE A M STERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 9 Maart '13. No. 1863 stande, dat de aand. Deli Batavia, welke . de Bindjey ontvangt, tot 1915 geblokkeerd zullen blijven.^ In de overiQ soorten was de handel onbe duidend, alleen Boxtel?Wesel-waarden on dervonden flinke belangstelling, zonder dat echter de koersen veel varieerden. Aandeelen Deli Spoorweg-Mij, een paar punten hooger ondanks de aanstaande uit gifte van ?2.500.000 aandeden a 150 pCt.; aand. Ned-Ind. Tram eveneens een paar pro cent hooger. De geldmarkt is in den loop der week wat verstijfd, zoodat prolongatie-rente tot 4 pCt. steeg. 7 Maart. v. D. M. P.S. De heden geveilde partijen van de Deli-maatschappij brachten onderscheiden lijk ?1.50 tot ?3.50 per X KG. op, tenge volge waarvan de aand. Deli-maatschappij tot 395 pCt. stegen. De overige soorten varieerden nagenoeg niet. De marktstemming was over 't geheel genomen weer iets zwakker. * * * Turklje's financiën Als men van Turkije's financiën" hoort spreken, is men terstond geneigd te denken aan den chronischen geldnood, waarin dit rijk sedert tal van jaren reeds verkeert. De berichten van den laatsten tijd, vol gens welke de salarissen aan de ambtenaren niet kunnen worden betaald en aan de sol daten te velde geen behoorlijk voedsel wordt verstrekt, zijn oud nieuws. Maar zeer groot is het aantal van hen, die belang erbij hebben, dat de dood van den zieken man aan den Bosporus" niet al te zeer wordt verhaast. Want 't is nog niet lang geleden, dat de voornaamste h'nancieele centra van Europa zich beijverden om Tur kije van geld te voorzien, ondanks de tal rijke amputatiën, die in de laatste 40 jaren met medewerking en goedkeuring van de toongevende Europeesche regeeringen zijn geschied en waarbij van het zware Turksche rijkslichaam telkenmale een of ander brok stuk werd afgezet. Niettemin heeft het verminkte Turkije nooit geaarzeld van zijn politieke chirurgen geld ter leen te nemen en liefst zooveel, als het maar kon machtig worden. Waar het eerstdaags te wachten verlies van zijn Europeesch gebied, tot welken prijs het den vrede zal moeten koopen, behalve de oorlogschatting, die door de overwin nende Balkanstaten, wordt geëischt, gaat voor Turkije of juister voor zijn credi teuren ook een gedeelte verloren van de waarborgen, waarop zij indertijd hun geld in Turksche fondsen hebben belegd. Maar door den nood gedwongen, zal Turkij's eerste daad na het sluiten van den vrede het sluiten van een leening zijn en het vooruitzicht daarop is misschien wél een van de krachtigste factoren, die de staat kundige leiders te Konstantinopel in den laatsten tijd meer handelbaar hebben ge maakt. Als onderpand voor een nieuwe leening zullen vermoedelijk dan wel eenige conces sies nog te vinden, zijn, op het verwerven waarvan de Europeesche Staten, door wederzijdsche afgunst gedreven, zullen "trachten elkander den loef af te steken. Of dan echter het grpote publiek nog zooveel lust zal hebben, zijn geld in Turksche staatsfondsen te beleggen, staat te bezien. Het zal dan rekening dienen te houden met wat er vari het Turksche rijk nog is over gebleven, in verband met hetgeen van de leeningen, sedert . den Krim-oorlog door Turkije aangegaan, nog moet worden terug betaald. Vooral het Engelsche publiek, want meestal was Engeland de meest bereidwillige geld schieter ;vap Turkije, zal met den door den jongsten oorlog veranderden toestand reke ning houden. Onderstaande opgave vermeldt de lee ningen, sedert 1855 door Turkije in het buitenland aangegaan, en de bedragen, welke daarop nog moeten worden terugbetaald: waarv. nog terug te bet. (in St.) 3,815,200 2,912,000 5,438,920 644,600 7,227,980 2,624,200 7,371,000 35,395,260 4,199,460 6,158,640 jaar v. uitgifte 1855 1890 1891 1893 1894 1896 1902 1903 1908 1909 rente voet 4% 4 4 4 3K 5 4 4 4 4 Bedr. d. leen. (£St.) 5,000,000 4,545,000 6,316,920 909,100 8,212,340 2,975,200 7,818,200 38,432,520 4,282,840 6,363,640 St. 84,855,760 St. 75,787,260 Bovendien zijn er nog verschillende binnenlandsche leeningen en schulden, zoodat met inbegrip daarvan Turkije's totale schul denlast enorm veel grooter is. Onlangs verklaarde de Turksche minister van finan ciën, dat het totaal op 6 milliard francs is te schatten. Voor de rente-betaling van de buitenlandsche leeningen zijn verschillende staats inkomsten aangewezen; van de leening van 1855 was de rente-betaling gemeenschappelijk gegarandeerd door de regeering van Engeland en die van Frankrijk, terwijl tot verdere zekerheid strekten de douane-ontvangsten van Smyrna en Syrië. Voor de leeningen van 1891 en 1894 was van de Egyptische schat ting jaarlijks St. 280,622, resp. St. 329,249 per jaar verpand. Als waarborg voor de leening van 1890 waren aangewezen de tienden op graan van verschillende Turksche provinciën en boven dien T. 80,000.?uit de douane-ontvang sten; voor de leening van 1896 diende de belasting op de schapen in verschillende districten des rijks en de rechten op opium, olijven enz., tot een totaal bedrag van T. 200,000 tot zekerheid voor de rente betaling. De z.g. Tumbeki-leening van 1893 heeft als onderpand de jaarlijks door de Sociètc du Tombac" aan de schatkist te betalen uitkeering van T. 51,500, terwijl de rest der verschuldigde rente uit de gewone ont vangsten moet worden bijgepast. Voor de rente der leening van 1902 moet jaarlijks T. 354,545 uit de inkomende rechten worden afgezonderd. De groote leening van 1903, de geunificeerde schuld, die de seriën A, B, C en D van de schuldregeling van 1881 verving en de voor die seriën verbonden verschillende rechten tot onderpand heeft, staat onder controle van de Administration de la dette publique Ottomane", aan welke moet worden uitgekeerd 33'A pCt. van hetgeen de jaarlijksche netto-ontvangsten meer opbrengen dan T. 2,157,375. In handen van het bestuur dezer admini stratie, de vertegenwoordiger van de houders van Turksche staatsfondsen, berust de con trole op de staats-inkomsten. De leening van 1908 is gegarandeerd door de douane-ontvangsten van verschillende Turksche steden tot een jaarlijksch bedrag van T. 180,000 en verder door rechten, die door de Administration" worden be heerd, tot een bedrag van T. 40,000 per jaar. Voor de leening van 1909 zijn aangewezen de ontvangsten van eenige vilajets, welke te voren waren bestemd voorafbetaling van de oorlogsvergoeding aan Rusland. Is de opbrengst niet voldoende, dan moet het ontbrekende uit de algemeene staats-in komsten worden verkregen. Met den aard der zekerheid voor de ver schillende leeningen houdt het koerspeil natuurlijk verband, afgescheiden van de om standigheid, dat door den jongsten oorlog de verschillende Turksche fondsen algemeen in niet onbelangrijke mate zijn gedaald. Gering echter is de teruggang voor de leening van 1855, waarvan Engeland en Frankrijk de rente-betaling hebben gegaran deerd, alsmede voor de leening van 1891, die in de door Egypte op te brengen schat ting een betrouwbare garantie heeft. Daarentegen heeft de koersverlaging te Londen voor de leeningen van 1902, 1903, 1908 en 1909 sedert Februari 1912 niet min der dan 6 a 8 pCt. bedragen. Zoolang de vrede niet is gesloten, zal Turkije zich slechts op zeer bezwarende voorwaarden en dan nog tot betrekkelijk kleine bedragen geld kunnen verschaffen. Daarna zal het, met het oog op het belang van zijn Europeesche crediteuren, door deze weder op de been moeten worden geholpen en gehouden. 7,3 '13. v. D. S. Ingezonden Verplegenden Geachte Hoofdredactie. Mogen wij U, naar aanleiding van het artikel De slavernij der verpleegsters in Christ. instellingen" om eenige plaatsruimte verzoeken? De heer Bern. Canter heeft blijkbaar ge voeld hoe noodig 't wordt, dat het publiek wat meer op de hoogte komt van het leven der verpleegster in ziekenhuizen, ook waar die een specifiek christelijk protestantsch karak ter hebben z.a. de Diakonessenhuizen. Zeker mogen wij veronderstellen,dat de heer C. de goede bedoeling heeft gehad, hiermee iets te bereiken, dat tot verbetering van het lot der zusters zou kunnen leiden. Hoe jammer is het daarom, dat de Heer C. zich in zijn bezieling laat verleiden, na een vijfdaagsch verblijf in het Rotterdamsche Diaconessenhuis, de conclusie uit te spreken: al die vrouwen lijden aan hysterie. Heeft de heer C. werkelijk in dien korten tijd alle veertig diaconessen om zijn ziekbed gezien ? Heeft hij ze allen zoo nauwkeurig kunnen gadeslaan? Wij durven wel met zekerheid zeggen, dat dit niet het geval geweest is. Waaraan dan vragen wij, ontleent de Heer B. het recht deze vrouwen zoo maar hyste risch te noemen? Wij betwijfelen of zelfs een ervaren psychiater na zoo'n korte en oppervlakkige observatie een dergelijke diagnose over zooveel personen tegelijk zou hebben durven uitspreken. Bovendien was de inzender o.i. verplicht geweest nader te omschrijven wat hij onder 't woord hysterisch wenscht te verstaan. Het kan hem toch niet onbekend zijn welke klank dit woord nog steeds heeft voor het groote publiek. De meesten kennen het niet anders dan onder de oude, onwetenschap pelijke beteekenis van iets verachtelijks en tegelijk 'belachelijks, zooals het b.v. nog in societeitspraatjes gebruikt wordt. Door nu de Rotterdamsche diaconessen in 't bijzon der te noemen geeft hij ze over aan de spot en de kritiek der groote massa en het mede lijden van enkelen. Wij houden ons verzekerd, dat 's heeren Canters bedoeling van te goeden aard is geweest, dan dat het hem niet ter harte zou gaan, indien hij juist door zijn min of meer onvoorzichtige woorden de Rotterdamsche diaconessen zeer onaangenaam moet zijn geweest. Mag dus noch de krasse uitspraak van den heer C., noch de vorm waarin hij zijn artikel de wereld ingezonden heeft, onze sympathie wegdragen, van harte juichen wij het toe, wanneer uit het publiek eens een stem opgaat, die zich verheft tegen de uit buiting der verpleegster in inrichtingen. Onder de verplegenden zelf wordt het ver zet tegen misbruik steeds krachtiger, wordt al jaren lang een actie gevoerd tegen te langen werktijd, te weinig rust, te lage loonen enz., maar het zijn juist de verple genden uit christelijke inrichtingen die zich tot nu toe steeds buiten dezen strijd ge houden hebben, en dit ligt geheel in de lijn van hun levensopvatting. Zij gevoelen zich aangetrokken tot een leven buiten de gewone maatschappelijke wereld en ontgaan daardoor den onmiddelijken, persoonlijken strijd om het bestaan. Voor eenigszins stille en religieuze naturen is het een rust, niet gedwongen te zijn zelf over de inrichting van haar leven na te den ken; materieel wordt er voor haar gezorgd niet alleen, maar ook in andere zaken vaak voor haar gedacht en gehandeld. Wij nu gelooven, dat voor volwassen personen, wier levensopvatting meestal verbieden zal, dat zij klagen, laat staan zelfstandig pogingen doen om verandering in hun omstandigheden te brengen, vooralsnog door buitenstaanders weinig gedaan kan worden. De heer C. bedenke toch dat men niet Katholiek behoeft te zijn, om een nonnennatuur te hebben. Wij voor ons rneenen, dat dit geen hysterie behoeft mee te brengen, dat vele vrouwen zich gelukkigen volkomen bevredigd voelen in een leven van nauw gezette plichtsbetrachting, geheel afgesloten van de maatschappij. De Redactie van De Amsterdammer voegt aan het stuk van de heer C. de zeer juiste opmerking toe, dat ook wereldlijke ver pleegsters nog vaak onder gelijksoortige ongunstige omstandigheden werken. Ofschoon Nosokèmos, de vakvereeniging dei verplegenden, al jaren lang strijdt voor verbeteringen,' houden nog steeds velen dier verplegenden uit neutrale inrichtingen zich buiten deze beweging. Wij schrijven dit toe aan de overlevering dat het verplegen niet als een beroep beschouwd mag worden, en dat het haar, die opkomen voor eigen be langen, en die harer vakgenooten, per se ont breken moet aan de ware toewijding. Deze opvatting is helaas nog al te diep ingeworteld bij het publiek. En toch, welk een steun ware het niet voor de verplegenden, wanneer het publiek inzag (en daarvan openlijk blijk gaf), dat het eenerzijds door zijn overdreven eisenen van zuiver geestelijke roeping, anderzijds door zijn volslagen onbekendheid met het ziekenhuisleven der zusters, vele zeer ver keerde toestanden helpt bestendigen. Wanneer de wereldlijke verplegenden door organisatie steeds meer zullen hebben be reikt van hetgeen zij nastreven, dan zal dit ook zeker van invloed zijn op de levens omstandigheden der verplegenden in Chris telijke inrichtingen, omdat dit streven ge richt is op een wettelijke regeling van op leiding, arbeidsduur, bescherming van het beroep enz. Ook de Christ. inrichtingen zullen zich ten slotte hieraan moeten on derwerpen; en zoo zullen de diaconessen eenmaal profiteeren van hetgeen de wereld lijke verplegenden met haar maatschappelijken strijd veroverd hebben. U dankend voorde verleende plaatsruimte. De Redactie van Nosokómos, Weekblad v. d. Ned. Ver. tot bevord. der Belangen van Verplegenden. * Begunstiging Geachte Redactie, Door toevallige omstandigheden las ik eerst heden de bespreking van den Gysbrecht van Aemstel door Honoréde la Baignoire in uw blad, en op mijn navraag is mij niet gebleken, dat iemand een poging heeft ge daan om aan te toonen dat een dergelijke manier om te critiseeren niet behoorlijk is. Een geneesheer is dikwijls in de nood zakelijkheid om pijn te doen, maar men kiest zich niet een dokter, die daarin lust heeft. Een opvoeder is dikwijls in de noodzake lijkheid van te straffen, maar men vindt niet hem den besten opvoeder die daarin lust heeft. Zoo ook is de criticus dikwijls in de noodzakelijkheid onaangename dingen te moeten zeggen, die voor hem de waarheid'' zijn, en niemand heeft het recht dit kwalijk te nemen bij verschil van meening, welk verschil genoegzaam verklaard wordt door verschil van persoonlijkheid. Ik wil dan ook niet uiteenzetten in hoe verre ik het al dan niet eens ben met de bespreking, die ik be doel. Alleen wilde ik u vragen of een criticus zich niet behoorde te onthouden van beleedigende persoonlijkheden als in dit artikel voorkomen. Dit staat dunkt mij gelijk met het werpen met bedorven eieren. Indien iemand door een dergelijk projectiel getrof fen wordt, komt de kwade reuk, waarin hij dan komt te staan, voor rekening van dengene die daar mee geworpen heeft. En de geschiedenis van Royaards' leven bewijst gp meer dan n plaats, dat hij eigen voordeel niet zocht, maar integendeel soms heel wat op het spel zette voor zijn overtuiging en kunstopvatting. Dit, en zijn onvermoeide arbeid ten dienste van ons tooneel, behoor den hem te vrijwaren voor dergelijke aan vallen en uitlatingen in een blad. dat door fatsoenlijk Nederland wenscht te worden ge lezen. Het spijt mij dat bevoegdere pennen dit hebben overgelaten aan uw d.w. S. BAKHUIZEN VAN DEN BRINK OZINGA Bedorven eieren", persoonlijkheden" ... Wij hebben er de Tooneelcauserie over den Gysbreght eens op nagelezen. Wij vonden daarin vele welriekende bloemen, vele ge vlochten lauwerieren, een-beetje ironie, maar geen enkel bedorven ei", en wij vonden er n passage, die kon doorgaan voor persoonlijk". Zij luidt aldus: Jonge meisgjens, zoo eene liefelijke fee a uitnoodigt wat te wenschen" en gij haakt naar glorie, vraagt dan een schouw burgdirecteur tot man, gij zult alle denkbare hoofdrollen spelen op de helverlichte planken, ook die, welke niet voor uw dillettantige talentjes geschikt zijn. Soms zie ik, in mijn scnoone uchtenddroomen, want ik heb dikwijls schoone uchtenddroomen, een lichten geopenden hemel van tooneelroem, en een Jacobsladdervan stijgende en dalende en stijgende engelen daartegenaan. Het zijn zeer bekoorlijke vrouwen die er klimmen ... klimmen . .. klimmen ... Hier, in deze passage, is gezinspeeld op ccn der grootste misstanden in ons tooneelleven. Er is in milden toon op gezinspeeld . .. de misstand is algemeen en heeft ellendige gevolgen. De brief van Mevrouw Bakhuizen van den Brink, die doet zien hoezeer velen in dwaling verkeeren omtrent de beteekenis van veel wat er in het fooneelleven ge schiedt, is ons mede aanleiding om weldra over tooneelmisstanden nader uitvoeriger te spreken. Erger dan het nepotisme (nevenbegunstiging) in de politiek, woekert in het tooneellcven de vrouwen-begunstiging! De inzendster, die (dit in :t voorbijgaan) de passage ten onrechte allén met céne tooneeldirectrice in verband bracht, vergeet, dat persoonlijkheden'', als waarop zij hier aan merking maakt, volstrekt onafscheidelijk zijn van gezonde critiek. Indien een minister aan verwanten posten vergeeft, waarvoor zij niet deugen, indien tooneeldirecteuren, die van zichzelf verklaard willen hebben, dat zij een roeping vervullen in ons Nedcrlandsch kunstleven, op in 't oogloopende wijze hoofd rollen toedeelen aan hun naast-staanden, die de haar opgedragen rollen niet aankunnen, dan is het niet alleen het recht, maar zel'fs de plicht van den politicken chroniqueur zoowel als van den kunstcriticus, op die hei staatsleven, de kunst benadeelendc heb belijkheid te wijzen. De la Baignoire heeft dit in zijn stuk over den Gysbreght op sterke, maar toch nog door blocmrijkhcid milder gemaakte wijze gedaan. Hem te verwijten lust in pijn doen" schijnt ons wat fantastisch. Die uitlating bewijst misschien, dat de schrijfster de tooneelkronieken niet goed weet te lezen .,. RED, Inhoud van Tijdschriften De Ploeg, l Maart '13: W. N. F. Sibmacher Zijnen, Muziek (Een Eeuw-beschouwing). A. Rola.td Holst, Dageraad (gedicht). L. v. d. Waals, Oogenblik na oogenblik, Scha duw (gedichten), W. J. Steenhoff, Beel dende Kunst: De tegenwoordige verschijn selen van kunstontwikkeling. L. Simons, Tooneelbespiegelingen, enz. Den Gulden Winckel, No. 2 : Constant van Wessem, Het Dilettantisme in de Ned. Let teren. Andréde Ridder, Het Hedendaagsch Tooneel in Frankrijk (Henry Bernstein) enz. Ons Tijdschrift, afl. 2: W. Coenraad, Nieu were Paulus literatuur. J. A. Rispens, Verzen. H. C. Gunning-de Vries, De Vrouw en Arbeid, enz. De Witte Mier, Febr. '13: C. M. B. Dixon, Uit den Templum Salomonis." Joh. van Lemferdingen, Tegen de Gulden Snede, enz. De Vrouw en haar Huis, Maart '13: Johanna W. A. Naber, Elizabeth Wolff en Agatha Deken als opvoedsters. Margriet, Van Vrienden buiten voor buiten-vrienden, I. P. A. E. Oosterhof, Mijn Ideaal. E. Spakier, Vrouwenarbeid, Villa Acma. A. H. Coeturier-Schröder, Gas in de huishouding. Geertruid de Graaf, Nieuwe Leeswijzers, enz. Nieuw Vrouwenleven, No. 3: Dr. J. v. d. Valk, Het Moederrecht. Vrouwenwerk, Tehuis voor Onbehuisden." Tentoon stelling de Vrouw 1813?1913", enz. Vragen van den Dag, afl. 3: Dr. H. Blink, Het Macedonisch Vraagstuk. P. Keuning, Het Bijbelsche en het Babylonische Zondvloedverhaal, Hun overeenkomst en ver schil. H. W. J. Kroes, Dieventaal. J. Pasch, Bijgeloovigheden in onzen tijd. Dr. Georg Brandes, Duitsche geest. J. Hendrik van Balen, Het uitroeien der die ren. J. Daalder Dz., De visschen en hun plaats in de natuur, enz. De Hollandsche Revue, No. 2 : Frontespiece, Gusta de Vos-Poolman. Wereldgeschie denis. Theosofie voor de Christenen. Het reddingswezen langs de Nederl. kust. Haarden en Kachels. Karakterschets: G. J. Roermeester, enz. Op de Hoogte, Maart '13: Frontespiece, Generaal J. de Waal. Feiten van den Dag. AnnievanTricht, Het Monument voor BuenosAyres.?Oeteldonker-in-spe, Oeteldonk, deszelfs watervrije moerassen, zandwoestijnen, enz., enz. D. |. van der Ven, Het Nederl. Artillerie-Museum op den Doorwerth. -Praatje over Kunst. A. B. Wigman, Vogelrijkdom. E. de Winter, Toekomst-voor spellingen. Leopold Aletrino, Frankfort's oude Stad. J. H. Rössing, Van en op de planken, enz. Molcschott, No. 35 : H. Richter, Begraven of Verbranden ? Brood, enz. Nieuwe Uitgaven De eendracht van het land, door Mr. C. VAN VOLLENHOVEN, prijs 50 cent, 100 pagina's. Uitgave Mart. Nijhoff, den Haag. JOHANNA W. A. NABER, Joan Melchior Kamper 1776?1824, 250 pag. Prijs ing. ? 4.90, geb. ? 5.90. Haarlem, H. D. Tjeenk Wil link & Zn. Mr. ISAiic DA COSTA, De Chaos en het Licht. Een halve-eeuws-lied. Met inleiding en aanteekeningen van P. KAT PZN. (Klassiek Let terkundig Pantheon) 67 pag., ?0.30. Zutfen, W. j. Thieme & Cie. Levensvragen", serie VI, No. 9 : S. A. VAN LUNTEREN, Veni creator Spiritus! De geest des tijds getoetst aan kenmerkende ver schijnselen van moderne kunst, godsdienst en wijsbegeerte, 47 pag., ?0.40. Baarn, Hollandia-drukkerij. P. PIETERS JR., De Sprookjes van Moeder de Gans. Hun oorsprong en hun beteekenis, 41 pag. Prijs ? 0.35. Amsterdam, P. Pietersjr. Van Rechts en Links", serie I, No. 5: W. DE JONG, De Tariefwct,4Qpag.,fö.4Q. Baarn, Hollandia-drukkerij. De Handels- en Kantoorbediende en het Handclsonderwijs, No. l van de Geschriftjes uitgegeven door den Nationalen Bond van Handels- en Kantoorbedienden Mercurius" te Rotterdam. De 100 beste beleggingswaarden. Met een voorwoord van CAREL M. DE VRIES JZN. (Februari 1913) 100 pag. Londen-Amsterdam, The British Foreign and Colonial Corpo ration, Ltd. Hoe kan ik mijn brood verdienen? Positie verbeteren ? Bijverdienste verkrijgen ? Spoedi ger betrekking bekomen? Volgens pract. er varingen uit Binnen- en Buitenland, samen gesteld door AMVELS, No. 50, v. d. Practische Bibl., 83 pag., ?0.35. Baarn, J. F. van de Ven. Damspel 10e Jaargang. 9 Maart 1913. Redacteur: J. DE HAAS. Graaf Florisstraat 152, Amsterdam. Verzoeke alle mededeelingen, deze rubriek betreffende, aan bovenstaand adres te richten. ONZE CURSUS Kaatsingzct Met onderstaande voorbeelden wordt de serie van het type Kaatsingzet" gesloten. Deze voorbeelden heb ik niet in de ver zameling van Leclercq kunnen vinden, terwijl de stille zet toch heel eigenaardig en ge vaarlijk is in dergelijke standen. ZWART WIT Zwart's laatste zet is 20-25. Men vermoedt geenszins, dat deze zet zwart's verderf medebrengt. Thans is de Kaatsingzet mogelijk, doch deze zou men hier bepaald over het ' hoofd zien, wanneer men met dezen typeslag niet bekend is. Wit speelt nu als volgi: Wit l, 27-22 Feu uitmuntende zet. l.' 25:34 18:27 zou aan de zaak niets veranderen, want wit zou daarop met 44-40 antwoorden. 2. 44-40 18:27 3. 40:18 13:22 4. 28:26 Het eigenaardige van dezen slag is mede gelegen in den tempozet 44-40. Ook in het nu volgend voorbeeld wordt de Kaatsingzet toegepast, doch langs gansch anderen weg, hoewel het systeem eender is als in het voorgaande voorbeeld. ZWART' WIT Een heel gewone stand, waarin wit de Kaatsingzet ontgaat. Wit Zwart 1. 34-30 21-27! Een heel gewone stand, die voor wit noodlottig is. 2. 30:19 Ook hier verandert slaan met 32:21 niets aan de zaak. 2. 9-14 3. 32:21 14:4 Alweer de toepassing van denzelfden slag. Ten slotte een stand waarin eveneens de Kaatsingzet mogelijk is en waarin het ver mijden van dien slag tot erger leidt. Tot goed begrip van hetgeen nu volgt plaatse men in onderstaanden stand de zwarte schijf 21 op 17 terug en de witte schijf 26 op 31. ZWART ' WIT Zwart aan den zet speelt 17-21 waarop wit met 31-26 antwoordt en nu is zwart's beste antwoordt een schijf-offer. Ziet maar: W. _34-29_ 40 : 20_ 27j-22 28-23 42 : 2 Z.12-17 23 : 3415724 18 : 27' 19 : 37 De partij is nu totaal verloren voor zwart. Indien zwart 14-20 dan wit W._26 :17 27-22 34-30 40-18 _28_:_26 Z. 12:21 Ï8f27~25l34 Ï3:22 Wederom de Kaatsingzet. Uit dit laatste voorbeeld valt tevens te leeren, dat men steeds op een gedwongen zet bedacht moet zijn. Het is van veel belang, dat men zich de Kaatsingzet eigen maakt. VAN ALLES WAT Het volgende eindspel werd ons door den Lyonschen meester Bonnard toegezonden. Hoewel eenvoudig van afwikkeling, bevat het veel leerzaams. Wij geven de afwikkeling zooals wij die vonden, overtuigd als wij zijn dat zij de juiste is. ZWART WIT Stand : Wit 3 dammen op 5, 16, 22. Zwart l schijf op 25 en een dam op 48. Drie dammen tegen dam en schijf dus. Het zelfde thema van Blankenaar's meester stukken ; hoewel deze studie daarmede niet kan worden vergeleken, kan het als inleiding tot deze eindspelen dienen. Wij hopen nog meer van deze eindspelen te plaatsen om te zijner tijd te beginnen met een van Blankenaar's stukken. Dan kunnen de dam mers leeren en genieten. Wit Zwart 1. 16-38 Ontneemt de zwarte dam de gelegenheid om te ontvluchten op de velden 30 en 34: dan volgt n.l. 38-20 waardoor zwarte schijf en dam geslagen worden. Zwart kan evenmin 25-30 spelen, dan wit 22-39, zwart 48:34, wit 38-24. 1. 48-26 De eenige zet. 2. 27-9 Na dezen sterken zet kan de zwarte dam niet onmiddellijk spelen. Gaat die op 8, 12 of 17 dan wit 9-20 met winst. Gaat de zwarte dam op 48 dan wit 38-43, zw. 48: ?, wit 9-20 en wint. Het combineeren op de zwarte schijf 25 ontneemt zwart alle kans op ontkomen. 2. 25-30 Gedwongen. 3. 9-3 Noodzaakt de zwarte dam op 48 te gaan; 26-37 kan niet, dan wit 38-24, met winst. 3. 26-48 4. 3-26 Zwart is thans verloren. Gaat deze op 34 of 39 dan wit 38-24 met winst. Op 30-35 wit 38-42 met winst. Inderdaad een aardig eindspelletje dat veel leer^aarns bevat. l

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl