Historisch Archief 1877-1940
SJKaart/13. No, 1863
DE "AMSTERDAMMER; WEEKBLAD VOOR" NEDERLAND
dit Ffiiiléfeöt"-geval
verzachtende'omsfandigh«tén. Meteen familielid, die als referen
daris Hét officierskruis van den Ned. Leeuw
op de borst draagt, en :met een zeer
yerzachteftd nichtje kin men niet anders dan
naar iFreüleken" gaan.en aan Freulekeri"
een bedeesd opstefletje wijden!
Dat is trouwens Fteuleken": het stuk
der zachte nichtjes, der referendarissen en der
weldenkende ambtenaren, die een lintje
hebben- of er voor werken. Ik wil u mijn
gansche: gedachte nu- maar zonder verdere
omwegen, zonder verdere aarzelingen onver
bloemd ineens, prompt, zeggen: Dat snoezige,
dat honnige ^Freuleken", waarbij ik menigen
warmen traan gelaten heb, is... een buiten
gemeen onzedelijk stukjen o!" zegt gij
verschrikt; maar let op: onzedelijk in dien
niet kwaad bedoelden zin, waarin de heer
Frans Coenen, die nooit iemendal kwaad
bedoelt, eens de Vijf Frankforters onzedelijk"
heeft durven noemen... Ook dat was ge
waagd! Nu echter het nichtje, dat mij door
haar verzachtende omstandigheden mede naar
Freuleken lokte, op delicate wijze zooeven
verdwenen is, wil ik het u in vertrouwen
uitleggen, hoe het op het Leidsche plein
met de zedelijkheid van dat jonkvrouwelijke
toorieelstukje van H. C. J. Roei vink gesteld is.
De Vijf Frankforters dan was een knap
stuk, net als trouwens dit van H. C. J.
Roelvink. Die Frankfortschecomedie werd niet
geschreven om schoonheid te bereiken (daar
niet van!), maar, min of meer bewust, had
de auteur gepoogd aangenaam te kietelen
allerlei snoeperig lage n lagere instincten
van een menschheid, die de business-ziel
gaarne eerbaar en het wereldregeerend
geldbedrijf gaarne poëtiseerend verliefelijkt ziet.
Wat de Bijbeldichter zou noemen Babyion"
(of had kunnen noemen de Beurs") werd
tot zoetsappige romantiek omgeschapen. Dat
was niet meer of minder dan den mammon
als sterke rhum in suikere boontjes stoppen
en een op die drank beluste menigte den
schijn gunnen van maagdelijk-van-drank
te zijn als vrouwelijke heilsoldaatjes.
Op zijne, betere wijze heeft de schrijver
Frans Coenen dit te kennen gegeven van de
gezegde Vijf Frankforters. Toen Freuleken
nu was afgespeeld, en de laatste
sentimenteele zucht tusschen schouwtooneel en zaal
in mijn borst verstierf... heb ik, mijn
tranen drogend, aan die critiek teruggedacht.
Om mij heen zat ambtenaarsstand en land
adel" (nog vervuld van pluimvee- of automo
bieltentoonstelling ?). En twee rijen vór mijn
referendaris (off. *) en den bekenden notaris
A., die veel practijk heeft (ridder *), ont
waarde ik bovendien een afgezantschap uit
een deftige kostschool, waarvan directrice is
de dochter van wijlen generaal B. (comman
deur 9). Ik wil maar zeggen, dat het betere
publiek aanwezig was, niet de eigenlijk
Amsterdamsche keur, maar, uit Amsterdam
en de provincie, een militaire- en
liberaleberoepen-elite, die door familiepapieren voor
een deel terug kan gaan tot misschien wel
1780.
Denk u daar diep in.
IIIIIIIIIIIIIJIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIItlllllllllllllllllHIMHIIIHII Illllllllllllllll
ETiNSCHAPPEÜJKE
LXXVIII
Invloed van ijsbergen op de temperatuur
van zeewater
Als water niet zoo'n groot gedeelte van
het aardoppervlak in beslag nam, zoodat de
meeste menschen er al even weinig op
letten als op zonlicht, zouden wij het misschien
eerder ein ganz besonderer Saft" noemen
dan bloed, tenminste uit een natuurkundig
oogpunt. ,?Een zeer bekende natuurkundige
wet eischt dat alle lichamen bij verwarming
uitzetten, dus ook bij afkoeling inkrimpen,
niet alleen vaste lichamen, maar ook vloei
bare en gasvormige. Dus een verwarmde
hals van een flesch laat de geklemde stop
uit zijn gevangenschap los door wijder te
worden,. het kwik in onze thermometers
gaat hooger stijgen als het warmer wordt,
de verwarmde lucht boven de hei zet uit,
wordt lichter, stijgt omhoog en doet, zooals
wij zeggen: de horizon trillen van de
warmte" dank zij allerlei brekingsverschijn
selen. Alles gehoorzaamt als de wet com
mandeert ; maar het water weigert dit te
doen en gedraagt zich zoo wispelturig alsof
er geen wet bestond. Voor het gemak zullen
we onze beschouwingen beginnen met water
van 4°celsius.
Zoodra dit water verwarmd wordt, gedraagt
Freulelcénl'. bood dan dezen lieden al wat
van de onwezenlijkheid der kunst hunne
gading is, plus de traan, die ons onszelven
vertroetelen doét. De heer Roelvink, .wiens
indrukwekkende afbeelding ook vór in het
programma prijkt^ had het, op deze en op
andere wijze, er op aangelegd hen .te be
hagen. Welk.een qualiteiten ontplooide hij
daarbij! Daar zag men op de planken de
freule die, een-en-twintig jaar oud, op
dierbare wijze door de broers omhelsd
wordt, en tevens voor onnoozel versleten
in zaken van liefde, ontucht en mannen
eer, maar die toch zoo een aardige
wijsneus is; daar zag men den koopmanszoon
Iwan van Aerschot, als gelijke van den
landadellijken burgemeester met zwier op jacht"
tijgen en een dienstmeisje verleiden...
in deugd en eere (wat een tact bij den
schrijver!); daar zag men den edelen
onadellijken jonker zélf op de knieën om de kachel
aan te steken! (roerend, nietwaar, van
studentikoos laisser-aller voor zoo'n jongen van
zulk een netten stand) en een oogenblik later
zag mendenzelfde ridderlijk met het geld
de schuld delgen van een nieuwen vriend ...;
daar beleefde men den heelen avond het
beroep op moeder, die dood is". En ieder
pinkte een traan weg. Wat hebben we"
(een vingerwijzing naar haar geschilderd
portret) haar beloofd?!" Als een oliebol,in
zoete poeder-suiker is het verhaaltje" van
Freuleken in goedkoope sentimentaliteit ge
rold en is als zoo'n sponsige oliebol vol
vettigheid (Ie kwaliteit!, dit zeg ik er na
drukkelijk bij).
Ik verzoek u te gelooven, dat er maar
weinige Nederlanders van den He
mel de gaven hebben ontvangen, waarmede
men stukken als dit knappe Freuleken"
in-elkaar-zet. Het voor ons volkskarakter
zeldzame talent om een onbeteekenend ge
geven met vergane of vergaande
sentimentaliteiten zeer aannemelijk op te flikken en,
zonder van noode te hebben een eigen,
ook maar eenigszins diep gevoelsleven, de
macht te bezitten: aldus eenige overge
leverde gevoelens, uiterlijkheden, inzichten,
maniertjes te meten, te snijden, te knippen,
te passen en samen te voegen (een soort
literatuur-kleermakers- of verstellers-werk),
dat zeldzame talent is dezen schrijver in
zeer groote hoeveelheid en in zeer beschaafde
hoedanigheid gegund geworden. Het was
soms werkelijk een oogenblik of dat alles
daar op het tooneel cht was. Ik heb waar
lijk wel de sympathie van het publiek be
grepen.
Hoeveier vrouwen fijne haardos ontroert
u, en is toch afkomstig van den
coiffeurpour-dames!
DE VOLMAAKTE CRITICUS''
De geduldige lezer zal gemerkt hebben,
dat ik mij verre houd van afbreken". Al
mijne lezeressen en eenige lezers (ik ont
vang daarover vele geestdriftige brieven
van hen) zijn eensgezind om dit te beamen.
Het is grievend de Nederlandsche
tooneelcritiek overigens in handen te weten van
personen, die nooit eens hun enthousiasme
het zich eerst zeer verstandig; het zet vrij
regelmatig uit totdat het ongeveer 70°celsius
geworden is. Dan krijgt het opeens den
kolder in den kop en gaat met steeds toe
nemende vaart uitzetten, totdat het eindelijk
1.05 liter geworden is bij 100°voor elke
liter die het bij 4°was. Wat er dan verder
gebeurt, is hier bijzaak daar het bij verder
verwarming geen water blijft, maar stoom
wordt. Nu keeren wij terug naar het water
van 4'. We gaan dat nu eens afkoelen tot
beneden 4°en terwijl wij zoo straks wel
een onregelmatig gedrag zagen, maar toch
steeds een gehoorzame uitzetting, zien wij
nu, terwijl wij verwachten dat het eens in
zal krimpen, het water toch ook zich uitzetten
tegen alle behoorlijkheid in; totdat het bij 0
opeens nog een laatste krachtige uitzetting
vertoont tot ijs, dat zich bij verdere afkoeling
fatsoenlijk gedraagt, dus inkrimpt.
Daar water zich zoowel boven als onder
4°C. uitzet, heeft het dus bij 4°zijn kleinste
volumen, dus zijn grootste soortelijke ge
wicht. Daar water, dat het kleinste soortelijk
gewicht heeft, altijd drijven zal op water
van grooter soortelijk gewicht, volgt uit het
bovenstaande, dat water van 4°, als 't ergens
is, op den bodem te vinden zal zijn, en het
warmere of koudere water erboven. Stel dat
men een bijt hakt in het ijs dat we niet
gehad hebben, dan zal men onmiddelijk
onder het ijs water van 0°vinden, daaronder
een dun laagje van opeenvolgend 1°, 2°,
3°, terwijl de rest van het water tot den
bodem 4°is. Als het ijs smelt, zal het smelt
water (dat 0°is) ook op het iets warmer water
blijven drijven. Hierop afgaande zouden we
bij ijsbergen, die als reusachtige blokken ijs
in zee ronddrijven ongeveer het volgende
N
O
Fig. 1. ISOTHERMEN RONDOM EEN IJSBERG.
DICHTST bq den berg.
De HOOGSTE temperaturen vindt men HET
(zooals ik dat doe) den volkomen vrijen
loop laVen. Welk een aanmerkingen hebben
zij altijd te plaatsen! Zij vergeten, dat om
dje te hooren verkondigen, de
tooneelschrijvers niet schrijven en de tooneelisten
niet spelen! Het genereuze Vlaamsche karak
ter (waarvan ik hier een edel voorbeeld wil
geven) is hun vreemd. Met groote instem
ming zal ieder van mijne correspondenten
(die mij zulke prettige brieven schrijven)
de volgende tooneelcritiek lezen, die voor
komt in de Zeewacht" van Oostende, en
een deel vormt van een tooneelbeschouwing
over het meesterstuk" DE ZOON VAN DEN
VERRADER, opgevoerd door de Koene Katho
lieke Wacht" in de u natuurlijk bekende
stad Leffinghe.
Ziehier die tooneelcritiek:
Onze spelers hebben het stuk goed
doorgrepen en prachtig vertolkt. In houding en
kleederdracht, in stand en gang hadden ze
al de doening van de koene ridders en edel
lieden die zij verbeelden. In .gebaren, oog
opslag en wezenplooi waren zij los en vrij
als mannen van 't vak. Met eene gemeten
zeggingskracht, nu hoog dan laag, nu be
geesterend, dan grievend, nu zacht dan
donderend, met eenen welluidenden
stemmenzwaai die door de roerende en ingrij
pende tooneelen van het treurspel zinder
den, hebben zij het met eene wondere
kunstveerdigheid vol gehouden, zonder ooit te
aarzelen of te falen, 't Was raak gansch
het spel door!
leder speler doorgrondde zijne rol en speelde
ze meesterlijk volgens de afwisselende ver
scheidenheid van de karakters.
Ik heb u bewonderd:
Karel de Groote (Mons. H. Souwagie) in
de opflakkerende fierheid van uwe onder
gaande grootheid;
Karloman (M. H. Strubbe) in uwe edele
liefde en trouwe vriendschap;
Ganelon (M. A. Kesteman) in uwe grie
vende knaging, en uwe bekommerde
vaderzorg;
Hertog Nayme (M. A. Vanloo) in uwe
verkleefde riddereer;
Gerald (M. A. Deruyter) in uwe edel
moedige vaderlandsliefde en uw onmetelijk
wee;
Raghenhart (M. j. Vanderesp) in uwe ver
knochtheid aan uw volk, en de sluwheid
van uw onderzoek;
Radbrecht (M. P. Mecckelberg) in uwe
zielezorg en uw alvoorziende wijsheid ;
Niethald (M. J. Baels) in den overmoed
van uwe krachtdadigheid;
Richart (M. V. Meyers) in uwe eenvoudige
oprechtheid en uwe trouwe vriendschap;
Ridders, wapenmannen, hofjonkers in de
stiptheid van geheel uw handelwijzen!
Hoe ingewikkeld de toestanden waren,
hebben de toeschouwers ze met eene onaf
gebroken aandachtigheid gevolgd.
Hebt ge, bij wijlen, over die saamgetaste
menigte, die stilte, die asemlooze stilte voelen
nederdalen ? Hebt ge die huiverende zindering
zien loopen van den eenen kant der zaal
Bramwell Booth, zoon van den stichter van het Leger des Heils, thans zelf
de leider dier instelling, bij zijn eerste bezoek, in die hoedanigheid, te Am
sterdam. Kommandant Ridsdel (Engelschman), hoofd van de Nederlandsche
afdeeling van het Leger, met vrouw en zoon staan naast hem.
mmmmimmiimiiMiiiiiiimiiiiilimiiiitiiiiiuilfiillllli
imimii miiiiiiijiiiimiiiiiiiiniMiiiiiiimii minimum iimiiumii
naar den anderen ? Hebt gij die borsten zien
zwoegen, de kelen zien toekroppen? Hebt
ge de tranen zien glinsteren in de oogen
van onze kloekste mannen en zien stroomen
over de wangen onzer vroomste vrouwen?
Ei, wie zal er nu nog durven beweren
dat ons volk niet opgewassen is, om kunstige
keurspelen met genoegen te aanhooren en |
met belangstelling te volgen? j
Toch niet als ze welgespeeld zijn. l
Toch niemand van al de aanwezigen die
met eene bewonderenswaardige eenparigheid
uitriepen: Hoe schoon, hoe boeiend. Wat
een pracht van spelers!"
Het zangspel oom en nee/, is met vele
kunstveerdigheid uitgevoerd geweest, en
bracht de lachspieren in beweging van het
begin tot het einde. (Niet maar gedeeltelijk
dus d. 1. B.) Speelt ons volk goed, zij zingen
niet min wel. Om te eindigen wierd het
gebarenspel het spookt bij den bakker" ook
op meesterlijke wijze afgehandeld. Het vlug
behendig spook verdient allen lof".
En de schrijver van deze Oostendensche
critiek niet ?
Ik zou zoo zeggen!
Zie, mijne broeders in de critiek hier in
Nederland moeten eens ophouden enkel de
feilen te zien bij hen, die op de planken
ons de Schoone Kunst nader brengen.
Misschien dat het juiste oogenblik is
aanFig. 3. SCHEMA VAN EEN IJSBERG MET DE WERKELIJKE
STROOMEN IN HET OMRINGENDE ZEEWATER, /. n.l. een
dalende stroom van ZOET smeltwater en afgekoeld
zeewater, en 2. een stroom van warm zeewater, die uit
de omgeving toestroomt naar den berg langs de
oppervlakte.
10 it
Fig. 2. VERBAND TUSSCHEN ijs EN TEMPERATUUR
VAN HET ZEEWATER. Op de verticale lijn: tempera
turen van hei zeewater; op de horizontale lijn: uur
van waarneming. De HOOGE temperaturen vallen
juist samen met de oogenblikken, dat ijsbergen in
de buurt waren.
verwachten: het zeewater, waarin het blok
drijft, wordt afgekoeld tot 0°en drijft op
het overige water; maar hoe verder het
water van den berg verwijderd is, des te
minder zal het van deze afkoeling last heb
ben. Nadert men dus met een schip den
ijsberg dan zal een voortdurende opneming
van de temperatuur van het zeewater ons
door het vertoonen van een geleidelijke
daling in temperatuur waarschuwen dat een
ijsberg in aantocht is. Maar juist het tegen
overgestelde is het geval, zooals blijkt uit
onderzoekingen van Barnes voor een deel
gepubliceerd in Nature. Dit onderzoek vond
een half jaar geleden plaats, aan boord van
een stoomboot, door het Canadeesche gou
vernement afgestaan voor het onderzoek.
Reeds eerder had Barnes opgemerkt dat bij
het naderen van een ijsberg de temperatuur
van het oppervlaktewater toenam, en pas
daalde als het schip de berg aan lij had.
De nu uitgevoerde proeven hebben bewezen
dat de ijsberg zelf mirabile dictu de oorzaak
is van deze temperatuurtoename van het
omringende water, en dat, voor het geval
een temperatuurdaling in de buurt van ijs
bergen waargenomen wordt, dit alleen te
wijten is aan den invloed van een toevallige
koudere zeestrooming, uit het noorden
komend, en waarin de ijsberg is verzeild
geraakt. De afkoelende invloed van den berg
zelf is zeer klein. Zelfs zal in de koudere
stroom, die de berg meevoert, door den berg
zelf een warme plek gemaakt worden zoodat
wij ons ijsbergen als een soort ronddrijvende
kachels behooren voor te stellen!
In figuur l zijn de temperaturen opgegeven
om een ijsberg, zooals Barnes hen
opgeteekend heeft. Om deze gegevens te krijgen
werd een aantal keeren van verschillende
richtingen uit op den ijsberg toegevaren,
langs een afstand van 6 mijlen (= + 10
K.M.), voortdurend de watertemperatuur me
tend. Door lijnen zijn alle plaatsen met elkaar
verbonden die gelijke watertemperatuur had
den (dergelijke lijnen
heeten isothermen).
Deze lijnen zijn ge
sloten kromme lijnen
en zouden allicht als
het niet woei, het
water in rust was en
de berg ook, cirkels
zijn om den berg als
middelpunt. Maar door de genoemde storende
invloeden worden het geen regelmatige lijnen.
Wij zien echter duidelijk dat op de buitenste
gesloten lijn de temperatuur het laagste is
(4.2°) en dat de getallen stijgen tot 5.1°naar
mate men den berg nadert, die in het midden
als een zwarte stip het kruispunt der
hoofdwindstreken bestaat. De pijl door den ijs
berg heen geeft de richting aan, waarin
hij dreef.
Een ander goed voorbeeld van het stijgen
der zeewater-temperaturen in de buurt van ijs
bergen geeft fig. 2 waareen temperatuurcurve
geteekend is tijdens een deel der reis. Op de
verticale lijnen zijn de temperaturen aange
geven, terwijl op de horizontale lijnen de
uren der waarneming staan. Om 12 uur, om
half twee, om half drie en om 4 uur zien we
de temperatuurlijn omhoog gaan, een teeken
dus dat het zeewarter warmer was en bij deze
lijntoppen is bijgeschreven, dat juist op die
tijden het schip in de buurt van ijsbergen
was. De geringere temperatuurstijging om
half twee was te wijten aan een bijna niet
boven water komend ijsveld, zoogenaamde
growlers."
De verklaring voor den ijsberg-invloed
zocht Barnes in een bekende proef, waarbij
ijs smelt in zout water. Er ontstaan bij deze
proeven drie stroomen, volgens Pettersson'
nl. l o een stroom van door het ijs afgekoeld
zout water, dat naar beneden zinkt door zijn
grooter soortelijk gewicht,.2<> een stroom van
warmer zout water, dat uit de omgeving
toestroomt naar den berg om de plaats van
het zinkende koude water in te nemen, en
3»een stroom van lichter zoet water, dat
zich over de oppervlakte van het zoute
water uitbreidt omdat zout water nu een
maal lichter is dan zoet water. Dit opper
vlaktewater is smeltwater van den ijsberg,
dus ijskoud, maar daar het op het zeewater
blijft drijven kan de zon het merkbaar ver
warmen, zonder dat het zinken gaat zooals
water in gewone omstandigheden zou doen
als het van 0°af warmer werd gemaakt.
Maar deze verklaring heeft Barnes toch ver
worpen, want hij nam op allerlei afstanden
van den ijsberg, tot op zeer kleinen afstand
toe, proeven van bet zeewater, bewaarde
dit zorgvuldig en liet het nauwkeurig onder
zoeken op het zoutgehalte, denkende dat,
indien deze oppervlakkige zoetwaterlaag er
werkelijk was, het zoutgehalte van het zee
water natuurlijk moest afnemen naarmate
men den berg naderde. Maar het resultaat
was, dat er niets van een dergelijke vermin
dering van het zoutgehalte te merken was;
zelfs in de onmiddellijke nabijheid van den
ijsberg was het zoutgehalte normaal. Blijk
baar verdwijnt het smeltwater onmiddellijk
van het tooneel, door omlaag te zakken.
Er zijn dus alleen twee stroomen te '
vinden, n.l. de bovengenoemde dalende
koude stroom en de uit de omgeving
toestroomende warmere stroom. Met de dalende
stroom gaat ook al het smeltwater mee
omlaag. In fig. 3 zijn deze beide stroomen
schematisch aangegeven door pijltjes. Terwijl
onder normale omstandigheden het zee
oppervlaktewater meedoet aan de verticale
watercirculatie, die steeds aan den gang is
om het oppervlaktewater koeler te houden,
zal het water uit den ijsberg-omgeving niet
met deze verticale beweging meedoen, maar
naar den berg stroomen. Zoodoende ver
moordt een ijsberg zichzelf want hij haalt
het warme water naar zich toe, dat juist het
;js doet smelten. Volgens Barnes is er over
vloedig bewijsmateriaal, dat ijsbergen wer
kelijk onderde waterlijn het meeste af smelten,
zoodat de vorm van den berg hier uitgehold
is, zooals fig. 3 aangeeft.
Tegelijk met deze waarnemingen heeft
Barnes ook nog opgemerkt, dat ijsbergen
zeer veel lucht bevatten in het ijs, en dat
de witte kleur van den berg niet aan sneeuw
te wijten is, maar aan onnoemelijk veel
luchtblaasjes in het ijs. Terwijl het ijs zoodoende
erg zacht lijkt is het echter zoo hard, dat er
met moeite met een bijl stukken afgehakt
kunnen worden. Laat men dergelijke afge
hakte stukken smelten, zooals Barnes deed
om zoet drinkwater te krijgen, dan leek het
smeltwater wel spuitwater, zoo borrelde het.
P. VAN OLST