De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1913 16 maart pagina 7

16 maart 1913 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

.'? 16 Maart '13. No. 1864 DÉ"AMSTERDAMMER, -WEEKBLAD VOÖ'R NEDERLAND CAMELIO Droe - vig trek ik door de stra - ten van het noord ' lijk Am-ster-dam, 'k Loop hier als ka-meel ver. - la - ten, :*Die uit 't heet Tim-bok- toe kwam Voor een merk van ei - ga ret -ten Koos men tot re -cla - me... mij! v Hoe kan ik mij toch ver -zet -ten iets langzamer Te - gen zulk een sla - ver - nij ? Al - lah, maak van Ste - li - - o i In Amsterdam Catnelio of . De Arme Loonslaaf Mahomedaansche Romance Muziek van Herre de Vos Woorden van J. K'. Rensburg (Nadruk verboden) Motto: La Allah illah la!" I Droevig trek ik door de straten ?Van het noord'lijk Amsterdam. 'k Loop hier als kameel verlaten, Die van 't heet Timboktoe kwam. Vppf een merk van cigaretten Koos men tot reclame ... mij! Hoe kan ik mij toch verzetten ?Tegen zulk een slavernij ? Allah, maak van Stelio Mjj weer vrij: Camelio! II Ik, die emirs of khediven, Beys of sheiks slechts dragen wou, Dwaal hier naar patroons believen Nu als sandwich in de kou. Ik, die als een koen mehari Glorie zocht op 't oorlogsveld, Maak voor and'ren slechts bombarie En als arme loonslaaf geld. Allah, maak van Stelio Mij weer vrij: Camelio! III Mij weer vrij: Ca - me - li - o! IV raag vervulde ik mijn plichten, Naar het past aan Moslemin, Maar waar ik het oog mag richten Geen moskee is hier te zien. Nergens rijzen minarètten, Kerken slechts voor Frank of Jood. Zelfs mijn juk voor cigaretten Deelt hier geen geloofsgenoot. Allah, maak van Stelio Mij weer vrij: Camelio ! V ( \J In de Sahara Meesters merk mag ik vrij rooken, Maar sigaar of pijp: o nee! 'k Zou zoo graag toch weer eens smoken Uit een Turksche nargileh. Lang kan ik den dorst verduren, Maar heb ik soms trek in grog, Blijf ik een cafébegluren: Gratis krijg ik met den stok. Allah, maak van Stelio Mij weer vrij: Camelio! 'k Wil als Ismaël weer keeren Naar het Huis van Abraham, Maar 'k blijf dit asjt Ontberen: 'k Vind het niet in Amsterdam. Want zijn kroost gaat hier verloren In het roode District Drie. 't Wil er naar de leer slechts hooren Der Sociaal-Democratie. Allah, maak van Stelio Mij weer vrij: Camelio! VI 'k. Schreef den Sultan al mijn klachten Als verdrukt Mahomedaan. .Ik kan lang op antwoord wachten, : Want nu zinkt de Halve Maan. Reeds voor de Tchataldja-schatisen ? Dreigt de Serf en de Bulgaar; Van d'Aya-Sophiatransen Wuift de vlag dra van den Tsaar. Allah, maak van Stelio Mij weer vrij : Camelio. VII Waar men geen door stoom gedreven, Yz'ren, helschen kemel kent, Daar zou ik weer willen leven, Die vermoordt me' als concurrent ? Waar de Berbers, de Kabylen Vrij nog draven in ons zoal, Nog niet door 't kanonvuur vielen Voor de macht van 't Kapitaal. Allah, maak van Stelio Mij weer vrij: Camelio! VIII Ach, ik min en gros" zoo teeder En ook vurig en détail"! Geef mij toch mijn harem weder!' Voer mij weer naar mijn serail! Laat mij slechts n Koreischiete Van mijn liefde' in Afrika! Gun me allén de favorite Ach, mijn schat Camelia! AUah, maak van Stelio Mij weer vrij: Camelio! IX 'k Zie mij weldra hier nog sterven Als een machteloos proleet. 'k Voel mij al dór slagers kerven : Bij den baard van den Profeet! 'k Zie mij tusschen ossen, zwijnen Aan den haak in 't abattoir En dan op diners verdwijnen Als een zeldzaam fijne waar. Allah, maak van Stelio Mij * weer vrij: Camelio! Amsterdam l December 1912 iiiiimuiiwMMiwmuMMiiMiiiiliiiHiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiin^ R Khnopff, Th. Goed vriend h ,:./, <den Haag) Er js irf deze twee schilders iets, dat beide, bij veer verschil, gemeen hebben. De zoo geheeten werkelijkheid voldoet hen niet, en in eenzamen afkeer neigen zij en nijgen zij zkh tot wat hun droom hun doet wenschen en wat hun verlangen hen doet zien. Beide zijn', samenstellers van gegevens. Beide zijn zij constructeurs van allerlei Vergaerds tot een geheel, dat als een nieuwe werklijkheid zij ons mochten doen erkennen, en dat als een geestvol, droomrijk geheel zij voor ons mochten zien staan; een rijke en volle figuratie van hun geest, die in nieuwe en toch oude onrust zich niet zat kan zien aan de gewone ordonnantieën in de natuur, noch uit deze ordonnantieën het hun geest over tollige elimineerend en uitschakelend, den zuiver gebouwden spiegel vinden voor hun wensen en voor hunnen droom. Het is een verlangen dat -met allen eerbied te ontvangen is, en waar naar te zien en waar naar te speuren n onophoudelijk genoegen is. Dit genoegen bestaat uit meer dan eene reden tot verheuging. De eerste reden is dat de geest gaarne zich zelven ziet, en gaarne in gespiegelds zich zelven spiegelt opnieuw. Het geconstrueerde schilderij heeft dikwijls (zóhet raakte wat het wou) dat loszijn van het alledaagsche uur; het staat onder een ander licht, in een eeuwig klimaat, in f'lllltllllltlllllllllllllllHlllllllllllllllllimillllllHIIMIHIIIItllllllMIIIIIIIIII DAVID LlVINGSTONE, de groote Afrika-reiziger, van wien het eeuwfeest zijner geboorte den 19den Maart iiv geheel Engeland wordt gevierd. Livingstpne, tien jaar oud als katoenspinnertje begonnen, heeft door eigen studie zichzelf in de oude talen bekwaamd, is gaan studeerén in theologie en medicynen en in 1840 als zendeling naar Afrika,, vertrokken. Daar heeft hij van 1849 tot zijn dood rusteloos gearbeid als ontdekkingsreiziger: meren ontdekt, naar de bronnen van den Nijl gezocht, de Zambesi in kaart gebracht, talrijke werken over Afrika geschreven. In '73 te llala aan het Tanganyika-meer over leden, is hij in Westminster te Londen bijgezet. een eeuwige landstreek. De geest zoekt het uurlooze, het durende. Hq vindt zich dus ?niet vreemd in zulke werken,, waarin een uiting van hemzelf actief was, koor en scheidde; zocht en vond. Aan n ding moet de schildering, het geheel, het schil derij, voldoen, wil het werkelijk voortrefflijk zijn. Wij zijn aan bepaalde dingen gewend. Bepaalde dingen zijn ons natuurlijk. Ik meen met dit natuurlijk niet wat de keurlooze naturalisten meenen. Ik meen, met dit natuur lijke, bepaalde verhoudingen die in mij (en eeuwig?) verbonden zijn met onze geestelijke gesteldheid, en ook nog die anderen die haast tot zulke geworden zijn (deze laatste zijn echter te omgaan!) Het schilderij moet aan deze natuurlijke dingen voldoen. Wil het ruimte geven, dan moet het daarvoor de conventie" vertoonen, waardoor wij deze ruimte (die ideëel is pp het schilderij) ver staan: licht-verflauwing en hemelwelving voor en achter en boven het voorwerp dat in die ruimte staan moet. Deze dingen zijn zijn niet te omgaan. Om met elkaar te spre ken zijn vormen noodig, klankvormen, of licht-woorden-of ruimte-spraken. De menschelijke geest zocht gedurende tijden, steeds deze eenvoudig-weg schakeerend, naar de verheven en lieflijke gemeenzaamheid der kunst. Conventies" moeten in het werk zijn. Het zijn factoren die noodig zijn. De samen stelling van deze factoren echter is, binnen de- maten van den menschelijken geest, vrij. De vraag kan weer gesteld worden: zijnde maten van dezen menschelijken geest, con stanten; is daardoor een uniformiteit van zelve waar. Hoewel deze maten van den menschelijken geest ieder voor zich op een bepaald punt, voor ieder hunner, beginnen (en daarin schuilt vastheid voor ons oor deel) is anderzijds te vermoeden en niet zonder reden als waar aan te nemen, dat, om een voorstelling te gebruiken, zij als boomen" zijn, die op een bepaalde plaats geplant (én vastheid) ieder jaar in nieuwe twijgen en in nieuwe bloesems en in nieuwe vruchten uitschieten; bij dit alles bedenkend dat het jaar voor den geest de eeuwen zijn waarin de menschen leven en zullen leven. Om een derde reden is het nog merkwaar dig, goed dit vaste aan te nemen bjj het beweeglijke. Door een andere, eenvoudige, voorstelling moge dit vaste, dit bepaalde verklaard worden. Deze eigenschappen waren te vergelijken met bepaalde bronnen, wier water her en der stroomt, naar wat weg en getijde en hindernis wil. De springbron is een bepaaldheid; de loop van het eruit stroomend water, dat soms tot rivier mag worden, luistert en gehoorzaamt in het begin van den loop soms aan een uiterst klein hoogtetje zand. De vertwijgingen van den waterdraad, de vertakkingen van den water stroom geschieden naar den aard van den tijd. Daarom is het mogelijk dat iedere periode van cultuur en van beschouwing in het schoon te hervinden is. Maar deze bron is een eendre; zij springt op en welt over; op bepaalde plaatsen in het land van den geest. Zoodra een ader, een rivier, een beek, van haar gescheiden wordt, mist deze de doorstrooming, het heldere, het verhelderde, het uit diepten komen; uit diepste diepten. Die diepten, weinig in getal en naast elkaar zoo dichtgelegen dat bij het roeren van de eene de andere mêebeeft, is wat in deze artikelen, dikwijls het daimonische genoemd wordt. Het is het aarde-donkre, noodzakelijke. Het zaad der schoonheid spriet uit haar. De geest op versten,/ocht wet zich steeds drenken met dit^ nopd^akfiljjff, allermenschlijkst water, wilVérkefijR.paar"ifoVst gelescht worden. Deze weinjge bTOnn,en zijn de voor menschen primaire ontroeringen, bewegingen. De geest heeft het eigenaardige om zich te willen uitbreiden.' Het is een schoonste eigenaardigheid. Het fijnste menschlijke ont stond daardoor. De geest heeft neiging en gevaar van het strand weg te willen, en uit te vliegen over een zilte zee, zonder voed sel en zonder visch, met alleen de dronken makende ylte van de lucht en het alle heemlen doorspelende licht. Hij mag dit wellicht sommige uren doen. Het lijkt dan of de geest tot licht zelf wordt,, of de pluimen van den vogel die hij dan is, trillende schijnsels worden, verhevenheid en zwaarteloosheid, maar keert hij niet, dan sterft hij, tuimelend in wat niet voedt. Het meest geestelijke werk wil het leven, moet weerkeeren tot wat nieuwe Vlucht kan geven, het moet aan het DaimoniscHe altijd opnieuw zich laven ... II. Dit is het gevaar, waarin Khnopff verkeert. Hij laat soms de voedende aarde te veel los; hij verliest de conventie" der natuurlijkheid". In een werk, als de huizen met het pleintje en de laag-daarheen komende golf is zeker een geestelijk gegeven bereikt in de teekening der huizen en in de stilte van het plein; de golven bewegen zich zoo als past; maar het spel der ruimte, waarin dit alles gebeurt, is niet voldoende; ver flauwing van licht en welving van hemelkoepel is onzuiver voor het willige oog... Het is voorts oud nieuws dat deze kunste naar een eenzame is; uit iedere verwerke lijking blijkt het. Het moet oud nieuws geacht worden, dat een trillende, hooghartige zinne lijkheid, dit werk met een fijn leven versiert, zonder,welk het niet mag bestaan.noch kan. Het is ieder bekend, dat deze hooghartige gaarne een lang-golvende lijn van een schoone arm trekt, of zoo sober mogelijk lijden-in-stilte en praal van stoffen uitdenkt. Het was misschien niet oud nieuws op het gevaar te wijzen dat hem overviel en over vallen mag; en dit gevaar grondig te definieeren was toch geen overdaad? En Goedvriend! De langzame ontwikkeling der romantici is de zijne. Deze romantici beginnen met te verhalen, naast malkaar de dingen plaat send, die zij tot n wenschen te maken; in het verlangen van uit een diep, daemonisch licht, in n schakeering, hun zoekend en een algemeenheid voelend wezen uit te drukken. De stadsgezichten die deze schilder bij Schüller laat zien (en die een gedeelte van hun oorsprong vinden in het stadsge zicht uit 63, het werk de Doop" en Lausanne van M. Maris) vertoonen de fout dat ' zij niet alle overtuigen van de noodzakelijk heid hunner stads-constructies. Het daemonische en het intellectueele is niet innig ge noeg vereenigd; het gevoel zoudt ge kunnen zeggen is niet zuiver vertwijgd. Een andere opmerking is nog te maken. In het werk hier te zien gegeven, treft de zucht der romantici naar de techniek, hun nieuwsgierigheid er na. Het is een eigenaardig iets. Terwijl ze, wanneer zij bereiken wa ze willen, techniekloos hun gevoelens schijnen uit te druk ken, tasten zij, daar-vór, nieuwsgierig naar de sonore technieken hunner voorgangers. mimliillliimim ONTWERP H. P. BERLAGE Nz; VOOR HET KUNSTENAARSHUIS TE AMSTERDAM AAN DE ROELOF HARTSTRAAT Het centrale gebouw van de federatie der Kunstenaarsvereenigingen is er nog niet. De noodige garantie is nog niet volteekend; slechts 150 garanten heeft het Bestuur dat er 250 noodig heeft. Van den grond, gelegen op korten afstand van het Concertgebouw, is men nu zeker, maar de financieele basis ontbreekt, zoolang uit kunstminnende kringen niet beter steun komt. Garanten verplichten zich om, als onvoorziene tegenslag volgen mocht, gedurende 15 jaren bij te passen een bedrag, dat 100 gulden niet te boven kan gaan. llllllllllllllltllllllMllllllllllllirilllllMIIIIIIIIIIIIIIMMIIIIItHIIIIIIIIIIIIMnilllllllMIIIIIIIIIIIIIIIIIMMIIIIIIIIIIIIHIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIItlllllllllltintI Ook dit is in Goedvriend, een schilder niet zonder zicht noch vermogen, maar pas op den langen weg naar het einddoel bezig. Tot zijn te waardeeren werken behooren hier: No. l Duitsche stad; No. 4 Duitsch stadje; No. 5 Stadje; No. 11 Herinnering aan Chailly; No. 15, Oude Kerk; No. 17 Montigny; zeker No. 22 Herinneringen aan het Nahe-dal: en No. 31 Oude huizen aan de Nahe : etc. Het is voor wie den aard van het Roman tische benaderde een eigenaardige bevesti ging van het gevondene, de uitingen te keuren van dezen Romanticus. PLASSCHAERT * * * Tooneelcauserieën NINA. TOONEEL-VEREENIGING Ik heb een avond in eenvoudig af grijzen door gebracht, ziende naar Pinero's society-play His house in order", dat dezer dagen bij de Tooneelvereeniging gaat en daar, letter lijk vertaald, Nina"1 heet. Aartsverzamelaar Hartkamp, gij, die een groot historicus van het heden zijt, bewaar k (het kan nog wel) dit stuk! Het is leelijk, maar het is werk van een tooneelschrijver, die heel-en-al is en vertegenwoordigt eene periode, eene maat schappij : het Engelsche salon-leven van de z.g. society", die gij, o lezer en abonnéop eene Leesinrichting, uit de Engelsche tijd schriften kent, en die ge niet verafschuwt? IK verafschuw haar, ik huiver een heilige huivering van haar, ik haat haar, die society, erkenne ik het ten aanschouwe van mijne mildere landzaten ! De Nederlandsche braafheidshuichelarij, gedoopt in dubbelgebeide christelijke politiek, en het meest Neder landsche uitgestreken gezicht zijn nogalleraantrekkelijkst van beminnelijken eenvoud des harten en kinderlijke onbevangenheid, vergeleken bij de snobishe, gentlemanlike s o c i e t y-Engelsche. His house in order".... Het parlementslid Jesson is, spoedig na hét overlijden van zijn eerste vrouw, getrouwd met haar, die gouver nante was over Derck zijn zoontje, ten minste naar de opgave van den burgerlijken stand. De eerste vrouw wordt in het weduwnaarshuis als een vroeggestorven heilige vereerd, en de gansche in eersten aanleg aangezwagerde familie, even dor en op uiterlijk fatsoen gesteld als Jesson, maakt de tweede vrouw, de wilde Nina, het leven tot een hel van alledags-kleine-critiek. Dat is de toestand als de broer van Jesson ten tooneele verschijnt: hij is de man met gezond verstand en levendiger gevoel (levendiger naar de opvatting van een Engelsch auteur en Engelsch publiek, wier gevoel een miligraad boven het vriespunt dersociety uitkomt), kortom de sympathieke gentleman", die in zijn afschuwelijke afgemeten levendig heid" en sympathiekheid" zeer juist, want eenvoudig door Verkade gespeeld wordt. Een Portugeesch auteur zou nu doen zien hoe Nina een bastaard was van den koning

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl