Historisch Archief 1877-1940
N°. 186
Zondag 23 Maart
AMSTERDAMMER
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
ONDER REDACTIE VAN Mr. H. P. L. WIESSING
Abonnement per 3 maanden ....
Voor Indië per jaar, bij vooruitbetaling .
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar
/l.50, f r. p. post/ 1.65
mail
10.. . , 0.125
UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF
KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM
Advertentiën van l?5 regels/1.25, elke regel meer . .
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel
Reclames, per regel
/0.25
,0.30
.0.40
PREMIE CHARIVARl
Thans kan voor de abonnés worden verkrijgbaar gesteld
de bloemlezing uit Charivari, gedrukt met de Hollandsche
letter van S. H. de Roos, met omslagteekening in drie kleuren
en vignetten van P. van der Hem, groot 64 pagina's. De
prijs is, per exemplaar, ten kantore afgehaald 20 cents, per post
ontvangen 25 cents.
Door onvoorziene omstandigheden konden de Uitgevers van
de Amsterdammer eerst heden deze Premie beschikbaar stellen.
flIIIIIMIIIIIIIIIIHIMIIIIimilllllllilllMMIIIIMIIIimlIHIIMIII IIMIIIIIIIIMIIIKtnillllllllllMIIIIIIMIIIIMIIIIMII
iMiimHMHinmi
INHOUD
iimiimiilillimmimiimiiiii i"
Blz. l: Red.: Uitsluiting in de
Sigarenindustrie. Hessel Jongsma: Het Leger
des Heus, IV. 2: Feuilleton door J.
B. Jurgens. Prof. dr. L. Knappert
over van Oude Voyagiën" door dr. M.
G. de Boer. Frans Coenen over
Idealen en Ironieën, door R. van Oen
deren Stort. 3: Matthijs Vermeulen
over het Caecilia-concert. 5: Dr. G. W.
B.: Vrouwelijke apothekers. Lied op de
Hoedenspeld (1913). Allegra. E.
Heimans over Insecten. 7: Red. :
Koningswisseling in Griekenland.
Albert Verwey over de nieuwe Wand
schilderingen van R. N. Roland Holst,
met bijlage. W. Steenhoff over de
kunst van de Marissen en Mauve, en
over Graphische Kunst. 8: J. D. C.
van Dokkum: Paascheieren. Chari
vari. Ingez. van mej. M. Verwey Mejan
over Verplegenden. Fin. Kroniek door
v. d. M. Expansie en Groot-industrie
door v. d. S. Schaakspel. Damspel.
Teekening van Joh. Braakensiek over de
redders van de Eastwell-opvarenden.
Bijvoegsel van Johan Braakensiek over
het Europeesch oorlogsgevaar.
UITSLUITING
Een deel van de Nederlandsche arbei
ders wordt op het oogenblik door de
vereenigde patroons in het betreffende
vak aan een hongerkuur onderworpen,
die zal moeten uitmaken in hoeverre
deze werklieden door oude gewoonte daar
tegen bestand zijn, en in hoeverre zij
zullen worden verplicht het vroegere
hongerlijden (hunne loonen waren altijd
exceptioneel laag) te verkiezen boven
dit, dat, als eens de steunpenningen op
houden te vloeien, hun wat al te erg kon
worden....
Men weet men weet waarschijnlijk
niet (want deze hongerkuur gaat, anders
dan die van Adrianopel, van geen ge
luid vergezeld), dat de vereenigde
Sigarenfabrikanten in Nederland hunne duizenden
arbeiders in het geheele land gedaan
hebben gegeven, omdat de vier Arbeiders
organisaties in het Sigarenvak hadden
gemeend bij een aantal patroons, wier
loonaanbiedingen naar het oordeel van
arbeiders n patroons dien naam niet
verdienden, de staking te moeten
proklameeren.
Wij beleven hier een, in vele opzichten
maatschappelijk interessant" geval.
De sigaar, vroeger het tweede Neder
landsche genotmiddel, is, sedert de sterke
drank van de matigheidsbeweging leed",
de allervoornaamste verheuging en het
sieraad geworden van onzen landaard.
Het is zeker, dat als in later eeuwen de
Nederlander in gips gegoten in een
Ethnographisch Museum op een voetstuk aan
de nieuwsgierige jeugd vertoond wordt,
dat dan een sigaar in zijn mond zijn
beeld voltooien moet.
In Nederland worden lage loonen ge
geven. Onze inzichten zijn niet breed.
Wij hebben een slechtgevoede arbeiders
klasse. Wie uit Engeland overstevent en
aan den Hoek van Holland de pakjes
dragers ziet samenhokken in het grauwe
ochtendlicht, bemerkt op pijnlijke wijze
het verschil tusschen den weldoorvoeden
Engelschen werker en deze magere,
ingeschrompelde Hollanders?Welnu, zij
behooren niet tot de slechtst
gesalarieerden, deze lieden. Er zijn vakkundige
Nederlanders, die den buikriem nauwer
moeten toesnoeren, en die bleeker
stumpers tot kinderen hebben. Het
sigarenvak hoort in Nederland tot het slechtste
in dit opzicht. De vakman, die den
zelfbewusten Nederlander zijn sigaar, het
teeken van zijn zelfbewustheid en van
zijn welstand, vervaardigt, de sigaren
maker, hoort tot de paria's van ons land.
In een stad als Rotterdam, waar nu o. a.
eindelijk staking was uitgebroken, bleef
het gemiddelde loon voor mannen, vaders
van gezinnen, beneden de 9 gulden. In
het dure Amsterdam was het tot in 1908
(naar officieele cijfers) netto 9, daarna
bijna 10, sedert de allerlaatste verhooging
bijna 11 gulden! In Brabant worden door
huisindustrieele methoden en in de kleine
fabriekjes loonen betaald.... om niet
van te spreken.
De geschiedenis van de algemeene uit
sluiting, die deze slecht-gesalarieerde
mannen op straat zette, is nu de volgende.
Het vakvereenigingswezen der sigaren
makers, hoewel aan anderen ten voor
beeld gesteld, leverde den georganiseerden
zelf geen verbetering op. Het sigarenvak
leent zich door verschillende oorzaken
tot tegenhouden van toonbewegingen.
Het eischen stellen aan afzonderlijke
patroons liep gemeenlijk op niets niemen
dal uit. De noodzaak van nationaal op
treden werd in deze arbeidersgroepen dan
ook ten leste gevoeld, en, na lange beraad
slagingen tusschen de vier
(vrij-soctalistische, neutrale, christelijke en katholieke)
bonden, kwam net tot de opstelling van een
Gemeenschappelijk Program, hetwelk
een reeks voorstellen inhield, waarvan
de eisch van opheffing van huisindustrie,
verhooging der loonminima en leerling
opleiding mee van de voornaamste waren.
Het was een Program, dat een algemeene
(niet allén financieele) verheffing van
dezen arbeidersstand op het oog had.
Dit Gemeenschappelijk Program nu
werd in het voorjaar van 1910 aan de drie
bestaande patroons-organisaties toege
zonden. Te weten: aan het te Utrecht
zetelende Verbond, dat de
sigarenfabrikanten boven den Moerdijk beheerscht
en een coalitie vormt van 10 fabrikanten
verenigingen ; aan de R. K.
patroonsbond in het Bisdom 's Hertogenbosch; aan
de (neutrale) Eindhovensche Fabrikanten
vereniging.
Wij zijn in de gelegenheid geweest
de sedert 1910 tusschen deze patroons
bonden en de gecoaliseerde arbeiders
gevoerde correspondentie na te gaan,
en wij hebben daarbij voorloopig n
bedroevend feit moeten vaststellen:
Bij die meer dan twee jaar durende
vruchtelooze pogingen der arbeiders
organisaties om van deze
patroonsvereenigingen te verkrijgen, dat zij met
ernstige voorstellen zouden antwoorden
op het Program (dat hun toch namens
een arbeidersmassa van duizenden werd
aangeboden), hebben wij gemist een
bewijs van eenig meeleven van de
zijde der werkgevers: meeleven in den
exceptioneel ellendigen toestand van hun
volk", meeleven in die begeerte om, mét
de arbeiders, ook het peil van het vak
te doen stijgen: want gaat dat niet hand
in hand?
Twee en een half jaar heeft, gelijk wij
zeiden, het manoeuvreeren geduurd. Tot
iets anders dan een rapport vanwege de
gezamenlijke patroons (Aug. 1912), waarin
deze zich genegen" verklaarden tot ver
betering" van arbeidsvoorwaarden en
loonen mede te werken, kwam het niet:
een belofte, waaruit men kon lezen heel
wat en?niets. Het laatste scheen door
de meeste fabrikanten bedoeld te zijn.
De aanvankelijk naar de hoofdbesturen,
en nu weer naar de aparte
vereenigingen verwezen, van het kastje naar
den muur gezonden, arbeidersorganisaties
vonden, na die fraaie theoretische ver
klaringen, ongeveer nergens in het land
bereidheid tot wézenlijk verbeteren, en
al heel gauw hadden zij hun ongeduldig
geworden vakgenooten niet meer in de
hand... Er dreigde staking. In Den Bosch
brak ze reeds tégen den wil der leiders
uit. Onder den indruk van deze spon
tane bewegingen zonden de patroons
ineens menigvuldiger en toeschietelijker
brieven. In Amsterdam stond het patro
naat een verhooging toe van plm. 10 pCt.
Zijn eenige (billijke) eisch was, dat ner
gens door de organisatie loonminima
zouden worden aanvaard, die meer dan
n gulden lager zouden wezen dan de
Amsterdamsche. Het was de eerste in
aanmerking te nemen verbetering....
* *
*
Wij zeiden reeds, dat op een paar
plaatsen het geschiedde eindelijk, in
Januari stakingen werden
geproklameerd. Te Rotterdam, Gorkum en
Dordrecht waren de aanbiedingen van
dien aard geweest, dat de arbeiders,
terecht of ten onrechte, zelfs verlaging
van de loonen vreezen konden. Dit,
terwijl toen bijna drie jaren onderhandeld
was, en de levensmiddelen en huren
inmiddels zoozeer in prijs zijn gestegen.
Bedenk daarbij, dat deze arbeiders be
hooren tot de slechtst gesalarieerde. De
Amsterdamsclie patroons, tot wie hen
sprak, gewaagden van het goed recht
der werklieden in die andere steden.
Goed recht? De Hoofdbesturen der
Patroons-organisaties deelden wellicht
dezelfde meening, maar niet de logica
of onlogica der vereenigings-geweldenarij
verzetten zij zich tegen die partieele
stakingen en, na eerst een waarschuwing,
proklameerden zij eene uitsluiting in het
sigarenvak over het gansche land. Zij
proklameerden.... Men zal kunnen be
grijpen, dat de Amsterdamsche
sigarenfabrikanten aanvankelijk weigerden mee
te gaan! Wat! moesten zij, die tot
loonsverhooging waren overgegaan, hun kost
baar bedrijf stop zetten om aan, in sociaal
begrip achterlijke patroons, hunne con
currenten bovendien, te hulp te komen in
het gedrukt houden van de ongelooflijk lage
loonen ginds?! Het was onzinnig. Er
zat zelfs een moreel niet te verdedigen
kant aan. ... Zij weigerden dus . . . doch
slechts hél kort! De zware hand der
Patroons-organisaties legde op hen haar
vol gewicht, en ... k in Amsterdam
werd uitgesloten.
Zóis dan thans de toestand : Hon
derden Amsterdammers, die zich zoojuist
wat loonsvermeerdering zagen toege
wezen, welke zij waarlijk wel noodig
hadden, staan buiten hun schuld en
tégen den zin hunner werkgevers op
de straatsteenen !
Men hoort in tijden van rumoeriger
werkstaking, als berichten van wat
gebakkelei in de kranten staan, wel eens over
bemiddeling spreken door autoriteiten. Bij
de hier zoo kalm en waardig verhopende
hongerkuur, die geen nkel Amsterdam
mer kan baten, hoort men van een be
middelingsvoorstel van de zijde van het
Amsterdamsche Stadsbestuur niets .....
Wat wij zouden op den weg vinden van
een Arnsterdamschen Burger-Vader, ware
nog iets mér dan met zijn gezag
tusschenbeide treden, nu hier gemeenteleden,
patroons zoowel als arbeiders, onder een
druk van buiten verkeeren, en de laatsten
het hongerspook zien aankomen, van
hem zouden wij willen verwachten een
voorstel in den Gemeenteraad om (gezien
de erkenning door den Gemeenteraad
van de noodzakelijkheid der
loonsverhoogingen voor de gemeentewerklieden),
thans, in deze voor het stedelijk
gemeenebest onzinnige en financieel schade
lijke omstandigheden, geldelijke steun te
verleenen aan die nederige klasse van
sigarenmakers, die ondanks hun
loonsverhooging nog mininuimlijders zijn in
de groott welvarende koopstad, en nu nog
uitgesloten worden op bevel van buitenaf!,
wij zouden in een Burgemeester, die zich
vór alles Amsterdammer mocht voelen,
zoo'n voorstel, gebaseerd op de gedachte
van exceptioneelen nood, zér natuurlijk
vinden ; wij verwachten het niet. Maar ____
was er ooit voor een goedingelicht Bur
gemeester meer aangewezen oogenblik
om tenminste zijn hoogen invloed te ge
bruiken ten bate van het ongestoord
o e c o n o m i s e h leven z ij n e r G
e111 e e n t e, al was het d a n m a a r
door z ij n w o o r d V
Dit mocht men ten Stadhuize, dunkt
ons, toch wel overdenken.
Het Leger des Heils
IV
HET LEÜHR?SYSTI-:EM"
Uit mijn vorige artikelen, welke, zouals
men gezien heeft, eenige bezwarende be
schuldigingen bevatten vour het Leger des
Heils als filantropische instelling, mag men
eehter niet afleiden, dat alle officieren, door
wier vlijtige meewerking het minder
oirbare bedrijf, waarvan ik sprak, kan blijven
bestaan, daarom moreel minderwaardig zou
den zijn. Dat zou per slot onbillijk wezen,
al kan hun door sommige dagbladschrijvers
en geestverwanten zoo warm bewonderde
belangloosheid en verloochening mij niet tot
zulk een lyrisch enthousiasme bewegen en al
kunnen de meesten hunner allerminst groote
en sterke karakters genoemd worden. Hun
minder bewonderenswaardige eigenschappen
zijn meestal te reduceeren tot meegaandheid en
religieuze verblindheid, welke hun belet de
talrijke fouten hunner organisatie te zien,
of, zoo zij die wél zien (wat meestal ge
paard gaat met verlaten van het Leger): be
let ze openlijk te erkennen.
Het zou trouwens niet wel aan te nemen zijn,
dat zich in het Leger der Heils alleen lieden
van ruim geweten en minderwaardig karak
ter zouden hebben vereenigd, hoewel een
instelling, welke als geheel zóonbetrouw
baar blijkt en schuldig staat aan tot
verderflijke gewoonte gewoonte geworden
oneerlijkheid, zeker het vermoeden wettigt,
dat er something rotten" is. Zeker ieder
zal het interesseeren op welke wijze het
Hoofdkwartier deze ondergeschikte dienaren
wier vergeeflijke tekortkoming is, dat ze
geen individualiteit bezitten, hanteert om
hen te doen handelen naar zijn intenties,
welke, het bleek ons reeds, dikwijls van
bedenkclijken aard zijn.
Er werken in hoofdzaak twee factoren,
waardoor de leiding van het Leger, met zoo
groot gemak, de lagere officieren als't ware
in de hand heeft. De heer Schuilwerve
heeft er in zijn meesterlijk doodgezwegen
brochure ook de aandacht op gevestigd;
het zijn: de militair-kerkelijke organisatie
en de sticcesjacht", welke beide verworden
zijn tot n vast-omlijnd systeem.
DE ORGANISATIE
Het L. d. H. recruteert zijn officieren voor
namelijk uit elementen, die al van nature
geneigd zijn eer te buigen dan te breken.
Zij worden door het L. d. H. het gemakke
lijkst bereikt en het gauwst bekeerd, en er
ontwikkelt zich in hun eenvoudige en af
hankelijke zielen een soort godsdienstig
fanatisme, dat als eerste eisch stelt
algeheele wegcijfering van eigen persoon.
Het Leger, dat, plus catholique que Ie
pape", niet functioneeren kan zonder de
meest volkomen onderwerping te eischen
van zijn ondergeschikten, maakt handig
gebruik van den toestand van dweepziek
enthousiasme, waarin het zelf met kunst
grepen en misbaar de eenvoudigen van
geest bracht, en prest de jonge lieden onder
hen om officier te worden, waardoor dikwijls
armen gezinnen een moeilijk te missen geld
verdiener onttroggeld wordt. Met eenige
gerustheid kan het L. d. H. erop vertrouwen,
dat de neiging tot blinde onderwerping,
welke het gevolg is van het kunstmatig
gekweekte, geestelijke fanatisme, nog
geruimen tijd zal voortduren.
Bovendien is door het scherp afgescheiden
rangenstelsel alle macht in n punt, het
Hoofdkwartier, gecentraliseerd, en zorgt dit
laatste voor een zoodanige willekeurige distri
butie van genade en ongenade, dat den
lageren officieren niets anders mogelijk is
dan gehoorzamen of: ontslag nemen. Het
laatste doen dan ook de meeste officieren,
wanneer hun, na eenige jaren van blind
godsdienstig ijveren, de oogen opengaan,
zoodat het Leger des Heils zich er op be
roemen kan, vijf maal meer ex-officieren te
hebben dan actief dienende (plm. 1500 tegen
plm. 300).
Met een buitengewone virtuositeit weet het
Hoofdkwartier zijn legertje van verknochte
dienaren te hanteeren, doch het is niet immer
even kieskeurig in de middelen die het zijn
doel doen bereiken. Van het militaire leger
heeft dit kerkelijke leger niet alleen het
rangenstelsel overgenomen, doch ook de ge
heime rapporten en conduitestaten en alles
wat daar voor onbehoorlijks aan vast zit. Het
gezag behoeft, wil het sterk en onaantastbaar
zijn en eenige kans geven op rechtvaardigheid,
een moreele basis, en die geeft het rangen
stelsel, met zijn in het L. d. H. al bizonder
willekeurige bevordering, in geenen deele,
terwijl bovendien allerlei intrigues en van
boven af aangemoedigde achterklap de goed
willenden en de persoonlijkheden leelijk in
den knoei brengen.
Wanneer de officieren in het werk komen
zijn ze natuurlijk allen goedwillend, doch
zoo gauw als doordringt, dat het Hoofd
kwartier, hetwelk het divide et impera"
met talent toepast, bevordering, in 't alge
meen waardeering, niet doet afhangen van
ijver voor het goede en plichtsbetrachting
naar eer en geweten, ontstaat een haastige
jacht op succes", waarbij het geweten en
de goede trouw het vaak moeten afleggen.
Een Heilsofficier is dan ook iemand, die
hoogstens in alle bescheidenheid over zijn
verlangen naar eerlijkheid en rechtvaardig
heid (zoo hij dat nog bezit!) kan denken,
want spreekt hij het uit, dan wordt hem
gezegd (men bedenke steeds dat het L.
d. IL een Engelsche instelling is!): You
have to put your feelings in your poc
ket!" In het Leger is de discipline z
straf, en de eisch van gehoorzaamheid en
absolute onderwerping aan den meerdere in
rang zóonverbiddelijk, dat een officier,
die zich beklaagde over grove oneerlijkheid
van zijn chef, zelf gevonnisd werd met de
woorden: U moet wel begrijpen, dat het
Leger een Goddelijke zaak is en dat u over
een Goddelijke zaak goed dient te spreken !''
Men deed den klagenden officier gevoelen,
hoe lastig' en hoe weinig toegewijd" men
hem vond, wat achteruitstelling in bevor
dering beteekent en in salaris!
Nog een curieus staaltje van de eigen
aardige disciplinaire begrippen, welke het
verkrijgen van recht in het Leger zoo goed
als onmogelijk maken. Een officier wilde
zich bij den kommandant beklagen over
kolonel Palstra. Daar de klagende officier
ressorteerde onder het velddepartement, werd
hij verwezen naar het hoofd van dit depar
tement. Dat hoofd was ... kolonel Palstra,
de man over wien geklaagd werd. De officier
maakte bezwaar tegen deze verwijzing, doch
er werd hem duidelijk gemaakt" dat kolonel
Palstra onder zich zelf ressorteerde en dus
over zich zelve recht moest spreken ...
Deze staaltjes toonen voldoende aan hoe
streng de tucht is in het Leger des Heils
en hoe het komt dat de officieren zoo
willooze instrumenten kunnen zijn in handen
van het Hoofdkwartier, leder vergrijp tegen
de tucht is een zonde tegen God" en met
dezen boeman, benevens het willekeurige
stelsel van bevorderen en het systeem van
stelselmatig wcgpesten", bindt de Leger
leiding allen, in wie de persoonlijkheid voor
goed onder gegaan is, al bizonder gemakke
lijk aan zich en is in staat met haar dan
willooze werktuigen uit te voeren wat haar
mocht behagen.
Zelfs over zijn huwelijk, zijn liefde,
magde officier van het Leger des Heils niet zelf
beslissen. Dat is, evenals bij vorstelijke
personen, geen privaatzaak. maar een poli
tiek instrument. In het formulier voor de
aanvrage om een aanstelling als officier"
komen voor de volgende
Regels betreffende Verloving en Huwelijk
a. Officieren moeten hun Divisie-Officier
of het Hoofdkwartier ervan in kennis
stellen, indien ze verlangen, eene Ver
loving aan te gaan of af te breken en
het is geen Officier geoorloofd eene
verloving aan te gaan of af te breken,
/onder daartoe vooraf de toestemming
van het Hoofdkwartier te hebben om
vangen.
h. Het is een Officier niet geoorloofd
zich te verloven met iemand, woon
achtig in de plaats, waar hij (zij) als
Officier gevestigd is.
c. Het Hoofdkwartier kan geen toestem
ming geven tot de verloving van
monnelijke Luitenants.
(/. Vór het Hoofdkwartier toestemming
kan geven tot het huwelijk van eenig
Officier, moet de Divisie-Officier be
reid zijn om hem drie korpsen te geven
als gehuwd man.
Het Leger des Heils neemt niet op
zich aan gehuwde Officieren bijzondere
aanstellingen te geven. Het moet daarom
goed worden begrepen, dat zulke Offi
cieren bereid moeten zijn bevel te nemen
van alle Korpsen, zelfs de kleinste.
c. Officieren ontvangen geen verlof om
te huwen, vórdat zij ten minste 3 jaar
in het veld zijn geweest.
?. Geen mannelijk Officier ontvangt onder
eenige omstandigheid verlof om te hu
wen, vór hij twee-en-twintig jaar oud
is, tenzij hij door het Hoofdkwartier
verlangd wordt voor buitengewonen
dienst.
.ff. Het Hoofdkwartier geeft geen toestem
ming tot het sluiten van een huwelijk
van een mannelijk Officier (behalve
onder bijzondere omstandigheden), tenzij
er 12 maanden verloopen zijn, sedert
liet toestemming gaf tot zijn verloving.
h. Er zal geen toestemming gegeven
worden tot de verloving van eenig man
nelijk Officier, tenzij de jonge vrouw
waarschijnlijk een geschikte vrouw voor
een Officier zal zijn en (als ze niet al
reeds Officier is) met succes de Kweek
school doorloopen heeft.
/. Er zal geen toestemming gegeven
worden tot verloving tusschen vrouwe
lijke Officieren en Soldaten, tenzij deze
laatste geschikt zijn voor Officier, hunne
opleiding hebben ontvangen en den rang
van Kapitein bereikt.
j. Toestemming zal nimmer gegeven
worden voor eenige verloving of eenig
huwelijk, waardoor een Officier genood
zaakt zou zijn het Leger te verlaten.
A', leder Officier moet vór zijn huwelijk
de huwelijksartikelen onderteekeneii,
vervat in de Orders en Reglementen
voor Veld-Officieren.
Men ziet het, de gemengde huwelijken"
zijn hier al even streng veroordeeld als door
de katholieke Kerk. Doch bovendien: het
Hoofdkwartier heeft het, door dit voor
schrift, in zijn macht, officieren te doen
trouwen, die het voor goed aan het Leger
wil binden. Eens getrouwd, valt het, vooral
wanneer het gezin eenigszins uitgebreid
wordt, een Leger-officier zeer moeilijk in
de maatschappij een behoorlijk bezoldigde
betrekking te vinden, en hij is feitelijk op
genade of ongenade aan zijn leiders over
geleverd. En dat is juist wat zij willen.
Mij dunkt, dat ik hiermee volstaan kan
wat liet systeem" van het Heilsleger betreft,
hoewel ik nog talrijke feiten tot mijn be
schikking heb (en brieven van officieren en
ex-officieren), waaruit blijkt, dat in het L.
d. H. alleen plaats is voor officieren, die
Om Zijnentwü" werktuigen willen zijn in
de handen van het Hoofdkwartier.
DE SUCCESJACHT"
In de Orders en Reglementen", de gids
der Heilsofficieren, staat op pag. 33: