De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1913 23 maart pagina 3

23 maart 1913 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

23 Maart '13. No. 1865 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND AMSTERDAM VL/Z:ELSTRAAT eo INRICHTING TOT MET M EUBILEEREN-EN VER.SIER.EN DER WONING BOUWT TE HUHSPEET. Mooie boschrijke terreinen. Spoor, Tram, Electrisch licht, Telephoon. Inlichtingen M.yj DE YELUWE",Nunspeet. Prima Anthraciet,Bascokes, Brecbcokes enz. Firma u 1? ir BBCTIIPH rllldOJ.Y.Diuïiaifin, LflnbataBgr. 296. - Telef. N. 4376; loos door die vrouw" geknakt... Egbert zag weer zijn .lippen bewegen, maar weer vond hij (vermoedelijk de ander en niet Egbert. F. C.) geen woorden; Egbert, enkel, las naamlooze ellende in zijn oogen." En dat schijnt Egbert, enkel" toch ver hard te hebben op den duur, die naamlooze ellende", hem gemaakt tot den cynicus, wien. niets naamloos zelfs geen vennootschap meer deerde. Luister slechts naar het slot dezer tragische, maar zoo menschelijke, historie, en hoor den cynischen toon en trek er leering uit, o jeugd! Zij reisde; hij reisde... hij verloor haar uit het gezicht. Na een paar jaren, opeens, ontmoette hij haar weder in de stad; zij bleven praten en schertsen, gingen samen theedrinken, hij kwam, dien avond ... Zij verliet hem weer, maar hij, ditmaal, bleef onbewogen, zond haar bloemen, met deze woorden: sans rancune et sans adieu, woorden, die, schoon hartelijk bedoeld, ook ironisch konden zijn. Want zijn beschouwings- en waardeeringswijze had zich ver keerd, in den zin, dien de scherpzinnige lezer reeds heeft geraden". Fijnheid in cynisme, verfijnd cynisme, zoo drukt men zich uit op de dandystische hoogten des levens! En zoo wordt men helaas! als het leven ons weer ontgoocheld heeft. Wat kan de zuivere rede daartegen doen. Wat zeg ik? Dan wordt de zuivere rede zelf tot cynisme, na een tragische ver huizing uit het koele hoofd naar het warme, maar nu zoo deerlijk gewonde hart. Maar, onder ons, is dit alles eigenlijk geen zuivere... romantiek? Want bestaat niet de romantische geest ook daarin, dat men, als een nog onvolkomen persoonlijkheid, de benefieten uit het leven aan eigen ver diensten toeschrijft en voor zichzelf houdt, maar om de rampen het algemeene, buiten persoonlijke aanklaagt en dit verantwoordelijk stelt voor de bezwaren uit'eigen, individueele hebbelijkheden ontstaan ? Als een simpele romantieke, een sentimen teel romaneske, zoo verschijnt ons de heer Van Genderen Stort, die, in tegenstelling van den Uebermensch, niet zonder meelijden is, getuige zijn schetsjes van De misdeelde, Een Roman, Het Bedrog en De Tanden. Mogen zij overigens ook niets beteekenen, zoo z.ijn deze schriftuurtjes toch de getuige nissen van zijn warm, edelmoedig hart en... van zekere levenszwakke angst en week heid, dewelke eveneens de romantiek eigen waren. Weltschmerz en demonische trots heetten toen, wat zich ten huidigen dage als realistisch pessimisme en cynische'?zui vere rede" voordpet. In wezen is het alles eender en ons fier en verblijdend zelfbe wustzijn, als kenden wij onze wereld en wis ten drommels goed wat er thans in de jeugd omgaat, heeft door het boek van den heer V. G. S. een zwaren schok gekregen. Hoe, wij dachten de jeugd practisch-nuchter en energiek, sterk in beperking van geHij ging er recht voor staan, bekeek de klok van voor en op zij, schudde toen het hoofd en sprak: ik zie die baas niet." Mevrouw Smit beproefde hem de zaak duidelijk te maken, maar had geen succes. Toen ze ruim half n tegen hem zei: Fannius! de baas is in het pad, kijk in de straat!" toen ging hij kijken en waarlijk in de verte kwam mijnheer Smit aan. Dat ging zijn begrip te boven. Den volgenden dag begon hij reeds vroeg: Mrs komt de baas ?" Neen, Fannius!" Een poosje later: komt hij mrs!" Neen, Fannius! nog lang niet." Zal mrs zeggen, als hij komt ?" Ja, ik zal." En i weer tot zijn groote verbazing kwam het uit. Mrs. kan door de muur kijken," zei hij. Mrs moet mij dat kunstje ook leer," maar wat moeite mevrouw Smit ook deed, op de klok leeren zien, ging boven de be vatting van Fannius. In den achtermiddag ging hij naar de kafferschool en leerde daar een paar woord jes lezen, van een boekje had hij- dus eenig begrip. In de achterkamer hing een hanger met een veertig werken er op. Eens vroeg hij: Mrs, heb jij al die boeken gelees?" Ja, Farfnius! ik heb ze gelezen." Na een poosje: en de baas ook?" Ja, hij ook." Zijn zwart hoofd boog naar den grond, als moest hij over zijn antwoord zwaar nadenken en toen in eens kwam lachend er uit: ik praat niet meer met jou, jij weet genoeg!" Dat jij en jou was mevrouw Smit een «ma «mm AUTOMOBIELEN. Hoofd-Agent voor Nederland i J. LEONARD LANG, 114 Stadhouderskade, AMSTERDAM. GRANDS VINS DE CHAMPAGNE Perrier-Jouet Epernay. Conccssionnaires, Sauter&Polis,Maastricht. dachten en belangstelling, en stooten daar op een exemplaar, dat zelfoverschattend ge ëxalteerd, weltschmerzerisch en levenszwak is! Als wij nog maar meenen konden, dat hij een eenling, een uitzondering was, maar het staat te vreezen, dat hij, om de waarheid te zeggen, daar een weinig te banaal voor is en zoo blijken onze verwaten wereldkennis en levensinzicht eenvoudig a refaire. Laat ons echter eerlijk erkennen, dat de droefheid en schaamte over zulk een ont dekking merkbaar verzacht worden door het pleizier van stukjes als het volgende, waar mee het opstel Tobias Peppel aanvangt: Zij liepen gedrieën, Lambert Brodeck, Egbert Rivalen, Olivier Morgan, om den tweeden vijver in het Haagsche Bosch, een najaarsmiddag. Zij waren gedrieën min of meer mistroostig; Lambert Brodeck was twee dagen te voren uit Rome overgekomen, waar hij toen verblijf hield, gehoorgevend aan de bede eener vrouw, die hem had liefgehad en die stervende was; zij was den nacht na zijn aankomst in zijn armen gestorven. Egbert Rivalen was na hernieuwde omzwer vingen in der liefde grillig gebergte tot de ontdekking gekomen, dat hij wel altoos in de heuchenis zijner eerste liefde zou be vangen blijven. Olivier Morgan eindelijk, de jongste en onfortuinlijkste der drie, mij merde in den weedom der doodelijke ziekte, die hem, wist hij, binnen weinige jaren ten grave zou voeren". O lieflijke onnoozelheid der romantiek, hoe mocht ik u onverwachts blijde begroeten! Namelijk in de persoon (hoe weinig persoon nog!) van den heer R. van Genderen Stort. FRANS COENEN >?!< < < Muziek in de Hoofdstad Caecilia-Concert Het is een niet zeer gelukkige gewoonte om, zonder te letten op de eischen van het kunstwerk, het strijkerscorps van 't Concertgebouw-orchest te verdubbelen bij de twee maal in 't jaar voorkomende Caeciliauitvoering. Het moest niet kunnen gebeuren dat een dergelijke menigte ongeroutineerde jonge lieden zoo gemakkelijk toegang vinden tot een uitnemend ensemble en het nutteloos belasten, noch dat een aantal oudere lieden, die in de moderne werken en'de moderne orchesttechniek min of meer ten achter zijn of zich niet snel genoeg kunnen aansluiten bij een modern dirigent, hoewel zij niet zoo schadelijk invallen als de eersten, tot een geheel overbodige medewerking geroepen worden bij hetzelfde ensemble, dat volkomen in de hedendaagsche kunst is ingeleefd. Wanneer een phalanx van negentig violen geschikt is voor de Tannhaüser-ouverture en daar het schimmige effect maken, dat Wagner met die zengende figuur bedoelde, de nachtelijke flikkeringen van een verren krater, of voor Also sprach Zarathustra" iiiiiiiililiiMiiMiiiiiiiiiiilliillliiliiiMiiMiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiHMiiliiiiiiiiiii gruwel. Fannius was een leuke en werk zame jongen en zij kon goed met hem opschieten, maar met dat jij" en jou" had ze geen vrede. Op een dag liep de maat over. Mevrouw Smit had bij het koken, ze kookte zelf, aan het eten mocht Fannius niet komen, zich ongemerkt met de hand een zwarten veeg op het voorhoofd gegeven. Toen ze op het erf kwam keek Fannius haar met zoo'n vroolijk gezicht aan, dat ze vroeg: Waarom lach je zoo ? ' Fannius gaf geen antwoord, maar na een poosje keek ,hij opnieuw met oogen zoo tintelend van pret haar aan, dat ze zei: Fannius! wat is er? spreek op!" Jou kop is zwart," viel hij uit. Wat zeg je daar, jongen!" zei mevrouw Smit met een boos gezicht, dat mag je niet zeggen!" Toch, is jou kop zwart, kijk maar in het glas!" riep hij lachend. Dat mag je niet zeggen," sprak mevrouw Smit zeer verstoord. Mrs, moet mij geloof, jou kop is echt zwart." Je moet zeggen uw hoofd," zei mevrouw Smit vrij driftig. Zeg het eens: uw hoofd." Sprakeloos van verbazing keek de zwarte jongen zijn verbolgen meesteres aan, hij begreep er niets van en met moeite kwam er uit: oe hoof." Neen, van een hoofd had hij nog nooit gehoord en het kleine woordje Uw, wat mevrouw Smit ook deed, kon Fan nius niet zeggen. Als een Engelschman was hij trotsch op zijn afkomst. Bij een der buren diende een jongen, die LUZKRN HOTEL WILDENMANN. Het geheele jaar geopend. 5 minuten van het station en stoombootlandingsplaatsen, van ouds gerenommeerd burgerlijk familiehotel, nieuw vergroot en modern ingericht. Kamera met Bad en Toilet. Uitstekende keuken. Pension vanaf 8 franc. Bij voorkeur door Hollanders bezocht. Büzend er e condities voor Families en Yereenigingen. Prospectus bij dan eigenaar F. FURLER. LUGANO l lolt'l Briatol. (ITALIAANSCHE MEREN). Schoonste Winter- en Voorjaarsrerblijfplaatg. 1ste kl. Hotel, prachtig gelegen, met gr. Panorama. Kamers vanaf fr. 4.?. Pension vanaf fr. 9.?. Eig.: C. CAMENZIND. Prosp. gr. en fr. Intern. Verkeersbur. Raadhuisstr. 16, Amst. Autogarage RE1AULT Balistraat 85-87, ]>en Haag. Stalling- en Reparatie-Inrichting voor Automobielen Telefoon 2348 inilliilinnililiiniMiiiiuiuliiiMtiMMiliinii van Richard Strauss, waar het sentiment nergens van zoo puren aard is, dat men het gauw aandikt of versteent, en de timbres niet zoo harmonisch geëquilibreerd, dat zij wezenlijke schade lijden van te barbaarsche geweldenarijen, dan spreekt het vanzelf, dat zulk een manifestatie van strijkers, noodeloos en ondoelmatig is in een werk als Gustav Mahlers Vierde, deze voornamelijk atmospherische partituur door 't ontbreken van bazuinen en alle zwaar koper en waar zulke opeenhooping van dezelfde stem noodzakelijk stoort, deze symhonie bovendien, welke van 't begin tot 't einde gebouwd is in klare, melodische stemmingen, in stille en betooverende kleuren, in eene hieratische, bovenaardsche rust. Berlioz schrijft ergens, dat minstens een derde van de "dertig duizend toeschouwers in den Atheenschen schouwburg Sophocles niet konden verstaan, maar toch juichten, wijl het Sophocles was die sprak en het dus wel goddelijk móest zijn wat hij zeide. We hebben Mahler, van wien we even zeker weten dat hij goddelijke dingen zegt in deze symphonie, te luid hooren spreken en dit wordt van bijzonder gewicht wegens de eigen aardige plaats, die het werk inneemt in de na-Wagnersche kunst. Het is immers een van de zeer zeldzame stukken der laatste periode, waarvan ontwijfelbaar vaststaat, dat het een meesterwerk is, een openbaring der schoonheid. De hooge hoedanigheden van deze conceptie, hare welluidendheid, hare evenwichtige accenten, de bezonkenheid van den toon en de passie, tegelijk met de on afwendbare resonans van klank en psyche, dwingen er met alleen toe om aan de Vierde den voorrang te geven onder de composities van alle meesters der laatste halve eeuw, doch ook onder het oeuvre van Mahler zelf. Men zou zich daarom dubbel moeten wachten om de intonaties van zulke sereene muziek maar in 't minst te chargeeren, wat behalve tegen 't coloriet, nog indruischt tegen hare eenvoudige, zangerige, immaterieele en deels fluisterende ontboezemingen. Ik beweer niet, dat de volgende opmer kingen te wijten zijn aan den dirigent Willem Mengelberg. De twee eerste deelen slaagden goed, hij deed alle moeite om het milieu te redden en dat de intensiteit ver vaagde bij 't Adagio en niet meer te heffen was tot aan 't slot, kon hij onmogelijk ver hoeden; men zou hoogstens kunnen vragen waarom hij den Dooden-dans sneller, het adagio daarentegen langzamer nam dan vroeger. Hoorns echter, klarinetten, hobo's, fluiten, fagotten verloren hunne schaduwende sonoriteit en vibreerende volheid tegenover het onmatig bezette strijkorchest, zelfs de pizzicati der contrabassen (waarom deze instrumenten niet vermenigvuldigd ?!) werden grauw en schraal, terwijl het gouden timbre der harp nergens tot zijn waarde kwam en de pauken geheel hun bas-karakter inboetten. Dit laatste kan mede liggen aan de acoustiek van het schouwburg-tooneel, welke k in herhaaldelijk beproefde met Fannius in ge sprek te komen, maar nooit verwaar digde de minstens eenige jaren jongere kaffer hem met eenig antwoord. Dat be vreemdde mevrouw Smit eji op een keer vroeg ze: Praatte die boy van hier naast tegen je?" Ja, mrs!' Waarom praat jij niet terug?" Hij is een Masjanga!" Ben jij dan geen Masjanga?" Met een minachtenden blik, waaruit duide lijk sprak: wat ben je toch dom!" keek hij zijn meesteres aan, hij was zeer beleedigd door die vraag. Ik ben een Basutu!" zei hij met nadruk. De Masjanga is vuil, de Masjanga is dom !" De Zulu is groot, hij kan banja vecht; de Basutu kan goed op die paard rij en hij kan alles leer; hij heeft veel verstand," en met zijn vinger tikte hij op zijn voorhoofd, alsof hij zeggen wou: daar zitten de schatten." Nu voor een kaffer was Fannius vrij schrander, al kon hij niet op de klok leeren kijken en het woordje uw niet nazeggen. Hij was er maar half over gesticht, als mevrouw Smit soms later, wanneer hij eens iets had vergeten, tegen hem zei : Fannius! ik heb gedenk, jij heb mij een beetje voorgejok, jij ('s geen Basutu, jij ben te dom!" Dan antwoordde hij: Mrs kan geloof en vraag, maar ik is een echte Basutu!" De zoon van mr. Jeans bracht lederen dag melk. Ook tegen hem sprak Fannius nooit. Waarom zeg jij dien baas niet goeden dag," vroeg mevrouw Smit eens. Die baas! die baas\" sprak Fannius ininZarathustra de felle trompetten immer buiten het ensemble drong, zelfs in de meest opge zweepte passages, terwijl de twee tuba's van Strauss nauwelijks te hooren waren; hoe men ze ook plaatst trouwens, de trom petten verbreken altijd den samenklank op dit tooneel. Doch waarom neemt men den Stadsschouwburg, terwijl een zoo gunstige zaal als die van het Concertgebouw leeg staat? Dit is een andere slechte gewoonte, welke men vroeg of laat zal moeten ver anderen. Het is zeker jammer, na den gansenen winter zeer goede reproducties gehoord te hebben van allerlei auteurs, dat men|de eerste en eenige uitvoering van Gustav Mahler niet gelijken bijval kan schenken en dat ook op dit concert zijn antagonist Richard Strauss, die overtollig genoeg gepropageerd werd, nog vertegenwoordigd was met een zijner onaangenaamste werken : Also sprach Zara thustra, te meer jammer, daar aan deze starre compositie een vertolking ten deel viel, wier virtuositeit mij verbaasde. De geestelijke expansie, welke Strauss vergt van zijne executanten reikt inderdaad nooit verder dan een zoo zorgvuldig mogelijke reproductie van het genoteerde, men behoeft niet onder te gaan in deze klanken en rythmen, men kan het ook niet, daar het slechts naboot singen zijn, surrogaten gelijk onze tijd er duizenden produceert van den levende geest. Daar zijn slechts technische inzin kingen bestaanbaar en deze worden niet waargenomen. Het schijnt me doelloos om te schrijven tegen de programmatische onwaarde van Also sprach Zarathustra, omdat niemand ooren schijnt te hebben voor zulke beden kingen en even doelloos om Mahlers betere wereldaanschouwing uit een te zetten, wijl iedereen daaromtrent de juiste en geldige meeningen heeft. Ik begrijp ten minste niet waarom Mengelberg deze Vierde Symphonie, welke niets dan melodie is, bekoorlijkheid en verlangen, tot nu toe hardnekkig van zijne abonnements-concerten verwijderd hield. Reeds het eerste deel werd geapplaudisseerd en hoewel men de uitvoering moeilijk kan stellen naast die van Strauss' toongedicht (zelfs wat het samenspel betreft), omdat dit gunstiger lag voor het orche.st en de graad van expressie zoowel voor speler als hoorder vlugger te grijpen valt, is de Vierde veel geestdriftiger ontvangen dan Zarathustra, geestdriftiger zelfs dan de populaire Tannhaüser-ouverture, voor welke men bij zoo schitterende weergave allicht ontvlamt. 18 Mrt. MATTHIJS VERMEULEN Berichten NOGMAALS OUD-HOLLAND IN HET BUITEN LAND. Het voorjaarsnummer van The Studio zal gewijd zijn aan Old Houses in Hol land. Het bevat artikelen over in- en uit wendige kunst en versieringskunst, meubels, achtend, hij is geen baas! hij is een half bloed! hij is een basterd!" en ter verduide lijking voegde hij er nog aan toe: de witmensch moet met de witmensch trouw en de kaffer met de kaffer" en nog lang liep hij met nijdigen blik te mopperen over die baas.' In het huis aan de Schoemanstraat werd in Juli van dat jaar een jongetje geboren en dat bracht de geheeie huishouding in de war; maar nog grooter stoornis gaf het, toen ongeveer een maand daarna Fannius vertrok. Hij was eenige dagen zeer stil. Op een morgen, terwijl hij bezig was stof af te nemen in de woonkamer, zei hij op eens: Mrs! Fannius gaat loop!" Jij is een schelm, jij maakt grapjes," ant woordde mevrouw Smit. Neen, mrs, Fannius gaat loop," |ei hij andermaal met een ernstig gezicht. Waarom wil jij gaan loop," vroeg mevr. Smit, verdien je niet genoeg?" Ja, mrs, die geld is goed, maar Fannius gaat loop." Maar waarom dan toch ? je kan mij toch ,wel zeggen waarom?" drong mevr. Smit aan. En schoorvoetend kwam na een poosje er uit: Fannius gaat loop voor die klein baasje.' Zie je wel," zei mevr. Smit, dat je grap pen maakt, jij is een groote schelm." Neen, mrs! ik is nie schelm nie, Fannius gaat loop." Mevrouw Smit begreep er niets van. Heeft klein baasje jou geschopt ? Heeft klein baasje jou gescholden en gezegd: o, jij leelijke zwarte Fannius?" Neen, mrs, klein baasje heeft niet ge schopt en niet gescheld," en toen kwam het TAPIS d'ORIENT. L'ART DÉCORATIF possède la plus belle et la plus importante oolloction de Tapis t/e Smyrne et de Perse anciens et modernes. Adr. Etabl. HIRSCH, Amsterdam. GERBRANDS' KUNSTHANDEL, ARHHEK. TELEFOON 1345. tterlien9m Gravure», lïncadrementen. ++++++-++»++ fïflOÜNTrëWÉR STÏJpflTKfflMPT UHKftll lC-WORDT TlRlGGEROMEn FABRIKATEN VRI.TOTI-ZOHEN AMSTERDAM Verkrijgbaar te Amsterdam bjj: AU BON MAECHE J. Q. HERBERMAN, Damrak. JACOBSON & MANÜS, Kalverstraat. H. MEYEE, hofl., Koningsplein. ADR. SCHAKEL, hofl., Heiligenweg. SCHADE & OLDENKOTT, Nieuwendjjk. N E D. I N D IE: Heeren Kleeding Mag. M. DE KONING, Bataria. Winkel-Mi] EIGEN HULP", Batavia. W. SAVELKOUL, Soerabaja. Verdere adressen verstrekken wy gaarne ? metaalwerk enz. en zal circa 200 penteekeningen en meerdere afbeeldingen in kleuren druk van Sydney R. Jones bevatten. EMERSON'S NAGELATEN WERKEN. Het gebeurt niet veel, dat de nagelaten werken van een auteur tweemaal zooveel deelen beslaan als die, welke hij tijdens zijn leven in 't licht heeft gegeven. In zulk een geval schijnt Emerson te verkeeren. Zijn fournals, zoover in druk verschenen, beslaan reeds acht deelen, en daar het laatste deel sluit met het jaar 1855,.zullen nog 27 jaren van zijn dagboeken moeten worden uitgegeven. In elk geval zullen zij, die een studie van zijn werken maken, niet te klagen hebben over gebrek aan materiaal. De vraag is maar of 's schrijvers gedachtenis niet beter gediend ware door niet alles te publiceeren, maar uit zijn nagelaten geschrifen eene keuze te doen. * * * Tentoonstellingen en Veilingen IN DE N. V. KUNSTHANDEL DE PROTEC TOR", ROTTERDAM, Zuidblaak 70a, is tot 31 Maart een tentoonstelling geopend van werken van Hermione barones von Preuschen. IN DE KUNSTZAAL VAN DELDEN, AMSTER DAM, Rokin 126, exposeert Willem C. Rip van 20 Maart?15 April schilderijen. miiMiMiimuiiiliiMimmliMHimiimi er uit: klein baasje is vies." Mevrouw Smit verbleekte, de lach ver dween van haar gezicht en met dreigenden blik stapte ze in de richting van Fannius. Haar lief, mollig, rozig kereltje vies! en dat zei zoo'n kafferjongen, die, hoe goed hij zich ook waschte, toch altijd een bedenkelijk geurtje bij zich had ! Hoe durf je het te zeggen!" barstte ze los; jij zal hier niet meer blijven, mrs is banja boos op jou!" Mrs heeft getrek en getrek, ik kan nie help nie," vergoelijkte Fannius, want zoo boos als nu had hij mevrouw Smit nog nooit gezien. Ik kan nie help nie, die goedje van die klein baasje is vies" en hij verduidelijkte zijn woorden, door met duim en wijsvinger zijn neus dicht te knijpen. Toen ging er voor mevrouw Smit een licht op, ze moest zelfs lachen om het dwaze gezicht van haar kaffer. Zij begreep. Haar groote wasch ging steeds de deur uit, maar het kindergoed had de baker laten wasschen door Fannius. Toen zijn tijd om was zocht Fannius een andere mrs zonder een klein baasje. Mevr. Smit vond het zeer jammer, maar er was niets aan te doen. De blanke vrouw en het jonge kaffertje vergaten elkaar echter niet. Nog maanden later, zelf als ze in de achter kamer zat, zei mevrouw Smit soms op eens onder een gesprek: daar gaat Fannius voorbij!" Nooit toch passeerde hij het huis in de Schoemanstraat of hij stootte een aan haar welbekend, maar moeilijk te omschrij ven, geluid uit, dat zij vrij vertaalde door: Dag! mrs, ik ben nog vroolijk en gezond!" (Slot volgt)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl