Historisch Archief 1877-1940
23 Maart '13. No. 1865
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
AMSTERDAM
VL/Z:ELSTRAAT
eo
INRICHTING TOT MET M EUBILEEREN-EN VER.SIER.EN DER WONING
BOUWT TE HUHSPEET.
Mooie boschrijke terreinen.
Spoor, Tram, Electrisch licht, Telephoon.
Inlichtingen M.yj DE YELUWE",Nunspeet.
Prima Anthraciet,Bascokes,
Brecbcokes enz.
Firma u 1? ir BBCTIIPH
rllldOJ.Y.Diuïiaifin,
LflnbataBgr. 296. - Telef. N. 4376;
loos door die vrouw" geknakt... Egbert
zag weer zijn .lippen bewegen, maar weer
vond hij (vermoedelijk de ander en niet
Egbert. F. C.) geen woorden; Egbert, enkel,
las naamlooze ellende in zijn oogen."
En dat schijnt Egbert, enkel" toch ver
hard te hebben op den duur, die naamlooze
ellende", hem gemaakt tot den cynicus, wien.
niets naamloos zelfs geen vennootschap
meer deerde. Luister slechts naar het slot dezer
tragische, maar zoo menschelijke, historie,
en hoor den cynischen toon en trek er
leering uit, o jeugd!
Zij reisde; hij reisde... hij verloor haar
uit het gezicht.
Na een paar jaren, opeens, ontmoette hij
haar weder in de stad; zij bleven praten en
schertsen, gingen samen theedrinken, hij
kwam, dien avond ...
Zij verliet hem weer, maar hij, ditmaal,
bleef onbewogen, zond haar bloemen, met
deze woorden: sans rancune et sans adieu,
woorden, die, schoon hartelijk bedoeld, ook
ironisch konden zijn. Want zijn
beschouwings- en waardeeringswijze had zich ver
keerd, in den zin, dien de scherpzinnige
lezer reeds heeft geraden".
Fijnheid in cynisme, verfijnd cynisme,
zoo drukt men zich uit op de dandystische
hoogten des levens! En zoo wordt men
helaas! als het leven ons weer ontgoocheld
heeft. Wat kan de zuivere rede daartegen
doen. Wat zeg ik? Dan wordt de zuivere
rede zelf tot cynisme, na een tragische ver
huizing uit het koele hoofd naar het warme,
maar nu zoo deerlijk gewonde hart.
Maar, onder ons, is dit alles eigenlijk geen
zuivere... romantiek? Want bestaat niet
de romantische geest ook daarin, dat men,
als een nog onvolkomen persoonlijkheid,
de benefieten uit het leven aan eigen ver
diensten toeschrijft en voor zichzelf houdt,
maar om de rampen het algemeene, buiten
persoonlijke aanklaagt en dit verantwoordelijk
stelt voor de bezwaren uit'eigen, individueele
hebbelijkheden ontstaan ?
Als een simpele romantieke, een sentimen
teel romaneske, zoo verschijnt ons de heer
Van Genderen Stort, die, in tegenstelling
van den Uebermensch, niet zonder meelijden
is, getuige zijn schetsjes van De misdeelde,
Een Roman, Het Bedrog en De Tanden.
Mogen zij overigens ook niets beteekenen,
zoo z.ijn deze schriftuurtjes toch de getuige
nissen van zijn warm, edelmoedig hart en...
van zekere levenszwakke angst en week
heid, dewelke eveneens de romantiek eigen
waren. Weltschmerz en demonische trots
heetten toen, wat zich ten huidigen dage
als realistisch pessimisme en cynische'?zui
vere rede" voordpet. In wezen is het alles
eender en ons fier en verblijdend zelfbe
wustzijn, als kenden wij onze wereld en wis
ten drommels goed wat er thans in de jeugd
omgaat, heeft door het boek van den heer
V. G. S. een zwaren schok gekregen.
Hoe, wij dachten de jeugd
practisch-nuchter en energiek, sterk in beperking van
geHij ging er recht voor staan, bekeek de
klok van voor en op zij, schudde toen het
hoofd en sprak: ik zie die baas niet."
Mevrouw Smit beproefde hem de zaak
duidelijk te maken, maar had geen succes.
Toen ze ruim half n tegen hem zei:
Fannius! de baas is in het pad, kijk in
de straat!" toen ging hij kijken en waarlijk
in de verte kwam mijnheer Smit aan. Dat
ging zijn begrip te boven.
Den volgenden dag begon hij reeds vroeg:
Mrs komt de baas ?"
Neen, Fannius!"
Een poosje later: komt hij mrs!"
Neen, Fannius! nog lang niet."
Zal mrs zeggen, als hij komt ?"
Ja, ik zal."
En i weer tot zijn groote verbazing kwam
het uit. Mrs. kan door de muur kijken,"
zei hij. Mrs moet mij dat kunstje ook leer,"
maar wat moeite mevrouw Smit ook deed,
op de klok leeren zien, ging boven de be
vatting van Fannius.
In den achtermiddag ging hij naar de
kafferschool en leerde daar een paar woord
jes lezen, van een boekje had hij- dus
eenig begrip. In de achterkamer hing een
hanger met een veertig werken er op.
Eens vroeg hij:
Mrs, heb jij al die boeken gelees?"
Ja, Farfnius! ik heb ze gelezen."
Na een poosje: en de baas ook?"
Ja, hij ook."
Zijn zwart hoofd boog naar den grond,
als moest hij over zijn antwoord zwaar
nadenken en toen in eens kwam lachend er
uit: ik praat niet meer met jou, jij weet
genoeg!"
Dat jij en jou was mevrouw Smit een
«ma «mm
AUTOMOBIELEN.
Hoofd-Agent voor Nederland i
J. LEONARD LANG,
114 Stadhouderskade,
AMSTERDAM.
GRANDS VINS DE CHAMPAGNE
Perrier-Jouet
Epernay.
Conccssionnaires,
Sauter&Polis,Maastricht.
dachten en belangstelling, en stooten daar
op een exemplaar, dat zelfoverschattend ge
ëxalteerd, weltschmerzerisch en levenszwak
is! Als wij nog maar meenen konden, dat
hij een eenling, een uitzondering was,
maar het staat te vreezen, dat hij, om de
waarheid te zeggen, daar een weinig te
banaal voor is en zoo blijken onze verwaten
wereldkennis en levensinzicht eenvoudig
a refaire.
Laat ons echter eerlijk erkennen, dat de
droefheid en schaamte over zulk een ont
dekking merkbaar verzacht worden door het
pleizier van stukjes als het volgende, waar
mee het opstel Tobias Peppel aanvangt:
Zij liepen gedrieën, Lambert Brodeck,
Egbert Rivalen, Olivier Morgan, om den
tweeden vijver in het Haagsche Bosch, een
najaarsmiddag. Zij waren gedrieën min of
meer mistroostig; Lambert Brodeck was twee
dagen te voren uit Rome overgekomen, waar
hij toen verblijf hield, gehoorgevend aan de
bede eener vrouw, die hem had liefgehad
en die stervende was; zij was den nacht
na zijn aankomst in zijn armen gestorven.
Egbert Rivalen was na hernieuwde omzwer
vingen in der liefde grillig gebergte tot de
ontdekking gekomen, dat hij wel altoos in
de heuchenis zijner eerste liefde zou be
vangen blijven. Olivier Morgan eindelijk,
de jongste en onfortuinlijkste der drie, mij
merde in den weedom der doodelijke ziekte,
die hem, wist hij, binnen weinige jaren ten
grave zou voeren".
O lieflijke onnoozelheid der romantiek,
hoe mocht ik u onverwachts blijde begroeten!
Namelijk in de persoon (hoe weinig persoon
nog!) van den heer R. van Genderen Stort.
FRANS COENEN
>?!< < <
Muziek in de Hoofdstad
Caecilia-Concert
Het is een niet zeer gelukkige gewoonte
om, zonder te letten op de eischen van het
kunstwerk, het strijkerscorps van 't
Concertgebouw-orchest te verdubbelen bij de twee
maal in 't jaar voorkomende
Caeciliauitvoering. Het moest niet kunnen gebeuren
dat een dergelijke menigte ongeroutineerde
jonge lieden zoo gemakkelijk toegang vinden
tot een uitnemend ensemble en het nutteloos
belasten, noch dat een aantal oudere lieden,
die in de moderne werken en'de moderne
orchesttechniek min of meer ten achter zijn
of zich niet snel genoeg kunnen aansluiten
bij een modern dirigent, hoewel zij niet zoo
schadelijk invallen als de eersten, tot een
geheel overbodige medewerking geroepen
worden bij hetzelfde ensemble, dat volkomen
in de hedendaagsche kunst is ingeleefd.
Wanneer een phalanx van negentig violen
geschikt is voor de Tannhaüser-ouverture
en daar het schimmige effect maken, dat
Wagner met die zengende figuur bedoelde,
de nachtelijke flikkeringen van een verren
krater, of voor Also sprach Zarathustra"
iiiiiiiililiiMiiMiiiiiiiiiiilliillliiliiiMiiMiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiHMiiliiiiiiiiiii
gruwel. Fannius was een leuke en werk
zame jongen en zij kon goed met hem
opschieten, maar met dat jij" en jou" had
ze geen vrede.
Op een dag liep de maat over. Mevrouw
Smit had bij het koken, ze kookte zelf, aan
het eten mocht Fannius niet komen, zich
ongemerkt met de hand een zwarten veeg
op het voorhoofd gegeven. Toen ze op het
erf kwam keek Fannius haar met zoo'n
vroolijk gezicht aan, dat ze vroeg:
Waarom lach je zoo ? '
Fannius gaf geen antwoord, maar na een
poosje keek ,hij opnieuw met oogen zoo
tintelend van pret haar aan, dat ze zei:
Fannius! wat is er? spreek op!"
Jou kop is zwart," viel hij uit.
Wat zeg je daar, jongen!" zei mevrouw
Smit met een boos gezicht, dat mag je niet
zeggen!"
Toch, is jou kop zwart, kijk maar in het
glas!" riep hij lachend.
Dat mag je niet zeggen," sprak mevrouw
Smit zeer verstoord.
Mrs, moet mij geloof, jou kop is echt
zwart."
Je moet zeggen uw hoofd," zei mevrouw
Smit vrij driftig.
Zeg het eens: uw hoofd."
Sprakeloos van verbazing keek de zwarte
jongen zijn verbolgen meesteres aan, hij
begreep er niets van en met moeite kwam
er uit: oe hoof." Neen, van een hoofd had
hij nog nooit gehoord en het kleine woordje
Uw, wat mevrouw Smit ook deed, kon Fan
nius niet zeggen.
Als een Engelschman was hij trotsch op
zijn afkomst.
Bij een der buren diende een jongen, die
LUZKRN
HOTEL WILDENMANN.
Het geheele jaar geopend.
5 minuten van het station en stoombootlandingsplaatsen, van ouds gerenommeerd
burgerlijk familiehotel, nieuw vergroot en modern ingericht. Kamera met Bad
en Toilet. Uitstekende keuken. Pension vanaf 8 franc. Bij voorkeur door Hollanders
bezocht. Büzend er e condities voor Families en Yereenigingen. Prospectus bij
dan eigenaar F. FURLER.
LUGANO
l lolt'l Briatol.
(ITALIAANSCHE MEREN). Schoonste
Winter- en Voorjaarsrerblijfplaatg. 1ste kl.
Hotel, prachtig gelegen, met gr. Panorama.
Kamers vanaf fr. 4.?. Pension vanaf fr. 9.?.
Eig.: C. CAMENZIND. Prosp. gr. en fr.
Intern. Verkeersbur. Raadhuisstr. 16, Amst.
Autogarage RE1AULT
Balistraat 85-87, ]>en Haag.
Stalling- en Reparatie-Inrichting voor Automobielen
Telefoon 2348
inilliilinnililiiniMiiiiuiuliiiMtiMMiliinii
van Richard Strauss, waar het sentiment
nergens van zoo puren aard is, dat men het
gauw aandikt of versteent, en de timbres
niet zoo harmonisch geëquilibreerd, dat zij
wezenlijke schade lijden van te barbaarsche
geweldenarijen, dan spreekt het vanzelf, dat
zulk een manifestatie van strijkers, noodeloos
en ondoelmatig is in een werk als Gustav
Mahlers Vierde, deze voornamelijk
atmospherische partituur door 't ontbreken van
bazuinen en alle zwaar koper en waar zulke
opeenhooping van dezelfde stem noodzakelijk
stoort, deze symhonie bovendien, welke van
't begin tot 't einde gebouwd is in klare,
melodische stemmingen, in stille en
betooverende kleuren, in eene hieratische,
bovenaardsche rust.
Berlioz schrijft ergens, dat minstens een
derde van de "dertig duizend toeschouwers
in den Atheenschen schouwburg Sophocles
niet konden verstaan, maar toch juichten,
wijl het Sophocles was die sprak en het
dus wel goddelijk móest zijn wat hij zeide.
We hebben Mahler, van wien we even zeker
weten dat hij goddelijke dingen zegt in deze
symphonie, te luid hooren spreken en dit
wordt van bijzonder gewicht wegens de eigen
aardige plaats, die het werk inneemt in de
na-Wagnersche kunst. Het is immers een
van de zeer zeldzame stukken der laatste
periode, waarvan ontwijfelbaar vaststaat, dat
het een meesterwerk is, een openbaring der
schoonheid. De hooge hoedanigheden van
deze conceptie, hare welluidendheid, hare
evenwichtige accenten, de bezonkenheid van
den toon en de passie, tegelijk met de on
afwendbare resonans van klank en psyche,
dwingen er met alleen toe om aan de Vierde
den voorrang te geven onder de composities
van alle meesters der laatste halve eeuw,
doch ook onder het oeuvre van Mahler zelf.
Men zou zich daarom dubbel moeten wachten
om de intonaties van zulke sereene muziek
maar in 't minst te chargeeren, wat behalve
tegen 't coloriet, nog indruischt tegen hare
eenvoudige, zangerige, immaterieele en deels
fluisterende ontboezemingen.
Ik beweer niet, dat de volgende opmer
kingen te wijten zijn aan den dirigent
Willem Mengelberg. De twee eerste deelen
slaagden goed, hij deed alle moeite om het
milieu te redden en dat de intensiteit ver
vaagde bij 't Adagio en niet meer te heffen
was tot aan 't slot, kon hij onmogelijk ver
hoeden; men zou hoogstens kunnen vragen
waarom hij den Dooden-dans sneller, het
adagio daarentegen langzamer nam dan
vroeger. Hoorns echter, klarinetten, hobo's,
fluiten, fagotten verloren hunne schaduwende
sonoriteit en vibreerende volheid tegenover
het onmatig bezette strijkorchest, zelfs de
pizzicati der contrabassen (waarom deze
instrumenten niet vermenigvuldigd ?!) werden
grauw en schraal, terwijl het gouden timbre
der harp nergens tot zijn waarde kwam en
de pauken geheel hun bas-karakter inboetten.
Dit laatste kan mede liggen aan de acoustiek
van het schouwburg-tooneel, welke k in
herhaaldelijk beproefde met Fannius in ge
sprek te komen, maar nooit verwaar
digde de minstens eenige jaren jongere
kaffer hem met eenig antwoord. Dat be
vreemdde mevrouw Smit eji op een keer
vroeg ze:
Praatte die boy van hier naast tegen je?"
Ja, mrs!'
Waarom praat jij niet terug?"
Hij is een Masjanga!"
Ben jij dan geen Masjanga?"
Met een minachtenden blik, waaruit duide
lijk sprak: wat ben je toch dom!" keek hij
zijn meesteres aan, hij was zeer beleedigd
door die vraag.
Ik ben een Basutu!" zei hij met nadruk.
De Masjanga is vuil, de Masjanga is
dom !"
De Zulu is groot, hij kan banja vecht;
de Basutu kan goed op die paard rij en hij
kan alles leer; hij heeft veel verstand," en
met zijn vinger tikte hij op zijn voorhoofd,
alsof hij zeggen wou: daar zitten de schatten."
Nu voor een kaffer was Fannius vrij
schrander, al kon hij niet op de klok leeren
kijken en het woordje uw niet nazeggen.
Hij was er maar half over gesticht, als
mevrouw Smit soms later, wanneer hij eens
iets had vergeten, tegen hem zei :
Fannius! ik heb gedenk, jij heb mij een
beetje voorgejok, jij ('s geen Basutu, jij ben
te dom!"
Dan antwoordde hij: Mrs kan geloof en
vraag, maar ik is een echte Basutu!"
De zoon van mr. Jeans bracht lederen dag
melk. Ook tegen hem sprak Fannius nooit.
Waarom zeg jij dien baas niet goeden
dag," vroeg mevrouw Smit eens.
Die baas! die baas\" sprak Fannius
ininZarathustra de felle trompetten immer buiten
het ensemble drong, zelfs in de meest opge
zweepte passages, terwijl de twee tuba's
van Strauss nauwelijks te hooren waren;
hoe men ze ook plaatst trouwens, de trom
petten verbreken altijd den samenklank op
dit tooneel. Doch waarom neemt men den
Stadsschouwburg, terwijl een zoo gunstige
zaal als die van het Concertgebouw leeg
staat? Dit is een andere slechte gewoonte,
welke men vroeg of laat zal moeten ver
anderen.
Het is zeker jammer, na den gansenen
winter zeer goede reproducties gehoord te
hebben van allerlei auteurs, dat men|de eerste
en eenige uitvoering van Gustav Mahler niet
gelijken bijval kan schenken en dat ook op
dit concert zijn antagonist Richard Strauss,
die overtollig genoeg gepropageerd werd,
nog vertegenwoordigd was met een zijner
onaangenaamste werken : Also sprach Zara
thustra, te meer jammer, daar aan deze starre
compositie een vertolking ten deel viel, wier
virtuositeit mij verbaasde. De geestelijke
expansie, welke Strauss vergt van zijne
executanten reikt inderdaad nooit verder
dan een zoo zorgvuldig mogelijke reproductie
van het genoteerde, men behoeft niet onder
te gaan in deze klanken en rythmen, men
kan het ook niet, daar het slechts naboot
singen zijn, surrogaten gelijk onze tijd er
duizenden produceert van den levende
geest. Daar zijn slechts technische inzin
kingen bestaanbaar en deze worden niet
waargenomen.
Het schijnt me doelloos om te schrijven
tegen de programmatische onwaarde van
Also sprach Zarathustra, omdat niemand
ooren schijnt te hebben voor zulke beden
kingen en even doelloos om Mahlers betere
wereldaanschouwing uit een te zetten, wijl
iedereen daaromtrent de juiste en geldige
meeningen heeft. Ik begrijp ten minste niet
waarom Mengelberg deze Vierde Symphonie,
welke niets dan melodie is, bekoorlijkheid
en verlangen, tot nu toe hardnekkig van zijne
abonnements-concerten verwijderd hield.
Reeds het eerste deel werd geapplaudisseerd
en hoewel men de uitvoering moeilijk kan
stellen naast die van Strauss' toongedicht
(zelfs wat het samenspel betreft), omdat dit
gunstiger lag voor het orche.st en de graad
van expressie zoowel voor speler als hoorder
vlugger te grijpen valt, is de Vierde veel
geestdriftiger ontvangen dan Zarathustra,
geestdriftiger zelfs dan de populaire
Tannhaüser-ouverture, voor welke men bij zoo
schitterende weergave allicht ontvlamt.
18 Mrt.
MATTHIJS VERMEULEN
Berichten
NOGMAALS OUD-HOLLAND IN HET BUITEN
LAND. Het voorjaarsnummer van The Studio
zal gewijd zijn aan Old Houses in Hol
land. Het bevat artikelen over in- en uit
wendige kunst en versieringskunst, meubels,
achtend, hij is geen baas! hij is een half
bloed! hij is een basterd!" en ter verduide
lijking voegde hij er nog aan toe: de
witmensch moet met de witmensch trouw en
de kaffer met de kaffer" en nog lang liep
hij met nijdigen blik te mopperen over die
baas.'
In het huis aan de Schoemanstraat werd
in Juli van dat jaar een jongetje geboren en
dat bracht de geheeie huishouding in de
war; maar nog grooter stoornis gaf het, toen
ongeveer een maand daarna Fannius vertrok.
Hij was eenige dagen zeer stil. Op een
morgen, terwijl hij bezig was stof af te
nemen in de woonkamer, zei hij op eens:
Mrs! Fannius gaat loop!"
Jij is een schelm, jij maakt grapjes," ant
woordde mevrouw Smit.
Neen, mrs, Fannius gaat loop," |ei hij
andermaal met een ernstig gezicht.
Waarom wil jij gaan loop," vroeg mevr.
Smit, verdien je niet genoeg?"
Ja, mrs, die geld is goed, maar Fannius
gaat loop."
Maar waarom dan toch ? je kan mij toch
,wel zeggen waarom?" drong mevr. Smit aan.
En schoorvoetend kwam na een poosje
er uit:
Fannius gaat loop voor die klein baasje.'
Zie je wel," zei mevr. Smit, dat je grap
pen maakt, jij is een groote schelm."
Neen, mrs! ik is nie schelm nie, Fannius
gaat loop."
Mevrouw Smit begreep er niets van.
Heeft klein baasje jou geschopt ? Heeft
klein baasje jou gescholden en gezegd: o, jij
leelijke zwarte Fannius?"
Neen, mrs, klein baasje heeft niet ge
schopt en niet gescheld," en toen kwam het
TAPIS d'ORIENT.
L'ART DÉCORATIF possède la plus belle
et la plus importante oolloction de Tapis
t/e Smyrne et de Perse anciens et modernes.
Adr. Etabl. HIRSCH, Amsterdam.
GERBRANDS'
KUNSTHANDEL,
ARHHEK.
TELEFOON 1345.
tterlien9m
Gravure»,
lïncadrementen.
++++++-++»++
fïflOÜNTrëWÉR STÏJpflTKfflMPT
UHKftll lC-WORDT TlRlGGEROMEn
FABRIKATEN VRI.TOTI-ZOHEN AMSTERDAM
Verkrijgbaar te Amsterdam bjj:
AU BON MAECHE
J. Q. HERBERMAN, Damrak.
JACOBSON & MANÜS, Kalverstraat.
H. MEYEE, hofl., Koningsplein.
ADR. SCHAKEL, hofl., Heiligenweg.
SCHADE & OLDENKOTT, Nieuwendjjk.
N E D. I N D IE:
Heeren Kleeding Mag. M. DE KONING,
Bataria.
Winkel-Mi] EIGEN HULP", Batavia.
W. SAVELKOUL, Soerabaja.
Verdere adressen verstrekken wy gaarne ?
metaalwerk enz. en zal circa 200
penteekeningen en meerdere afbeeldingen in kleuren
druk van Sydney R. Jones bevatten.
EMERSON'S NAGELATEN WERKEN. Het
gebeurt niet veel, dat de nagelaten werken
van een auteur tweemaal zooveel deelen
beslaan als die, welke hij tijdens zijn leven
in 't licht heeft gegeven. In zulk een geval
schijnt Emerson te verkeeren. Zijn fournals,
zoover in druk verschenen, beslaan reeds
acht deelen, en daar het laatste deel sluit
met het jaar 1855,.zullen nog 27 jaren van
zijn dagboeken moeten worden uitgegeven.
In elk geval zullen zij, die een studie van
zijn werken maken, niet te klagen hebben
over gebrek aan materiaal. De vraag is maar
of 's schrijvers gedachtenis niet beter gediend
ware door niet alles te publiceeren, maar
uit zijn nagelaten geschrifen eene keuze te
doen.
* * *
Tentoonstellingen en Veilingen
IN DE N. V. KUNSTHANDEL DE PROTEC
TOR", ROTTERDAM, Zuidblaak 70a, is tot
31 Maart een tentoonstelling geopend van
werken van Hermione barones von
Preuschen.
IN DE KUNSTZAAL VAN DELDEN, AMSTER
DAM, Rokin 126, exposeert Willem C. Rip
van 20 Maart?15 April schilderijen.
miiMiMiimuiiiliiMimmliMHimiimi
er uit: klein baasje is vies."
Mevrouw Smit verbleekte, de lach ver
dween van haar gezicht en met dreigenden
blik stapte ze in de richting van Fannius.
Haar lief, mollig, rozig kereltje vies! en
dat zei zoo'n kafferjongen, die, hoe goed hij
zich ook waschte, toch altijd een bedenkelijk
geurtje bij zich had !
Hoe durf je het te zeggen!" barstte ze
los; jij zal hier niet meer blijven, mrs is
banja boos op jou!"
Mrs heeft getrek en getrek, ik kan nie
help nie," vergoelijkte Fannius, want zoo
boos als nu had hij mevrouw Smit nog
nooit gezien.
Ik kan nie help nie, die goedje van die
klein baasje is vies" en hij verduidelijkte
zijn woorden, door met duim en wijsvinger
zijn neus dicht te knijpen.
Toen ging er voor mevrouw Smit een
licht op, ze moest zelfs lachen om het dwaze
gezicht van haar kaffer. Zij begreep. Haar
groote wasch ging steeds de deur uit, maar
het kindergoed had de baker laten wasschen
door Fannius.
Toen zijn tijd om was zocht Fannius een
andere mrs zonder een klein baasje. Mevr.
Smit vond het zeer jammer, maar er was
niets aan te doen. De blanke vrouw en het
jonge kaffertje vergaten elkaar echter niet.
Nog maanden later, zelf als ze in de achter
kamer zat, zei mevrouw Smit soms op eens
onder een gesprek: daar gaat Fannius
voorbij!" Nooit toch passeerde hij het huis
in de Schoemanstraat of hij stootte een aan
haar welbekend, maar moeilijk te omschrij
ven, geluid uit, dat zij vrij vertaalde door:
Dag! mrs, ik ben nog vroolijk en gezond!"
(Slot volgt)