De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1913 23 maart pagina 5

23 maart 1913 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

23 Maart '13. No. 1865 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND VROUWENRUBRIEK iiitiiiiMiiiimmmiiii iiiiiiiiiiiiiitiii Een arbeidsveld voor vrouwen afgesloten In het Pharmaceutisch Weekblad is opge nomen een statistiek over het aantal apothe ken van apothekers en van apotheebhoudende geneeskundigen in ons land op 31 Dec. 1912 Het blijkt daaruit, dat op dien datum in ons land bestonden 649 apotheken van apothekers en 1011 apotheken van apotheekhoudende geneeskundigen, in het gehee derhalve 1660. Bij de apothekers waren 353 mannelijke en 1155 vrouwelijke personen als hulppersoneel werkzaam; bij de apotheekhoudende geneeskundigen 17 mannelijke en 191 vrouwelijke personen. In 1912 slaagden voor het examen van a'potheker 20 personen namelijk 12 vrouwen en 8 mannen. Voor het apothekers-assistents-examen slaagden 2Ï2 personen, 164 vrouwen en 48 mannen Het ziet 'er eenigszins naar uit, zoo zegt het pharmac. blad waaraan het bovenstaande ontleend is, of de vrouwen bezig zijn de mannen uit het vak van apotheker te ver drijven. iHet ziet er niet alleen naar uit, dat een belangrijk en wetenschappelijk bedrijf in Nederland langzamerhand uit de handen van mannen in die der vrouwen overgaat, maar voor een groot deel is dit reeds werkelijk het geval, meer dan uit deze enkele cijfers blijkt; tien jaren geleden deed nauwelijks een enkele dame het volledig apothekers examen, het laatste jaar slaagde reeds een . dozijn en overtreft het aantal dat der mannen met een derde. En deze verandering is njet veroorzaakt of zelfs maar in de hand gewerkt door wijziging eener wet of ver andering in reglementen of verordeningen, alles is precies hetzelfde gebleven. Doch § ervaring heeft doen zien, dat het vak n apotheker (en apothekers-assistent) zich .zonder eigent omdoorontwikkelde vrouwen te" worden uijgeoefend en dat de dames zeer geschikt zijn om aan de wenschen van het publiek te voldoen, wat betreft het ge reedmaken en afleveren van geneesmiddelen," evenals door de wet omschreven en vereischt wordt. De vrouwen hebben, om zoo te zeggen, dit vak voor zich veroverd en het publiek bevindt er zich goed bij. Des te meer springt nu echter de onbil lijkheid in het oog, die uit de statistische mededeelingen weliswaar blijkt, doch voor hen, die er buiten staan, zonder nadere toe lichting niet duidelijk is. Er wordt gesproken van tweeërlei apothe ken; die van apothekers (649,) en die van geneeskundigen (1011). Nog altijd namelijk hebben in Nederland de geneesheeren woon achtig op plaatsen, waar geen apotheker gevestigd is, het recht zelf geneesmiddelen te leveren, hetwelk in geenerlei opzicht ver schilt met het houden van een apotheek, indien zij daartoe genegen zijn. In alle apotheken van apothekers is hulp personeel aanwezig, d.i. apotheker-assisten ten; voor verreweg het grootendeel zijn dit dames (353 mannen, 1155 vrouwen) samen 1508 in slechts 649 apotheken; het bSjkt mm immuun mm mimiiiiimiiiiimiiiiimi iiimmii UIT DE NA TUUR iimiiiimHimiiiimMiiiimiiiiiiMimiiimiiiiiMiMiiiiniMiliMiiMMiiiHiM Insecten Er zijn twee groepen uit het dierenrijk, waarin, bij ons klimaat, de invloed van de wis seling der jaargetijden op het dierlijk leven zeer sterk uitkomt. Dit zijn de klasse der amphibiën en de groote groep van dieren, die door de dierkundigen de orde der insecten wordt genoemd. Ook in streken waar geen winter afwisselt met een zomert in de geheele tropische en sub-tropische wereld, geven deze dieren toch blijken van hun groote af hankelijkheidvan de temperatuurverschillen, die daar bij dag en nacht, bij droogte en regengetij voorkomen. Deze betrekking tusschen warmte en insecten, staat in nauw verband met het feit, dat al deze dieren vaste-landsbewoners zijn. Wel herbergt ook het ondiepe, zoete, stil staande of niet sterkstroomende water een aantal soorten, in de zee echter komen geen amphibiën en zoo goed als nooit insecten voor; terwijl onder alle overige dierklassen althans eenige zeebewoners aan te wijzen zijn. Er zijn zeezoogdieren en zeereptielen, al ademen ze landlucht; er zijn zeevogels die verreweg het grootste deel van hun leven boven of op de golven doorbrengen, van enkele dezer vogels, zooals de pinguins, is de zee het ware element. De zee, waarin de wintertemperatuur slechts weinig ver schilt van die in den zomer. Het vaste-land, althans in onze gematigde luchtstreek, met zijn sterke en vaak plotseling optredende temperatuurverschillen, stelt aan het organisme, dat hierdoor niet ten onder zal gaan, zeer bijzondere eischen. De land-reptielen zijn bijna alle dieren der warmere luchtstreken; bij ons komen alleen enkele kleinere soorten voor, in de koudere zone zoo goed als geene. Hoe dichter naar den evenaar, hoemeer hun aantal, vooral dat der soorten, toeneemt en hun lichaamsgrootte aanwast, tot die van de reusachtige krokodillen is bereikt. Als koud bloedige dieren, wier lichaamstemperatuur met die van hun woonplaats wisselt en er maar weinig boven blijft, kunnen zij niet aarden in het koude land. Werkelijk geacclimatiseerd in dit opzicht zijn alleen de vogels en de zoogdieren, de mensch incluis; dat danken zij aan hun constante lichaamstemperatuur; deze toch blijft vrijwel standvastig voor elke soort; al verhuizen Snuitkevers dus wel noodig, dat er behalve het hoofd nog andere hulp ter bediening van het pubjiek gereed staat. Bij de apotheken van geneesheeren is dit echter geheel anders; in niet minder dan 1011 dezer inrichtingen zijn slechts 208 assistenten, 17 mannen, 191 vrouwen, aan wezig, dus slechts in het vijfde gedeelte kan het publiek geholpen worden, wanneer de geneesheer zelf niet thuis is, wat uiteraard vaak het grootste deel van den dag het geval zal zijn. Wel ieder weet het, die bekend is met het platteland worden ook daar recepten gereed gemaakt en medi cijnen afgeleverd en veelal door vrouwelijk personeel, doch dit zijn onbevoegden, aan wie alle recht daartoe ontbreekt. In de bovenstaande opgaven worden 212 'personen genoemd, die examen deden van apothekers-assistent; hun aantal is steeds toenemende, en nauwelijks een vierde deel zijn mannen. Er is derhalve een groote voorraad van wettig bevoegde vrouwelijke hulptroepen voor de apotheek aanwezig; personen, wier geschiktheid voor deze taak, blijkens het bovenstaande, door de ervaring bewezen is; er wordt aan deze allen onrecht gepleegd door het voortbestaan eener wet, die toelaat dat 802 van 1660, dus de helft van de apotheken, feitelijk voor haar gesloten is, omdat, wanneer er hulp noodig is, zij verleend wordt door onbevoegden, hetgeen in strijd is met letter en bedoeling dierzelfde wet. Dr. G. W. B. * * * Holland leeft weer... (1913) Dankbaarheid moet 't hart vervullen, Schoon het vreemd! bezorgdheid baart, Dat de vrouw geheel vrijwillig Thans de wapens heeft aanvaard. Nu heeft Holland niets te duchten, Holland kent geen vreeze meer. Holland voelt zich onverwinlijk Door... 't gewapend vrouwenheir. Sloeg eens Simson duizend mannen Met een kinnebakkebeen Voor 't moderne vrouwenwapen Vluchten'duizend Simsons heen. Hollands toekomst is weer veilig, Juichend heb ik 't u gemeld Hulde daarom aan de vrouwen Hulde aan onze... hoedenspeld ! R' d a m, 19/3 '13. WILLY WINZEN Allerlei Schoonhcidskuur Een klein aankomend baardje, als van een gymnasiast van de derde klasse, of het schemerend begin van een knevel, is voor sommige dames een voortdurende kwelling, en ze zuchten er steeds onder, en peinzen op middelen, om er zich van te bevrijden. mini m mmii iimiiiiiimiiiimiiiiimii Prettig is het trouwens niet, indien men is uitgerust met 'dergelijke overtolligheden, vooral niet voor de donkerharigen, bij wie ze sterk zichtbaar zijn. Een jonge dame in Parijs, een brunette, die aan het postkantoor werkzaam is, trachtte dezer dagen haar gelaat van het al te weel derig wassend dons te bevrijden, en stelde zich onder behandeling van een kwakzalverwonderdokter, die voorgaf, haar door middel van X-stralen van de plaag te kunnen be vrijden. Het middel bleek evenwel erger dan de kwaal: haar huid was niet bestand tegen de inwerking van het licht, en zij kreeg een ernstige huidontsteking met lidteekens, die waarschijnlijk voor altijd blijven zullen. Een waarschuwing voor ieder, die, om een der gelijke kleinigheid naar kwakzalvers-middelen grijpt. De jonge dame heeft tegen den schoonheids-dokter een eisch tot schadevergoeding ingesteld van 5000 frcs. Er is intusschen heel veel kans, dat deze niet ontvankelijk zal zijn. * * * Kleine Blumen" Kleine, Blumen, kleine Blatter Streuen dir mit leichter Hand Liebe junge Frühlijigsgötter... Men zou geneigd zijn te gelooven, dat Goethe deze beginregels van het geestige liedje, waarmee hij op zekeren mooien lentemorgen Frederike Brion verraste, geschreven heeft in voorgevoel van de lentemode van thans, want ook deze heeft een regen van kleine bloemen en kleine bladertjes uitgestort over haar gehoorzame dienaressen, die zich blindelings aan haar bevelen onderwerpen. Geen groote rozen meer, geen zonnebloemen en pioenen en reuzenmargerieten. Die zijn met den breed-geranden hoed in 't niet ver zonken. De kleine en lage strooien rondbolletjes van thans hebben een andere ver siering noodig: kleine bloemen in sterke kleurcontrasten, slingers zoo bont en grillig, dat men ze, indien de kleurvakjes grooter waren, leelijk zou vinden. Nu echter be koren ze door haar oorspronkelijke frischheid, door het ongewone, door het gedurfde der combinatie. Ze zien er zoo fleurig, zoo tintelend van jong leven, zoo half comisch en coquet uit, dat ze in haar simpelen, bijna boerschen eenvoud iets heel pétillants en fijns worden. Als ondergrond voor deze nieuwste der voorjaarsbloemen dienen stroohoeden van hel groen, hel blauw, hel rood stroo... 't Is alles kleurigheid en fleurigheid dit voorjaar! * * * Hocdenspdden Ik weet een aardige stand", ter opluiste ring van de tentoonstelling De Vrouw": een propaganda-?stand" tegen het hoedenspelden-gevaar en het hoeden-spelden-misbruik. De hoedenspeld, als motief, leent er zich uitmuntend toe, om er een fraaie en geestige reclame-kiosk mee te bouwen, en daarin zouden dan allerlei dingen kunnen worden uitgestald, die Op het hoedenspelden-gevaar betrekking hebben: hoeden met spelden die goed en hoeden met spelden, die verkeerd zijn aangebracht, caricaturen op de hoeden speld, hoedenspelden varr voorheen en hoeLIBERTY FRAAIE COLLECTIE KINDER rEN S HOEDEN IM DE NIEUW INGERICHTE EN FRAAI BETIMMERDE HOEDEN AFDEELINC METZ&C AMSTERDAM s C RAVEN H AC E EENICE VERTEGENWOORDIGERS IN NEDERLAND denspelden van thans, en vervolgens alle mogelijke middelen en pogingen, om de hoedenspeld te vervangen en haar onscha delijk te maken. Men zou er een prijsvraag aan kunnen verbinden voor de meest praktische hoedenspeld-beschermer, die tevens de eigenschap bezit, dat zij aan de hoedenspeld, als ver siering, niets van haar fraaiheid ontneemt, zoo mogelijk er iets aan toevoegt; een tweede prijsvraag zou kunnen strekken om de uitvinders op te wekken, een hoedenbevestiger (geen speld) te bedenken, die eveneens de eischen van schoonheid en praktische bruikbaarheid in zich vereenigt.... Uit al deze gegevens ware een zeer grappige en zeer pakkende groep samen te stellen, en de tentoonstellingscommissie zou dan daarmee tevens iets doen dat heel nuttig en sympathiek is, dat reclame maakte voor haar streven, en door iedereen gewaardeerd zou worden. * * * Titels Van een lezeres uit Arnhem (Mevrouw F. W. Q. Muus?Milatz) ontvang ik een schrijven van sympathie met mijn voorstel tot afschaffing onzer dwaze brieftitulatuur. Zij adresseert aan mij Vrouwe Allegra" en rr Kleine Reuzenspin deze warmbloedige" wezens van de tropen naar de poolstreken of naar de tusschenzone; al ondergaan zij de sterke tempe ratuurwisselingen, bruske schommelingen met een sprong van 20' a 30°Celsius, zooals het continent die kent, ze lijden er niet noemenswaard onder. Merkwaardig nu is het, dat juist de ge noemde dieren, de kleine klassederamphibiën of tweeslachtige dieren en de ontzaglijke groote orde der insecten, in sterke mate een verschijnsel vertoonen, dat hoewel ver schillend in zijn verloop, in zijn wezen hetzelfde is; namelijk de uiterlijke gedaante verwisseling of metamorphose. Kikkers, padden en salamanders, immers de drie hoofdorden van de klassederamphibiën, doorloopen van het oogenblik, dat zij het ei verlaten, tot in de volwassen gedaante, toestanden, waarin zij sterk verschillen; niet alleen dat hun jeugdvorm in uiterlijk zeer verschilt met den volwassen lichaamsbouw; ook hun leven is geheel anders, daar zij een tijd lang waterdieren zijn, die ademen door kieuwen, op de wijze der visschen. Veel sterker nog zijn de onderscheidene stadia van het insect; ze verschillen zoozeer van elkaar in gedaante, en vaak ook in levenswijze, dat er dierkundige kennis vereischt wordt, om uit te maken welk volwassen dier bij een bepaalde larve, hetzij rups of made behoort. Verreweg de meeste insecten-soorten, na melijk zulke met een volkomen gedaantever wisseling, doorloopen behalve de rustperiode n het ei, die maanden, ja soms jaren lang can duren, een tweede die eveneens een jeheelen winter kan aanhouden, den popoestand. * In deze perioden van werkelijke of schijnsare rust van het organisme, kunnen zij zeer age temperaturen verdragen; daarbij komt nog de bijzonderheid dat vele ook in vol wassen toestand, evenals de amphibiën, in staat zijn een eigenaardige verstijving of winterslaap in te gaan; en in de tropen bij Iroogte en toenemende hitte, een zomerslaap. Daarbij zijn de functies der voornaamste organen vooral die der ademhaling zeer verzwakt en vertraagd; de uitwendige actie loudt totaal op; de inwendige bijna. Deze verschijnselen nu, dit varieerende en Wandelende Tak raadselachtige vooral in het insectenleven, heeft, al van oudsher, de menschen die lust en neiging ver toonden de natuur te bestudeeren, er toe gebracht, nauwkeurig op de insecten, vooral op de kevers, vlin ders en bijen te letten; daardoor zijn juist deze dieren bij oud en jong voorwerpen van belang stelling geweest. Ze zijn uit den treure verzameld, later ook gekweekt, uit het ei, de pop of de larve, om het genoegen te hebben het volkomen dier te zien verschij nen, en zoo het raadsel, wat het zijn kan, op te lossen. Niet weinig heeft tot den vroegeren en tegenwoordigen bloei van de insectenstudie bijgedragen, de onmiskenbare schoonheid van vele dezer dieren; vooral van de vlinders en kevers; terwijl de bijen althans de wilde en ook de mieren, libellen, sprinkhanen en de talrijke overige onderafdeelingen eerst in lateren tijd in studie zijn genomen. Ook de weinige moeite, bij de genoegens van het buiten-zijn,. die de jacht op vlinders en kevers aanbiedt, en tevens de kleinheid van de dieren heeft meegewerkt om deze tak van natuurliefhebberijen te doen bloeien. Er is inderdaad weinig toe noodig, jonge en oude menschen, die oog voor schoone vormen en kleuren hebben, tot de beoefening van de entomologie, althans tot liefhebberen er in te brengen. Het is langen tijd een leekenstudie geweest; die in het begin alleen ten doel scheen te hebben, zooveel mogelijk soorten te verzamelen, en deze objecten" netjes symmetisch opgezet in doezen met glazen deksel te bewaren; zoo werden doozen opdoozen gevuld, heele schuiflakasten vol. In den regel bepaalde een verzamelaar zich tot een bepaald land. Het voordeel, dat daarbij behaald werd, was een vrij nauwkeurige kennis van de fauna van een streek en van den tijd, waarin de volwassen dieren vliegen; mits de verzamelaar er op stond, dat geen exemplaren zonder de juiste vindplaats in de collectie werden opgenomen, en dat op elk etiquet de datum van de vangst werd ge schreven ; anders was de collectie waardeloos. Eerst in de laatste vijf-en-twintig jaren wordt nog een andere wijze van studeeren gevolgd. De soorten verzamelen en leeren onderscheiden heette toen al niet meer de eenige wijze van aan insecten doen. Men begon aan de studie van het leven, eerst van de belangwekkendste soorten; het ver zamelen en de collecties completeeren werd middel en bijzaak. Trouwens het vinden van nieuwe soorten, althans in beschaafde landen van de gematigde luchtstreek, speciaal van Europa, werd hoe langer hoe moeilijker, daar op de allerkleinste na, bijna alle hier voorkomende kevers en vlinders zoo lang zamerhand bekend waren geworden. Enkele onderzoekers had den al meer dan honderd jaar geleden de levensge schiedenis van vlinders en kevers nagegaan en in studie genomen; met merk waardige nauwkeurigheid en vaardigheid werden de dieren geteekend en ge schilderd, niet alleen de vlinder, ook de eieren, de rups op verschillende leeftijden, op zijn voederplant, de pop in natuurlijke houding en de volwassen dieren, mannetje zoowel als wijfje. Er bestaat een Nederlandsen werk, dat in vele stads-bibliotheken aanwezig is, en dat de moeite loont het eens aan te vragen en in te zien ; dat is het beroemde werk van Sepp, die den entomoloog, den kunst schilder en den uitgever in een persoon vereenigde; de gekleurde teekeningen in dit vlinderboek zijn nog steeds onovertroffen, en de onderzoekingen en waarnemingen er in opgeteekend, gelden voor klassiek. In het laatst van de vorige eeuw is de insectenstudie nu niet alleen meer van vlinders en kevers opnieuw populair ge worden. Het belang ervan voor landbouw en veeteelt en sedert de geschiedenis van de malaria-mug en de pestvloo bekend werd, tevens voor de hygiëne werd ingezien. Dit echter was meer een gevolg dan een oorzaak; de utiliteit is niet de drijfveer geweest; de studie werd niet meer voor kinderlijk of kinderachtig gehouden sedert een algemeene kennis van de natuur voor den mensch van belang wordt beschouwd. In het uitsluitend verzamelen zal de studie nu zoo licht niet verloopen. Kennis van het leven van enkele soorten, wordt van meer waarde beschouwd, dan die van de namen, vormen en kleuren, van zeer vele. Zoo goed als volledige collecties, zijn er toch al wel in elk land bijeengebracht; dat behoeven maar enkele gegoede en bekwame lief hebbers, of entomologen van professie voort te zetten. Dat de studie van het leven der insecten tegenwoordig zoovele jongelui belang inboezenit, is voor een deel 't gevolg van de herleving der liefde voor de natuur en het buitenleven; voor een goed deel draagt daartoe evenwel ook bij, dat de diergaarden in de groote steden er een of meer zalen voor beschikbaar stellen. Een voorbeeldige inrichting voor het etaleeren van het insectenleven bezit sedert eenige jaren onze Amsterdamsche diergaarde. Nederland heeft, thans ook weer hierin, andere landen tot voorbeeld gestrekt. En wie het bewijs wil hebben, dat de biologie der insecten de jongelui aantrekt, moet maar eens binnengaan in het insectarium van Artis, als er scholen op bezoek zijn. Of op andere dagen buiten schooltijd als de verzorger R. A. Polak, onderwijzer te Amsterdam, er in zijn vrijen tijd de jongelui te woord staat, die om inlichtingen komen, of om overcompleete exemplaren bedelen, die eieren vragen van vlinders of van wandelende takken. iiliimiiimiimi iiiiliimilMiiuiiiiiiiiiiiMmimliiimiimiiinmiMiiiii blijkt de hervorming nog radicaler te willen dan ik zelf. Zij schrijft: Ik ga zelfs verder en wensch hartgrondig, dat de adellijke titels worden afgeschaft. Welke verdienste steekt daarin? Laat de grootendeels door eigen kracht verworven titels als Prof. Dr. Ds. Mr. des noods het woord Heer enz. vervangen. Of laat ZEd. of HEd. weg, en zet daarvoor den beroepstitel inplaats. Blijft ook nog de kwestie van Mevrouw" of (en) Mejuffrouw op te lossen door Vrouwe? M. i. mag het al of niet gehuwdzijn hierin niet beslissen. De gehuwde vrouw heeft al een streepje voor n.l. de trait d'union en de dubbele naam". Is dit niet wat veel te gelijk gewenscht? Ik blijf bij mijn voorstel, om alleen den geboorte- of beroepstitel te schrijven, en dan achter den naam H.Ed., of ZEd. in na volging van het praktische en korte Engelsche Esq. (Esquire). * * * Eureka De cinematograaf" is een wonder en brengt in 't leven van sommige menschen merkwaardige avonturen. Een vrouw, wier man haar verlaten had ('t gebeurde in Amerika), en die daardoor Een staartwants uit ons land Een scorpioen uit de Sahara Er is nu in de groote zaal van het Insectarium nog weinig meer te zien dan poppen in rust; alleen enkele Maanvlinders en Amerikaansche Nachtpauwoogen zijn al uit gekomen. Maar in het zijzaaltje, het warme hokje, zooals de jongens het noemen, daar is het op het oogenblik al volop zomer; dat is de broeikas; het is er tropisch warm en in enkele vitrines tropisch vochtig. Daar is de kweekerij begonnen van de merkwaardige insecten, die op groene takjes lijken; deze wandelende takken zijn nu al zoo wat het heele land door verspreid; tot in de dorpen van Friesland, Limburg weeken" de kinde ren wandelende takken. Een inlandsch dier dat er veel op lijkt leeft op het oogenblik in een aquarium van de groote zaal, het is staartwants, ik heb er van morgen een vlug schetsje van gemaakt. Ook het Wandelend Blad, met nog veel sterker mimicry, groeit in het tropisch zij zaaltje als kool; door vocht langs draadjes te doen loopen, is de vereischte boschvochtigheid verkregen; die is noodig voor de kweekerij. Eindelijk is er ook een man netje verschenen onder de tallooze wijfjes, die steeds zich tot nu toe parthenogenetisch of maagdelijk voortplantten. In datzelfde tropisch hoekje schuilen altijd nog andere rariteiten; de lichtkevers zijn nu al weer weg; reusachtige snuitkevers kwamen er voor in de plaats. Daar leeft ook nog een scorpioen uit de Sahara; verleden jaar van een expeditie meegebracht, en nu zijn er weer van die akelig groote vogel spinnen, en ook een kleine" reuzenspin, die zijn acht pooten in een groot kruis met vier armen legt. E. HEIMANS

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl