De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1913 23 maart pagina 7

23 maart 1913 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

23 Maart '13. No, 1865 DE AMSTERDAMMER, .WEEKBLAD VOOR NEDERLANP CONSTANTIJN, DE NIEUWE KONING VAfl GRIEKENLAND met zijn twee jongste kinderen. Terzijde, van boven naar beneden: Koningin Sophie, zuster van Keizer Wilhelm II, Koningin-Weduwe Olga, geboren Russische grootvorstin, de te Saloniki door moordenaarshand gevallen Koning George , Koningswisseling in Griekenland Weldra vijftig jaar zou de oude Koning George over Griekenland hebben gere geerd. Hij was een adelborst aan boord van een notendop in de Sont en telde amper duizend weken, toen invloedrijke Grieken, die een palliatief tegen de ver warring in hun land en een Koning wenschten, aan hem dachten. Waarom, zou men willen vragen, aan hem juist? Het scheen, dat deze tweede zoon van den Deenschen Koning Christiaan (de groote leverancier" van Koningen en Koninginnen in bijna alle dynastieën van Europa) niet de minste aanleiding had ge had om ooit van een domicilie in Grieken land te hebben gedroomd.De lange, magere Skandinaviër, koel en huiselijk naar Noordschen trant, had al heel weinig relatie met het sedert kort uit Turksche eeuwenlange overheersching bevrijde zui delijke volkje: de vlugge, woelige, don kere, kleine Grieken, met hun pan-Grieksche idealen, hun anti-Turksche plan netjes, hun handel in olijven, krenten, sponsen, hun half-Oostersche begrippen en Levantijnschen geest. Maar het Koningschap is een eigen aardig instituut geworden in den loop der tijden. Men wenscht zich tegenwoor dig koningen, die zoo min mogelijk rela tie" hebben met hun volk. De kikkers had den reeds dat inzicht, die zóvergingen (en dit was téver) in die zucht om iets anders op den troon te hebben dan het eigen ras, dat ze, gelijk men weet, een ooievaar kozen die hen opat. De Deen sche prins heeft de Grieken niet aldus bejegend. Wel is de thans vermoorde Koning nooit populair geweest bij zijn hem aangewaaide Natie, men nam hem kwa lijk, dat hij potte, en dat zijn gelden berus ten op een Deensche bank, in Kopenhagen, zijn vaderstad maar, buiten het voor zichtig verslinden van zijn twee millioen drachmen, scheen hij geen ooievaars neigingen te koesteren en was een weimeenend vorst. Hij is nu doodgeschoten, van achteren, door een waanzinnige, een wraakzuch tige, een revolutionnair, of door iemand, die ook wel iets anders kan blijken te zijn. Is het niet een eigenaardig beroep gewor den, dat van Koning? Het sterftecijfer in dien stand is hoog, en de exceptioneele gevarenklasse moet menige verzekerings-maatschappij afschrikken. Want op wie zóaan den weg timmeren als die menschen, richten zich niet alleen de blikken, maar zoo gemakkelijk ook de dolk in een rustelooze hand, en de revolver. Vreemde instelling! Zonderling ver worden ambt! Onlangs stond in een der buitenlandsche bladen een feestelijke Maestoso i -? *=-y W Wffgg m HET GRIEKSCHE VOLKSLIED Ik herken u aan de scherpte, de schrik kelijke, van uw zwaard, ik herken u aan uw blik die, snel, de aarde meet. Ontsproten uit het gebeente , het heilige, der Hellenen en sterk als voorheen gegroet, gegroet, gegroet, o Vrijheid! Nieuwe schilderingen van R. N. Roland Holst Ik heb onlangs een rustig halfuur in de bestuurskamer van den A. N. D. B. door gebracht. Terwijl op trappen en portalen de drukte was van gaande en komende bondsleden, en in het naastgelegen vertrek wie weet? de een of andere informeele krijgs raad belegd werd, vertoefde ik ongestoord in de kalmte van Berlage's deftig-betimmerde ruimte. Ik kon de gordijnen gesloten, de besneeuwde stad buiten houden, ik kon ook het electrisch licht een oogenblik doven advertentie: de zonen, dochters, schoon zonen, schoondochters, kleinkinderen in vele graden, kondigden het vijftigjarig huwelijksfeest aan van hun ouders, schoon ouders, grootouders: zijnde een geëerd echtpaar, circusdirecteur en directrice in een der hoofdsteden, namen doen er niet toe. Wij heeten voor het gemak den man Muller. Welk een cosmopolitische groep van onderteekeningen zag men op deze advertentie: welkeen internationale kaleidoscoop van familie- en voor-namen: wat een vogels van diverse pluimage en toch van n stam ! M ller-Poppodinos, Müller-Lemercier, Müller-von Krzn-Kapraksin, Johnson-Müller, Cipriani di Capoblanca-Müller, enz. enz. blijkbaar allen directeurs en -trices van paardenspelen of groote caroussels. Toen wij deze advertentie lazen ontstond in ons de begeerte zulk een Müller-familiefeest te, mogen bijwonen, om deze in Milaan, in Warschau, in Argentinië en Wladiwostock zich thuis voelende lieden ron dom dezelfde tafel te zien.En over hun,ieder apart nationale zaken te hooren spreken. Heeft het moderne Koningschap niet ook een zekere verwantschap met die rondreizende, overal familie-opdoende, overal familie-achterlatende, paardenlievende en geld verdienende cosmopolieten? Als bij dezen spreekt men op de Konink lijke familiefeesten alle moderne talen en vindt er de manieren van den Noor, bij het temperament van den Rus en de kleeding van den Portugees. Als bij deze eigenaars van circussen is ook het konink lijk bloed van geen enkele smet vrij", dan soms van dat van het eigen volk". Als bij dezen is hun leven vol onwerkelijke glaos, vol gejuich (tel kens maar in n halfverstane taal) en vol gevaren, vol risico.... Welk instinct drijft ons, als de zaken niet naar wensch gaan, in 't hooge noor den een vlasblonden adelborst weg te halen, hem Koning te bombardeeren met 2.000.000 drachmen 's jaars, in afwachting dat hij onze oud-Helleensche en nieuwHelleensche taal zoo'n beetje leere ver staan, en ooit over veertig jaar iets van onze ideeën leere begrijpen, en hem in dien tusschentijd toe te juichen totdat een echt-Grieksche kogel een eind maakt aan zijn Deensche leven in ons midden? Het Grieksche volk heeft zijn Konings huis niet bemind, ook Konstantijn, den kroonprins, niet. De verovering van Janina heeft dezen nog juist een popu lariteit geschonken, die hem thans te pas kan komen. De Grieken zijn een onrustig volk. Zij weten nog niet wie zij vertrouwen, wie zij beminnen moeten. Na de schoone verwording van het Byzantijnsche Keizer rijk, kwam de wreede uitroeiing van Grieksch leven door een fanatieke Islamitische overheersching. Drie en een halve eeuw heeft het Turksch régime de nationale gedachten der Grieken getracht te dooven. Die nationale idee bleef niettemin smeulen .... en toen, in 1823, de Vrijheid eindelijk gloorde (waarop Byron afging als op een nieuwen dageraad van Grieksche cultuur) begon voor het bijkans weggevaagde Griekendom een nieuwe aera. Toen ontstond de nationale hymne ^van Dionisos Selomos toondichting van Mantzoros; wij drukken hem hier af die het Grieksche volks lied is en de Vrijheid toeroept, waarvan men het gemis zoolang gevoeld had. Toen reeds dacht men zich Griekenland herboren en spoedig groot. Het is nu negentig jaren later. Misschien is men op weg. om te zien of de dag de schilderingen van Roland Holst beter deed uitkomen. Want om die schilderingen was ik daar. Ik had er dadelijk naar gekeken toen ik binnenkwam. Twee tegenover en n naast de deur. Alle drie van dezelfde langwerpige vorm, alleen de bovenlijn lichtelijk welvend. De Sterke Uren, De Diepe Uren, De Zachte Uren: die opschriften las ik tusschen het ornament dat de voorstellingen omvat houdt. Het is een bekende waarheid dat de schilders die zich Praerafaelieten noemden zich niet zoozeer door een hedendaagsche werkelijk heid als door een vroegere poëzie bezield voelden. Wijding en adel, die zij in de wereld van hun tijd niet vonden, erkenden en ont vingen ze in die sfeer van dichterlijke verbeelding.die niet noodzakelijk historisch begrensd, maar wel in zichzelf gesloten was.ToenHolman Hunt zijn eerste schilderij ten toon stelde,prees Rossetti hem niet enkel om de schildering, maar ook omdat het onderwerp ontleend was aan een bemind gedicht, Keats' Eve of Saint-Agnes. Toen Hunt, Rossetti en Millais zochten bij welke voortbrengselen van vroeger zij zich konden aansluiten, ont dekten zij wat zij wenschten in een reeks gravures die ze tezamen doorbladerden: naar de fresco's van het Campo Santo te Pisa. Dat ons op dat oogenblik" 'zegt Hunt dit boek in handen viel, heeft waarschijnlijk de oprichting bewerkt van de praerafaëlitische broederschap. Wij meen den in die fresco's juist de afwezigheid van bederf, ijdelheid en ziekte te zien, die we begeerden. Er was daar tenminste geen spoor van verval, van geijktheid of van aanmati ging en de heele geest van die kunst was, zooals later Ruskin zei, eeuwig en onver anderlijk waar. Noch toen noch later echter hebben wij willen beweren dat er geen goede en deugdelijke kunst geweest was na Rafaël, maar het scheen ons dat de kunst na hem zoo vaak bedorven was, dat we alleen in de primitieve werken zeker kon den zijn een volmaakte gezondheid aan te treffen." Het opmerkelijke van deze plaats is niet dat zij ons de voorkeur van die schilders voor een bepaalde schilderkunst kennen doet, maar dat zij ons die schilders voorstelt als hun keus doende goeddeels buiten de schilderkunst om. Gravures naar schilderingen zagen ze, en nog wel naar schil deringen die maar gedeeltelijk goed onderhou den waren. En wat zij daarin zagen was, zooals vanzelf spreekt, niet het schilderwerk als zoodanig, noch ook, schijnt het, zijn lijnenstel of kompositie, maar een zeker iets van naar het hun voorkwam eenvoud en natuurlijkheid: eigenschappen die wel voor treffelijk zijn, maar waarvan de deugd in een kunstwerk toch alleen aan de orgineelen zelf kan gemeten worden. Een algemeen, dichterlijk iets, van zooals ik zei wij ding en adel, moet hun uit die reproducties zijn tegemoetgekomen, minder iets artistieks dan iets poëtisch en zedelijks. Hoe nauw trouwens in hun kring poëzie en de liefde voor een zekere verbeeldingssfeer verbonden waren met de schilderkunst, blijkt behalve aan het groot aantal praerafaëlitische schil derijen waarvan de onderwerpen aan ge dichten en legenden ontleend werden, ook aan het voorkomen, onder hen en hun na volgers, van schilders die tevens dichters en kenners van poëzie waren. ZóRossetti, Morris, Crane, en terwijl ik, naar Duitschland ziende, Melchior Lechter gedenk, keer ik terug naar mijn bestuufskamer en zie Roland Holst voor me. Of Holst ooit gedichten geschreven heeft, weet ik niet, maar dat men bij hem van een huwelijk met de poëzie kan spreken, houd ik voor zeker. Zijn schilderingen zijn ver beeldingsvoorstellingen, waarvan niets zoo duidelijk treft als dat zij, door kleur zoowel als lijn, de werkelijkheid afwijzen en de aandacht boeien aan gestalten van dichter lijke, want symbolische beteekenis. De blonde jonge man, elastisch tot in zijn haren, de vaart van de aanstaande beweging al in de houding van hoofd en schouders, bindt, op de linkerknie geknield, de met spijkers be slagen rechterschoen vast; terwijl een bijl aan zijn zijde hangt en de omgeslagen mantel zijn lichaam haW bloot laat. Niemand zal hier aan een in der ijl gewekte neofiet bij een stedelijke brandweerdenken. Het groene bolsegment waar de jonge man op knielt, verbeeldt de aarde, maar bedoelt niet haar aftebcelden. De jonkman zelf is de verbeelding van strijdbare werkdadigheid, zooals zon der den bijl misschien ook de Grieken zich die hadden kunnen denken. De veder wolken die langs het groen krullen, de vlammen die boven den horizon bochten, ze zijn zinnebeeld van strijd en zege praal, en zóis er symboliek in de zwarte zaagtanden van het ornament aan weerszijden, in de lijnen van de wolken, in het bonte van de gekleurdheid. Symbolische bedoeling blijkt ook al uit de overeenstemmende kompositie in alle drie de tafreelen. In elk is de ronde aarde, in elk de bewolking die door zijn richting overeenstemming schijnt uit te drukken met het onderwerp. Terwijl de lijnen waartusschen de sterren (de groote sterren-cirkels van de verbeelding, niet de flikkerende punten van de werkelijkheid) zich ronden, in het eerste naar beneden gericht zijn, worden zij in het tweede de diepe uren van droom en extaze opgetrokken naar boven, dalen in het derde, de zachte uren van de ontspanning en bemijmering, als een gordijn omlaag. Het tweede toont een jonge man in gewaad van licht hemelsblauw, op den rug liggend, met iets opgetrokken been en iets opgeheven hoofd dat n arm omgeeft en ophoudt, terwijl de andere naast hem rust. Neven hem zit een jonge vrouw wier licht paarse kleed de naakte borsten en een deel van het been bloot laat. Zijn blik is extatisch, de hare (wier hoofd op haar knie rustend neerligt) droomerig. Beider haar is zwart, een roze bloemtakje in het hare. De aarde is donkerviolet, de zwarte ornamenten aan weerszijden hebben zich in elkaar gerold. De lucht met haar sterren is niet rood, maar groenig. In het derde tafreel zijn De Zachte Uren door een voorover liggende vrouw verbeeld, een roodharige, blootvoetig, in de hand een boek en voor zich een korf met vruchten. De kleuren zijn hier niet sterk-bont en niet diep-donker of hel, maar gedempt, wazig, wollig. Een frambozen-roode rand verbergt de ronding van de aarde, donzige wolken randen strekken zicli hooger, de zwarte ornamentiek is verdwenen voor een donker vormeloos wijnrood. Ik geef dit alles maar aan, zooals ik het opnemen en behouden kon. Woorden kun nen kleur niet weergeven, en het maakt niet veel uit of ik voor iedere kleur het juiste woord niet vind. Als alleen maar duidelijk wordt hoezeer elk van deze schilderingen geen werkelijkheidsvoorstelling geeft, doch een gedicht is dat door kleur en lijn har monisch, maar tegelijk symbolisch, aan wil doen. *) In mijn herinnering zijn het eerste en het derde beeld het meest levend. Zij zijn het eenvoudigst. Er is misschien minder in be *) De Redactie komt aan mijn wensch tegemoet door afbeeldingen in zoo zuiver mogelijken druk aan dit opstel toe te voegen. Het teekenen van protesten tegen de voorgestelde invoering van den driejarigen diensttijd in Frankrijk nilllMIflIlllllttllllllllllllllMlllllllllllllllllllllllltlMlllllllllllllllllllllllllllllllllltlUIIIMIIIIIIIIMIIIIItllllllllllllllllllllMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIII streefd dan in het tweede. Een extatische uitdrukking wordt in schildering licht over dreven, verliest dan juist de diepte die ze toonen moet. De groepeering van twee figu ren waar in de beide andere stukken met eene volstaan werd levert misschien ook meer moeilijkheid in de harmonieering op. Zeker is dat De Diepe Uren" het minst gave beeld in mij achterliet. De Zachte Uren" vind ik eigenlijk dieper, terwijl ik De Sterke Uren" harder, maar ook klaarder en sterker vind. Nog andere overwegingen bevingen mij bij het kijken. Al bij de eerste praerafaelieten, zei ik, is naast het dichterlijke iets zedelijks. Wijding en adel zochten ze, en waar zij menschelijke gestalten beelden, is het geen wonder dat in hun werk een nieuw menschentype aan het licht komt. Het is hier niet de plaats om de trekken van dit type te ver zamelen en aantetoonen. Ieder trouwens kent de scherpgesneden lijnen van dit praerafaelitisch ideaal, dat voornaam is door de sober heid waarmee tegelijk wilskracht en innerlijke droom erin liggen uitgebeeld. Hier wil ik enkel opmerken dat in het streven naar dit ideaal de rechtvaardiging voor het plaatsen van deze schilderingen in deze zaal besloten schijnt. Voor zoover het praerafaelitisme inspireeren kon tot meer dan persoonlijke kunstzinnigheid, voor zoover het werkelijk bezielen kon tot de schepping van een menschen-type van algemeener geldigheid en van gezag over volgende geslachten, hoort het zeker thuis in de wassende arbeidersbewe ging meer dan bij een verwelkende burgerij. Evengoed als Morris en Crane in Engeland, kon Holst hier de plaats ervoor trachten fe vinden temidden van die nieuwe menschheid. Dit is de reden, niet een dichterlijke of artistieke dus, maar een zedelijke, waarom ik mijn rust, gedurende dat eenzaam halfuur in de bestuurskamer van een vakvereeniging door niets gestoord voelde, ook niet door gemis aan overeenstemming tusschen werk en plaats. Bestuurders die daar vergaderen, zullen niet enkel Holst's schilderingen zien en hun beschouwing verbinden met de over wegingen die hun het naast ter harte gaan, maar ook getroffen worden door de over eenstemming tusschen hun doel en dat van dichters en kunstenaars. Het doel van kun stenaars is niet uitsluitend, zelfs niet in de eerste plaats, het geven van genotrijke aandoe ning. Het doel van hen die in de samenleving werken is niet uitsluitend het verbeteren van uiterlijke omstandigheden.Beiden bedoelen het voortbrengen, in de toekomst, van een sterker en gelukkiger menschesoort. Als de kun stenaar in zijn gestalten wijding en edelheid uitdrukt, ernst en kracht, bevalligheid en waardigheid, dan is dat een verovering die voor de vaststelling van den achturendag niet onderdoet. En de eene verovering zoo goed als de andere werkt na, tot de ver edeling, tot grooter mogelijkheid van kracht en geluk, voor een nageslacht. De jeugdige arbeiders die als een aan denken aan de winst van den achturendag hun bestuur een kunstwerk schonken, hebben dus, meer dan ze konden droomen, gelijk met gelijk betaald. Ik wijl nog een oogenblik bij het beeld, dat mij uit de bestuurskamer het liefst zal bijblijven : de liggende vrouw van De Zachte Uren". Een type, dat met de gesloten lippen, de magere neus, de scherp gesneden ge laatslijn, zijn praerafaelitischen oorsprong duidelijk toont, maar tevens de zedelijke ernst, die van den beginne af in die pictu rale beweging school en erin heeft door gewerkt tot op heden toe, onmiskenbaar voelen doet. Niet zózoekt een week genieter zich te ontspannen, maar alleen iemand, die na het felle van strijd en ont goocheling een poos de befloerste oogen rusten laat boven het boek van een dichter. Dat dit zachte uren zijn, dat de rust, die uitspanning beteekent, alleen zeggen wil het een oogenblik veilig in de hoede van de natuur, vór de geuren van vruchten en tusschen de stemmen van de poëzie liggen uitgestrekt, met in de oogen den weemoed van den strijd, die straks weer aan zal gaan, dit is wel de beste les, die een kunstenaar vermag voortehouden aan zijn medestrijders. ALBERT VERWKY * * * Kunst van de Marissen en van Mauve Twee kunsthandelaars op het Rokin exposeeren op 't oogenblik werk, zoo overbekend en in trek bij de kunstlievende wereld, dat men er aan mag twijfelen of de genietbaar heid daarvan nog ten volle ondervonden wordt. Dat klinkt misschien paradoxaal, maar de eenstemmige lof of hoogschatting is veelal de banaliseering van de genegen heid der enkelen. Het wordt dan een vereeren en bewon deren op gezag, niet van enkelen, maar van de menigte ; het is de voldoening aan de sentimenteele neiging, aan de behoefte zelfs der massa, om vast-staande reputatie's in ongestoorde vereering te hebben. Zoo wordt algemeen wel geweten, wie bij name de .groote moderne hollandsche schilders zijn, maar hoeveel zijn er, die dat nog herhaaldelijk ervaren, uit eigen aan schouwing hunner werken. Bij de firma Wed. Erven Dorens zijn de winkel en het achterzaaltje gevuld met een collectie teekeningen en studie's, die meest alle voorzien zijn van het stempelmerk: Atelier Mauve, dat is: die bij 's meesters overlijden in zijn werkplaats waren achter gebleven Uit zoo'n nalatenschap worden aan verschillende dingen bovenmatige waarde toegekend, en zoo vindt men hier ook alle bladen uit schetsboeken, al bevatten ze niet anders dan wat luchtige en soms onbedui dende krijtkrabbels, als kunstpreciosa geencadreerd. Maar dat is een euvel, waarop men, daar het algemeen is, in een bijzonder lijk geval al geen aanmerking meer mag maken, evenmin dat het geheel nog geen keurcollectie is. Want buiten dit is er nog ruimschoots te waardeeren en te genieten. Het is zelfs een heel bijzonder genot en nuttig tot verscherping van den keurzin uit zoovele schetsen en soms in observatieverdiepte teekeningen de fijne kunst van Mauve in haar ijlste gevoelsschakeeringen na te speuren. Want schetsen en studies hebben meest die eigenaardige bekoring van het argelooze boven de volvoerde werken ; ze geven de zuiverste projectie van de psyche eener kunstenaarspersoonlijkheid. In den Nederl. Kunsthandel, bij van der Vlas, een klein aantal schilderijen van Jacob en Willem Maris. Er zijn verschillende stuk ken, die de onaanvechtbaarheid der groote waarde van deze schilders moeten doen erkennen. Zij waren een openbaring van nieuw leven in den kwijnenden tijd van hun opkomst, maar ze zullen ook met hun kunst vreugde kunnen geven in de toekomst. Hun samentreffen lokt steeds onwillekeurig tot een vergelijken, maar bij de onderscheidenheid van dit merkwaardige broederpaar, blijft men dan weifelen welke1 den grootste te achten. Willem was misschien de rijkste in vir tuositeit, in technisch opzicht de lenigste van beweging. Ik geloof wel, dat er geen is geweest uit dien roemruchten Haagschen bent, wiens werken zoo weeldevol zwellen van wat we begrijpen in den besten zin als de picturale eigenschappen in een schilderij, die zoo krachtig heeft getuigd van een op perste vervoering om de levensverschijning in haar volste glanzen en fijnste weving van kleuren. Zijn expressieve en veerkrachtige penseelvoering kon daarbij sierlijk en dartel zijn als in het werk van een Japanschen teekenaar. De sierlijkheid is een hoedanignaast zijn robuustheid. Een schilderij van Willem Maris is vleesch en been ; de werken van Jacob hebben meer hun levensadem uit den geest. Er zijn van dezen verschillende stukken, met de kwaliteiten die we in hem bewonderen. Op te merken in 't bijzonder valt hier een groot- haven of rivier-gezicht, wijl het in een zilverachtig gamma werd geschilderd, als we van hem niet kennen. Het is zeer verfijnd van kleurvisie; op 't eerste gezicht doet het wat ijl aan. Maar bij langer aanzien blijkt de onwezenlijkheid van het kleurwezen hier juist uit te drukken het beeld eener droomverschijning haast, dat den schilder tegenover dit wijde waterveld in de matte schittering een nevelend zonnigen dag, voor de oogen rees. Een bezoek aan deze twee kunsthandels, op 't Rokin, is dus een goede gelegenheid om zich weer eens te verkennen in zijn waardeeringsvermogen van gevestigde reputatie's. W. STEENHOFF * * * Graphische kunst In den kunsthandel PinaDeenik, N. Spiegel straat, is op 't oogenblik te zien een collectie graphisch werk van den Deen Kr. Kongstad. Het bestaat uit etsen en houtsneden en in doorslag zijn de laatste beslist te verkiezen boven de eerste. Wat een ets boeiend maakt wat in korte woorden het schilderachtige van zijn wezen kan genoemd worden 't heeft daarom nog niet een' uiting a l'improviste, een flaneeren van den naald over 't metaal" te zijn wordt hier gemist. Dat een ets rijker, toovervoller is dan een penteekening, wordt hier niet be wezen. Kongstad is geen schilder, hij blijkt meer aangelegd tot sierkunstenaar. Onder de houtsneden zijn verschillende genietbare exemplaren. Zijn wei-geschoolde en kloeke techniek, doet in sommige prenten aan vroegere duitsche meesters der houtsnijkunst denken, maar dan weer past hij zijn methode aan bij de moderne begrippen van decora tieve kunst. Hij werkt dan op het effect van massale vlakken licht en donker en geeft van het karakter der vormen de definitie in die kernachtige algemeenheid, die de expres sieve macht der houtsnee uitmaakt. Het werk heeft meest de bestemming tot ver luchting van boeken of kalenders. Als uiting.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl