Historisch Archief 1877-1940
23 Maart '13. No, 1865
DE AMSTERDAMMER, .WEEKBLAD VOOR NEDERLANP
CONSTANTIJN, DE NIEUWE KONING VAfl GRIEKENLAND
met zijn twee jongste kinderen. Terzijde, van boven naar beneden: Koningin
Sophie, zuster van Keizer Wilhelm II, Koningin-Weduwe Olga, geboren Russische
grootvorstin, de te Saloniki door moordenaarshand gevallen Koning George
, Koningswisseling in
Griekenland
Weldra vijftig jaar zou de oude Koning
George over Griekenland hebben gere
geerd. Hij was een adelborst aan boord
van een notendop in de Sont en telde
amper duizend weken, toen invloedrijke
Grieken, die een palliatief tegen de ver
warring in hun land en een Koning
wenschten, aan hem dachten. Waarom,
zou men willen vragen, aan hem juist?
Het scheen, dat deze tweede zoon van
den Deenschen Koning Christiaan (de
groote leverancier" van Koningen en
Koninginnen in bijna alle dynastieën van
Europa) niet de minste aanleiding had ge
had om ooit van een domicilie in Grieken
land te hebben gedroomd.De lange, magere
Skandinaviër, koel en huiselijk naar
Noordschen trant, had al heel weinig
relatie met het sedert kort uit Turksche
eeuwenlange overheersching bevrijde zui
delijke volkje: de vlugge, woelige, don
kere, kleine Grieken, met hun
pan-Grieksche idealen, hun anti-Turksche plan
netjes, hun handel in olijven, krenten,
sponsen, hun half-Oostersche begrippen
en Levantijnschen geest.
Maar het Koningschap is een eigen
aardig instituut geworden in den loop
der tijden. Men wenscht zich tegenwoor
dig koningen, die zoo min mogelijk rela
tie" hebben met hun volk. De kikkers had
den reeds dat inzicht, die zóvergingen
(en dit was téver) in die zucht om iets
anders op den troon te hebben dan het
eigen ras, dat ze, gelijk men weet, een
ooievaar kozen die hen opat. De Deen
sche prins heeft de Grieken niet aldus
bejegend. Wel is de thans vermoorde
Koning nooit populair geweest bij zijn hem
aangewaaide Natie, men nam hem kwa
lijk, dat hij potte, en dat zijn gelden berus
ten op een Deensche bank, in Kopenhagen,
zijn vaderstad maar, buiten het voor
zichtig verslinden van zijn twee millioen
drachmen, scheen hij geen ooievaars
neigingen te koesteren en was een
weimeenend vorst.
Hij is nu doodgeschoten, van achteren,
door een waanzinnige, een wraakzuch
tige, een revolutionnair, of door iemand,
die ook wel iets anders kan blijken te zijn. Is
het niet een eigenaardig beroep gewor
den, dat van Koning? Het sterftecijfer
in dien stand is hoog, en de
exceptioneele gevarenklasse moet menige
verzekerings-maatschappij afschrikken. Want
op wie zóaan den weg timmeren als
die menschen, richten zich niet alleen
de blikken, maar zoo gemakkelijk ook
de dolk in een rustelooze hand, en de
revolver.
Vreemde instelling! Zonderling ver
worden ambt! Onlangs stond in een der
buitenlandsche bladen een feestelijke
Maestoso
i
-?
*=-y
W
Wffgg
m
HET GRIEKSCHE VOLKSLIED
Ik herken u aan de scherpte, de schrik
kelijke, van uw zwaard, ik herken u aan
uw blik die, snel, de aarde meet.
Ontsproten uit het gebeente , het heilige,
der Hellenen en sterk als voorheen
gegroet, gegroet, gegroet, o Vrijheid!
Nieuwe schilderingen van
R. N. Roland Holst
Ik heb onlangs een rustig halfuur in de
bestuurskamer van den A. N. D. B. door
gebracht. Terwijl op trappen en portalen de
drukte was van gaande en komende
bondsleden, en in het naastgelegen vertrek wie
weet? de een of andere informeele krijgs
raad belegd werd, vertoefde ik ongestoord
in de kalmte van Berlage's deftig-betimmerde
ruimte. Ik kon de gordijnen gesloten, de
besneeuwde stad buiten houden, ik kon
ook het electrisch licht een oogenblik doven
advertentie: de zonen, dochters, schoon
zonen, schoondochters, kleinkinderen in
vele graden, kondigden het vijftigjarig
huwelijksfeest aan van hun ouders, schoon
ouders, grootouders: zijnde een geëerd
echtpaar, circusdirecteur en directrice in
een der hoofdsteden, namen doen er niet
toe. Wij heeten voor het gemak den man
Muller. Welk een cosmopolitische groep
van onderteekeningen zag men op deze
advertentie: welkeen internationale
kaleidoscoop van familie- en voor-namen:
wat een vogels van diverse pluimage
en toch van n stam ! M
ller-Poppodinos, Müller-Lemercier, Müller-von
Krzn-Kapraksin, Johnson-Müller,
Cipriani di Capoblanca-Müller, enz. enz.
blijkbaar allen directeurs en -trices van
paardenspelen of groote caroussels. Toen
wij deze advertentie lazen ontstond in ons
de begeerte zulk een Müller-familiefeest
te, mogen bijwonen, om deze in Milaan,
in Warschau, in Argentinië en
Wladiwostock zich thuis voelende lieden ron
dom dezelfde tafel te zien.En over hun,ieder
apart nationale zaken te hooren spreken.
Heeft het moderne Koningschap niet
ook een zekere verwantschap met die
rondreizende, overal familie-opdoende,
overal familie-achterlatende,
paardenlievende en geld verdienende cosmopolieten?
Als bij dezen spreekt men op de Konink
lijke familiefeesten alle moderne talen
en vindt er de manieren van den Noor,
bij het temperament van den Rus en de
kleeding van den Portugees. Als bij deze
eigenaars van circussen is ook het konink
lijk bloed van geen enkele smet vrij",
dan soms van dat van het eigen
volk". Als bij dezen is hun leven vol
onwerkelijke glaos, vol gejuich (tel
kens maar in n halfverstane taal)
en vol gevaren, vol risico....
Welk instinct drijft ons, als de zaken
niet naar wensch gaan, in 't hooge noor
den een vlasblonden adelborst weg te
halen, hem Koning te bombardeeren met
2.000.000 drachmen 's jaars, in afwachting
dat hij onze oud-Helleensche en
nieuwHelleensche taal zoo'n beetje leere ver
staan, en ooit over veertig jaar iets van
onze ideeën leere begrijpen, en hem
in dien tusschentijd toe te juichen totdat
een echt-Grieksche kogel een eind maakt
aan zijn Deensche leven in ons midden?
Het Grieksche volk heeft zijn Konings
huis niet bemind, ook Konstantijn, den
kroonprins, niet. De verovering van
Janina heeft dezen nog juist een popu
lariteit geschonken, die hem thans te pas
kan komen.
De Grieken zijn een onrustig volk. Zij
weten nog niet wie zij vertrouwen, wie
zij beminnen moeten. Na de schoone
verwording van het Byzantijnsche Keizer
rijk, kwam de wreede uitroeiing van
Grieksch leven door een fanatieke
Islamitische overheersching. Drie en een
halve eeuw heeft het Turksch régime de
nationale gedachten der Grieken getracht
te dooven. Die nationale idee bleef
niettemin smeulen .... en toen, in 1823,
de Vrijheid eindelijk gloorde (waarop
Byron afging als op een nieuwen dageraad
van Grieksche cultuur) begon voor het
bijkans weggevaagde Griekendom een
nieuwe aera. Toen ontstond de nationale
hymne ^van Dionisos Selomos
toondichting van Mantzoros; wij drukken
hem hier af die het Grieksche volks
lied is en de Vrijheid toeroept, waarvan
men het gemis zoolang gevoeld had.
Toen reeds dacht men zich Griekenland
herboren en spoedig groot.
Het is nu negentig jaren later. Misschien
is men op weg.
om te zien of de dag de schilderingen van
Roland Holst beter deed uitkomen. Want
om die schilderingen was ik daar. Ik had
er dadelijk naar gekeken toen ik binnenkwam.
Twee tegenover en n naast de deur. Alle
drie van dezelfde langwerpige vorm, alleen
de bovenlijn lichtelijk welvend. De Sterke
Uren, De Diepe Uren, De Zachte Uren: die
opschriften las ik tusschen het ornament
dat de voorstellingen omvat houdt.
Het is een bekende waarheid dat de schilders
die zich Praerafaelieten noemden zich niet
zoozeer door een hedendaagsche werkelijk
heid als door een vroegere poëzie bezield
voelden. Wijding en adel, die zij in de wereld
van hun tijd niet vonden, erkenden en ont
vingen ze in die sfeer van dichterlijke
verbeelding.die niet noodzakelijk historisch begrensd,
maar wel in zichzelf gesloten was.ToenHolman
Hunt zijn eerste schilderij ten toon stelde,prees
Rossetti hem niet enkel om de schildering,
maar ook omdat het onderwerp ontleend
was aan een bemind gedicht, Keats' Eve
of Saint-Agnes. Toen Hunt, Rossetti en
Millais zochten bij welke voortbrengselen
van vroeger zij zich konden aansluiten, ont
dekten zij wat zij wenschten in een reeks
gravures die ze tezamen doorbladerden:
naar de fresco's van het Campo Santo te
Pisa. Dat ons op dat oogenblik" 'zegt
Hunt dit boek in handen viel, heeft
waarschijnlijk de oprichting bewerkt van
de praerafaëlitische broederschap. Wij meen
den in die fresco's juist de afwezigheid van
bederf, ijdelheid en ziekte te zien, die we
begeerden. Er was daar tenminste geen spoor
van verval, van geijktheid of van aanmati
ging en de heele geest van die kunst was,
zooals later Ruskin zei, eeuwig en onver
anderlijk waar. Noch toen noch later echter
hebben wij willen beweren dat er geen goede
en deugdelijke kunst geweest was na
Rafaël, maar het scheen ons dat de kunst
na hem zoo vaak bedorven was, dat we
alleen in de primitieve werken zeker kon
den zijn een volmaakte gezondheid aan te
treffen." Het opmerkelijke van deze plaats
is niet dat zij ons de voorkeur van die
schilders voor een bepaalde schilderkunst
kennen doet, maar dat zij ons die schilders
voorstelt als hun keus doende goeddeels
buiten de schilderkunst om. Gravures naar
schilderingen zagen ze, en nog wel naar schil
deringen die maar gedeeltelijk goed onderhou
den waren. En wat zij daarin zagen was, zooals
vanzelf spreekt, niet het schilderwerk als
zoodanig, noch ook, schijnt het, zijn
lijnenstel of kompositie, maar een zeker iets van
naar het hun voorkwam eenvoud en
natuurlijkheid: eigenschappen die wel voor
treffelijk zijn, maar waarvan de deugd in
een kunstwerk toch alleen aan de orgineelen
zelf kan gemeten worden. Een algemeen,
dichterlijk iets, van zooals ik zei wij
ding en adel, moet hun uit die reproducties
zijn tegemoetgekomen, minder iets artistieks
dan iets poëtisch en zedelijks. Hoe nauw
trouwens in hun kring poëzie en de liefde
voor een zekere verbeeldingssfeer verbonden
waren met de schilderkunst, blijkt behalve
aan het groot aantal praerafaëlitische schil
derijen waarvan de onderwerpen aan ge
dichten en legenden ontleend werden, ook
aan het voorkomen, onder hen en hun na
volgers, van schilders die tevens dichters
en kenners van poëzie waren. ZóRossetti,
Morris, Crane, en terwijl ik, naar
Duitschland ziende, Melchior Lechter gedenk, keer
ik terug naar mijn bestuufskamer en zie
Roland Holst voor me.
Of Holst ooit gedichten geschreven heeft,
weet ik niet, maar dat men bij hem van een
huwelijk met de poëzie kan spreken, houd
ik voor zeker. Zijn schilderingen zijn ver
beeldingsvoorstellingen, waarvan niets zoo
duidelijk treft als dat zij, door kleur zoowel
als lijn, de werkelijkheid afwijzen en de
aandacht boeien aan gestalten van dichter
lijke, want symbolische beteekenis. De blonde
jonge man, elastisch tot in zijn haren, de
vaart van de aanstaande beweging al in de
houding van hoofd en schouders, bindt, op
de linkerknie geknield, de met spijkers be
slagen rechterschoen vast; terwijl een bijl
aan zijn zijde hangt en de omgeslagen mantel
zijn lichaam haW bloot laat. Niemand zal
hier aan een in der ijl gewekte neofiet bij
een stedelijke brandweerdenken. Het groene
bolsegment waar de jonge man op knielt,
verbeeldt de aarde, maar bedoelt niet haar
aftebcelden. De jonkman zelf is de verbeelding
van strijdbare werkdadigheid, zooals zon
der den bijl misschien ook de Grieken
zich die hadden kunnen denken. De veder
wolken die langs het groen krullen, de
vlammen die boven den horizon bochten,
ze zijn zinnebeeld van strijd en zege
praal, en zóis er symboliek in de zwarte
zaagtanden van het ornament aan weerszijden,
in de lijnen van de wolken, in het bonte
van de gekleurdheid.
Symbolische bedoeling blijkt ook al uit de
overeenstemmende kompositie in alle drie
de tafreelen. In elk is de ronde aarde, in
elk de bewolking die door zijn richting
overeenstemming schijnt uit te drukken met
het onderwerp. Terwijl de lijnen waartusschen
de sterren (de groote sterren-cirkels van de
verbeelding, niet de flikkerende punten van
de werkelijkheid) zich ronden, in het eerste
naar beneden gericht zijn, worden zij in het
tweede de diepe uren van droom en
extaze opgetrokken naar boven, dalen in
het derde, de zachte uren van de ontspanning
en bemijmering, als een gordijn omlaag.
Het tweede toont een jonge man in gewaad
van licht hemelsblauw, op den rug liggend,
met iets opgetrokken been en iets opgeheven
hoofd dat n arm omgeeft en ophoudt,
terwijl de andere naast hem rust. Neven
hem zit een jonge vrouw wier licht paarse
kleed de naakte borsten en een deel van
het been bloot laat. Zijn blik is extatisch,
de hare (wier hoofd op haar knie rustend
neerligt) droomerig. Beider haar is zwart,
een roze bloemtakje in het hare. De aarde
is donkerviolet, de zwarte ornamenten aan
weerszijden hebben zich in elkaar gerold.
De lucht met haar sterren is niet rood,
maar groenig.
In het derde tafreel zijn De Zachte Uren
door een voorover liggende vrouw verbeeld,
een roodharige, blootvoetig, in de hand een
boek en voor zich een korf met vruchten.
De kleuren zijn hier niet sterk-bont en niet
diep-donker of hel, maar gedempt, wazig,
wollig. Een frambozen-roode rand verbergt
de ronding van de aarde, donzige wolken
randen strekken zicli hooger, de zwarte
ornamentiek is verdwenen voor een donker
vormeloos wijnrood.
Ik geef dit alles maar aan, zooals ik het
opnemen en behouden kon. Woorden kun
nen kleur niet weergeven, en het maakt niet
veel uit of ik voor iedere kleur het juiste
woord niet vind. Als alleen maar duidelijk
wordt hoezeer elk van deze schilderingen
geen werkelijkheidsvoorstelling geeft, doch
een gedicht is dat door kleur en lijn har
monisch, maar tegelijk symbolisch, aan
wil doen. *)
In mijn herinnering zijn het eerste en het
derde beeld het meest levend. Zij zijn het
eenvoudigst. Er is misschien minder in
be
*) De Redactie komt aan mijn wensch
tegemoet door afbeeldingen in zoo zuiver
mogelijken druk aan dit opstel toe te voegen.
Het teekenen van protesten tegen de voorgestelde invoering van den
driejarigen diensttijd in Frankrijk
nilllMIflIlllllttllllllllllllllMlllllllllllllllllllllllltlMlllllllllllllllllllllllllllllllllltlUIIIMIIIIIIIIMIIIIItllllllllllllllllllllMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIII
streefd dan in het tweede. Een extatische
uitdrukking wordt in schildering licht over
dreven, verliest dan juist de diepte die ze
toonen moet. De groepeering van twee figu
ren waar in de beide andere stukken met
eene volstaan werd levert misschien ook
meer moeilijkheid in de harmonieering op.
Zeker is dat De Diepe Uren" het minst gave
beeld in mij achterliet. De Zachte Uren"
vind ik eigenlijk dieper, terwijl ik De
Sterke Uren" harder, maar ook klaarder en
sterker vind.
Nog andere overwegingen bevingen mij
bij het kijken. Al bij de eerste praerafaelieten,
zei ik, is naast het dichterlijke iets zedelijks.
Wijding en adel zochten ze, en waar zij
menschelijke gestalten beelden, is het geen
wonder dat in hun werk een nieuw
menschentype aan het licht komt. Het is hier niet de
plaats om de trekken van dit type te ver
zamelen en aantetoonen. Ieder trouwens kent
de scherpgesneden lijnen van dit
praerafaelitisch ideaal, dat voornaam is door de sober
heid waarmee tegelijk wilskracht en innerlijke
droom erin liggen uitgebeeld. Hier wil ik
enkel opmerken dat in het streven naar dit
ideaal de rechtvaardiging voor het plaatsen
van deze schilderingen in deze zaal besloten
schijnt. Voor zoover het praerafaelitisme
inspireeren kon tot meer dan persoonlijke
kunstzinnigheid, voor zoover het werkelijk
bezielen kon tot de schepping van een
menschen-type van algemeener geldigheid en van
gezag over volgende geslachten, hoort het
zeker thuis in de wassende arbeidersbewe
ging meer dan bij een verwelkende burgerij.
Evengoed als Morris en Crane in Engeland,
kon Holst hier de plaats ervoor trachten fe
vinden temidden van die nieuwe menschheid.
Dit is de reden, niet een dichterlijke of
artistieke dus, maar een zedelijke, waarom
ik mijn rust, gedurende dat eenzaam halfuur
in de bestuurskamer van een vakvereeniging
door niets gestoord voelde, ook niet door
gemis aan overeenstemming tusschen werk
en plaats. Bestuurders die daar vergaderen,
zullen niet enkel Holst's schilderingen zien
en hun beschouwing verbinden met de over
wegingen die hun het naast ter harte gaan,
maar ook getroffen worden door de over
eenstemming tusschen hun doel en dat van
dichters en kunstenaars. Het doel van kun
stenaars is niet uitsluitend, zelfs niet in de
eerste plaats, het geven van genotrijke aandoe
ning. Het doel van hen die in de samenleving
werken is niet uitsluitend het verbeteren van
uiterlijke omstandigheden.Beiden bedoelen het
voortbrengen, in de toekomst, van een sterker
en gelukkiger menschesoort. Als de kun
stenaar in zijn gestalten wijding en edelheid
uitdrukt, ernst en kracht, bevalligheid en
waardigheid, dan is dat een verovering die
voor de vaststelling van den achturendag
niet onderdoet. En de eene verovering zoo
goed als de andere werkt na, tot de ver
edeling, tot grooter mogelijkheid van kracht
en geluk, voor een nageslacht.
De jeugdige arbeiders die als een aan
denken aan de winst van den achturendag
hun bestuur een kunstwerk schonken, hebben
dus, meer dan ze konden droomen, gelijk
met gelijk betaald.
Ik wijl nog een oogenblik bij het beeld,
dat mij uit de bestuurskamer het liefst zal
bijblijven : de liggende vrouw van De Zachte
Uren". Een type, dat met de gesloten lippen,
de magere neus, de scherp gesneden ge
laatslijn, zijn praerafaelitischen oorsprong
duidelijk toont, maar tevens de zedelijke
ernst, die van den beginne af in die pictu
rale beweging school en erin heeft door
gewerkt tot op heden toe, onmiskenbaar
voelen doet. Niet zózoekt een week
genieter zich te ontspannen, maar alleen
iemand, die na het felle van strijd en ont
goocheling een poos de befloerste oogen
rusten laat boven het boek van een dichter.
Dat dit zachte uren zijn, dat de rust, die
uitspanning beteekent, alleen zeggen wil
het een oogenblik veilig in de hoede van
de natuur, vór de geuren van vruchten en
tusschen de stemmen van de poëzie liggen
uitgestrekt, met in de oogen den weemoed
van den strijd, die straks weer aan zal gaan,
dit is wel de beste les, die een kunstenaar
vermag voortehouden aan zijn medestrijders.
ALBERT VERWKY
* * *
Kunst van de Marissen en van Mauve
Twee kunsthandelaars op het Rokin
exposeeren op 't oogenblik werk, zoo overbekend
en in trek bij de kunstlievende wereld, dat
men er aan mag twijfelen of de genietbaar
heid daarvan nog ten volle ondervonden
wordt. Dat klinkt misschien paradoxaal,
maar de eenstemmige lof of hoogschatting
is veelal de banaliseering van de genegen
heid der enkelen.
Het wordt dan een vereeren en bewon
deren op gezag, niet van enkelen, maar
van de menigte ; het is de voldoening aan
de sentimenteele neiging, aan de behoefte
zelfs der massa, om vast-staande reputatie's
in ongestoorde vereering te hebben.
Zoo wordt algemeen wel geweten, wie
bij name de .groote moderne hollandsche
schilders zijn, maar hoeveel zijn er, die dat
nog herhaaldelijk ervaren, uit eigen aan
schouwing hunner werken.
Bij de firma Wed. Erven Dorens zijn de
winkel en het achterzaaltje gevuld met een
collectie teekeningen en studie's, die meest
alle voorzien zijn van het stempelmerk:
Atelier Mauve, dat is: die bij 's meesters
overlijden in zijn werkplaats waren achter
gebleven Uit zoo'n nalatenschap worden aan
verschillende dingen bovenmatige waarde
toegekend, en zoo vindt men hier ook alle
bladen uit schetsboeken, al bevatten ze niet
anders dan wat luchtige en soms onbedui
dende krijtkrabbels, als kunstpreciosa
geencadreerd. Maar dat is een euvel, waarop
men, daar het algemeen is, in een bijzonder
lijk geval al geen aanmerking meer mag
maken, evenmin dat het geheel nog geen
keurcollectie is. Want buiten dit is er nog
ruimschoots te waardeeren en te genieten.
Het is zelfs een heel bijzonder genot en
nuttig tot verscherping van den keurzin
uit zoovele schetsen en soms in
observatieverdiepte teekeningen de fijne kunst van
Mauve in haar ijlste gevoelsschakeeringen
na te speuren. Want schetsen en studies
hebben meest die eigenaardige bekoring van
het argelooze boven de volvoerde werken ;
ze geven de zuiverste projectie van de psyche
eener kunstenaarspersoonlijkheid.
In den Nederl. Kunsthandel, bij van der
Vlas, een klein aantal schilderijen van Jacob
en Willem Maris. Er zijn verschillende stuk
ken, die de onaanvechtbaarheid der groote
waarde van deze schilders moeten doen
erkennen. Zij waren een openbaring van
nieuw leven in den kwijnenden tijd van hun
opkomst, maar ze zullen ook met hun kunst
vreugde kunnen geven in de toekomst.
Hun samentreffen lokt steeds onwillekeurig
tot een vergelijken, maar bij de
onderscheidenheid van dit merkwaardige broederpaar,
blijft men dan weifelen welke1 den grootste
te achten.
Willem was misschien de rijkste in vir
tuositeit, in technisch opzicht de lenigste
van beweging. Ik geloof wel, dat er geen is
geweest uit dien roemruchten Haagschen
bent, wiens werken zoo weeldevol zwellen
van wat we begrijpen in den besten zin als
de picturale eigenschappen in een schilderij,
die zoo krachtig heeft getuigd van een op
perste vervoering om de levensverschijning
in haar volste glanzen en fijnste weving van
kleuren. Zijn expressieve en veerkrachtige
penseelvoering kon daarbij sierlijk en dartel
zijn als in het werk van een Japanschen
teekenaar. De sierlijkheid is een
hoedanignaast zijn robuustheid. Een schilderij van
Willem Maris is vleesch en been ; de werken
van Jacob hebben meer hun levensadem uit
den geest.
Er zijn van dezen verschillende stukken, met
de kwaliteiten die we in hem bewonderen.
Op te merken in 't bijzonder valt hier een
groot- haven of rivier-gezicht, wijl het in
een zilverachtig gamma werd geschilderd,
als we van hem niet kennen. Het is zeer
verfijnd van kleurvisie; op 't eerste gezicht
doet het wat ijl aan. Maar bij langer aanzien
blijkt de onwezenlijkheid van het kleurwezen
hier juist uit te drukken het beeld eener
droomverschijning haast, dat den schilder
tegenover dit wijde waterveld in de matte
schittering een nevelend zonnigen dag, voor
de oogen rees.
Een bezoek aan deze twee kunsthandels,
op 't Rokin, is dus een goede gelegenheid om
zich weer eens te verkennen in zijn
waardeeringsvermogen van gevestigde reputatie's.
W. STEENHOFF
* * *
Graphische kunst
In den kunsthandel PinaDeenik, N. Spiegel
straat, is op 't oogenblik te zien een collectie
graphisch werk van den Deen Kr.
Kongstad. Het bestaat uit etsen en houtsneden
en in doorslag zijn de laatste beslist te
verkiezen boven de eerste. Wat een ets
boeiend maakt wat in korte woorden het
schilderachtige van zijn wezen kan genoemd
worden 't heeft daarom nog niet een'
uiting a l'improviste, een flaneeren van den
naald over 't metaal" te zijn wordt hier
gemist. Dat een ets rijker, toovervoller is
dan een penteekening, wordt hier niet be
wezen. Kongstad is geen schilder, hij blijkt
meer aangelegd tot sierkunstenaar. Onder
de houtsneden zijn verschillende genietbare
exemplaren. Zijn wei-geschoolde en kloeke
techniek, doet in sommige prenten aan
vroegere duitsche meesters der houtsnijkunst
denken, maar dan weer past hij zijn methode
aan bij de moderne begrippen van decora
tieve kunst. Hij werkt dan op het effect
van massale vlakken licht en donker en geeft
van het karakter der vormen de definitie in
die kernachtige algemeenheid, die de expres
sieve macht der houtsnee uitmaakt. Het
werk heeft meest de bestemming tot ver
luchting van boeken of kalenders. Als uiting.