De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1913 30 maart pagina 1

30 maart 1913 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N°. 1866 Zondag 30 Maart A°. 1913 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND ONDER REDACTIE VAN Mr, H. P. L. WIESSING Abonnement per 3 maanden /l. 50, f r. p. post/ 1.65 Voor Indië per jaar, bij vooruitbetaling , mail , 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . . 0.125 UITGEVERS: VAN HOLKEMA & WARENDORF KEIZERSGRACHT 333, AMSTERDAM Advertentiën van 1?5 regels/1.25, elke regel meer .... ?0.25 Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina, per regel . . , 0.30 Reclames, per regel , 0.40 PREMIE CHARIVARI De bloemlezing uit Charivari, met omslagteekening in drie kleuren en vignetten van P. van der Hem, groot 64 pagina's, is verschenen en voor de abonnés verkrijgbaar. De prijs is, per exemplaar, ten kantore afgehaald 20 cents, per post ontvangen 25 cents. De Uitgevers VAN HOLKEMA & WARENDORF, Amsterdam, Keizersgracht 333 INHOUD nimiiltlliiMmmmiiiiiiliiiMiilimiiiii iiiiiMMiiiiiluiimmiiiiiiii Blz. 1: Red.: De vonk uit de Leidsche flesch: de brochure van prof. mr. C. van Vollenhoven. Kroniek: de redders van de Eastwell. Hessel Jongsma: Het Leger des Heils, V. 2: Feuilleton door J, B. Jurgens. Prof. dr. A. H. van Bakel over Friedrichstadt a. d. Eider" van F. Pont. Dr. W. van Ravesteijn Jr. over de Islam-bestrijding van Hartmann. 3: Ingez.: Gregprius over. de zaalwachters in het Rijks museum. 5: Mr. F. Yzenhoed Grevelink: Tentoonstelling de Vrouw 1813 en 1913. Tutti Frutti door N. Mansfeldt-de W. H. W. Winzen over de hoedenspeld. Allegra. E. Heimans: Parthenogenese. 6: Prof. dr. J. J. A. A. Frantzen over Friedrich Hebbel. W. Steenhoff: Tent. van Trigt-Hoevenaar, Reus en Doeser. Alb. Plasschaert over J. Voerman. Matthiis Vermeulen: sabotage in het Con certgebouw-orkest, het Amst. a-Capellakoor. Honoréde la Baignoire: Het Heilig Licht van rabbijn M. de Hond Jr. Charivari. Fin. Kroniek door v. d. M. Duur geld door v. d. S. Schetsje door H. E. H. Ingez. Het Vrije Nederland, mr. O. B. W. de Kat contra Bernard Canter. Rangeeren, een puzzle. Damspel. II: Schaakspel. Teekening Joh. Braakensiek over Skutari en Montenegro. Bijvoegsel: Johan Braakensiek over de Nederlandsche Leeuw. De vonk uit de Leidsche flesch Gezinnen, families en stammen voer den vroeger in Europa naar hartelust krijg, totdat hun belang of dat van ande ren hen vereende tot dorpen, steden of landschappen. Deze maakten zich verde digingswerken, en zij stieten op elkaar, totdat zij in gewesten vereenigd waren, die bij tijden onderling plukhaarden... waaraan wederom de zich vormende staatsgetneenschappen een eind maakten. leder, die school ging, heeft, geschiedenis leerend, meteen wel begrepen, dat er ooit een tijd komt, waarin Europa een eenheid zal zijn van tot heden nog wel eens vechtende staten, die dan in vrede zullen leven met elkaar. Elk is vrij te filoso feeren zooveel hij wil over de nabijheid zelfs van een algemeenen staatkundigen vrede op de geheele aarde. Dit is trouwens een vraagstuk, dat zeer geschikt is om er over te denken!, desnoods om er, mits met voorzichtig heid, over te spreken. Het voorstel bv., dat prof. van Vollen hoven te berde brengt in zijn vlugschrift De Eendracht van het Land", en dat, dank zij den wetenschappelijken naam van den Leidschen hoogleeraar, al ant woord ontving van verschillende zijden, kan een onderwerp vormen voor zoo een belangwekkend onderhoud. (Er zijn meer zulke voorstellen uit te denken, maar wij spreken nu van dit). De gedachte van den professor om de Nederlandsche Regeering een eerste bijdrage, in oorlogs schepen, te doen aanbieden voor een te vormen wereldstrijdmacht, welke dienen moet tot bescherming van neutralen in oorlogstijd en tot uitvoering der beslis singen van het Haagsche Hof van Arbi trage, is, dunkt ons, niet zoo dwaas, als ... zij in het genoemde boekje is uitge werkt, en, als zij door de meeste tegen standers is betiteld. Dit voorstel heeft n.l. een kant, die noch de voorsteller zelf, noch zijne tegensprekers hebben belicht, en waarvan wij dus maar haastiglijk de eer aan onszelf trekken, want indien dan noodzakelijk, zooals prof. van Vollenhoven meent, in 1913de stem" moet uitgaan, die Nederland wak ker maakt tot een nieuwen gouden Eeuw (zooals de stem van Chantetler de zon deed opgaan?.), wel dan willen wij zelf de eer ervan wel inrekenen. Als het dan toch moet, nietwaar? Wij meenen dan, dat het zeer billijk is dat men van het voorstel op zich zelf geen goeds zegt, en dat de staat kundige redacteur van het Weekblad Van Onzen Tijd" alle recht had te spreken over de uitgedachte wereldstrijd macht als over een politieagent, die tot roeping zal hebben met zijn sabel erop in te slaan, vooral op den kleinen man, als men zich aan lichte over tredingen schuldig maakt, maar overigens met gekruiste armen moord en doodslag en plundering op de publieke straat en op het erf van den buur rustig zal aan zien, hoogstens, zoolang de moordenaars zelven het verkiezen, een kring om hen en hunne slachtoffers zal trekken, om het omstaande publiek tegen onverhoedsche klappen te beschermen". Nu heeft Mr. van Vollenhoven niet gezegd, en deze tegenstander stelt niet de mogelijkheid, dat zulk een interna tionale politieagent", krachtens oor spronkelijke roeping klein van beteekenis, door zijne aanwezigheid zelve de gelegenheid zal hebben een aldoor be langrijker persoon te worden.... Het is nu toch eenmaal zoo, zouden wij zeg gen, dat niet alleen de behoefte een instituut schept, maar dat een insti tuut, dat in nog maar geringe behoeften voorziet, de andere, nog latente te voor schijn roept. Van politiemacht tot fede ratieve macht zal de weg misschien niet eens erg groot behoeven te zijn... Als een maal de Van Vollenhoven-vloot drei gend in het Kanaal geankerd ligt en, rondom Brielle bv., de veeltongige inter nationale troepen gelegerd zijn (in hun ledigen tijd zeer goed bezig te houden door hen een toren van Brielle te doen bouwen naar de plannen van den toren van Babel), en als dan die vloot en dat leger bij alle internationale gevech ten zooveel mogelijk tegenwoordig is (zich een beetje naar voren dringend volgens recept, dat de hoogleeraar wel zal geven), dan zal het concert der neutrale mogendheden, langs den weg van het alsdan maar-middel-geworden Haagsche hof, zijn duren politie-agent niet werkeloos laten. Van politie-agent zal deze inspecteur worden en van inspec teur hoofdcommissaris, en eindelijk is bij hem de wereldvrêe veilig. Hoe langer men op zulk een idee" kijkt hoemeer men er in kan gaan zien. Indien de stichting van een dergelijk internationaal eskader mogelijk is waarop tegenspraak kwam maar geen tegenbewijs?dan schijnt werkelijk de tijd aangebroken om met warmte daarvoor propaganda te maken... Met warmte, niet met drukte. Die drukte in de brochure van prof. van Vollenhoven is het, die ons verhindert met een ge zicht, dat volkomen in de plooi is, en met de door hemzelf waarschijnlijk gewenschte gewichtigheid over zijn plan" te spreken; een plan", wij zeiden het reeds, dat voor ons, ook na het uit nemend artikel van prof. Struycken in Van onzen Tijd", *) niet zoo maar zon der meer van de baan is. * * * Hoogleeraar zijn, maar vooral te Leiden hoogleeraar zijn, is g e v a a r l ij k. Lei den is zoo een oude Universiteitsstad, een bescheiden provincie-stad, waar men drommelsgoed weet, dat de oogen van de geheele wereld alle secunden des levens op Leiden gericht zijn ! Boerhave Europa", men hoort het vaak zeggen, en Boerhave bevindt zich in voor treffelijk brons, gelijk men weet, te Leiden, dat daarmede Europeesch is. Leiden heeft zijn eigen geest, zijn eigen tradities gróte tradities, - het regeerde door Buys De Gids" en de Liberale Partij, die zelf weer heerschte over Nederland. Van Leiden ging vaak het hooger regiment uit, en de hoogleerraren ginds wisten zich van ouds voor een roeping van Holland" de verantj woordelijkheid ! 1 *) No. 23, Jaargang 1912?1913. Wij beve'en de lezing van dit artikel ten zeerste aan. Is het nu niet dubbel gevaarlijk daar hoogleeraar te zijn en niet hoogleeraar in de kennis der beenderen-ziekten, der oud-Saksische dialekten of der artsenijbereidkunde, neen hoogleeraar in iets zoo wereldbeheerschends als het Recht! is het niet dubbel gevaarlijk aldus te Leiden te wonen, en te weten dat Neder land en Europa u vraagt: Professor wat nu? Het antwoord kwam. Prof. van Vollen hoven nam de pen en schreef: Waarmee zweept men een partij naar de stembus? door haar te geven, in waarheid of in schijn, n groot bevatte lijk doel daar ze voor kan vechten, daar ze ieder opgespaard kwartje voor kan offeren. Waarom zit er toekomst in de stadspolitiek van Rotterdam? omdat ieder burger er warm loopt op het centrale doel van onze haven", en onder het voteeren van telkens nieuwe millioenen zich verkneukelt over de gestegen tonnemaat. Hetgeen geldt voor een mensch, een partij, een stad, zou dat anders zijn voor een volk? Elke poging om aan Nederland een internationale rol en plaats van beteekenis te hergeven is van vooraf gedoemd tot mislukken en tot teleur stelling, als men niet in het midden der natie weet te zetten n internationale taak, groot, bevattelijk en eenvoudig. Daar de schrijver toen bedacht, dat de menschen deze taak misschien wel bevattelijk zouden vinden, maar niet een voudig en vooral voorloopig nog niet zoo groot om met heel de natie er over te jubelen in een 1913-jaar, waarin toch al zooveel gejubeld moet worden, schonk hij ons voor de vloot (als het Europa soms aan ideeën schorten mocht) ook al een idee, het idee van de vlag: een vlag van effen goud bijvoorbeeld (een oriflamme) of, als embleem van vreedzame kracht, een gouden hamer op blauw. Men ziet reeds hoe groote moeilijk heden hier oprijzen voor een man, die zich, zijn internationale roeping bewust, toch met bescheidenheid wil blijven ge dragen. Een hamer, zegt de hoogleeraar. Een hamer; waarom, indien overdreven bescheidenheid hier geen rol speelde, niet op blauw veld de Leidsche flesch? Wij zeggen dit met nadruk. Ontsprong aan die Leidsche flesch niet de eerste electrische vonk voor grootsche wereld doeleinden? en zou het dankbare nage slacht, hetwelk later onder de oogen der internationale politie (waaraan de hoog leeraar Van Vollenhoven gelukkig k reeds een naam schonk) zich vermeien zal in vrede en overvloed, niet er een eer in stellen om aan de knop van die op de vlag geborduurde flesch de trek ken te doen uitkomen van een man, die dan, niet meer gelijk Boerhave Europa, maar gansch het wereldrond zal hebben aan zich verplicht? Wij Nederlanders zullen in het bij zonder ons dankbaar moeten toonen. Hoevelen onzer denken slechts aan zich zelf! Hoevelen kennen, bij het recht matige doel om toch vooral carrière te maken en eene positie te veroveren, aan hun vaderland niet! Prof. Van Vollenhoven heeft gezien, dat dit stre ven om een positie te hebben en car rière te maken nog niet ontloken was in de Natie zelve, die de zijne is. En hij zag om zich heen allerlei bekwame jongelieden, die aan carrière, carrière denken, en hij heeft zich toen gehaast. Hij heeft gezegd: En Nederland dan? En de vurige begeerte is in hem opge rezen, dat Nederland er komen" mocht, zooals zoovele der Nederlandsche knappe knapen, die studeeren, en een sieraad" zullen wezen voor de (of hun) maat schappij. Hij heeft toen een brochure geschreven, die wij eenigszins ueber die Kraft achten... maar de bedoeling was een goede. Als deze bedoeling maar niet verdrinkt in de f eestreden van 1913! Of komt ?.e met het oog op die feestreden precies op tijd? Helaas welk een jaar gaan wij tege moet ! * * * KRONIEK MOED EN ROEM De menigte toont nooit beter hoe haar alle moed ontbreekt dan door de hulde, die zij op een daad van eenvoudigen moed doet volgen. Zij drukt den moedigen man aan haar koekedeeg-borst als om zijn geestkracht in haar weeke zieligheid te doen oplossen. Het is telkens weer een niet-opwekkend gezicht! Wij halen aan uit de Telegraaf: Donderdagavond zijn de redders van de Eastwell" in den Haarlemsclien Schouwburg gehuldigd. Zij werden te tien min. voor achten op het station ontvangen. Daar waren honderden menschen aan wezig. Buiten, op het Stationsplein, en in de hoofdstraten, waarlangs de stoet, omgeven door fakkeldragers en met muziek voorop, trok, waren tienduizen den, die overal de redders luid toe juichten. Toen de optocht voorbij het huis van den Commissaris der Koningin, op de Nieuwe Gracht, ging, vertoonde Mr. Dr. W. F. van Leeuwen zich voor een der vensters, om de redders te groeten. In den Schouwburg werden de IJmuidenaars geestdriftig ontvangen. Voor de pauze zongen mevrouw Berghuis-Schoon en 't kwartet Orpheus" eenige liederen en droeg Louis de Vries De Schipbreuk" van Franc,ois Coppée voor. Hierna volgde een bioscoopnum mer. De portretten der redders werden met daverende toejuichingen begroet. Na een fraai nummer, waarbij de ge zonken Eastwell' op het doek kwam, verscheen Nannie van der Wielen en zijn manschappen op het tooneel, waar de heer G. J. van Gasteren hen met een korte toespraak huldigde. Van der Wielen werd gelauwerd met een krans, terwijl hij en de anderen ieder een ge denkpenning ontvingen. Het publiek bracht de mannen een warme ovatie. Na de pauze was de avond aan muziek, zang en bioscoop gewijd. In den schouwburg vertegenwoordigde de wethouder Frans Netscher het ge meentebestuur van Velzen. Zoo ziet men: noch de menigte noch de autoriteiten ontbraken. Wat 't meest te be treuren is, maar het best te begrijpen: ook de redders niet. Het heele kransen-, pen ningen- en comedie-geval doet denken aan Piet Cronjé, die den boerenoorlog speelde" in Amerika. Van der Wielen, gij waart nu juist eens een m a n, toen gij met uw mannen het reddingswerk deedt. Tón, en in uw huis in IJmuiden, waart gij en zijt gij die gij zijt. Waarom u nu afgegeven met de hon derden" aan het station, die, even te voren, aan de Pier staande, meer aan hun respectieve verkoudheden zouden hebben gedacht dan aan de redding van u en de uwen, zoo ge toevallig op de Eastwell gezeten hadt? Vindt gij wel, dat die tooneelkrans u staat ? * * S Het Leger des Heils V (Slot) FINANCIËN BESLUIT DE FINANCIËN De financieele toestand van de verschillende maatschappelijke inrichtingen besprak ik vol doende uitvoerig om hier met de conclusie te kunnen volstaan. Deze is: Het Leger des Heils vraagt zonder ophouden geld voor instellingen die winst opleveren, of, in het ongunstigst geval, zich zelf onder houden. Het zal iedereen, vooral hun, die meenden door giften het sociale werk van het Leger te steunen, interesseeren, hoe het geld, met groote onbeschaamdheid voor het maatschappelijk werk gevraagd?terwijl de vragers weten, dat het daarvoor nimmer gebruikt wordt dan wél aangewend wordt. Voor iemand, die geen verstand heeft van boek houden, geven de ieder jaar in bescheiden aantal gepubliceerde balansen weinig licht, en ook de pertinente verzekeringen van oud-officieren, dat de boekhouding van het Hoofdkwartier zuiver bemanteld is, dat het werkt met balansen, die fictief zijn, dat giften en legaten geboekt worden onder andere inkomsten, b.v. onder Nationale Aanvrage, wanneer de opbrengst eenig jaar beneden peil" bleef, enz. enz., geven niet voldoende bewijs, hoewel de aanwijzingen sterk mogen heeten. Het is echter den heer N. Bianchi, leeraar M. O. boekhouden, gelukt, in zijn ingezonden stukken in De Telegraaf van 29 Januari en 18 Februari j.l., aan te toonen, dat de door het L. d. H. gepubli ceerde balansen niet alleen onduidelijk doch ook misleidend waren, en dat het Leger door zonder blikken of blozen voor goed floreerende inrichtingen steeds geld te vragen, een aardig spaarduitje had bijeengezameld. Uit zijn artikelen, welke een goed beeld geven van de commercieele inrichting Het Leger des Heils", dat armenzorg heet te beoefenen, doch inderdaad op hardvochtige wijze koop manschap drijft op kosten van armen en behoeftigen, citeer ik het volgende: Op de balans van 't Hoofdkwartierd.d. 30 April 1912 vind ik als totaal aan be zittingen ? 564,286.16^ Op de Balans van het Maat schappelijk Werk per 30 April 1912 als totaal aan bezittingen _ 623,663.22Va Totaal der bezittingen van 2 afd. op 30 April 1912. ? 1,187,949.39 Op de balans van het Hoofdkwartier vind ik aan schulden op 30 April 1912 J 261,517.95 Op de balans van het Maatschapp. Werk 290,749.98Vg Totaal der schulden op 30 April 1912 ? 552.267.93Vs Kapitaal der 2 af deelingen, ? 635,681.45 Va Dit is dus het bedrag, waarmede de bezittingen de schulden in waarde overtreffen. Het kapitaal, langs den zelfden weg berekend, bedroeg op 30 April 1911. 532,198.94* Dus werden 2 afdeelingen in l jaar rijker f 103,482.51 Uit de balans d.d. 30 April 1912 van het Hoofdkwartier zien we, dat het Leger des Heils op dien dag had: Belegde fondsen (dus effecten etc.) ? 51,247.38 Kassa en Bank 73,441.67Vi Balans Maatsch. werk: Kassa en Bank 28,395.22Va Op 30 April 1912 was dus beschikbaar bij 2 afdeelingen van het Leger des Heils . . ? 153,084.28 Het totaal dezer bedragen was op 30 April 1911 .... 99,860.25 In n jaar werd dus het beschikbaar saldo vermeer derd met ? 53,224.03 (Cursiveeringen van mij, H. J.) Deze berekeningen van den heer Bianchi zijn ten overvloede door den accountant van De Telegraaf gecontroleerd en juist bevonden! Voor ieder onbevooroordeelde is het hier door duidelijk, dat wij hier niet te doen hebben met een vereeniging van armenzorg, welke een beroep moet doen op het publiek om haar tekorten te dekken, doch met een rijke, sterk kapitaliseer-ende instelling, welke ten overvloede nog een deel harer inkom sten naar het Internationaal Hoofdkwartier behoort te zenden. In 1912 werd, alleen van de Zelfsverloocheningsaanvrage,? 12.360 naar Londen gestuurd, z.g. voor de zending, welk bedrag dus in Holland niet verder gecon troleerd kon worden. En ondanks de welgesteldheid van zijn affaire heeft de kommandant, de heer W. Ridsdel, den moed in het bedel-briefje bij de Zelfverloochenings-aanvrage" van Maart 1913 te schrijven: Ofschoon reeds veel gedaan wordt, kon nog veel meer gedaan worden, in dien het Leger slechts over de noodige middelen daartoe kon beschikken. (Curs. van mij H. J.) Het vele dat gedaan wordt" besprak ik reeds in zijn zeer onverkwikkelijke details: het bestaat, zooals men uit vorige artikelen gezien heeft, in het op zeer onbehoorlijke wijze voordeel trekken uit het ongeluk en de nooden van armen en behoeftigen. Doch hoe durft een onderneming, welke volgens eigen, onduidelijke, balans ? 103.482.50 rijker werd en welker kassaldo in n jaar met ? 53,224.03 toenam, beweren, dat zij niet over de noodige middelen be schikt" t Ik vind dit staaltje buitengewoon brutaal en het Leger des Heils, dat er warmpjes inzit, benadeelt op zeer deloyale manier de waarlijk liefdadige instellingen, welke inderdaad geld tekort komen. Het laat zelfs niet na om andere inrichtingen van dien aard, vooral wanneer ze kosteloos iets doen, verdacht te maken (zie o.a. Avondpost van 11 Febr. j.l). Er komen soms uit den vreemde verhalen tot ons van bedelaars, die een niet onbelangrijk vermogen vergaarden, doch wij kunnen dit wonder nu binnen onze landpalen aanschouwen: het Leger des Heils is zoo'n vermogende bedelaar. Volgens eigen opgave op het biljet, dat zijn Zelfverloocheningsaanvrage (niet te ver warren met de groote Nationale Aanvrage, die volgens eigen zeggen slechts het oog heeft op het Maatschappelijk Werk) verge zelt, bestaat het vele goede, dat het Leger des Heils verricht, uit de volgende punten: l. Het predikt den armen *) het Evangelie. 2. Leert de Heidenen God te dienen. 3. Voedt de hongerigen. 4. Heft de gevallenen op. De wijze, waarop punt l en 2 behartigd worden, vindt bij weinig menschen van den tegenwoordigen tijd sympathie. Het zijn dus punt 3 en 4, welke de voor rumoerige ver breiding van het Evangelie onverschilligen dwingen om in hun beurs te tasten. Hoe denkt het Hoofdkwartier er over om bij een volgende Aanvrage deze punten alsnog naar waarheid (men leze er mijn artikelen nog eens op na) te wijzigen aldus: 3. Weigert den hongerigen voedsel, als ze niet betalen. 4. Buit de gevallenen uit. Onder het hoofd Wat het Leger noodig heeft", komt op het straks genoemde biljet het volgende voor: Duizenden guldens zijn jaarlijks noo dig voor onderhoud en uitbreiding van zijn Evangelisatie- en Zendingswerk; *) In Majoor Barbara" neemt de Engelsche schrijver Shaw het L. d. H. kwalijk, dat het juist armen bekeert. Hij noodigt het Leger met aandrang uit rijken en weldoorvoeden te bekeeren ! _J

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl