Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
30 Maart '13. No. 1866
voor den arbeid der Zusters van Barm
hartigheid en Pleegzusters voor de. Ar
men; voor gevangenenbezoek en werk
onder ontslagen gevangenen; voor
afdeelingen tot opheffing van verwaar
loosde kinderen; voor algemeene
afdeelingen tot leniging der nood van de
Armen; het werk onder uitgeworpen
mannen en vrouwen; Landkolonie en
Industrieele Inrichtingen; emigratie-hulp
in noodzakelijke gevallen; opening van
nieuwe afdeelingen in verband met onze
verschillende takken van werk.
Het is mogelijk, dat voor
HeilslegerEvangelisatie en Zendingswerk, welke beide
de maatschappij echter m. i. uitstekend ont
beren kan, duizenden guldens noodig zijn.
Wie wat voor de kerstening met Turksche
trom, bekkens en halleluja-lawaai voelt, moet
hier zeker voor offeren; doch voor de rest,
het maatschappelijk werk betreffende, is geen
geld noodig! Laat het publiek zijn giften
afdragen aan waarlijke pleegzusters der
armen, aan instellingen, welke inderdaad
reclasseeren, enz. enz.
Op welke slinksche wijzen het Leger des
Heils zelfs gewoon is geld in te palmen, dat
voor het Heilswerk op Java heet bestemd
te zijn, blijkt uit het volgende:
In de Strijdkreet van 22 Maart j.l. komt
op pag. 4 een plaat voor, en op pag. 7 een
artikel, waardoor de lezers met aandrang
worden uitgenoodigd, zich te verloochenen"
(d.w.z. van een flinke som geld afstand te
doen!) ten behoeve van Java. Doch het L. d. H.
op Java heeft, dank zij de Indische
goedgeefschheid, zeer ruime inkomsten, en be
halve dat het zei/onderhoudend is, zendt het
nog een belangrijk deel van zijn baten naar
het Internationaal Hoofdkwartier te Londen!
Het ontgaat mij, waarom een dergelijke er
gerlijke misleiding niet gelijk staat met op
lichting en hare bedrijvers niet voor den
strafrechter brengt!
Deze wijze van geld ronselen is geen
uitzondering, doch schering en inslag. Men
neme slechts kennis van het volgende feit,
dat mij werd meegedeeld door den voor
zitter van een Voogdijraad:
Een jongen had gestolen; de patroon gaf
den diefstal niet aan, maar wilde den jongen
helpen. Men besloot hem naar Canada te
doen emigreeren en wendde zich tot het
Leger des Heils, dat zoogenaamd emigratie
hulp verleent en daarvoor (zie bovenstaand
citaat) ook geldelijke steun vraagt. Doch
't Leger des Heils weigerde iets te doen
zonder geld. Er werd geld bijeengezameld
en de jongen werd door het L. d. H. uitge
zonden naar Canada, doch voor hij vertrok
moest hij een schuldbekentenis teekenen,
waarin hij beloofde het Leger het bedrag
van den overtocht terue te betalen. Dat ge
schiedde om opbouwend te werken, opdat
de jongen de zedelijke ^ verplichting zou
voelen, het geld terug te geven... aan het
Leger, dat op zijn beurt heel weinig zede
lijke verplichting voelt, daar het den inzame
laars hun bijdragen niet teruggeeft en zich
voor een emigrant dus de kans op dubbele
betaling verzekert, waar zij emigratie-/^//?
aankondigt en er bovendien nog voor bedelt!
De bezoeker van het Armbestuurte Amster
dam, de bekende heer S. Slooten, heeft bij
de emigratie van gezinnen meermalen de
zelfde ervaring opgedaan en verklaarde zich
bereid voor een commissie van onderzoek
zijne ondervindingen nader te staven.
* * *
In een artikel, wemelend van verdacht
makingen en ontwijkend op de voornaamste
punten, antwoordde kommandant Ridsdel in
De Telegraaf" van 6 Februari j.l. den heer
Bianchi op zijn stuk van 29 Januari. De
laatste had o. a. bezwaar gemaakt, dat
een Engelsen accountant (John Clark),
die officier van het Leger is en misleidender
wijze zich tégen de gewoonte in niet als
zoodanig tcekent, in zeven dagen de geheele
Hollandsche legeradministratie onderzoekt
en o.a. de gepubliceerde balansen goedkeurt.
Tot mijn genoegen kan ik den heer Bianchi
inlichten, waarom de man, die de Leger
boekhouding onderzoekt, juist officier moet
zijn. Het heeft een heel huishoudelijke,
daarom niet minder bedenkelijke, reden:
De financieele secretaris, de heer Vlas,
heeft mij verzekerd, dat Clark als
deskun? dige gebruikt wordt voor uitgaven, welke
niet reglementair zijn en die tegenover den
generaal verantwoord moeten worden"....
Dat de officieren, die het verweer voor
den heer Ridsdel schreven, (de kommandant
spreekt en schrijft na vijf- a zesjarig verblijf
in ons land geen woord Hollandsch en op het
Hoofdkwartier is Engelsen de taal) eenigszins
overmoedig waren door te schrijven (Tel.
6 Febr.): Ook zijn onze boeken voor ieder
bevoegde ter inzage", bleek reeds uit het
onderschrift bij mijn tweede artikel (De
Amst. 9 Maart). Ik toonde daar aan, dat het
accountantsonderzoek, in opdracht van het
Leger zelf, een wassen neus is en zoolang
geen Nederlandsch accountant verklaard
heeft, dat de corps-boekhoudingen duidelijk
en eerlijk zijn, dat de rfws/e-boeken een
FEUILLETON
FANNIUS EN MATOEM
(Transvaalsche herinneringen)
DOOR
J. B. JURGENS
II (Slot)
Een goeden nieuwen kaffer te vinden viel
nog niet mee. Na een paar dagen werd er
's morgens een gehuurd, maar die ging er
's middags al weer van door en daarna werd
er weer een aangenomen, maar dat was vast
een Masjanga, want hij was meer dan dom
en buitengewoon vuil, hij stonk.
Maar toen kwam er aan alle gesukkel een
eind, doordat Matoemi, bij verkorting Matoem,
in dienst kwam.
Van uit de slaapkamer zag mevr. Smit twee
boy's door de straat gaan, een groote en een
kleine. Vlug stapte ze op de waranda en riep :
Zoek je werk, boy !"
Ik nie mrs", zei de grootste, maar hom".
Kan hij goed werken ?"
Ja, mrs, hij kan."
Hoe heet je?" vroeg mevr. Smit aan den
kleinste.
Ja, mrs," was het antwoord.
Hoe is jou naam ?"
Vijf vingers gingen in de hoogte en daarbij
klonken de woorden : shilling in de week?."
Vragend keek mevr. Smit den grootste aan.
Hij kan niet hoor, mrs,'' sprak deze.
getrouwe afspiegeling zijn van de corps-boe
ken, dat de boekhouding van alle maat
schappelijke inrichtingen in orde is, dat de
administratie en de boekhouding op het
Hoofdkwartier in overeenstemming zijn met
al de andere boekhoudingen, zoolang on
derschrijf ik volkomen de meening van den
heer Bianchi, die schrijft (Tel. 18 Febr.):
Elk vakman zal het met mij eens
zijn, dat een mensch met gezonde her
senen aan de gepubliceerde administratie
kan zien, dat deze niet dient om een
duidelijk overzicht te geven, maar slechts
om alles onduidelijk te maken!"
BESLUIT:
Dit is dan de organisatie, waarvan de
gekrookte rietstaven en rockende vlaswieken
de belofte vernemen, dat zij niet zullen
worden gebroken en niet uitgebluscht
indien zij waarlijk den beteren weg" op
willen" (N. van Kol, Afdrukken van indruk
ken"). Dit is de instelling, die zich het alleen
recht van menschlievendheid en mededoogen
heeft aangematigd al de jaren door, en die,
nu zij reeds lang ontaard is, nog durft
voeren de banier van toewijding en zelf
verloochening!
Doch we weten thans wat deze uiterlijke
allure waard is en hoe het Leger des Heils,
dat in zijn geschriften overvloeit van gods
vrucht en menschenmin, slechts n principe
kent, laat ik het in het Engelsch zetten:
to make money. In, de praktijk komt dit
principe neer op het hardvochtige: wij geven
niets voor niets.
Zelfs de kerstmaaltijden, het uitreiken van
kerstmanden, enz., poovere
ndags-liefdadigheid, waaraan het Leger zich met de
uiterste wanhoop vastklemt en waarvoor het
dan ook onbehoorlijk veel durft vragen en
waarover het onbehoorlijk veel lawaai maakt,
leveren voor andere, niet genoemde doel
einden nog tamelijke saldo's op, om er niet
eens van te spreken, dat van de kerstmaal
tijden wansmakelijke kijkspellen worden ge
maakt voor rijke en ongevoelige plegers
van schijnbarmhartigheid.
Mag voor het godsdienstig leven in Neder
land het Leger des Heils iets beteekenen,
wat ik zeer betwijfel, op het gebied van
armenzorg, liefdadigheid en kinderverzorging
beteekent het zeer, zér weinig; voor de
bestrijding van bedelarij, dakloosheid, crimi
naliteit doet het niets. Integendeel, door het
stellen van welstandseischen, door zijn ge
heele optreden dat slechts vermeerdering
der geldelijke inkomsten beoogt, bevordert
het n bedelarij, n dakloosheid n crimina
liteit, en moeten andere vereenigingen het
werk doen, waarvoor het L. d. H. grof wordt
betaald !
In plaats van medewerkers ziet het Leger
in andere instellingen, welke waarlijk lief
dadigheid beoefenen en niet kapitaliseeren,
gevaarlijke concurrenten en bestrijdt ze eerder
dan dat het geneigd is samen te werken.
Waar door gemeenschappelijk optreden iets
groots tot stand komt, is altijd en overal
het Leger des Heils afwezig.
In Engeland onttrok het L. d. H. zich o.a.
aan The Central association for the aid of
discharged convicts1', een door de Engelsche
regeering gestichte bond van groote
patronage-vereenigingen, die beoogt de
reclasseering van convicts" (gevangenen met drie
of meer jaren straftijd).
Wij moéten ons daarover niet verwonderen,
daar het L. d. H. zich immers om de maat
schappij niet bekommert dan om, nevens
money, bekeerlingen te maken. Een
oudofficier karakteriseert het geheele optreden
van het Leger aldus:
De godsdienst wordt gebruikt om
goedgeloovigen te exploiteeren, die zich
dan ook belangeloos afsloven voor het
Leger, terwijl het maatschappelijk werk
moet dienen als lokaas voor de meer
gegoeden om de noodige (en onnoodige)
money" te offeren."
Er kan voor ons, Nederlanders, geen
enkele reden zijn om deze afdeeling van
een Engelsche commercieele instelling, filiaal,
dat uit Londen wordt bestuurd en aan Londen
verantwoording moet afleggen (in plaats van
aan de Nederlandsche publieke opinie !), dat
aan het hoofd heeft een kommandant die
nauw schooljongens-Engelsch kan schrijven,
dat voor het grootste gedeelte bestaat uit
officieren, die onontwikkeld zijn en
onopgevoed, dat een massa geld tot zich trekt,
hetwelk door de eerste de beste filantropische
inrichting beter en onder controle zou worden
besteed, nog in eenigen vorm te steunen.
De biljetten der zelfverloocheningsaanvrage
en de bedelende officieren en cadetten zijn
juist weer over Nederland los gelaten.
Onder welk valsch voorgeven zij uw geld
probeeren te sluiken, besprak ik in het eerste
stuk van dit artikel. Men late zich toch niet
immer en immer weer door dezen vermo
genden beroepsbedelaar bedotten en geve niet
meer aan een inrichting, die behoorde te
verdwijnen, hoe eerder hoe liever.
Laat het Leger des Heils zich desnoods
wijden aan zijn geestelijken arbeid, zoo er
Is hij doof?"
Neen, mrs, zijn oor is goed, maar hij
kom net nou van zijn ma, uit de kraal, hij
kan mrs nie verstaan nie. '
Mrs denk dat jij doof is," zei hij. in het
kaffers tegen zijn metgezel en toen begon
deze tegen haar een verhaal waarvan zij
tittel noch jota begreep.
De grootste legde uit: Mrs, ik is zijn
zwager, hij heeft nog nooit bij witmenschen
gewerkt, hij is een goed boy, maar mrs.
moet hem een bietje leer."
De oudste kaffer, Samuel geheeten, boe
zemde mevrouw Smit vertrouwen in en na
eenige aarzeling besloot ze met het groene
zwartje het te probeeren. Spijt heeft ze daar
nooit van gehad, mocht ze Fannius graag, Ma
toem kreeg geen minder plaatsje in haar hart.
De eerste tijd vorderde veel van haar ge
duld, het viel niet mee aan een jongen, die
slechts enkele Hollandsche en Engelsche
woorden kende, steeds duidelijk te maken
wat zij wilde, maar Matoen was zeer gewil
lig en oplettend. Buitengewoon langzaam
was hij bij zijn werk, maar wat hij deed,
deed hij goed. Hij hield van orde en regel
en het kostte groote moeite hem er toe te
krijgen om eenig werk te laten rusten en
als de omstandigheden het eischten aan iets
anders te beginnen. Soms gaf dit aanleiding
tot eigenaardige tafereeltjes.
Het dagelijksch program van Matoem was,
nadat hij zich 's morgens degelijk gewasschen
had: de kippen los laten en het hok
uitvegen ; de waranda doen ; met den baas
lieden gevonden worden die daarvoor geld
over hebben, doch de praktische filantropie
en de bestrijding van verschillende maat
schappelijke euvelen dient het over te laten
aan meer bevoegde en meer betrouwbare
vereenigingen. Dan wordt tegelijkertijd het
Nederlandsche publiek niet langer met mis
leidende kunstgrepen bewerkt".
Er worden pogingen gedaan om een
commissie van onderzoek en controle samen
te stellen, om de handelingen van het Leger
des Heils nauwkeurig na te gaan, doch mijn
sympathie kan slechts hebben een commissie
van algeheele liquidatie!
HESSEL JONGSMA
(Deze artikelen worden, naar aanleiding
van verscheiden verzoeken die mij gewerden
binnenkort als brochure uitgegeven).
IIIIIIIIMtllllllll
F. PONT, Friedrichstadt a. d. Eider.
Die hollandische Kolonisation an der
Eider und die gottorpische Handels
politik in den letzten dreissig Jahren
des spanisch-niederlandischen Krieges.
Ernst Klinger, Friedrichstadt, 1913.
't Is voorzeker een eigenaardige historie,
die ons hier beschreven wordt: de historie
van de Hollandsche kolonie in
SleeswijkHolstein.
Friedrich III, von Gottes Gnaden Erbe zu
Norwegen, Herzog zu Schleswig-Holstein,
etc. was een idealist, meer nog een fantast.
Hij had gedroomd van rijkdom en macht,
van handelsvloten, die de glorie van zijn
rijk en zijn' naam zouden dragen over de
zeeën, die de schatten van Oost en West
zouden aanvoeren over de wateren van den
Eiderstroom. En sedert was 't zijn eenig
streven, dien droom werkelijkheid te doen
worden. Hoe kon hij daarin slagen? Zijne
rivieren, Eider en Treene, zouden de vloten
wel dragen, maar er moest een veilige haven
zijn. Er moest een stad verrijzen met ener
gieke menschen, om die stad te doen bloeien.
Nu wilde 't geluk, dat in 't nabije Holland
door de synode van Dordrecht de vloek was
uitgesproken over de aanhangers van
Arminius. Met dien vloek beladen, beroofd van
hun ambt om des geloofs wille, zwierven
de arme Remonstranten her en der; leeraars,
volgelingen, zoekende naar het oord hunner
rust. Was 't wonder dat Friedrich III dacht
aan hen ? 't Waren Hollanders, dat was
aanbeveling genoeg. Zij moesten komen. Ze
mochten een stad bouwen naar hun ideaal,
een Hollandsche stad, met Hollandsch geld,
met een Hollandsch republikeinsch regenten
systeem. Als de handel maar zou gaan
bloeien, dan was 't ideaal verwezenlijkt.
De droom was bekoorlijk genoeg. De jonge
vorst sympathiek. Zijn lof wordt hoogelijk
verheven. In een begeleidend schrijven bij
het octrooi van 1619, dat aan de vervolgde
Remonstranten gastvrije wijkplaats biedt,
heet hij: ein junger Fürst von blühender
Mannhaftigkeit, der mit zahllosen Tugenden,
wie Gottesfurcht, Gerechtigkeit, Fr
mmigkeit, Genügsamkeit, Tüchtigkeit,
Gutherzigkeit, Freundlichkeit, Liberalitat, etc.
ausgestattet und geschmückt ist. Man wird seines
Gleichen in seinem Alter er ist jetzt etwa
zweiundzwanzig in den Reihen der
Christenheit nicht finden." Niet minder roemt
hem een lofgedicht:
God heeft een Helt verweckt, die opent u
sijn Lant:
Een jonger Helt, maer out in wijsheit en
verstant,
Wiens Conincklijck gemoet in woorden
ende daden
Verwonderingh verweckt bij sijne wijse
Raden.
Een Helt, die sijnen tijt met ernst daartoe
besteedt,
Dat geenen vromen Christ geschiede eenich
leedt.
Die is met u beweecht. Die laet u self
aenbieden,
Dat ghij door sijne huid het quade meucht
ontvlieden:
Dat ghij door uwen vred' (den alderhoogsten
Schat)
Meucht bouwen in sijn lant een
Vrederijcke-Stat.
Een Stadt, die men regeer' nae
Bataviersche Wetten,
Die u Voorsaten heeft des Heeren Wet
doen setten.
Daer uwen Handel sij gantsch vrij en
onverstoort,
Met vrijen Godes-dienst, na Godts beschre
ven Woort.
Ook Vrijheit om in 't Lant weerom te
meughe keere,
naar de groentenmarkt gaan; ontbijten ;
het ontbijt afwasschen ; het bad voor baby
klaarmaken, enz.
Op een morgen zei mevrouw Smit na het
ontbijt: Matoem, mrs gaat uit; maak eerst
die bad klaar voor die klein baasje en wasch
dan die schotelgoed." Meteen ging ze naar
de slaapkamer, legde schoone kleertjes neer
voor haar baby en begon daarna het ventje
uit te kleeden.
Toen Matoem maar niet kwam, riep ze:
Matoem, breng die bad!"
Ja, mrs!" riep Matoem.
Baby was op het flanelletje na uitgekleed
en nog was het bad er niet. Verwonderd
en wel wat ontstemd legde mevr. Smit haar
kind op 't bed en stapte naar achteren.
Dood bedaard stond Matoem een
ontbijtbordje af te drogen.
Jongen ! waarom breng jij die bad niet?"
ja, mrs! net nou!" maar nog maakte
hij geen aanstalten om het het water gereed
te maken, en toen moest mevr. Smit hem
aan het verstand brengen, dat zij
hetoogenblikkelijk verlangde.
Even later kwam nu het bad binnen. Ver
stoord zei mevr. Smit tegen hem : Matoem
is ondeugend, mrs zoo te laten wach en roep."
Zijn eenig antwoord was:
Mrs! jij maak mijn kop in de war!"
Hij had zijn taak en wat er verder om
hem gebeurde, ging hem niet aan.
Na het bad ging baby dagelijks in den
wagen op het erf een slaapje doen. Toen
hij zoo oud was geworden, dat hij zich zelf
Off 't Godt believen mocht het quaet
daeruijt te weeren.
Neemt acht op dese gunst, die u een Vorst
bewijst,
Wiens vroom oprecht gemoet hoogh' ende
leege prijst.
Die ghij door geenen dienst tot u hebt
gaen verplichten,
Maer is alleen beweecht door Goddelijck'
Insichten:
Waeruijt hij oock verhoopt door dees
barmherticheijt
't Heijl van sijn eijgen Landt, als Godt heeft
toegeseijt."
Friedrich III vindt waarlijk een deelgenoot
zijner idealen: Willem van Hoven, heer van
de Wedde, Westerwolde en Blijham, is een
even vurig idealist als hij. Nu beiden in de
toekomst van den handel geloofden, want,
eerlijk gezegd, was 't religieus motief ver
nis! kon het niet anders of het zou
gelukken.
In 1621 wordt 't eerste huis gebouwd van
Friedrichstadt. Onderhoudend is het, te lezen,
hoe de Hollanders naar die, nog maar ont
worpen, stad worden gelokt, 't Zal een zin
delijke stad zijn, zoo heet het, met straten
en grachten: berdies werden diese
Einwohner in einer reinen Stadt wohnen, der
man lobenswerte Privilegiën und
Ordinationen, sowie gerade und luftige
Strassen und Wasserwege geben wird, die man,
zum grossen Vorteil und zur grossen
Bequemlichkeit der Einwohner durch die ganze
Stadt führen wird, was in den Stadten des
Ostens recht selten ist". De kinderen zullen
er geen ble Gewohnheiten des Fluchens
und Schwörens" leeren, waartoe hen de
Berührung mit den Kindern der Einwohner
des Landes" brengen mocht. Voorwaar een
paradijs, een Oostersch Paradijss tot troost
in uw verdriet:"
In summa: wat oijt -Pan off Ceres aan
de Menschen
Off oock Diana gaff, dat vint men daer
na wenschen.
Soo daer noch ijet ombreeckt, gelijck elck
Lant ijet faelt,
Daertoe hebt ghij die Zee, waerdoor ghij
alles haelt".
De Hollanders kwamen in matig getal.
Zij bouwden huizen en sluizen, ze legden
dijken aan en meren droog. Helaas, ondanks
het advies van Jan Adriaan Leeghwater,
toen dijkgraaf te Sleeswijk, zonder veel
succes.
Ook op handelsgebied werden de stoute
idealen niet verwezenlijkt. Daar werd uit
gevaren op haringvangst, maar de
haringvisschers ontbeerden de bescherming van
een vloot. Daar werd gedacht zelfs over
walvischvangst, gedacht niet meer. Van
de Wedde bouwt een steenfabriek, een
zoutziederij. Later zal men connecties
aanknoopen met Perzië voor den zijdehandel.
Vooral was het de handel op Spanje,
waaraan men zich zeer gelegen liet liggen:
alweer echter een bron van verdriet en ellende.
't Was slim bedacht. Spanje deed den han
del der Hollanders geweldig afbreuk, met
behulp der Duinkerker kapers. Dat vonden
de vervolgden, echte kooplui, nochtans een
treurig ding, dat Spanje 't wel is waar
vijandig Spanje, nu voor hun ondernemingen
gesloten was. Maar ze konden t wel ver
overen ! Via Friedrichstadt l Zij konden 't
althans beproeven. En zoo zien wij dan
ook, dat ze naar Friedrichstadt zich heen
begeven, niet om er te blijven. Neen: even
als de hertog en zijn raadsman allermeest
op eigen winst bedacht. De hertog deed alle
moeite, om met Spanje een handelscontract
te sluiten voor zijn onderdanen." In 1627
wordt het zoowaar geteekend. Een Spaansch
commissaris zal zich te Friedrichstadt vesti
gen, om te controleeren, of men zich houdt
aan 't contract. Wie wil handeldrijven met
Spanje moet eerst in 't bezit zijn van een'
reconciliatiebrief, ten teeken van verzoening.
Maar 't vlotte niet. Slechts weinige
reconciliatiebrieven werden uitgereikt. En de Duin
kerker kapers tastten toe bij de minste onre
gelmatigheid. Zoo spanden zij samen met den
onwilligen Spaanschen commissaris.
Daarbij kwam de oneenigheid in 't kleine
Friedrichstadt zelf. Om haar te fnuiken be
noemde de hertog een' stadhouder, Adolf van
de Wael, heer van Moersbergen, zur
unparteiischen Administrationderliebenjustiz",
1622. Na een reeks van conflicten laat, op
aandringen van de burgerij bij monde vooral
van den Remonstrantschen pastor
Grevinckhovius, de hertog den Spaanschgezinden stad
houder vallen en wordt Friedrichstadt een Hol
landsche regentenstad. Na Van Moersbergen
treedt weldra de veel benijde en miskende, ver
dienstelijke, maaraldieper in schulden verzon
ken Van de Wedde van het tooneel: waarlijk
Sonn' und Mond waren gegen ihn". Dan
valt de Spaansche commissaris Quirinus
Jansenius in ongenade en trekt naar Brussel,
om zijn zaak te bepleiten en niet meer
terug te keeren, 1638. 't Is een historie
van mislukkingen, voltooid toen de vrede
met Spanje werd gesloten en de reeds
sedert 't optreden van Frederik Hendrik niet
kon oprichten, maakte mevr. Smit, om onge
lukken te voorkomen, een leeren riem van
den wagen aan de ceintuur van baby vast.
Op een morgen klonk op eens een
vreeselijk gebrul. Mevrouw Smit snelde naar
buiten, ze meende de stem van haar kind
te hooren en ja, ze had goed gehoord,
want baby bungelde op zij van den wagen
tusschen hemel en aarde en schreeuwde van
belang. Matoem stond op het erf kalm de
kopjes te wasschen alsof er niets aan de
hand was. Jongen," zei mevrouw Smit
tegen hem, waarom vatte jij baby niet?"
Neen, mrs!" zei hij, ik wasch die
schotelgoed."
Truus! ik begrijp het niet," zei tante" Jo,
een vriendin van mevrouw Smit, meermalen
tot haar, ik begrijp het niet, dat je dien
jongen niet weg doet. Ja, mrs! ja, mrs!
ja, mrs!" anders hoor je niet en alles gaat
voetje voor voetje!''
Dan lachte mevrouw Smit en zei: ja, vlug
is hij niet, maar wat hij doet, is goed en
hij is niet brutaal."
Het was waar, voor een voortvarend mensch,
was het soms om tureluursch te worden.
Toen hij nog niet lang bij mevrouw Smit in
dienst was, zond ze hem op een middag
met een briefje naaf tante" Jo.
Uren bleef hij weg en toen mevrouw
Smit vroeg: was de mrs thuis?" was het
eenige antwoord: ja, mrs."
Waarom die bezorging zooveel tijd had
gekost, hoorde ze de volgende week van
tante" Jo zelf.
meer vervolgde Remonstranten weer naar
Holland konden terugkeeren, nu in volkomen
veiligheid.
Met veel talent heeft de schrijver ons dit
alles voor oogen gesteld. Hij boezemt ons
belangstelling in voor de stad aan de Eider,
waar de traditie van 't verleden nog leeft,
waar nog een kring van Remonstranten is
en een Remonstrantenhuis. Hijzelf de gees
telijke leidsman der Remonstranten. Zijn
schriftuur ziet er aantrekkelijk uit. Ze is
keurig verlucht met uitnemend bewerkte
illustraties. Een groot portret van Herzog
Friedrich III, der Gründer der Stadt Frie
drichstadt, 1621", prijkt tegenover het titel
blad.
Schenke de heer Pont aan zijne dankbare
medeburgers en zijne belangstellendene lezers
ook eenmaal 't vervolg van Friedrichstadt's
historie! Want gaarne willen wij weten,
hoe na de mislukking de herstelling, hoe
na de inzinking de wederoprichting gekomen
is, de volkomen wederoprichting van Frie
drichstadt tot eene Stadt des Friedens".
Amsterdam
H. A. VAN BAKEL
*
Een Islam-bestrijder
Lectuur over den Islam mag, zeker in onze
dagen en in ons land, op eenige belang
stelling aanspraak maken, vooral wanneer
zij populair is, d. w. z. zich tot het groote
publiek en niet tot vakgeleerden alleen richt
en afkomstig is van bevoegde, vak-geleerde
zijde.
Aan de beide laatste voorwaarden voldoet
het voor eenige maanden verschenen kleine
werk van den bekenden kenner van het
Mohammedanisme, Professor Martin
Hartmann, Fünf Vortrage ber den Islam" 1),
begin 1912 voor den Wissenschaftlichen
Zentralverein" te Berlijn gehouden, die zich
naar de schrijver in zijn woord vooraf mee
deelt tot het publiek in den breedsten zin
des woords' richten. Deze bestemming
geeft dan ook iemand uit het breede publiek,
die van het vak niets afweet, maar slechts
over eenige schoolkennis beschikt en veel
belang stelt in de huidige ontwikkeling der
wereld van den Islam, moed er een woord
over in 't publiek te zeggen. Populaire
werkjes mogen, wil het mij toeschijnen, ook
populair beschouwd worden.
Jammer genoeg, dit zij vooraf reeds ge
zegd, kan die beschouwing niet tot een
aanbeveling leiden. Jammer genoeg, omdat
er m. i. aan een populaire beschouwing van
bevoegde zijde over de geschiedenis, het
ontstaan en de toekomst van heel die ont
zaglijke menschengroep, die zich onder den
invloed van de Islamitische cultuur bevindt,
ook bij ons nog wel behoefte bestaat. De
problemen, waarom het hier gaat, zijn spe
ciaal voor ons land, dat, vergeten wij niet,
de tweede Mohammedaansche mogendheid
is 2), wat betreft het getal
onderdanenIslam-belijders, zeker gewichtig genoeg, dat
het groote publiek er eenige, ja wat meer
aandacht aan behoorde te schenken, dan het
tot nog toe gedaan heeft. En slechts een
vluchtig doorlezen van de berichten uit
Nederlandsch-lndië doet ons zien, hoe ook
in de Nederlandsche bezittingen het proces,
dat men misschien met den naam van de
Revolte van den Islam zou mogen aanduiden,
maar dat in ieder geval uit een diepgaande
transformatie en evolutie bestaat, zich duchtig
doet gelden.
Waarom dan zou ik Hartmann's werkje,
ondanks zijn populairen vorm en des schrij
vers competentie, tóch niet aan 't groote
publiek durven aanbevelen ?
Omdat, naar ik meen te kunnen aantoonen,
de geleerde Hartmann in zeer sterke mate
onderhevig is aan het gebrek, dat wij tegen
woordig bij zoovele vakgeleerden aantreffen,
van zich namelijk te zeer te bemoeien met
het tegenwoordige en actueele. Een gebrek,
zal men zeggen? Is het dan niet veeleer
een voordeel, ook voor de wetenschap,
wanneer zij zich niet in het ivoren torentje
der studeerkamer opsluit en slechts van
boeken leeft, maar zich integendeel frisch
en vroolijk mengt in het openbare
strijdgewoel, haar meeningen omtrent de actueele
dingen niet onder de korenmaat verbergt,
maar met het gezag, dat een grondige studie
der dingen haar verleent, op den strijd der
meeningen en het openbare leven invloed
zoekt te oefenen ? Hebben wij, speciaal in
ons land, niet genoeg voorbeelden van die
echte geleerden-typen, die gij schijnt te ver
kiezen, blind en doof voor de tegenwoordige
wereld, voor het woelende en bruisende
leven", zooals het wel genoemd wordt, en
1) Leipzig, Otto Wigand, 1912.
2) D. Trietsch, Deutschland und der Islam"
schat het aantal Mohammedaansche onder
danen van Groot-Brittanië (Egypte en Sudan
inbegrepen) op 87.5 millioen, waarop Neder
land met 33, China met 30, Frankrijk rnet
26, Rusland met 19.5, Turkije met 18.5 volgen.
Moet je begrijpen, Truus! ik kom in de
voorkamer en zie wel een kaffer tegen het
hek van de waranda staan, maar ik heb
nergens erg in. Ruim anderhalf uur later
kom ik weer voor en staat die kaffer er nog.
Ik stap op de waranda, kijk en denk, hij
lijkt wel wat op Matoem. Ben jij het
Matoem!" vraag ik Ja mrs.' zegt hij. Wat
kom jij hier maak?" Zonder een woord te
zeggen, staat hij een beetje te draaien en
haalt eindelijk je briefje voor den dag en
reikt mij dat heel voorzichtig aan een puntje
over blief, mrs!"
Neen, Truus als ik zoo'n boy had, werd
ik dol."
Jij hebt aan die hek op die mrs gewach?"
vroeg mevrouw Smit aan Matoem, toen
tante" Jo was vertrokken.
Ja, mrs!"
Als jij weer briefjes breng, moet jij aan
die achterdeur doen: tik! tik! tik!" Be
grijp jij?"
Ja, mrs!'
Mevrouw Smit hield het uit en werd niet
dol, ze had het zelfs beter dan haar vrien
din, want bijna iedere maand had die een
anderen boy; de een stal, de ander was
brutaal, een derde ging er van door. Eens
had ze een aardig picanientje, och, zoo'n
leuk jongetje, ze stak hem in een aardig
frisch pakje en... den volgenden dag
ging hij naar zijn ma, nooit zag ze hem
terug.
Meer dan een jaar was Matoem bij me
vrouw Smit in dienst, toen op een morgen