De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1913 30 maart pagina 2

30 maart 1913 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND 30 Maart '13. No. 1866 voor den arbeid der Zusters van Barm hartigheid en Pleegzusters voor de. Ar men; voor gevangenenbezoek en werk onder ontslagen gevangenen; voor afdeelingen tot opheffing van verwaar loosde kinderen; voor algemeene afdeelingen tot leniging der nood van de Armen; het werk onder uitgeworpen mannen en vrouwen; Landkolonie en Industrieele Inrichtingen; emigratie-hulp in noodzakelijke gevallen; opening van nieuwe afdeelingen in verband met onze verschillende takken van werk. Het is mogelijk, dat voor HeilslegerEvangelisatie en Zendingswerk, welke beide de maatschappij echter m. i. uitstekend ont beren kan, duizenden guldens noodig zijn. Wie wat voor de kerstening met Turksche trom, bekkens en halleluja-lawaai voelt, moet hier zeker voor offeren; doch voor de rest, het maatschappelijk werk betreffende, is geen geld noodig! Laat het publiek zijn giften afdragen aan waarlijke pleegzusters der armen, aan instellingen, welke inderdaad reclasseeren, enz. enz. Op welke slinksche wijzen het Leger des Heils zelfs gewoon is geld in te palmen, dat voor het Heilswerk op Java heet bestemd te zijn, blijkt uit het volgende: In de Strijdkreet van 22 Maart j.l. komt op pag. 4 een plaat voor, en op pag. 7 een artikel, waardoor de lezers met aandrang worden uitgenoodigd, zich te verloochenen" (d.w.z. van een flinke som geld afstand te doen!) ten behoeve van Java. Doch het L. d. H. op Java heeft, dank zij de Indische goedgeefschheid, zeer ruime inkomsten, en be halve dat het zei/onderhoudend is, zendt het nog een belangrijk deel van zijn baten naar het Internationaal Hoofdkwartier te Londen! Het ontgaat mij, waarom een dergelijke er gerlijke misleiding niet gelijk staat met op lichting en hare bedrijvers niet voor den strafrechter brengt! Deze wijze van geld ronselen is geen uitzondering, doch schering en inslag. Men neme slechts kennis van het volgende feit, dat mij werd meegedeeld door den voor zitter van een Voogdijraad: Een jongen had gestolen; de patroon gaf den diefstal niet aan, maar wilde den jongen helpen. Men besloot hem naar Canada te doen emigreeren en wendde zich tot het Leger des Heils, dat zoogenaamd emigratie hulp verleent en daarvoor (zie bovenstaand citaat) ook geldelijke steun vraagt. Doch 't Leger des Heils weigerde iets te doen zonder geld. Er werd geld bijeengezameld en de jongen werd door het L. d. H. uitge zonden naar Canada, doch voor hij vertrok moest hij een schuldbekentenis teekenen, waarin hij beloofde het Leger het bedrag van den overtocht terue te betalen. Dat ge schiedde om opbouwend te werken, opdat de jongen de zedelijke ^ verplichting zou voelen, het geld terug te geven... aan het Leger, dat op zijn beurt heel weinig zede lijke verplichting voelt, daar het den inzame laars hun bijdragen niet teruggeeft en zich voor een emigrant dus de kans op dubbele betaling verzekert, waar zij emigratie-/^//? aankondigt en er bovendien nog voor bedelt! De bezoeker van het Armbestuurte Amster dam, de bekende heer S. Slooten, heeft bij de emigratie van gezinnen meermalen de zelfde ervaring opgedaan en verklaarde zich bereid voor een commissie van onderzoek zijne ondervindingen nader te staven. * * * In een artikel, wemelend van verdacht makingen en ontwijkend op de voornaamste punten, antwoordde kommandant Ridsdel in De Telegraaf" van 6 Februari j.l. den heer Bianchi op zijn stuk van 29 Januari. De laatste had o. a. bezwaar gemaakt, dat een Engelsen accountant (John Clark), die officier van het Leger is en misleidender wijze zich tégen de gewoonte in niet als zoodanig tcekent, in zeven dagen de geheele Hollandsche legeradministratie onderzoekt en o.a. de gepubliceerde balansen goedkeurt. Tot mijn genoegen kan ik den heer Bianchi inlichten, waarom de man, die de Leger boekhouding onderzoekt, juist officier moet zijn. Het heeft een heel huishoudelijke, daarom niet minder bedenkelijke, reden: De financieele secretaris, de heer Vlas, heeft mij verzekerd, dat Clark als deskun? dige gebruikt wordt voor uitgaven, welke niet reglementair zijn en die tegenover den generaal verantwoord moeten worden".... Dat de officieren, die het verweer voor den heer Ridsdel schreven, (de kommandant spreekt en schrijft na vijf- a zesjarig verblijf in ons land geen woord Hollandsch en op het Hoofdkwartier is Engelsen de taal) eenigszins overmoedig waren door te schrijven (Tel. 6 Febr.): Ook zijn onze boeken voor ieder bevoegde ter inzage", bleek reeds uit het onderschrift bij mijn tweede artikel (De Amst. 9 Maart). Ik toonde daar aan, dat het accountantsonderzoek, in opdracht van het Leger zelf, een wassen neus is en zoolang geen Nederlandsch accountant verklaard heeft, dat de corps-boekhoudingen duidelijk en eerlijk zijn, dat de rfws/e-boeken een FEUILLETON FANNIUS EN MATOEM (Transvaalsche herinneringen) DOOR J. B. JURGENS II (Slot) Een goeden nieuwen kaffer te vinden viel nog niet mee. Na een paar dagen werd er 's morgens een gehuurd, maar die ging er 's middags al weer van door en daarna werd er weer een aangenomen, maar dat was vast een Masjanga, want hij was meer dan dom en buitengewoon vuil, hij stonk. Maar toen kwam er aan alle gesukkel een eind, doordat Matoemi, bij verkorting Matoem, in dienst kwam. Van uit de slaapkamer zag mevr. Smit twee boy's door de straat gaan, een groote en een kleine. Vlug stapte ze op de waranda en riep : Zoek je werk, boy !" Ik nie mrs", zei de grootste, maar hom". Kan hij goed werken ?" Ja, mrs, hij kan." Hoe heet je?" vroeg mevr. Smit aan den kleinste. Ja, mrs," was het antwoord. Hoe is jou naam ?" Vijf vingers gingen in de hoogte en daarbij klonken de woorden : shilling in de week?." Vragend keek mevr. Smit den grootste aan. Hij kan niet hoor, mrs,'' sprak deze. getrouwe afspiegeling zijn van de corps-boe ken, dat de boekhouding van alle maat schappelijke inrichtingen in orde is, dat de administratie en de boekhouding op het Hoofdkwartier in overeenstemming zijn met al de andere boekhoudingen, zoolang on derschrijf ik volkomen de meening van den heer Bianchi, die schrijft (Tel. 18 Febr.): Elk vakman zal het met mij eens zijn, dat een mensch met gezonde her senen aan de gepubliceerde administratie kan zien, dat deze niet dient om een duidelijk overzicht te geven, maar slechts om alles onduidelijk te maken!" BESLUIT: Dit is dan de organisatie, waarvan de gekrookte rietstaven en rockende vlaswieken de belofte vernemen, dat zij niet zullen worden gebroken en niet uitgebluscht indien zij waarlijk den beteren weg" op willen" (N. van Kol, Afdrukken van indruk ken"). Dit is de instelling, die zich het alleen recht van menschlievendheid en mededoogen heeft aangematigd al de jaren door, en die, nu zij reeds lang ontaard is, nog durft voeren de banier van toewijding en zelf verloochening! Doch we weten thans wat deze uiterlijke allure waard is en hoe het Leger des Heils, dat in zijn geschriften overvloeit van gods vrucht en menschenmin, slechts n principe kent, laat ik het in het Engelsch zetten: to make money. In, de praktijk komt dit principe neer op het hardvochtige: wij geven niets voor niets. Zelfs de kerstmaaltijden, het uitreiken van kerstmanden, enz., poovere ndags-liefdadigheid, waaraan het Leger zich met de uiterste wanhoop vastklemt en waarvoor het dan ook onbehoorlijk veel durft vragen en waarover het onbehoorlijk veel lawaai maakt, leveren voor andere, niet genoemde doel einden nog tamelijke saldo's op, om er niet eens van te spreken, dat van de kerstmaal tijden wansmakelijke kijkspellen worden ge maakt voor rijke en ongevoelige plegers van schijnbarmhartigheid. Mag voor het godsdienstig leven in Neder land het Leger des Heils iets beteekenen, wat ik zeer betwijfel, op het gebied van armenzorg, liefdadigheid en kinderverzorging beteekent het zeer, zér weinig; voor de bestrijding van bedelarij, dakloosheid, crimi naliteit doet het niets. Integendeel, door het stellen van welstandseischen, door zijn ge heele optreden dat slechts vermeerdering der geldelijke inkomsten beoogt, bevordert het n bedelarij, n dakloosheid n crimina liteit, en moeten andere vereenigingen het werk doen, waarvoor het L. d. H. grof wordt betaald ! In plaats van medewerkers ziet het Leger in andere instellingen, welke waarlijk lief dadigheid beoefenen en niet kapitaliseeren, gevaarlijke concurrenten en bestrijdt ze eerder dan dat het geneigd is samen te werken. Waar door gemeenschappelijk optreden iets groots tot stand komt, is altijd en overal het Leger des Heils afwezig. In Engeland onttrok het L. d. H. zich o.a. aan The Central association for the aid of discharged convicts1', een door de Engelsche regeering gestichte bond van groote patronage-vereenigingen, die beoogt de reclasseering van convicts" (gevangenen met drie of meer jaren straftijd). Wij moéten ons daarover niet verwonderen, daar het L. d. H. zich immers om de maat schappij niet bekommert dan om, nevens money, bekeerlingen te maken. Een oudofficier karakteriseert het geheele optreden van het Leger aldus: De godsdienst wordt gebruikt om goedgeloovigen te exploiteeren, die zich dan ook belangeloos afsloven voor het Leger, terwijl het maatschappelijk werk moet dienen als lokaas voor de meer gegoeden om de noodige (en onnoodige) money" te offeren." Er kan voor ons, Nederlanders, geen enkele reden zijn om deze afdeeling van een Engelsche commercieele instelling, filiaal, dat uit Londen wordt bestuurd en aan Londen verantwoording moet afleggen (in plaats van aan de Nederlandsche publieke opinie !), dat aan het hoofd heeft een kommandant die nauw schooljongens-Engelsch kan schrijven, dat voor het grootste gedeelte bestaat uit officieren, die onontwikkeld zijn en onopgevoed, dat een massa geld tot zich trekt, hetwelk door de eerste de beste filantropische inrichting beter en onder controle zou worden besteed, nog in eenigen vorm te steunen. De biljetten der zelfverloocheningsaanvrage en de bedelende officieren en cadetten zijn juist weer over Nederland los gelaten. Onder welk valsch voorgeven zij uw geld probeeren te sluiken, besprak ik in het eerste stuk van dit artikel. Men late zich toch niet immer en immer weer door dezen vermo genden beroepsbedelaar bedotten en geve niet meer aan een inrichting, die behoorde te verdwijnen, hoe eerder hoe liever. Laat het Leger des Heils zich desnoods wijden aan zijn geestelijken arbeid, zoo er Is hij doof?" Neen, mrs, zijn oor is goed, maar hij kom net nou van zijn ma, uit de kraal, hij kan mrs nie verstaan nie. ' Mrs denk dat jij doof is," zei hij. in het kaffers tegen zijn metgezel en toen begon deze tegen haar een verhaal waarvan zij tittel noch jota begreep. De grootste legde uit: Mrs, ik is zijn zwager, hij heeft nog nooit bij witmenschen gewerkt, hij is een goed boy, maar mrs. moet hem een bietje leer." De oudste kaffer, Samuel geheeten, boe zemde mevrouw Smit vertrouwen in en na eenige aarzeling besloot ze met het groene zwartje het te probeeren. Spijt heeft ze daar nooit van gehad, mocht ze Fannius graag, Ma toem kreeg geen minder plaatsje in haar hart. De eerste tijd vorderde veel van haar ge duld, het viel niet mee aan een jongen, die slechts enkele Hollandsche en Engelsche woorden kende, steeds duidelijk te maken wat zij wilde, maar Matoen was zeer gewil lig en oplettend. Buitengewoon langzaam was hij bij zijn werk, maar wat hij deed, deed hij goed. Hij hield van orde en regel en het kostte groote moeite hem er toe te krijgen om eenig werk te laten rusten en als de omstandigheden het eischten aan iets anders te beginnen. Soms gaf dit aanleiding tot eigenaardige tafereeltjes. Het dagelijksch program van Matoem was, nadat hij zich 's morgens degelijk gewasschen had: de kippen los laten en het hok uitvegen ; de waranda doen ; met den baas lieden gevonden worden die daarvoor geld over hebben, doch de praktische filantropie en de bestrijding van verschillende maat schappelijke euvelen dient het over te laten aan meer bevoegde en meer betrouwbare vereenigingen. Dan wordt tegelijkertijd het Nederlandsche publiek niet langer met mis leidende kunstgrepen bewerkt". Er worden pogingen gedaan om een commissie van onderzoek en controle samen te stellen, om de handelingen van het Leger des Heils nauwkeurig na te gaan, doch mijn sympathie kan slechts hebben een commissie van algeheele liquidatie! HESSEL JONGSMA (Deze artikelen worden, naar aanleiding van verscheiden verzoeken die mij gewerden binnenkort als brochure uitgegeven). IIIIIIIIMtllllllll F. PONT, Friedrichstadt a. d. Eider. Die hollandische Kolonisation an der Eider und die gottorpische Handels politik in den letzten dreissig Jahren des spanisch-niederlandischen Krieges. Ernst Klinger, Friedrichstadt, 1913. 't Is voorzeker een eigenaardige historie, die ons hier beschreven wordt: de historie van de Hollandsche kolonie in SleeswijkHolstein. Friedrich III, von Gottes Gnaden Erbe zu Norwegen, Herzog zu Schleswig-Holstein, etc. was een idealist, meer nog een fantast. Hij had gedroomd van rijkdom en macht, van handelsvloten, die de glorie van zijn rijk en zijn' naam zouden dragen over de zeeën, die de schatten van Oost en West zouden aanvoeren over de wateren van den Eiderstroom. En sedert was 't zijn eenig streven, dien droom werkelijkheid te doen worden. Hoe kon hij daarin slagen? Zijne rivieren, Eider en Treene, zouden de vloten wel dragen, maar er moest een veilige haven zijn. Er moest een stad verrijzen met ener gieke menschen, om die stad te doen bloeien. Nu wilde 't geluk, dat in 't nabije Holland door de synode van Dordrecht de vloek was uitgesproken over de aanhangers van Arminius. Met dien vloek beladen, beroofd van hun ambt om des geloofs wille, zwierven de arme Remonstranten her en der; leeraars, volgelingen, zoekende naar het oord hunner rust. Was 't wonder dat Friedrich III dacht aan hen ? 't Waren Hollanders, dat was aanbeveling genoeg. Zij moesten komen. Ze mochten een stad bouwen naar hun ideaal, een Hollandsche stad, met Hollandsch geld, met een Hollandsch republikeinsch regenten systeem. Als de handel maar zou gaan bloeien, dan was 't ideaal verwezenlijkt. De droom was bekoorlijk genoeg. De jonge vorst sympathiek. Zijn lof wordt hoogelijk verheven. In een begeleidend schrijven bij het octrooi van 1619, dat aan de vervolgde Remonstranten gastvrije wijkplaats biedt, heet hij: ein junger Fürst von blühender Mannhaftigkeit, der mit zahllosen Tugenden, wie Gottesfurcht, Gerechtigkeit, Fr mmigkeit, Genügsamkeit, Tüchtigkeit, Gutherzigkeit, Freundlichkeit, Liberalitat, etc. ausgestattet und geschmückt ist. Man wird seines Gleichen in seinem Alter er ist jetzt etwa zweiundzwanzig in den Reihen der Christenheit nicht finden." Niet minder roemt hem een lofgedicht: God heeft een Helt verweckt, die opent u sijn Lant: Een jonger Helt, maer out in wijsheit en verstant, Wiens Conincklijck gemoet in woorden ende daden Verwonderingh verweckt bij sijne wijse Raden. Een Helt, die sijnen tijt met ernst daartoe besteedt, Dat geenen vromen Christ geschiede eenich leedt. Die is met u beweecht. Die laet u self aenbieden, Dat ghij door sijne huid het quade meucht ontvlieden: Dat ghij door uwen vred' (den alderhoogsten Schat) Meucht bouwen in sijn lant een Vrederijcke-Stat. Een Stadt, die men regeer' nae Bataviersche Wetten, Die u Voorsaten heeft des Heeren Wet doen setten. Daer uwen Handel sij gantsch vrij en onverstoort, Met vrijen Godes-dienst, na Godts beschre ven Woort. Ook Vrijheit om in 't Lant weerom te meughe keere, naar de groentenmarkt gaan; ontbijten ; het ontbijt afwasschen ; het bad voor baby klaarmaken, enz. Op een morgen zei mevrouw Smit na het ontbijt: Matoem, mrs gaat uit; maak eerst die bad klaar voor die klein baasje en wasch dan die schotelgoed." Meteen ging ze naar de slaapkamer, legde schoone kleertjes neer voor haar baby en begon daarna het ventje uit te kleeden. Toen Matoem maar niet kwam, riep ze: Matoem, breng die bad!" Ja, mrs!" riep Matoem. Baby was op het flanelletje na uitgekleed en nog was het bad er niet. Verwonderd en wel wat ontstemd legde mevr. Smit haar kind op 't bed en stapte naar achteren. Dood bedaard stond Matoem een ontbijtbordje af te drogen. Jongen ! waarom breng jij die bad niet?" ja, mrs! net nou!" maar nog maakte hij geen aanstalten om het het water gereed te maken, en toen moest mevr. Smit hem aan het verstand brengen, dat zij hetoogenblikkelijk verlangde. Even later kwam nu het bad binnen. Ver stoord zei mevr. Smit tegen hem : Matoem is ondeugend, mrs zoo te laten wach en roep." Zijn eenig antwoord was: Mrs! jij maak mijn kop in de war!" Hij had zijn taak en wat er verder om hem gebeurde, ging hem niet aan. Na het bad ging baby dagelijks in den wagen op het erf een slaapje doen. Toen hij zoo oud was geworden, dat hij zich zelf Off 't Godt believen mocht het quaet daeruijt te weeren. Neemt acht op dese gunst, die u een Vorst bewijst, Wiens vroom oprecht gemoet hoogh' ende leege prijst. Die ghij door geenen dienst tot u hebt gaen verplichten, Maer is alleen beweecht door Goddelijck' Insichten: Waeruijt hij oock verhoopt door dees barmherticheijt 't Heijl van sijn eijgen Landt, als Godt heeft toegeseijt." Friedrich III vindt waarlijk een deelgenoot zijner idealen: Willem van Hoven, heer van de Wedde, Westerwolde en Blijham, is een even vurig idealist als hij. Nu beiden in de toekomst van den handel geloofden, want, eerlijk gezegd, was 't religieus motief ver nis! kon het niet anders of het zou gelukken. In 1621 wordt 't eerste huis gebouwd van Friedrichstadt. Onderhoudend is het, te lezen, hoe de Hollanders naar die, nog maar ont worpen, stad worden gelokt, 't Zal een zin delijke stad zijn, zoo heet het, met straten en grachten: berdies werden diese Einwohner in einer reinen Stadt wohnen, der man lobenswerte Privilegiën und Ordinationen, sowie gerade und luftige Strassen und Wasserwege geben wird, die man, zum grossen Vorteil und zur grossen Bequemlichkeit der Einwohner durch die ganze Stadt führen wird, was in den Stadten des Ostens recht selten ist". De kinderen zullen er geen ble Gewohnheiten des Fluchens und Schwörens" leeren, waartoe hen de Berührung mit den Kindern der Einwohner des Landes" brengen mocht. Voorwaar een paradijs, een Oostersch Paradijss tot troost in uw verdriet:" In summa: wat oijt -Pan off Ceres aan de Menschen Off oock Diana gaff, dat vint men daer na wenschen. Soo daer noch ijet ombreeckt, gelijck elck Lant ijet faelt, Daertoe hebt ghij die Zee, waerdoor ghij alles haelt". De Hollanders kwamen in matig getal. Zij bouwden huizen en sluizen, ze legden dijken aan en meren droog. Helaas, ondanks het advies van Jan Adriaan Leeghwater, toen dijkgraaf te Sleeswijk, zonder veel succes. Ook op handelsgebied werden de stoute idealen niet verwezenlijkt. Daar werd uit gevaren op haringvangst, maar de haringvisschers ontbeerden de bescherming van een vloot. Daar werd gedacht zelfs over walvischvangst, gedacht niet meer. Van de Wedde bouwt een steenfabriek, een zoutziederij. Later zal men connecties aanknoopen met Perzië voor den zijdehandel. Vooral was het de handel op Spanje, waaraan men zich zeer gelegen liet liggen: alweer echter een bron van verdriet en ellende. 't Was slim bedacht. Spanje deed den han del der Hollanders geweldig afbreuk, met behulp der Duinkerker kapers. Dat vonden de vervolgden, echte kooplui, nochtans een treurig ding, dat Spanje 't wel is waar vijandig Spanje, nu voor hun ondernemingen gesloten was. Maar ze konden t wel ver overen ! Via Friedrichstadt l Zij konden 't althans beproeven. En zoo zien wij dan ook, dat ze naar Friedrichstadt zich heen begeven, niet om er te blijven. Neen: even als de hertog en zijn raadsman allermeest op eigen winst bedacht. De hertog deed alle moeite, om met Spanje een handelscontract te sluiten voor zijn onderdanen." In 1627 wordt het zoowaar geteekend. Een Spaansch commissaris zal zich te Friedrichstadt vesti gen, om te controleeren, of men zich houdt aan 't contract. Wie wil handeldrijven met Spanje moet eerst in 't bezit zijn van een' reconciliatiebrief, ten teeken van verzoening. Maar 't vlotte niet. Slechts weinige reconciliatiebrieven werden uitgereikt. En de Duin kerker kapers tastten toe bij de minste onre gelmatigheid. Zoo spanden zij samen met den onwilligen Spaanschen commissaris. Daarbij kwam de oneenigheid in 't kleine Friedrichstadt zelf. Om haar te fnuiken be noemde de hertog een' stadhouder, Adolf van de Wael, heer van Moersbergen, zur unparteiischen Administrationderliebenjustiz", 1622. Na een reeks van conflicten laat, op aandringen van de burgerij bij monde vooral van den Remonstrantschen pastor Grevinckhovius, de hertog den Spaanschgezinden stad houder vallen en wordt Friedrichstadt een Hol landsche regentenstad. Na Van Moersbergen treedt weldra de veel benijde en miskende, ver dienstelijke, maaraldieper in schulden verzon ken Van de Wedde van het tooneel: waarlijk Sonn' und Mond waren gegen ihn". Dan valt de Spaansche commissaris Quirinus Jansenius in ongenade en trekt naar Brussel, om zijn zaak te bepleiten en niet meer terug te keeren, 1638. 't Is een historie van mislukkingen, voltooid toen de vrede met Spanje werd gesloten en de reeds sedert 't optreden van Frederik Hendrik niet kon oprichten, maakte mevr. Smit, om onge lukken te voorkomen, een leeren riem van den wagen aan de ceintuur van baby vast. Op een morgen klonk op eens een vreeselijk gebrul. Mevrouw Smit snelde naar buiten, ze meende de stem van haar kind te hooren en ja, ze had goed gehoord, want baby bungelde op zij van den wagen tusschen hemel en aarde en schreeuwde van belang. Matoem stond op het erf kalm de kopjes te wasschen alsof er niets aan de hand was. Jongen," zei mevrouw Smit tegen hem, waarom vatte jij baby niet?" Neen, mrs!" zei hij, ik wasch die schotelgoed." Truus! ik begrijp het niet," zei tante" Jo, een vriendin van mevrouw Smit, meermalen tot haar, ik begrijp het niet, dat je dien jongen niet weg doet. Ja, mrs! ja, mrs! ja, mrs!" anders hoor je niet en alles gaat voetje voor voetje!'' Dan lachte mevrouw Smit en zei: ja, vlug is hij niet, maar wat hij doet, is goed en hij is niet brutaal." Het was waar, voor een voortvarend mensch, was het soms om tureluursch te worden. Toen hij nog niet lang bij mevrouw Smit in dienst was, zond ze hem op een middag met een briefje naaf tante" Jo. Uren bleef hij weg en toen mevrouw Smit vroeg: was de mrs thuis?" was het eenige antwoord: ja, mrs." Waarom die bezorging zooveel tijd had gekost, hoorde ze de volgende week van tante" Jo zelf. meer vervolgde Remonstranten weer naar Holland konden terugkeeren, nu in volkomen veiligheid. Met veel talent heeft de schrijver ons dit alles voor oogen gesteld. Hij boezemt ons belangstelling in voor de stad aan de Eider, waar de traditie van 't verleden nog leeft, waar nog een kring van Remonstranten is en een Remonstrantenhuis. Hijzelf de gees telijke leidsman der Remonstranten. Zijn schriftuur ziet er aantrekkelijk uit. Ze is keurig verlucht met uitnemend bewerkte illustraties. Een groot portret van Herzog Friedrich III, der Gründer der Stadt Frie drichstadt, 1621", prijkt tegenover het titel blad. Schenke de heer Pont aan zijne dankbare medeburgers en zijne belangstellendene lezers ook eenmaal 't vervolg van Friedrichstadt's historie! Want gaarne willen wij weten, hoe na de mislukking de herstelling, hoe na de inzinking de wederoprichting gekomen is, de volkomen wederoprichting van Frie drichstadt tot eene Stadt des Friedens". Amsterdam H. A. VAN BAKEL * Een Islam-bestrijder Lectuur over den Islam mag, zeker in onze dagen en in ons land, op eenige belang stelling aanspraak maken, vooral wanneer zij populair is, d. w. z. zich tot het groote publiek en niet tot vakgeleerden alleen richt en afkomstig is van bevoegde, vak-geleerde zijde. Aan de beide laatste voorwaarden voldoet het voor eenige maanden verschenen kleine werk van den bekenden kenner van het Mohammedanisme, Professor Martin Hartmann, Fünf Vortrage ber den Islam" 1), begin 1912 voor den Wissenschaftlichen Zentralverein" te Berlijn gehouden, die zich naar de schrijver in zijn woord vooraf mee deelt tot het publiek in den breedsten zin des woords' richten. Deze bestemming geeft dan ook iemand uit het breede publiek, die van het vak niets afweet, maar slechts over eenige schoolkennis beschikt en veel belang stelt in de huidige ontwikkeling der wereld van den Islam, moed er een woord over in 't publiek te zeggen. Populaire werkjes mogen, wil het mij toeschijnen, ook populair beschouwd worden. Jammer genoeg, dit zij vooraf reeds ge zegd, kan die beschouwing niet tot een aanbeveling leiden. Jammer genoeg, omdat er m. i. aan een populaire beschouwing van bevoegde zijde over de geschiedenis, het ontstaan en de toekomst van heel die ont zaglijke menschengroep, die zich onder den invloed van de Islamitische cultuur bevindt, ook bij ons nog wel behoefte bestaat. De problemen, waarom het hier gaat, zijn spe ciaal voor ons land, dat, vergeten wij niet, de tweede Mohammedaansche mogendheid is 2), wat betreft het getal onderdanenIslam-belijders, zeker gewichtig genoeg, dat het groote publiek er eenige, ja wat meer aandacht aan behoorde te schenken, dan het tot nog toe gedaan heeft. En slechts een vluchtig doorlezen van de berichten uit Nederlandsch-lndië doet ons zien, hoe ook in de Nederlandsche bezittingen het proces, dat men misschien met den naam van de Revolte van den Islam zou mogen aanduiden, maar dat in ieder geval uit een diepgaande transformatie en evolutie bestaat, zich duchtig doet gelden. Waarom dan zou ik Hartmann's werkje, ondanks zijn populairen vorm en des schrij vers competentie, tóch niet aan 't groote publiek durven aanbevelen ? Omdat, naar ik meen te kunnen aantoonen, de geleerde Hartmann in zeer sterke mate onderhevig is aan het gebrek, dat wij tegen woordig bij zoovele vakgeleerden aantreffen, van zich namelijk te zeer te bemoeien met het tegenwoordige en actueele. Een gebrek, zal men zeggen? Is het dan niet veeleer een voordeel, ook voor de wetenschap, wanneer zij zich niet in het ivoren torentje der studeerkamer opsluit en slechts van boeken leeft, maar zich integendeel frisch en vroolijk mengt in het openbare strijdgewoel, haar meeningen omtrent de actueele dingen niet onder de korenmaat verbergt, maar met het gezag, dat een grondige studie der dingen haar verleent, op den strijd der meeningen en het openbare leven invloed zoekt te oefenen ? Hebben wij, speciaal in ons land, niet genoeg voorbeelden van die echte geleerden-typen, die gij schijnt te ver kiezen, blind en doof voor de tegenwoordige wereld, voor het woelende en bruisende leven", zooals het wel genoemd wordt, en 1) Leipzig, Otto Wigand, 1912. 2) D. Trietsch, Deutschland und der Islam" schat het aantal Mohammedaansche onder danen van Groot-Brittanië (Egypte en Sudan inbegrepen) op 87.5 millioen, waarop Neder land met 33, China met 30, Frankrijk rnet 26, Rusland met 19.5, Turkije met 18.5 volgen. Moet je begrijpen, Truus! ik kom in de voorkamer en zie wel een kaffer tegen het hek van de waranda staan, maar ik heb nergens erg in. Ruim anderhalf uur later kom ik weer voor en staat die kaffer er nog. Ik stap op de waranda, kijk en denk, hij lijkt wel wat op Matoem. Ben jij het Matoem!" vraag ik Ja mrs.' zegt hij. Wat kom jij hier maak?" Zonder een woord te zeggen, staat hij een beetje te draaien en haalt eindelijk je briefje voor den dag en reikt mij dat heel voorzichtig aan een puntje over blief, mrs!" Neen, Truus als ik zoo'n boy had, werd ik dol." Jij hebt aan die hek op die mrs gewach?" vroeg mevrouw Smit aan Matoem, toen tante" Jo was vertrokken. Ja, mrs!" Als jij weer briefjes breng, moet jij aan die achterdeur doen: tik! tik! tik!" Be grijp jij?" Ja, mrs!' Mevrouw Smit hield het uit en werd niet dol, ze had het zelfs beter dan haar vrien din, want bijna iedere maand had die een anderen boy; de een stal, de ander was brutaal, een derde ging er van door. Eens had ze een aardig picanientje, och, zoo'n leuk jongetje, ze stak hem in een aardig frisch pakje en... den volgenden dag ging hij naar zijn ma, nooit zag ze hem terug. Meer dan een jaar was Matoem bij me vrouw Smit in dienst, toen op een morgen

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl